Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Koningen 2

De laatste woorden van koning David

Toen David voelde dat hij niet lang meer zou leven, liet hij zijn zoon Salomo komen. Hij zei tegen hem: "Ook ik ga nu sterven, zoals uiteindelijk iedereen. Wees vastberaden en laat zien wat je kan. Dien je Heer God en leef zoals Hij het wil. Houd je aan al zijn wetten en leefregels zoals die staan opgeschreven in de wet van Mozes. Want dan zal het goed met je gaan in alles wat je doet. En dan kan de Heer doen wat Hij mij heeft beloofd. Hij heeft tegen me gezegd: 'Als je zonen leven zoals Ik het wil en met hart en ziel trouw zijn aan Mij en dicht bij Mij leven, dan zal altijd een van jouw zonen koning van Israël zijn.'

Je weet wat Joab, de zoon van Zeruja, mij heeft aangedaan. Hij heeft in vredestijd twee aanvoerders van het leger van Israël vermoord: Abner de zoon van Ner, en Amasa de zoon van Jeter.[a] Hij is schuldig aan de dood van twee onschuldige mensen. Hij heeft hen in vredestijd gedood. Doe nu wat jou het beste lijkt. Zorg ervoor dat de oude Joab geen vredige dood zal sterven.

Maar voor de zonen van Barzillai uit Gilead moet je goed zijn. Laat hen bij jou aan tafel eten. Want toen ik voor je broer Absalom op de vlucht was, zijn ze naar mij toe gekomen en hebben ze voor mij gezorgd.[b]

Dan is er ook nog Simeï, de zoon van Gera, uit Bahurim in het gebied van de stam van Benjamin. Hij heeft mij vreselijk lopen vervloeken toen ik naar Mahanaïm vluchtte. Maar toen ik terugkwam, kwam hij me bij de Jordaan ophalen. Ik heb hem toen bij de Heer gezworen dat ik hem niet zou doden.[c] Maar nu moet jij hem niet ongestraft laten. Je bent een wijs man en je weet vast wel wat je moet doen, zodat de oude Simeï geen vredige dood zal sterven."

10 Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David'.[d] 11 David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning over Juda geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning over heel Israël. 12 Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

Koning Salomo laat zijn broer Adonia doden

13 Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?" 14 Hij antwoordde: "Ja, ik wil iets met u bespreken." Ze zei: "Zeg het." 15 Toen zei Adonia: "U weet dat ik er recht op had om koning te worden. En heel Israël verwachtte ook dat ik koning zou worden. Maar het liep anders. Mijn broer werd koning, doordat de Heer hem uitkoos. 16 Nu wil ik u iets vragen. Luister alstublieft naar mij." 17 Ze zei: "Zeg het." Hij zei: "Vraag alstublieft aan koning Salomo of ik mag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem. Als u het hem vraagt, zal hij het zeker goedvinden." 18 Batseba antwoordde: "Ik zal het er met de koning over hebben."

19 Batseba ging naar koning Salomo om met hem over Adonia te spreken. De koning stond op, liep haar tegemoet en boog zich diep voor haar. Daarna ging hij op zijn troon zitten. Rechts van zich liet hij een stoel neerzetten voor zijn moeder. Ze ging naast hem zitten. 20 Ze zei: "Ik wil een kleinigheid van je vragen. Ik hoop dat je het wil doen." De koning zei tegen haar: "Vraag het maar, moeder, ik zal doen wat u vraagt." 21 Toen zei ze: "Je broer Adonia wil graag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem." 22 Maar koning Salomo zei tegen zijn moeder: "Waarom vraagt u me alleen maar om Abisag aan Adonia te geven? U kan mij net zo goed vragen om het koningschap aan hem te geven omdat hij mijn oudere broer is![e] Dat zouden de priester Abjatar en Joab ook wel graag willen!" 23 En koning Salomo zwoer bij de Heer: "Ik zweer bij God dat Adonia's vraag hem het leven zal kosten.[f] 24 Vandaag nog zal ik hem doden. Dat zweer ik bij de Heer, die mij het koningschap en de troon van mijn vader David heeft gegeven, en die mij heeft beloofd dat altijd één van mijn zonen koning zal zijn." 25 En hij liet Adonia door Benaja doden.

