Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
2 Koningen 14

Amazia, koning van Juda

14 Toen Joas, de zoon van Joahaz, twee jaar koning van Israël was, werd Amazia, de zoon van de andere koning Joas, koning van Juda. Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Joaddan en kwam uit Jeruzalem. Amazia leefde wel zoals de Heer het wil, maar niet helemaal zoals zijn voorvader koning David. Hij deed dezelfde dingen als zijn vader Joas. Maar de altaren op de heuvels werden niet afgebroken: nog steeds bracht het volk offers op die altaren. Toen Amazia machtig was geworden, liet hij de mannen doden die zijn vader hadden vermoord.[a] Maar hun zonen liet hij niet doden, omdat dat zo staat in het wetboek van Mozes. Daarin heeft de Heer bevolen: 'De vaders mogen niet gedood worden voor wat hun kinderen hebben gedaan. Ook mogen de kinderen niet gedood worden voor wat hun vader heeft gedaan. Iedereen mag alleen voor zijn eigen misdaden worden gestraft.'

De strijd tussen koning Amazia en koning Joas

Koning Amazia versloeg de Edomieten in het Zoutdal. Hij doodde 10.000 mannen in de strijd. Hij veroverde Sela en veranderde de naam van de stad in Jokteël. Zo heet die stad nu nog steeds.

Toen stuurde koning Amazia boodschappers naar koning Joas van Israël met de boodschap: "Laten we kijken wie van ons het sterkste is!" Maar koning Joas antwoordde hem: "De distel op de Libanon stuurde een boodschap naar de cederboom op de Libanon: 'Mijn zoon wil graag met je dochter trouwen.' Maar de wilde dieren kwamen voorbij en vertrapten de distel. 10 U heeft Edom helemaal verslagen. Dat heeft u overmoedig gemaakt. Geniet van de overwinning en blijf thuis. Waarom zou u iets doen waardoor het slecht met uzelf en met Juda zal aflopen?" 11 Maar Amazia luisterde niet.

Toen trok koning Joas van Israël met zijn leger naar Bet-Semes in Juda. Daar streed hij tegen koning Amazia van Juda om te zien wie het sterkste was. 12 Juda werd door Israël verslagen en iedereen vluchtte naar huis. 13 Koning Joas van Israël nam koning Amazia van Juda gevangen. Daarna trok Joas naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, vanaf de Efraïm-poort tot aan de Hoekpoort. Dat is een stuk van 400 el (180 m). 14 Hij nam al het zilver en goud en alle voorwerpen uit de tempel van de Heer mee. Ook haalde hij alle schatten uit de schatkamers van het koninklijk paleis. Met deze buit en een aantal gijzelaars ging hij terug naar Samaria.

15 De rest van wat Joas allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, en zijn strijd tegen koning Amazia van Juda, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 16 Joas stierf en werd begraven in Samaria, bij de koningen van Israël. Zijn zoon Jerobeam werd na hem koning van Israël.

17 Koning Amazia van Juda leefde nog 15 jaar na de dood van koning Joas van Israël. 18 De rest van wat Amazia allemaal heeft gedaan,[b] staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda. 19 In Jeruzalem smeedde een aantal mannen een samenzwering tegen hem. Daarom vluchtte hij naar Lachis. Maar ze achtervolgden hem en vermoordden hem in Lachis. 20 Hij werd op een paard gelegd en naar Jeruzalem gebracht. Daar werd hij begraven bij de andere koningen in de 'Stad van David'.

Azarja, koning van Juda

21 Toen Amazia gedood werd, kroonde het hele volk zijn zoon Azarja tot koning van Juda. Azarja was toen 16 jaar. 22 Hij bouwde een muur met torens rond Elat en voegde het weer toe aan het koninkrijk Juda.

Jerobeam, koning van Israël

23 Toen Amazia, de zoon van Joas, 15 jaar koning van Juda was, werd Jerobeam, de zoon van koning Joas van Israël, koning in Samaria. Hij regeerde 41 jaar. 24 Hij leefde niet zoals de Heer het wil. Hij deed dezelfde slechte dingen als vroeger koning Jerobeam, de zoon van Nebat, had gedaan. En door zijn schuld deed Israël dezelfde slechte dingen als hij.

25 Hij veroverde een deel van Israël terug: het hele gebied vanaf de weg naar Hamat tot aan de zee in de vlakte. Dat had de Heer, de God van Israël, ook beloofd door de profeet Jona,[c] de zoon van Amittai uit Gat-Hefer. 26 Want de Heer had gezien dat Israël er vreselijk aan toe was. Alle mensen, van hoog tot laag, zaten diep in de ellende. En niemand kon Israël daaruit redden. 27 Maar de Heer wilde Israël niet helemaal vernietigen. Daarom zorgde Hij ervoor dat Jerobeam Israël bevrijdde.

