Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Exodus 8

De tweede ramp: kikkers

Daarna zei de Heer tegen Mozes: "Ga naar de farao. Zeg tegen hem: 'Dit zegt de Heer: Laat mijn volk gaan, om Mij te dienen. Als u hen niet wil laten gaan, zal Ik ervoor zorgen dat uw hele land krioelt van de kikkers. De rivier zal vol kikkers zitten. Ze zullen uit het water komen en uw huis en slaapkamer binnen komen. Ze zullen zelfs in uw bed kruipen. Ook in de huizen van uw dienaren en van uw volk. Ze zullen zelfs in de brood-ovens en de pannen zitten. De kikkers zullen uit de rivier komen, als straf voor u, uw volk en al uw dienaren.' "

Verder zei de Heer tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron: 'Strek je hand met je staf uit over de rivieren, kanalen en plassen. Laat zo de kikkers over Egypte komen.' " Toen strekte Aäron zijn hand uit over het water van Egypte. En de kikkers kwamen en bedekten het hele land. Maar de tovenaars deden door hun toverkunsten hetzelfde, zodat zij óók kikkers tevoorschijn lieten komen.

Toen riep de farao Mozes en Aäron en zei: "Bid tot de Heer dat Hij de kikkers weghaalt! Dan zal ik het volk laten gaan om offers aan de Heer te brengen!" Mozes antwoordde: "Zou u mij willen zeggen wanneer ik voor u, uw dienaren en uw volk moet bidden? Dan zal ik bidden dat de kikkers uit de huizen zullen verdwijnen en alleen in de rivier zullen overblijven." 10 Hij zei: "Morgen." Toen zei Mozes: "Ik zal doen wat u beveelt. Dan zult u toegeven dat er niemand is zoals onze Heer God. 11 De kikkers zullen uit uw huizen verdwijnen. Alleen in de rivier zullen ze overblijven."

12 Toen gingen Mozes en Aäron bij de farao weg. Mozes vroeg aan de Heer om een eind te maken aan de kikkerplaag waarmee Hij de farao had gestraft. 13 De Heer deed wat Mozes Hem had gevraagd. Alle kikkers in de huizen, paleizen en velden gingen dood. 14 De mensen verzamelden de dode kikkers in grote hopen. Het hele land stonk ervan. 15 Maar toen de farao zag dat de ellende voorbij was, bleef hij koppig en wilde hij niet naar hen luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

De derde ramp: luizen

16 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron: 'Sla met je staf op het stof op de grond. Dan zal het stof in heel Egypte veranderen in luizen.' "[a] 17 Toen sloeg Aäron met zijn staf op het stof op de grond. En er kwamen luizen op alle mensen en dieren. In heel Egypte veranderde het stof op de grond in luizen. 18 Ook de tovenaars sloegen met hun staf op de grond om door hun toverkunsten luizen tevoorschijn te toveren. Maar ze konden het niet. Er zaten luizen op alle mensen en dieren. 19 Toen zeiden de tovenaars tegen de farao: "Dit heeft God gedaan!" Maar de farao bleef koppig en hij wilde niet naar hen luisteren – zoals de Heer ook gezegd had.

De vierde ramp: ongedierte

20 De Heer zei tegen Mozes: "Sta morgen vroeg op en ga naar de farao. Hij gaat om die tijd altijd naar het water. Zeg tegen hem: 'Dit zegt de Heer: Laat mijn volk gaan om Mij te aanbidden. 21 Als u mijn volk niet laat gaan, zal Ik u, uw dienaren, uw volk en uw huizen straffen met grote aantallen van allerlei ongedierte.[b] De huizen van de Egyptenaren zullen vol ongedierte zijn. Zelfs de hele grond zal ermee bedekt zijn. 22 Maar Ik zal er voor zorgen dat er in het land Gosen, waar mijn volk woont, geen ongedierte komt. Zo zult u toegeven dat Ik, de Heer, in uw land ben.[c] 23 Uw volk zal last hebben van het ongedierte, maar mijn volk niet. Morgen zal gebeuren wat Ik gezegd heb.' " 24 En de Heer deed dit. Er kwamen grote aantallen van allerlei ongedierte in het huis van de farao en van zijn dienaren en in heel Egypte. In het hele land ontstond veel schade door het ongedierte.

