Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Deuteronomium 19

Vrijsteden

19 ‘Wanneer de Here, uw God, de volken heeft vernietigd van wie u het land zult innemen, en u in hun steden en huizen woont, 2,3 moet u drie steden aanwijzen als vrijsteden. Zo kan iemand die onopzettelijk een ander heeft gedood, zichzelf in veiligheid brengen. Verdeel het land in drie gebieden, met in elk gebied een vrijstad. Zorg ervoor dat de wegen naar die steden in goede staat verkeren. Ik noem u een voorbeeld van iemand die zijn naaste per ongeluk doodt, dus zonder hem te haten, en die dan naar een van deze steden kan vluchten. Als iemand met zijn buurman het bos in gaat om hout te hakken en het blad van de bijl schiet van de steel en doodt de buurman, kan hij naar een van de vrijsteden vluchten. Hij zal daar veilig zijn 6,7 voor eventuele wrekers van de dode. De drie vrijsteden moeten verspreid liggen, zodat er altijd één in de buurt ligt. Anders zou de wreker de onschuldige dader kunnen inhalen en hem doden, zonder dat die de doodstraf heeft verdiend omdat hij zijn buurman niet met opzet heeft gedood. Als de Here uw land vergroot, zoals Hij uw voorouders heeft beloofd, en Hij u al het land geeft dat Hij heeft beloofd (of Hij dat zal doen, hangt af van uw gehoorzaamheid aan deze geboden die eisen dat u de Here, uw God, zult liefhebben en op zijn wegen zult wandelen), dan moet u daar drie extra vrijsteden aan toevoegen. 10 Zo zult u voorkomen dat in uw land onschuldigen worden gedood en zult u niet verantwoordelijk worden gesteld voor onrechtvaardig bloedvergieten. 11 Maar als iemand zijn naaste haat en hem vanuit een hinderlaag bespringt en vermoordt en daarna naar een van de vrijsteden vlucht, 12 dan zullen de leiders van zijn woonplaats hem daar laten ophalen en hem overleveren aan de wreker van de dode, zodat die hem kan doden. 13 Heb geen medelijden met zo iemand! Zo bevrijdt u zich van de bloedschuld die op Israël rust en dan het zal goed met u gaan.

14 Als u aankomt in het land dat de Here, uw God, u geeft, steel dan geen land van uw buurman door stiekem de grenspalen te verplaatsen die zijn voorouders volgens hun rechtmatig erfdeel hebben geplaatst. 15 Veroordeel niemand op grond van de uitspraak van slechts één getuige. Er moeten minstens twee of drie getuigen zijn. 16 Als iemand een vals getuigenis aflegt en zegt dat hij iemand anders iets strafbaars zag doen terwijl dat niet waar is, 17 moeten beide mannen voor de priesters en rechters worden gebracht die op dat moment dienst doen voor de Here. 18 Zij moeten zorgvuldig worden ondervraagd en als blijkt dat de getuige liegt, 19 zal zijn straf dezelfde zijn als die hij de andere man toewenste. Op die manier zult u het kwaad uit uw midden wegdoen. 20 Wie ervan horen, zullen dan wel oppassen dat ze geen leugens vertellen als zij moeten getuigen. 21 U mag geen medelijden hebben met een valse getuige. Hierbij geldt: leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.’