Salomo stuurt de priester Abjatar weg

26 Tegen de priester Abjatar zei de koning: "Ga op je eigen stuk grond bij Anatot wonen. Eigenlijk verdien je de doodstraf. Dat ik je niet dood, is alleen maar omdat je voor mijn vader David de kist van de Heer hebt gedragen en omdat je samen met mijn vader alle moeilijkheden hebt verdragen die hem zijn overkomen." 27 Zo joeg Salomo Abjatar weg, zodat hij geen priester van de Heer meer was. Zo werd werkelijkheid wat de Heer in Silo had gezegd over de familie van Eli.[g]

Salomo laat Joab doden

28 Toen Joab dit hoorde, vluchtte hij naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast zodat Salomo hem niets zou durven doen uit ontzag voor het altaar. Hij had vroeger niet de kant van Absalom gekozen, maar nu wel de kant van Adonia. 29 Koning Salomo kreeg het bericht: "Joab is naar het altaar bij de tent van de Heer gevlucht." Toen stuurde Salomo Benaja naar de tent met de woorden: "Ga erheen en steek hem dood." 30 Benaja ging naar de tent van de Heer en zei tegen Joab: "De koning beveelt je naar buiten te komen." Maar hij zei: "Nee, ik wil hier sterven." Benaja bracht Joabs antwoord aan de koning over. 31 Toen zei de koning tegen hem: "Doe wat hij heeft gezegd. Steek hem dood en begraaf hem. Neem zo voor mij en mijn vader wraak voor de moord op twee onschuldige mannen,[h] want hij heeft hen zonder reden gedood. 32 Zo zal de Heer Joab straffen voor de moord op twee mannen die rechtvaardiger en beter waren dan hij. Hij heeft Abner, de aanvoerder van Israël, en Amasa, de aanvoerder van Juda, met zijn zwaard neergestoken en gedood, zonder dat mijn vader hem dat had bevolen. 33 Zo zullen hij en zijn familie worden gestraft voor de dood van twee onschuldige mannen. Maar David en zijn familie zullen voor altijd vrede hebben met de Heer." 34 Benaja vertrok weer en stak Joab dood. Joab werd in zijn huis in de woestijn begraven. 35 En de koning maakte Benaja in Joabs plaats aanvoerder van het leger. De priester Zadok maakte hij hogepriester in de plaats van Abjatar.

Salomo straft Simeï

36 Daarna liet de koning Simeï komen. Hij zei tegen hem: "Bouw voor jezelf een huis in Jeruzalem en ga daar wonen. Je mag Jeruzalem niet verlaten. Je mag nergens heen. 37 Ik waarschuw je: als je Jeruzalem uitgaat en de beek Kidron oversteekt, zul je worden gedood. Dat zal dan je eigen schuld zijn." 38 Simeï zei tegen de koning: "Het is goed. Ik zal doen wat u heeft gezegd, mijn heer de koning." En Simeï woonde een tijd in Jeruzalem.

39 Maar na drie jaar liepen twee slaven van Simeï weg naar Achis, de zoon van Maächa, de koning van Gat. Simeï kreeg het bericht dat zijn slaven in Gat waren. 40 Hij zadelde zijn ezel en ging naar Gat, naar Achis, om zijn slaven te zoeken. Hij haalde ze terug uit Gat. 41 Salomo hoorde dat Simeï uit Jeruzalem naar Gat was gegaan en weer terug was gekomen. 42 Hij liet Simeï roepen. Hij zei tegen hem: "Ik heb je bij de Heer gezworen en je ingeprent: 'Onthoud dat je wordt gedood als je de stad verlaat.' En je hebt mij geantwoord: 'Dat is goed.' 43 Waarom heb je je er dan niet aan gehouden? 44 Je weet wat je mijn vader David hebt aangedaan. Diep in je hart weet je dat je schuldig bent. Nu zal de Heer je ervoor straffen. 45 Maar de Heer zal mij, koning Salomo, zegenen. Hij zal ervoor zorgen dat altijd een zoon van David koning zal zijn." 46 Toen gaf de koning aan Benaja het bevel om hem te doden. Benaja stak hem buiten dood. En de Heer maakte Salomo machtig.

Galaten 6

Help elkaar en oordeel niet over een ander

Broeders en zusters, stel dat jullie merken dat iemand in de gemeente iets slechts heeft gedaan. Dan moeten jullie je door de Geest laten leiden en hem weer op het rechte pad brengen. Doe dat op een vriendelijke manier. Doe niet alsof je beter bent dan hij. Je moet eraan denken dat je zelf óók in de verleiding kan komen om ongehoorzaam aan God te zijn. Help elkaar met de moeilijke dingen in het leven. Want dan doe je wat de wet van Christus van jullie wil. Als je jezelf beter vindt dan een ander, houd je jezelf voor de gek. Beoordeel alleen je eigen werk. Kijk alleen of je het zelf goed gedaan hebt of niet. En als je het goed gedaan hebt, mag je er tevreden over zijn. Maar ga er niet bij anderen over opscheppen. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen taak.

