Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
1 Koningen 4-5

De regering van Salomo

Koning Salomo regeerde dus over heel Israël. Hier volgt een lijst van de mannen die onder zijn leiding het land Israël bestuurden: Azarja, de zoon van Zadok, was hogepriester, Elihoref en Ahia, zonen van Sisa, waren secretarissen; Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; Benaja, de zoon van Jojada, was opperbevelhebber van het leger; Zadok en Abjathar waren priesters; Azarja, de zoon van Nathan, was belast met het toezicht op de ambtenaren; Zabud, de zoon van Nathan, was de priester en een goede vriend van de koning; Ahisar had de leiding over de hofhouding; Adoniram, de zoon van Abda, stond aan het hoofd van de belastingen.

Er waren ook nog twaalf ambtenaren aan Salomoʼs hof verbonden die ervoor moesten zorgen dat het volk voedsel leverde voor de hofhouding. Ieder van hen regelde die voedselleveringen voor een bepaalde maand van het jaar. 8-19 De namen van deze twaalf ambtenaren waren: Ben-Hur, die het heuvelgebied van Efraïm onder zich had; Ben-Deker, met onder zich Makaz, Saälbim, Bet-Semes en Elon-Bet-Hanan; Ben-Hesed, met onder zich Aruboth, Socho en het land Chefer; Ben-Abinadab, met onder zich het heuvelgebied van Dor. Deze jongeman trouwde bovendien met Salomoʼs dochter Tafath; Baäna, de zoon van Ahilud, met onder zich Taänach, Megiddo, geheel Bet-Sean, dichtbij Sartana ten zuiden van Jizreël en heel het gebied van Bet-San tot Abel-Mehola, dat zich uitstrekte tot aan Jokmeam; Ben-Geber, met onder zich Ramot in Gilead, inclusief de dorpen van Jaïr, de zoon van Manasse, in Gilead, en het gebied van Argob in Basan, waartoe ook zestig ommuurde steden behoorden met koperen grendels op hun poorten; Ahinadab, de zoon van Iddo, met Machanaïm onder zich; Ahimaäz, die met Basemat trouwde, een van Salomoʼs dochters, had het gebied van Naftali onder zich; Baäna, de zoon van Husai, had de gebieden van Aser en Aloth onder zich; Josafat, de zoon van Paruah, was verantwoordelijk voor Issachar; Simi, de zoon van Ela, had het gebied van Benjamin onder zich; Geber, de zoon van Uri, was ten slotte verantwoordelijk voor Gilead, inclusief de gebieden van koning Sichon van de Amorieten en koning Og van Basan. Hij was de enige hooggeplaatste ambtenaar in dat gebied. 20 Israël en Juda vormden in deze periode een rijke en dichtbevolkte staat, waar tevredenheid heerstte.

21 Koning Salomo regeerde over het hele gebied tussen de Eufraat en het land van de Filistijnen en in zuidelijke richting tot aan de Egyptische grens. De overwonnen volken in die gebieden betaalden Salomo belasting en bleven hem zijn hele leven dienen. 22 De dagelijkse hoeveelheden voedsel die nodig waren voor het paleis bedroegen: vijfenzeventighonderd liter fijn meel, vijftienduizend liter gewoon meel, 23 tien gemeste runderen, twintig stuks vee uit de weide, honderd schapen en ook nog herten, gazellen, damherten en gemeste ganzen. 24 Zijn grondgebied strekte zich uit over alle koninkrijken ten westen van de Eufraat, van Tifsah tot Gaza. En in dat hele gebied heerste vrede. 25 Gedurende het leven van Salomo heersten vrede en veiligheid in Israël en Juda en iedereen genoot van de opbrengsten van het land.

26 Salomo bezat veertigduizend tuigpaarden en had twaalfduizend wagenmenners in dienst. 27 Elke maand zorgden de belastingambtenaren stipt voor voedsel voor koning Salomo en zijn gasten 28 en voor het gerst en stro dat in de koninklijke stallen nodig was.