Psalmen 106

106 Halleluja! Prijs de Here.
Hij is een goede God,
want zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.
Zou er iemand zijn
die alle goede daden van de Here
kan omschrijven?
Die Hem alle eer kan brengen
waarop Hij recht heeft?
Gelukkig zijn de mensen
die rechtvaardig leven,
die altijd eerlijk en oprecht optreden.
Denk toch aan mij, Here.
U houdt immers van uw volk?
Red mij!
Dan zal ik alle zegeningen
die U voor uw volk hebt weggelegd,
ook mogen zien.
Dan kan ik mij met uw volk verheugen
en dankbaar zijn met het land
dat U ons hebt gegeven.
Net als onze voorouders
hebben wij heel erg gezondigd.
Wij hebben niet geleefd en gehandeld
volgens uw wil.
Onze voorouders in Egypte
hechtten geen waarde aan uw wonderen.
Zij dachten niet
aan de zeer vele zegeningen
waarmee U hen overlaadde.
Integendeel,
zij kwamen tegen U in opstand bij de Rietzee.
God verloste hen echter toch,
ter wille van zijn eigen naam.
Zo werd zijn grote kracht zichtbaar.
Hij had de macht over die Rietzee
en maakte er een droge weg doorheen.
Zo liepen zij door die watermassa
alsof het een woestijn was.
10 God verloste zijn volk
uit de macht van hun achtervolgers,
11 die overspoeld werden door het water van de Rietzee:
niemand van hen bleef in leven.
12 Toen pas geloofden zij Hem op zijn woord,
zij zongen lofliederen voor Hem.
13 Maar al gauw vergaten zij weer
wat Hij allemaal had gedaan,
zij vroegen God niet om raad.
14 Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijn
en zo daagden zij God uit daar in die woestenij.
15 Zij kregen van Hem wat zij wilden,
maar een deel van het volk kwam om.
16 In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron,
die door de Here waren uitgekozen.
17 De aarde ging open en Datan werd verzwolgen,
en met hem ook Abiram
en degenen die met hem gezondigd hadden.
18 Het vuur verbrandde allen die God hadden uitgedaagd.
19 Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf,
zij knielden ervoor neer alsof het een god was.
20 God, de Allerhoogste, ruilden zij in
voor een beeld van een grasetende koe!
21 Zij vergaten God,
die hen uit Egypte had bevrijd
en daarvoor grote wonderen had verricht,
22 al die prachtige wonderen in Egypte
en bij de Rietzee.
23 Op dat moment nam de Here Zich voor
hen te vernietigen.
Maar Mozes, zijn vriend,
kwam voor hen tussenbeide
en voorkwam het.
24 Het prachtige land waar zij naar toe gingen,
verwierpen zij
en ze geloofden niet wat God had gezegd.
25 Zij mopperden in hun tenten
en luisterden niet naar wat de Here zei.
26 Toen werd Hij werkelijk toornig
en zwoer een eed
dat Hij hen allemaal
in de woestijn zou laten sterven.
27 Ook hun nageslacht
zou Hij uiteindelijk
onder vreemde volken laten sterven,
hen wegvoeren naar vreemde landen.
28 Toen zij Baäl-Peor gingen aanbidden
en zelfs de offers van doden aten.
29 Toen zij Hem uitdaagden en kwetsten
door alles wat zij deden,
brak er een plaag uit.
30 Maar de priester Pinechas kwam naar voren,
vond de schuldigen en strafte hen.
Toen hield de plaag ook op.
31 Deze goede daad van hem is nooit vergeten,
altijd zal God Zich dit blijven herinneren.
32 Bij het water van Meriba maakten
de Israëlieten Hem opnieuw boos.
Door hun schuld ging Mozes ook zondigen.
33 Zij waren opstandig tegen de Geest van God
en zonder nadenken sprak hij toen.
34 Ook roeiden zij de volken
die in het land woonden niet allemaal uit,
hoewel de Here dat toch duidelijk had bevolen.
35 In plaats daarvan lieten zij zich in
met die heidense volken
en namen dingen van hen over.
36 Zij dienden hun afgoden
en dat werd uiteindelijk hun ondergang.
37 Hun zonen en dochters offerden zij
aan de boze geesten.
38 Zo vloeide het onschuldige bloed
van hun eigen kinderen.
Zij offerden hen aan de afgoden van het land Kanaän
en het land werd ontheiligd door deze bloedschuld.
39 Door alles wat zij deden,
verontreinigden zij zich voor God.
Door wat zij deden,
pleegden zij overspel:
zij verlieten God en volgden de afgoden.
40 Toen brandde de toorn van de Here tegen hen los.
Hij walgde van zijn volk en hun land.
41 Daarom gaf Hij hen over
in de macht van vreemde volken,
hun vijanden overheersten hen.
42 Zij zuchtten onder de verdrukking
en overmacht van hun tegenstanders.
43 Zo redde God hen vele keren,
maar zij bleven hun eigen weg gaan.
Uiteindelijk was er geen redden meer aan.
44 Telkens echter wanneer God hun onderdrukking zag
en hun kermen hoorde,
45 herinnerde Hij Zich zijn verbond met hen.
Dat was in hun voordeel.
Dan kreeg God,
in zijn grote goedheid en trouw,
medelijden met hen.
46 Steeds vonden zij Hem
en warmden zich aan zijn liefde en vergeving.
Hun ontvoerders stuurden hen zelfs
weer terug naar hun land.
47 Bevrijd ons, Here!
U bent onze God.
Breng ons weer bij elkaar uit alle landen
waarheen wij zijn weggevoerd.
Dan kunnen wij weer met elkaar
uw heilige naam prijzen
en U alle eer brengen.
48 De Here, de God van Israël,
komt alle eer toe!
Van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Laat het hele volk
dat bevestigen en ‘amen’ zeggen.
Prijs de Here!

Jesaja 46

De afgodsbeelden van Babel

46 De afgodsbeelden van Babel, Bel en Nebo, worden op wagens weggevoerd! Maar kijk! De trekdieren struikelen! De wagen slaat om en de beelden vallen op de grond! Is dat het beste wat zij kunnen? Die goden konden hun eigen beelden niet redden, ze zijn in gevangenschap weggesleept.