25 Toen liet de farao Mozes en Aäron komen en zei: "Ga maar aan jullie God offeren, hier in dit land." 26 Maar Mozes zei: "Dat is onmogelijk. We willen aan onze Heer God dieren offeren die voor de Egyptenaren heilig zijn. Als de Egyptenaren ons die dieren zien slachten, zullen ze ons doden. 27 Nee, we willen drie dagen ver de woestijn in reizen. Daar zullen we aan onze Heer God de offers brengen die Hij ons dan noemen zal." 28 Toen zei de farao: "Ik zal jullie laten gaan. Jullie mogen aan jullie Heer God offers gaan brengen in de woestijn. Maar jullie mogen niet te ver weg gaan. En bid voor mij." 29 Toen zei Mozes: "Ik ga nu bij u weg en zal tot de Heer bidden. Morgen zal al het ongedierte weg zijn. Maar u mag ons niet langer bedriegen. Houd het volk niet langer tegen om aan de Heer offers te gaan brengen."

30 Toen ging Mozes bij de farao weg en bad tot de Heer. 31 De Heer deed wat Mozes Hem vroeg. Overal verdween het ongedierte. Er bleef niets van over. 32 Toch bleef de farao ook deze keer koppig en liet het volk niet gaan.

Lukas 11

Lessen over bidden

11 Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij weer opstond, vroeg één van zijn leerlingen Hem: "Heer, leer ons bidden. Johannes leerde óók zijn leerlingen bidden." Hij zei tegen hen: "Wanneer jullie bidden, zeg dan: Onze hemelse Vader, laten alle mensen diep ontzag voor U krijgen. Laat uw Koninkrijk komen. Laat op aarde worden gedaan wat Ú wil, net zoals in de hemel wordt gedaan wat U wil. Geef ons elke dag het eten dat we nodig hebben. Vergeef ons wat we verkeerd doen, zoals wij ook de mensen vergeven die verkeerd tegen óns doen. En stel ons niet op de proef, maar red ons van het kwaad."

Hij zei tegen hen: "Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat en zegt: 'Vriend, wil je mij alsjeblieft drie broden lenen. Want een vriend van mij is op reis en wil nu bij mij overnachten. Maar ik heb helemaal geen eten voor hem in huis.' En stel dat die vriend dan zou zeggen: 'Stoor me niet! De deur is al dicht en we liggen allemaal al in bed. Ik kan je nu geen brood geven.' Ik zeg jullie: zelfs al wil hij eigenlijk niet opstaan om je die broden te geven, toch zal hij ze je geven. Hij zal je zoveel geven als je nodig hebt. Niet omdat je zijn vriend bent, maar omdat je zo brutaal bent geweest.

Daarom zeg Ik jullie: bid, want dan zul je krijgen. Zoek, want dan zul je vinden. Klop, want dan zal er voor je worden opengedaan. 10 Want iedereen die bidt, zal krijgen. En iedereen die zoekt, zal vinden. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. 11 Geen één vader geeft toch zijn zoon een steen als hij om een brood vraagt? Of een slang als hij om een vis vraagt? 12 Of een schorpioen als hij om een ei vraagt? 13 Dus ook al zijn jullie slecht, toch kunnen jullie goede dingen aan jullie kinderen geven. Dan zal jullie hemelse Vader toch zéker de Heilige Geest geven als mensen Hem daarom bidden?"

Jezus en Beëlzebul

14 Op een keer joeg Jezus weer een duivelse geest uit een man weg. Door die geest kon de man niet praten. Toen de geest uit hem was weggegaan, kon de man weer praten. En de grote groepen mensen waren heel verbaasd. 15 Maar sommige mensen zeiden: "Hij jaagt de geesten weg met de hulp van Beëlzebul, de leider van de duivelse geesten." 16 Andere mensen wilden Hem uitdagen en vroegen Hem daarom om een teken van God om te bewijzen wie Hij was. 17 Maar Hij wist wat ze dachten. En Hij zei tegen hen: "Als een koninkrijk uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal dat koninkrijk zichzelf vernietigen. En als een familie uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal die familie zichzelf vernietigen. 18 Als ook de duivel tegen zichzelf strijdt, hoe zou zijn koninkrijk dan kunnen blijven bestaan? Want jullie zeggen dat Ik met de hulp van Beëlzebul de duivelse geesten uit mensen wegjaag. 19 En als Ik dat met de hulp van Beëlzebul doe, door wie doen jullie zonen het dan? Daarom zullen zij jullie rechters zijn. 20 Maar als Ik door de kracht van God de duivelse geesten uit mensen wegjaag, dan is het Koninkrijk van God bij jullie gekomen. 21 Als een sterke, goed bewapende man zijn huis bewaakt, zijn al zijn spullen veilig. 22 Maar stel dat er een overvaller komt die sterker is dan hij. Dan verslaat die hem, ontwapent hem en neemt de buit mee.