29 God gaf Salomo grote wijsheid en veel begrip. Bovendien was hij een man met een brede belangstelling. 30 Als het erop aankwam, was hij wijzer dan alle wijzen uit het oosten, inclusief die uit Egypte. 31 Hij was nog wijzer dan de Ezrahiet Ethan en Heman en Mahols zonen Kalkol en Darda. Hij was een beroemdheid in alle omringende landen. 32 Hij was de maker van drieduizend gezegden en schreef in totaal duizendvijf liederen. 33 Verder had hij veel belangstelling voor de natuur en interesseerde hij zich voor beesten, vogels, reptielen, vissen en bomen, van de grote ceders uit de Libanon tot de kleine hysop die in scheuren in de muur groeit. 34 En koningen van vele landen stuurden hun ambassadeurs naar hem toe om hem om raad te vragen.

De voorbereidingen voor de tempel

Koning Hiram van Tyrus was altijd al een groot bewonderaar en vriend van David geweest. Toen hij hoorde dat Davids zoon Salomo de nieuwe koning van Israël was geworden, stuurde hij ambassadeurs om zijn felicitaties en de beste wensen over te brengen. 2,3 Salomo antwoordde met een voorstel over de tempel van de Here die hij wilde bouwen. ‘Mijn vader David,’ zo legde Salomo koning Hiram uit, ‘was niet in staat zoʼn tempel te bouwen wegens de talloze oorlogen die hij moest voeren en omdat hij wachtte tot de Here hem vrede gaf.’ ‘Maar nu,’ zo deelde Salomo Hiram mee, ‘heeft de Here, mijn God, mij aan alle kanten vrede gegeven, ik heb geen last van buitenlandse vijanden of binnenlandse opstanden. Daarom ben ik van plan een tempel te bouwen voor de Here, mijn God, precies zoals Hij mijn vader heeft gezegd dat ik zou doen. Want de Here zei tegen hem: “Uw zoon, die Ik op uw troon zal plaatsen, zal een tempel voor Mij bouwen.” Nu wil ik u vragen of u mij bij deze onderneming kunt helpen. Stuur uw houthakkers naar de bergen van de Libanon om cederhout voor mij te kappen, dan zal ik mijn mannen naar hen toesturen om daarbij te helpen. Ik zal uw mannen de lonen betalen die zij vragen, want u weet dat niemand in Israël zoveel verstand heeft van houthakken als de Sidoniërs!’

Hiram was erg blij met de boodschap van Salomo. ‘Geprezen zij de Here dat Hij David zoʼn wijze zoon heeft gegeven om koning te zijn van het grote volk Israël,’ zei hij. Toen stuurde hij Salomo het volgende antwoord: ‘Ik heb uw boodschap ontvangen en zal graag aan uw wens voldoen. Ik zal voor zowel cederhout als cipressenhout zorgen. Mijn mannen zullen het hout van de Libanon naar de Middellandse Zee brengen en er vlotten van bouwen. Wij zullen ze langs de kust vervoeren naar de plaats waar u ze wilt hebben. Daar aangekomen, halen wij de vlotten weer uit elkaar en leveren wij het hout af. U kunt mij betalen met voedsel voor mijn hofhouding.’ 10 Zo bezorgde Hiram Salomo zoveel cederhout en cipressenhout als hij nodig had 11 en in ruil daarvoor stuurde Salomo hem een jaarlijkse betaling van vijf miljoen liter tarwe voor zijn hofhouding en vijfduizend liter pure olijfolie.

12 Zo gaf de Here Salomo grote wijsheid, zoals Hij had beloofd. En Hiram en Salomo sloten een vriendschapsverdrag.

13 Toen riep Salomo uit heel Israël dertigduizend arbeiders op 14 en stuurde hen in groepen van tienduizend man per maand naar de Libanon. Iedere man was dus één maand in de Libanon en twee maanden thuis. Adoniram was belast met de leiding over deze grote onderneming. 15,16 Salomo had in de heuvels van de Libanon ook nog eens zeventigduizend dragers, tachtigduizend steenhouwers en drieëndertighonderd voormannen aan het werk. 17 De steenhouwers hakten grote steenblokken van een waardevolle kwaliteit uit, die moesten dienen als fundamenten voor de tempel. 18 De Giblieten hielpen de mannen van Hiram en Salomo bij het op maat hakken van de boomstammen en het pasklaar maken van de kostbare steenblokken voor de bouw van de tempel.