28 De rest van wat Jerobeam allemaal heeft gedaan, met al zijn dappere daden, zijn oorlogen en hoe hij Damaskus en Hamat (die vroeger bij het gebied van de stam van Juda hoorden) terug veroverde voor Israël, staat allemaal opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël. 29 Jerobeam stierf en zijn zoon Zacharia werd na hem koning van Israël.

2 Timotheüs 4

Goede raad aan Timoteüs (vervolg)

Op een dag zal Jezus Christus terugkomen. Hij is de Koning en Hij zal dan oordelen over levenden en doden. Namens God en Jezus Christus zeg ik je daarom dringend: Vertel de mensen het woord. Dring bij ze aan, of het jou nu goed uitkomt of niet. Leg de mensen uit wat ze verkeerd doen. Voed hen met veel geduld op in het geloof. Want er komt een tijd dat de mensen niet meer zullen willen luisteren naar de gezonde waarheid van het geloof. Omdat ze liever andere dingen horen, zullen ze zelf leraren uitzoeken die hen leren wat ze graag willen horen. Ze zullen niet meer willen luisteren naar de waarheid, maar alleen maar naar verzinsels. Maar jij moet helder blijven denken, Timoteüs, wát er ook gebeurt. Verdraag de moeilijkheden. Breng de mensen het goede nieuws en doe alles wat bij je taak hoort.

Slot

Wat mij betreft: mijn leven zal binnenkort geofferd worden. Ik weet dat ik binnenkort zal sterven. Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de wedstrijd uitgelopen.[a] Ik heb het geloof vastgehouden. Mijn beloning ligt voor mij klaar. Op de grote dag zal de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij die beloning geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle andere mensen die vol verwachting hebben uitgekeken naar zijn komst.

Doe je best om gauw naar me toe te komen. 10 Want Demas heeft me in de steek gelaten. Hij hield meer van de wereld dan van de Heer. Hij is naar Tessalonika vertrokken. Krescens is naar Galatië vertrokken. Titus naar Dalmatië. 11 Alleen Lukas is nog bij mij. Haal Markus op en breng hem mee, want hij kan veel voor me doen. 12 Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd.

13 Als je komt, wil je dan de mantel meebrengen die ik in Troas bij Karpus heb laten liggen? Breng alsjeblieft ook de boekrollen mee, en vooral de perkamenten.

14 De kopersmid Alexander heeft mij veel kwaad gedaan. De Heer zal hem daarvoor straffen. 15 Kijk uit voor hem, want hij heeft onze woorden van het goede nieuws heel erg tegengewerkt.

16 Toen ik voor de eerste keer bij de keizer moest komen om mij te verdedigen, heeft niemand mij geholpen. Iedereen heeft me in de steek gelaten. Ik hoop dat de Heer het hun niet kwalijk zal nemen. 17 Maar de Heer heeft mij geholpen en mij kracht gegeven. Daardoor heb ik het goede nieuws duidelijk aan de niet-Joodse mensen kunnen vertellen. En de Heer heeft me gered: ik ben niet in de arena voor de leeuwen gegooid. 18 De Heer zal me altijd beschermen tegen elke aanval van de duivel. Hij zal me veilig in zijn hemelse Koninkrijk brengen. Voor Hem is alle eer, voor eeuwig! Amen! Zo is het!

19 Doe de groeten aan Priscilla en Aquila.[b] Ook aan het gezin van Onesiforus. 20 Erastus is in Korinte gebleven. Trofimus moest ik ziek in Milete achterlaten.

21 Doe je best om vóór de winter naar mij toe te komen. Je moet de groeten hebben van Eubulus, Pudens, Linus, Klaudia en alle broeders en zusters.

22 Ik bid dat de Heer Jezus Christus je zal helpen en dat Hij in alles goed voor jullie allemaal zal zijn.

Hosea 7

Er gebeuren vreselijke dingen in Israël (vervolg)

De Heer zegt: "Steeds wanneer Ik Israël genees, worden nieuwe misdaden van Israël en Samaria zichtbaar. Want de mensen bedriegen elkaar. Dieven breken zomaar in. Misdadigers maken de straten onveilig. En ze denken er niet aan dat Ik niets daarvan vergeet. Hun misdaden hebben zich hoog opgestapeld. Ik onthoud alles wat ze doen.