23 Iedereen die niet vóór Mij is, is tégen Mij. En iedereen die niet samen met Mij de mensen bij elkaar verzamelt voor mijn Koninkrijk, die jaagt ze uit elkaar.

24 Als een duivelse geest uit een mens is weggejaagd, dwaalt die geest door droge, levenloze plaatsen om rust te vinden. Maar als hij geen rust vindt, zegt hij: 'Ik ga terug naar het huis waaruit ik ben weggejaagd.' 25 Als hij daar komt, ziet hij dat het is schoongeveegd en netjes opgeruimd. 26 Dan gaat hij zeven andere geesten zoeken die nog slechter zijn dan hijzelf. Samen gaan ze naar binnen en blijven er wonen. Dan wordt het met die persoon nog erger dan eerst."

27 Toen Hij dit zei, riep een vrouw in de grote groep mensen luid: "Wat heerlijk voor een moeder om zo'n zoon te hebben!" 28 Maar Jezus zei: "Wat heerlijk is het als mensen Gods woorden horen en ze ook doen!"

De mensen vragen Jezus om een teken

29 Toen zich grote groepen mensen om Jezus heen verzamelden, zei Jezus: "Jullie zijn slecht. Jullie willen een teken zien dat bewijst wie Ik ben. Maar jullie zullen geen ander teken te zien krijgen dan het teken van de profeet Jona. 30 Want net zoals Jona[a] een teken was voor de bewoners van de stad Ninevé, zo zal ook de Mensenzoon een teken voor júllie zijn. 31 Op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zal ook de koningin van het Zuiden (= Scheba) opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zal jullie veroordelen. Want zíj is van heel ver gekomen om de wijsheid van koning Salomo te horen. Let op: Ik ben belangrijker dan Salomo, maar júllie hebben niet naar Mij willen luisteren. 32 En op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zullen ook de bewoners van Ninevé opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zullen jullie veroordelen. Want de bewoners van Ninevé zijn gestopt met de slechte dingen die ze deden. Ze zijn gaan leven zoals God het wil toen Jona hen waarschuwde. Let op: Ik ben belangrijker dan Jona, maar júllie zijn niet beter gaan leven."

Licht en donker

33 Jezus zei: "Als je een olielamp aansteekt, zet je hem daarna niet in de kelder of onder een emmer. Nee, je zet hem ergens hoog neer, zodat de mensen die binnen komen het licht zien. 34 Je ogen zijn de lamp van je lichaam. Als je manier van kijken goed is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Maar als je manier van kijken slecht is, is je hele lichaam donker. 35 Zorg ervoor dat wat licht in jullie moet zijn, niet donker is. 36 Als je hele lichaam verlicht is en geen één deel donker is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Net zoals wanneer een lamp met zijn licht op je schijnt."

Jezus zegt wat Hij van de Farizeeërs en wetgeleerden vindt

37 Een Farizeeër nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam binnen en ging aan tafel zitten. 38 De Farizeeër was verbaasd toen hij zag dat Jezus niet eerst zijn handen en voeten waste voor het eten.[b] 39 Maar de Heer Jezus zei tegen hem: "Maar wat doen jullie dan, Farizeeërs? Jullie wassen de buitenkant van bekers en borden schoon, maar zelf zijn jullie van binnen vol diefstal en slechtheid. 40 Wat zijn jullie toch dom! Hij die de buitenkant heeft gemaakt, heeft toch ook de binnenkant gemaakt? 41 Maar geef wat in de bekers en op de borden is aan de arme mensen, dan zullen júllie schoon zijn.

42 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie geven keurig een tiende deel[c] van de pepermuntblaadjes, de peterselie en de andere kruiden aan God. Maar jullie houden geen rekening met Gods oordeel en Gods liefde. Maar daar moeten jullie wél rekening mee houden, én ook de tienden geven.

43 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie willen graag vooraan zitten in de synagoge en op de markt worden gegroet.

44 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Jullie zijn zó schijnheilig! Want jullie zijn net als graven die onzichtbaar onder het gras liggen: de mensen lopen er overheen zonder dat ze weten wat er voor viezigheid onder hun voeten is."