Efeziërs 2

Christus is onze vrede

Ook u bent door Hem tot leven geroepen, u, die eigenlijk al dood was, omdat u niet leefde zoals God wilde. U liep met de grote massa van deze wereld mee en deed dezelfde slechte dingen als zij. U gehoorzaamde de duivel, de leider en vorst van de geestelijke machten in de lucht, die nu nog actief is in de mensen die God ongehoorzaam zijn.

Zo was het ook met ons. Wij hebben allemaal aan onze slechte begeerten toegegeven. Wij hebben allemaal gedaan wat ons egoïsme ons ingaf. Door naar onze eigen natuur te leven, waren wij van nature onderworpen aan Gods toorn. Maar Gods liefde voor ons is zo groot dat Hij ons volledig gratie heeft verleend, zelfs al waren wij door onze overtredingen dood voor Hem. Hij heeft ons samen met Christus levend gemaakt! Wat een genade! Dat u gered bent, is enkel en alleen genade van God. Hij heeft ons, die één met Jezus Christus zijn, samen met Hem levend gemaakt en ook met Hem een plaats in de hemel gegeven. Door in de persoon van Jezus Christus zo goed voor ons te zijn, heeft God voor altijd laten zien hoe oneindig groot zijn goedheid is. Door uw geloof in Hem bent u gered en dat komt door zijn genade. Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben. 10 God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild.

11 Vergeet niet dat u van geboorte niet bij het volk van God hoort. De Joden noemen u minachtend de onbesnedenen. Dat besneden-zijn van hen betekent overigens niets meer dan dat er een snee in hun lichaam is gemaakt. 12 U leefde vroeger in elk geval zonder Christus en u stond volledig buiten de gemeenschap van Gods volk. De beloften die God had gedaan, golden toen nog niet voor u. U leefde zonder hoop en zonder God. 13 Maar nu u één met Christus bent, is er geen afstand meer tussen Gods volk en u. Doordat Christus zijn leven en zijn bloed voor u heeft gegeven, bent u dichtbij gekomen. 14 Want Hijzelf is onze vrede. Hij heeft u en ons tot één volk gemaakt door de muur van vijandschap die tussen ons in stond, af te breken. 15 Door voor ons te sterven, heeft Christus de wet, die de oorzaak van de scheiding was, buiten werking gesteld. Hij bracht de twee tegenstanders bij elkaar door hen tot een deel van Zichzelf te maken. Hij smeedde de twee, Jood en niet-Jood, samen tot één persoon en toen was er vrede. 16 Nu wij tot hetzelfde lichaam behoren, is de vijandschap verdwenen, want wij zijn allebei met God verzoend. Door het kruis is er een einde aan de tegenstelling gekomen.

17 Jezus kwam met het goede nieuws dat het vrede was, zowel voor u die ver van God was, als voor ons die dichter bij Hem leefden. 18 Door wat Jezus heeft gedaan, mogen wij, Joden en niet-Joden, vrij bij de Vader komen, in één Geest. 19 Voor God bent u nu geen vreemdelingen of buitenlanders meer, nee, u hebt dezelfde rechten als de Joodse christenen. U hoort nu ook bij het volk van God, bij zijn gezin. 20 U staat zo vast als een huis op de fundering van de apostelen en profeten en de belangrijkste steen, de hoeksteen, is Jezus Christus Zelf. 21 Hij houdt het hele gebouw bijeen. Wij vormen samen met Hem een heilige tempel voor God, een tempel die steeds groter wordt. 22 Ook u wordt door de Geest in dit gebouw, in dit huis van God, ingevoegd.