Deel wat je hebt met de mensen die jou lesgeven over het woord van God.

Houd jezelf niet voor de gek, want God laat Zich ook niet voor de gek houden. Wat je zaait, zul je ook oogsten. Dus als je slechte dingen zaait door alleen maar te doen wat je zelf wil, zul je ellende en dood oogsten. Maar als je goede dingen zaait door te leven zoals de Geest het wil, zul je eeuwig leven oogsten. Laten we nooit stoppen om goed te doen. Want uiteindelijk zullen we daarvan de zegen oogsten. Maar dan moeten we wel doorzetten! 10 Daarom moeten we, wanneer we de kans hebben, voor iedereen goed zijn. Maar vooral voor de mensen die bij Gods gezin horen.

Slot

11 Lees de volgende woorden goed. Ik schrijf ze jullie zelf, met grote letters![a] 12 Alle mensen die zo graag willen dat jullie je laten besnijden, proberen daarmee een goede indruk op de Joden te maken. Dat doen ze alleen maar omdat ze zelf niet vervolgd willen worden voor hun geloof in de gekruisigde Christus. 13 De mensen die zich hebben laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet van Mozes. Maar ze willen wél dat jullie je laten besnijden. Want dan kunnen zij er over opscheppen dat jullie hebben gedaan wat zij zeiden. 14 Maar ík wil alleen maar opscheppen over onze gekruisigde Heer Jezus Christus, en over niets anders. Door Hem is de wereld voor mij gekruisigd. En door Hem ben ik voor de wereld gekruisigd. 15 Want in Christus is het helemaal niet belangrijk meer of je besneden bent of niet. Wat wél belangrijk is, is of God een nieuwe mens van je heeft gemaakt. 16 Ik wens Gods vrede en kracht toe aan alle mensen die zich daaraan houden, en aan Gods volk Israël.[b]

17 Verder moet niemand mij nog lastig komen vallen met vragen of ik wel echt door God gestuurd ben. Want aan de littekens op mijn lichaam is te zien dat ik een slaaf van de Heer Jezus ben.[c]

18 Ik bid dat onze Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn en dat zijn kracht in jullie geest zal zijn, broeders en zusters!

Ezechiël 33

Ezechiël moet waken over Israël

33 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, zeg tegen de mensen van je volk: Als er een oorlog dreigt, zetten de mensen een wachtpost neer. Als hij het leger van de vijand ziet komen, blaast hij op de ramshoorn om de mensen te waarschuwen. Stel dat iemand het alarmsignaal wel hoort, maar zich er niets van aantrekt. Als hij dan door de vijand gedood wordt, zal dat zijn eigen schuld zijn. Want hij heeft het alarmsignaal wel gehoord, maar hij heeft zich er niets van aangetrokken. Het is zijn eigen schuld dat hij wordt gedood. Als hij wel naar de waarschuwing had geluisterd, zou hij in leven gebleven zijn. Maar als de wachtpost het leger van de vijand wel ziet komen, maar hij blaast niet op de ramshoorn, dan worden de mensen niet gewaarschuwd. Als er daardoor mensen worden gedood, dan zijn ze wel vanwege hun eigen slechtheid gedood, maar het is de schuld van de wachtpost dat ze zijn gedood. De wachtpost is verantwoordelijk voor hun dood.

Mensenzoon, jij bent de wachtpost die Ik voor het volk Israël heb neergezet. Met wat Ik tegen jou zeg, moet jij de mensen waarschuwen. Als Ik tegen slechte mensen zeg: 'Jullie zijn slecht. Daarom zal Ik jullie doden', dan moet jij hen waarschuwen dat ze in gevaar zijn. Als je dat niet doet, zullen zij wel vanwege hun eigen slechtheid sterven, maar het zal jouw schuld zijn dat ze zijn gedood. Jij zal daarvoor verantwoordelijk zijn. Maar stel dat jij een slecht mens wel waarschuwt voor wat hij doet, maar hij weigert te veranderen. Dan zal het zijn eigen schuld zijn als hij vanwege zijn slechtheid wordt gedood. Jij bent dan niet schuldig aan zijn dood."