45 Eén van de wetgeleerden antwoordde Hem: "Meester, daarmee beledigt U ook óns!" 46 Maar Hij zei: "Passen jullie ook maar op, wetgeleerden! Het zal ook met jullie slecht aflopen. Want jullie leggen de mensen allerlei moeilijke leefregels op, maar zelf hebben jullie geen zin om je daaraan te houden.

47 Pas maar op! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie bouwen prachtige grafmonumenten voor de profeten van vroeger die door jullie voorouders zijn vermoord. 48 Zo laten jullie zelf zien dat jullie het eens zijn met wat jullie voorouders hebben gedaan. Want zíj hebben hen vermoord, en júllie bouwen de grafmonumenten! 49 Daarom zegt God in zijn wijsheid: 'Ik zal profeten en boodschappers naar hen toe sturen. Jullie zullen sommigen van hen doden, anderen wegjagen.' 50 Jullie soort mensen zal later gestraft worden voor het bloed van al de profeten die zijn vermoord sinds God de aarde maakte. 51 Vanaf het bloed van Abel[d] tot het bloed van Zacharia[e] die werd vermoord tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg jullie dat jullie soort mensen daarvoor zal worden gestraft.

52 Pas maar op, wetgeleerden! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie hebben het de mensen onmogelijk gemaakt om God te leren kennen. Jullie hebben zelf God niet leren kennen, en jullie hebben mensen die Hem wel wilden leren kennen, tegengehouden!"

53 Toen Hij dat gezegd had, begonnen de wetgeleerden en de Farizeeërs Hem heftig uit te dagen met vragen over allerlei dingen. 54 Want ze probeerden Hem in de val te laten lopen om Hem ergens van te kunnen beschuldigen.

Job 25-26

Het antwoord van Bildad

25 Toen antwoordde Bildad:

God regeert in zijn hoge hemel en bewaart daar de vrede.
Hij heerst en Hij is ontzagwekkend.
Zijn leger is ontelbaar groot.
Zijn licht schijnt op alle mensen.
Hoe kan een mens door God goed genoeg worden gevonden?
Hoe zou een mens door Hem goedgekeurd kunnen worden?
Vergeleken bij God, schijnt zelfs de maan niet helder
en is zelfs het sterrenlicht niet zuiver.
Dan is een mens dat al helemáál niet.
Voor God is hij maar een worm.

Job antwoordt Bildad

26 Maar Job antwoordde:

Wat heb jij me weer goed geholpen!
Wat heb je me veel steun gegeven!
Wat heb ik veel aan jouw goede raad gehad!
Wat heb jij me wijze dingen verteld!
Daar zat ik echt op te wachten.
Hoe kom je aan al die wijsheid?
Van wie heb je die geleerd?

De doden in het dodenrijk onder de aarde beven voor God.
Het hele dodenrijk ligt open en bloot voor zijn ogen.
De dood kan niets voor Hem verbergen.
God zet de hemelkoepel neer in de leegte.
Hij heeft de aarde opgehangen aan het niets.
Hij verzamelt het water in wolken,
zonder dat die openscheuren.
Hij verbergt zijn troon met wolken,
zodat die niet te zien is.
10 Hij heeft een kring getrokken waar de hemel aan de aarde grenst.
Hij trok een grens waar het licht de duisternis raakt.
11 Als God boos wordt,
schudt de hemel op zijn fundamenten,
geschrokken over de woede van God.
12 Zijn kracht maakt de zee ruig of juist kalm.
Zijn kracht verplettert het trotse zeemonster.
13 Zijn Geest heeft de sterren aan de hemel geplaatst.
Zijn handen hebben de kronkelende zeeslang gemaakt.

14 Dit zijn maar een paar voorbeelden van alles wat Hij doet.
Wat wij weten, is maar een klein stukje van zijn macht.
Het is als een zacht gefluister van alles wat Hij kan.
Wie zou dan de donder van zijn volle kracht kunnen verdragen? (lees verder)

1 Corinthiërs 12

Gaven en taken die de Heilige Geest aan de gelovigen geeft

12 Ik wil dat jullie ook meer weten over de geestelijke gaven, broeders en zusters. Vroeger aanbaden jullie afgoden. Want dat hadden jullie zo geleerd. Jullie wisten niet beter. Dat waren goden die niet eens kunnen spreken. Daarom wil ik dat jullie weten, dat niemand door Gods Geest Jezus kan vervloeken. Ook kan iemand alleen door de Heilige Geest zeggen dat Jezus de Heer is.