Ezechiël 35

Het lot van de inwoners van Edom

35 1,2 Opnieuw kwam er een boodschap van de Here. Hij zei: ‘Mensenzoon, kijk in de richting van de berg Seïr en klaag de inwoners van Edom aan met de woorden: de Oppermachtige Here zegt: “Ik keer Mij tegen u en zal u met mijn vuist neerslaan en volledig vernietigen. 4,5 Omdat u mijn volk Israël haat, zal Ik uw steden verwoesten en u tot een onbewoonbaar gebied maken. Dan zult u weten dat Ik de Here ben. U bent altijd al vijanden van Israël geweest en hebt hen overgeleverd aan oorlogsgeweld toen er met Israël werd afgerekend. Zo waar Ik leef,” zegt de Oppermachtige Here, “omdat u zo graag bloed ziet vloeien, zal Ik u een bloedbad geven maar dan wel van uw eigen bloed! Ik zal de bewoners van de berg Seïr totaal uitroeien. En allen die proberen te ontsnappen of die terugkeren, zullen ook omkomen. Ik zal uw bergen vullen met doden, uw heuvels en dalen zullen zijn gevuld met de slachtoffers van het zwaard. U zult nooit meer herleven. Voor altijd zult u verlaten liggen, uw steden zullen nooit meer worden herbouwd. Dan zult u weten dat Ik de Here ben.

10 Want u zei: ‘Ik zal zowel Israël als Juda in handen krijgen. Wij zullen ze veroveren. Wat kan het ons schelen dat God daar is!’” 11 Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Zo waar Ik leef, Ik zal uw wandaden beantwoorden met mijn toorn, Ik zal u al uw jaloezie en haat betaald zetten. En Ik zal mijn naam in Israël eer aandoen door wat Ik met u doe. 12,13 En u zult erachter komen dat Ik elk kwaad woord dat u tegen het bergland van Israël hebt geuit, heb gehoord. ‘Zijn volk is hulpeloos, we kunnen het nu zonder gevaar opslokken,’ zei u in uw grootspraak tegen de Here. En Ik heb alles gehoord! 14 De hele wereld zal blij zijn als Ik u in een wildernis verander. 15 U had plezier om Israëls lot. Maar nu zal Ik Mij verheugen over het uwe! Uw land zal een woestijn worden. U zult worden weggevaagd, volk van het Seïrgebergte en alle inwoners van Edom! Dan zult u moeten erkennen dat Ik de Here ben!”’

Psalmen 85

85 Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.

U bent altijd goed geweest voor uw land, Here.
U hebt het volk van Jakob uit de ellende gered.
U hebt de zonden van het volk vergeven en bedekt.
U hebt uw verontwaardiging laten varen
en U afgekeerd van uw grote toorn.
Bevrijd ons nu weer, o God,
U bent onze verlosser.
Laat uw weerzin tegen ons varen.
Blijft U altijd tegen ons?
Geldt uw toorn ook voor alle komende geslachten?
Wilt U ons volk weer tot leven brengen,
zodat alle mensen over U kunnen juichen?
Och Here, laat uw goedheid en trouw toch zien,
verlos ons.
Ik wil luisteren naar wat de Here God zegt.
Hij spreekt over vrede tot de Israëlieten
en tot allen die bij hen horen.
Maar zijn oordeel wacht hun,
als zij zich weer van Hem afkeren.
10 Het is werkelijk waar dat Hij mensen bevrijdt
die ontzag voor Hem hebben.
Waar zij wonen, heerst vrede en geluk.
11 Daar komt men goedheid, liefde en trouw tegen.
Er heerst vrede omdat er rechtvaardig wordt geregeerd.
12 Uit de aarde komt trouw voort
en vanuit de hemel komt de rechtvaardigheid.
13 De Here geeft altijd het goede
en op onze akkers groeien de gewassen overvloedig.
14 De rechtvaardigheid gaat voor God uit.
Die bepaalt zijn weg.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.