Hun koningen genieten van de slechtheid van de mensen. De leiders genieten van de leugens en het bedrog. Ze hebben met allerlei mannen of vrouwen seks. Ze gloeien van verlangen. Ze lijken op de brandende oven van een bakker, waarin het vuur smeult. Eerst heeft de bakker het brood gekneed. Daarna rust hij totdat het deeg is gerezen. Dan stookt hij het vuur hoog op om het brood te gaan bakken. Net zo vlamt hun verlangen hoog op. Op de feestdag van onze koning zorgen ze ervoor dat de koning zoveel wijn drinkt dat hij er ziek van is. Hij doet mee met mensen die zich niets van de Heer aantrekken. Hun hart gloeit. De hele nacht liggen ze op de loer. Hun hart is zo heet als de oven van een bakker, waarin de bakker na zijn nachtrust 's morgens het vuur weer hoog opstookt. Ze zijn allemaal zo heet als een oven. Dat vuur verslindt hun rechters en leiders. Het brengt hun koningen ten val. Maar niemand van hen roept Mij om hulp."

Israël zoekt hulp bij andere landen in plaats van bij de Heer

De Heer zegt: "Israël vermengt zich met andere volken. Israël is als een koek die tijdens het bakken niet is omgekeerd. Vreemden hebben hem van zijn kracht beroofd, maar hij merkt het niet. Hij is oud, grijs en zwak geworden, maar hij heeft het niet in de gaten. 10 Israël is veel te trots. Want hij gaat in alle ellende niet terug naar zijn Heer God.

11 Israël lijkt op een domme duif zonder verstand. Hij fladdert van de één naar de ander. Want ze gaan Egypte om hulp vragen. Daarna gaan ze naar Assur. 12 Wanneer ze gaan, zal Ik mijn vangnet over hen heen gooien. Ik zal hen neerhalen zoals je vogels uit de lucht haalt met een net. Ik zal hen vangen, zodra Ik hoor dat ze zich verzamelen.

13 Doordat ze van Mij vandaan zijn gezworven, zal het slecht met hen aflopen. Alles zal verwoest worden, omdat ze Mij niet wilden gehoorzamen. Ik wilde hen redden! Maar ze vertellen leugens over Mij. 14 Ze liggen in hun bed te huilen over hun ellende. Ze maken zich druk over graan en wijn. Maar Mij gehoorzamen willen ze niet. 15 Ík heb hun geleerd hoe ze moeten leven. Ík heb ervoor gezorgd dat ze sterk zijn in de strijd. Maar als dank zeggen ze slechte dingen over Mij. 16 Ze kijken alle kanten op voor hulp, maar niet omhoog naar Mij. Ze zijn zo machteloos als een slechte boog. Hun koningen worden in de strijd gedood. Dat is omdat ze zo'n grote mond hadden. Daarom lacht Egypte hen uit en bespot hen."

Psalmen 120-122

Psalm 120

Een pelgrimslied.[a]

Heer, toen ik bang was, riep ik U om hulp
en U heeft mij gered.
Heer, red mij van de mensen
die leugens over me rondvertellen.

Leugenaars, weten jullie wel
wat het gevolg zal zijn van jullie leugens?
De Heer zal jullie treffen met scherpe pijlen,
met gloeiende kolen!
Ik vind het vreselijk dat ik in een ver land moet wonen,
in het land van Mesech, bij het volk van Kedar.
Ik woon al veel te lang
bij mensen die de vrede haten.
Ik wil alleen maar vrede.
Maar ik kan met hen niet over vrede spreken.
Zij willen alleen maar strijd.

Psalm 121

Een pelgrimslied.[b]

Ik kijk omhoog naar de bergen.
Daar zal mijn hulp vandaan komen.[c]
Mijn hulp komt van de Heer,
die de hemel en de aarde heeft gemaakt.

Hij zal ervoor zorgen dat je niets overkomt.
Je Beschermer slaapt nooit.
De Beschermer van Israël rust niet en slaapt niet.
Hij let altijd op.
Net als je schaduw is de Heer altijd heel dicht bij je.
Hij zal je altijd beschermen.
Overdag zal de zon je niet steken, 's nachts zal de maan je geen kwaad doen.
Tegen elk kwaad zal de Heer je beschermen.
Hij bewaart je leven.
De Heer zal je beschermen
waar je ook bent, waar je ook gaat,
nu en voor altijd.

Psalm 122

Een pelgrimslied van David.[d]

Ik was blij toen de mensen tegen me zeiden:
"Laten we naar het huis van de Heer gaan."
Nu staan we in je poorten, Jeruzalem.
Jeruzalem, stevig gebouwde stad,
naar jou komen de stammen van Israël,
de stammen van de Heer,
om de Heer in zijn heiligdom te prijzen.
Hier regeert de koning uit de familie van David,
hier spreekt hij recht over het volk.

Bid om vrede voor Jeruzalem.
Jeruzalem, ik wens je vrede toe,
en vrede voor de mensen die van jou houden.
Ik wens je vrede toe binnen je muren,
en welvaart voor de mensen in je huizen.
Uit liefde voor mijn familie en vrienden
wens ik je vrede toe, Jeruzalem.
Uit liefde voor het heiligdom van onze Heer God,
wens ik je al het goede toe.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016