God geeft in zijn liefdevolle goedheid verschillende soorten gaven aan ons. Maar ze komen allemaal van dezelfde Geest. En er zijn verschillende soorten taken. Maar ze komen van dezelfde Heer. En er zijn verschillende manieren waarop de Geest kan werken. Maar ze komen van dezelfde God, die al die dingen in de mensen doet. Maar iedereen krijgt deze dingen van de Heilige Geest om er de ándere mensen mee te dienen.

Aan de één geeft Hij de gave om met wijsheid te spreken. Aan iemand anders geeft diezelfde Geest de gave om dingen te weten. Aan weer iemand anders geeft diezelfde Geest de gave van bijzonder geloof. En aan wéér een ander geeft diezelfde Geest gaven om mensen te genezen. 10 De één krijgt de gave om wonderen te doen. Een ander de gave om te profeteren. De één krijgt de gave om de geesten te herkennen. Iemand anders de gave om verschillende talen van de Geest te spreken. Weer een ander krijgt de gave om die talen van de Geest uit te leggen. 11 Maar al deze gaven komen van één en dezelfde Geest. En Hij geeft aan iedereen wat Hij wil en op de manier die Hij wil.

Het Lichaam van Christus

12 Want een lichaam is één geheel, maar bestaat wel uit verschillende lichaamsdelen. Al die lichaamsdelen vormen samen één lichaam. Zo is het ook met Christus. 13 Want we zijn allemaal in één Geest ondergedompeld, zodat we samen één Lichaam werden. Het maakt niet uit of we Joden zijn of van een ander volk zijn. Het maakt ook niet uit of we slaven zijn of vrije mensen. We zijn allemaal vol van dezelfde Geest.

14 Een lichaam bestaat toch ook niet uit één lichaamsdeel, maar uit een groot aantal lichaamsdelen? 15 Als één van de voeten zou zeggen: "Omdat ik geen hand ben, hoor ik niet bij het lichaam," heeft hij dan gelijk? 16 En als een oor zou zeggen: "Omdat ik geen oog ben, hoor ik niet bij het lichaam," heeft het dan gelijk? 17 Want hoe kan een lichaam horen als het alleen uit ogen zou bestaan? En hoe kan het ruiken als het alleen uit oren zou bestaan? 18 Maar God heeft aan iedereen zijn eigen, speciale plaats in het Lichaam gegeven, daar waar Hij het wil. 19 Als we met z'n allen één lichaamsdeel zouden zijn, dan zou er toch geen Lichaam zijn? 20 Maar nu zijn er wel veel lichaamsdélen, maar is er maar één Lichaam.

21 Een oog kan niet tegen een hand zeggen: "Ik heb jou niet nodig." En het hoofd kan niet tegen de voeten zeggen: "Ik heb jullie niet nodig." 22 Nee, juist de delen van het lichaam die het meest kwetsbaar lijken, zijn het meest nodig. 23 En de delen van het lichaam die we niet graag laten zien, kleden we juist mooi aan. De lichaamsdelen die niet geschikt zijn om getoond te worden, houden we bedekt. 24 Maar de lichaamsdelen die we gewoon kunnen laten zien, hebben dat niet nodig. En God heeft het Lichaam zó gemaakt, dat Hij aan de delen die onbelangrijk lijken een belangrijke taak heeft gegeven. 25 Zo komt er geen verdeeldheid in het Lichaam en zorgen alle leden even goed voor elkaar. 26 Als één lid verdriet heeft, leven alle anderen met hem mee. Als één lid wordt geprezen, genieten alle anderen daarvan mee. 27 Jullie zijn dus samen het Lichaam van Christus. En ieder van jullie is een lichaamsdeel van dat Lichaam.

Taken in de gemeente

28 Zo geeft God ook aan een aantal mensen een speciale taak in de gemeente. In de eerste plaats geeft Hij boodschappers[a] die het goede nieuws moeten vertellen aan de mensen. In de tweede plaats profeten. In de derde plaats leraren. Verder mensen die wonderen doen, daarna mensen die gaven hebben om anderen te genezen, of de gave hebben om de leiders te helpen, of om leiding te geven, of om verschillende talen van de Geest te spreken. 29 Toch niet iedereen is boodschapper van God? Of profeet? Of leraar? Of wonderdoener? 30 Toch niet iedereen heeft de bijzondere gave om mensen te genezen? Of om in verschillende talen van de Geest te spreken? Of om de talen van de Geest uit te leggen?

31 Probeer de belangrijkste gaven te ontvangen. En ik zal jullie nu iets laten zien wat nog veel belangrijker is.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016