Luister naar Mij, alle Israëlieten die zijn overgebleven, Ik heb u geschapen en sinds uw geboorte voor u gezorgd. Uw leven lang zal Ik uw God zijn. Ook al wordt uw haar grijs van ouderdom, Ik maakte u en Ik zal voor u zorgen. Ik zal u voorthelpen en uw redder zijn. Met wie in de hele hemel en op de hele aarde ben Ik te vergelijken? Wie kunt u vinden die gelijk is aan Mij? Zij die veel geld uit hun buidel schudden en een massa zilver kunnen afwegen, huren een goudsmid en betalen zich arm om een god te laten maken! Dan vallen zij op hun knieën en aanbidden hem! Op hun schouders dragen zij hem rond en als zij hem ergens neerzetten blijft hij daar, want hij kan zich niet bewegen! En als iemand tot hem bidt komt er geen antwoord, want die god kan hem niet uit zijn problemen helpen. Vergeet dit niet, u die van de levende God bent afgevallen, en neem het ter harte. En vergeet ook niet hoe vaak Ik u overduidelijk heb verteld wat in de toekomst ging gebeuren. Want Ik ben God, Ik alleen, en er bestaat geen ander zoals Ik. 10 Ik verkondig u van het begin af aan de afloop van wat er gebeuren gaat. Wat Ik heb bepaald, zal gebeuren zoals Ik heb besloten. 11 Ik zal die snelle roofvogel uit het oosten roepen, de man die Ik heb verkoren, die van ver komt. Hij zal komen en doen wat Ik zeg. 12 Luister naar Mij, koppige mannen die u verre houdt van mijn heil. 13 Want Ik bied u mijn verlossing aan. Niet in de verre toekomst, maar nu! Ik sta klaar om u te redden. Jeruzalem zal Ik verlossen en Israël weer in luister herstellen.

Openbaring 16

De zeven engelen

16 Ik hoorde een stem uit de tempel die de zeven engelen het bevel gaf: ‘Ga de zeven schalen met Gods toorn uitgieten over de aarde.’

De eerste engel verliet de tempel en goot zijn schaal over de aarde uit. De mensen die het merkteken van het beest hadden en zijn beeld aanbaden, kregen vreselijke, kwaadaardige zweren. De tweede engel goot zijn schaal over de zee uit. Het zeewater veranderde in bloed als van een dode en alles wat in de zee leefde, ging dood. De derde engel goot zijn schaal uit over de rivieren en de waterbronnen en al het water werd bloed. Ik hoorde de engel van het water zeggen: ‘Rechtvaardige God, die is en die was, het is goed dat U deze oordelen over de wereld laat komen. Nu krijgen de mensen die het bloed van uw kinderen en profeten vergoten hebben, bloed te drinken. Dat is hun verdiende loon.’ En ik hoorde het altaar zeggen: ‘Ja, Here, Almachtige God, Heerser over alles, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig.’ De vierde engel goot zijn schaal uit over de zon, die de mensen met haar vuur moest verbranden. De mensen verbrandden door de grote hitte. Maar in plaats van zich te bekeren en God alle eer te geven, vervloekten zij Hem die de macht over de plagen heeft. 10 De vijfde engel goot zijn schaal uit over de troon van het beest, waardoor het in het koninkrijk van het beest vreselijk donker werd. De mensen hadden zoʼn pijn dat ze op hun tong beten. 11 Zij vervloekten de God van de hemel vanwege hun pijn en hun zweren in plaats van hun slechte leven vaarwel te zeggen en hun redding bij God te zoeken. 12 De zesde engel goot zijn schaal over de grote rivier de Eufraat uit. Het water droogde op en maakte zo de weg vrij voor de koningen uit het oosten.

13 Toen zag ik uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie boze geesten komen. Zij zagen eruit als kikkers. 14 Het waren duivelse geesten, die opmerkelijke dingen deden. Zij gingen alle koningen van de aarde langs om hen bijeen te brengen voor de oorlog op de grote dag van de Almachtige God.

15 ‘Ik kom als een dief in de nacht. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn kleren aanhoudt. Hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen.’

16 En de drie geesten brachten de koningen en hun legers bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.

17 De zevende engel goot zijn schaal in de lucht uit. Een stem riep vanaf de troon in de tempel: ‘Het heeft zich allemaal voltrokken!’ 18 Het begon te bliksemen, te rommelen en te donderen en er kwam een enorme aardbeving, zoals er nog nooit was geweest, zolang er mensen op aarde wonen. Zo hevig was de aardbeving. 19 De grote stad Babylon scheurde in drie stukken en de andere steden van de wereld veranderden in puinhopen. God was niet vergeten wat het grote Babylon allemaal had misdaan. Zij moest de beker met de wijn van de grimmige toorn van God tot op de bodem leegdrinken. 20 Alle eilanden verdwenen en van de bergen was niets meer te zien. 21 Daarna begon het vreselijk te hagelen, loodzware hagelstenen kwamen op de mensen neer. Het was een verschrikkelijke ramp en de mensen vervloekten God.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.