God beoordeelt ieder mens naar wat hij gedaan heeft

10 "Mensenzoon, zeg tegen het volk Israël: Jullie zeggen: 'Het is onze eigen schuld dat het zo slecht met ons gaat. Want we hebben slechte dingen gedaan en daar worden we nu zwaar voor gestraft. Maar hoe kunnen we zo in leven blijven?' 11 Maar Ik zweer bij Mijzelf dat Ik niet blij ben als slechte mensen sterven. Ik heb veel liever dat ze veranderen en dat ze daardoor blijven leven. Houd dus op met de slechte dingen die jullie doen en kom bij Mij terug. Want Ik wil niet dat jullie sterven, volk van Israël.

12 Mensenzoon, zeg tegen de mensen van je volk: Stel dat iemand eerst leeft zoals Ik het wil, maar later slechte dingen gaat doen. Dan zal hij niet worden gered door de goede dingen die hij eerst heeft gedaan. En stel dat iemand eerst slechte dingen doet, maar daarmee ophoudt en gaat leven zoals Ik het wil. Dan zal hij niet worden gedood voor de slechte dingen die hij eerst heeft gedaan.

13 Stel dat Ik zeg tegen iemand die leeft zoals Ik het wil, dat hij in leven zal blijven. En stel dat hij daarop gaat vertrouwen. Stel dat hij denkt slechte dingen te kunnen doen omdat Ik hem beloofd heb dat hij zal blijven leven. Dan zal hij toch sterven, omdat hij slechte dingen is gaan doen.

14 En stel dat Ik tegen een slecht mens zeg dat Ik hem zal doden. En stel dat hij verandert en gaat leven zoals Ik het wil, 15 (hij geeft terug wat hij heeft geleend of wat hij heeft gestolen, hij gaat leven volgens de wetten en leefregels die Ik heb gegeven en hij doet geen slechte dingen meer) dan zal hij in leven blijven. 16 Ik zal niet meer denken aan de slechte dingen die hij eerst heeft gedaan. Hij zal niet langer schuldig zijn. Want hij is gaan leven zoals Ik het wil. Daarom zal hij blijven leven.

17 De mensen van je volk zeggen: 'De Heer doet het verkeerd.' Maar zij doen zélf verkeerd! 18 Als iemand die eerst leefde zoals Ik het wil, verandert en slechte dingen gaat doen, dan zal hij daardoor sterven. 19 Maar als een slecht mens verandert en gaat leven zoals Ik het wil, dan zal hij daarom in leven blijven. 20 Jullie zeggen nog steeds: 'De Heer doet het verkeerd.' Maar omdat júllie verkeerd doen, zal Ik over jullie rechtspreken. Ik zal ieder van jullie oordelen naar wat hij doet, volk van Israël."

Jeruzalem is verwoest

21 In het twaalfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, kwam er op de vijfde dag van de tiende maand een vluchteling uit Jeruzalem naar mij toe. Hij kwam met het bericht: 'Jeruzalem is veroverd en verwoest!' 22 De avond voordat deze man naar mij toe kwam, was de Geest van God over mij gekomen. Vanaf dat moment kon ik weer spreken, want tot dan toe kon ik dat niet. Dus toen deze man 's morgens kwam, kon ik weer spreken.[a]

Het land zal nog verder verwoest worden

23 En de Heer zei tegen mij: 24 "Mensenzoon, de bewoners van de verwoeste steden van Israël zeggen: 'Abraham was maar alleen, en toch bezat hij het hele land. Nu zijn wij een groot volk. Daarom hebben wij nu helemáál recht op dit hele land.' 25 Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Jullie eten vlees waar het bloed nog in zit.[b] Jullie aanbidden walgelijke afgoden en doden onschuldige mensen. Zouden jullie het land dan mogen houden? 26 Jullie vertrouwen op je zwaard in plaats van op Mij. Jullie doen vreselijke dingen. Jullie gaan naar bed met de vrouw van iemand anders. Zouden jullie het land dan mogen houden? 27 Ik zweer bij Mijzelf: de mensen die in deze puinhopen blijven wonen, zullen door het zwaard worden gedood. En de mensen die op het open veld gaan wonen, zullen door de wilde dieren worden opgegeten. En de mensen die zich in grotten en holen verbergen, zullen aan de pest sterven. 28 Ik zal het land verwoesten. Al zijn pracht en macht waar het zo trots op was, zal Ik vernietigen. De bergen van Israël zullen een wildernis worden waar niemand meer komt. 29 Ik zal het hele land verwoesten, omdat jullie er vreselijke dingen hebben gedaan. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de Heer ben."

De mensen willen niets doen met de waarschuwingen van Ezechiël

30 De Heer zei: "Mensenzoon, de mensen van je volk praten over jou op de muren en bij de deuren van hun huizen. De één zegt tegen de ander: 'Ga je mee om te horen wat de Heer nu weer tegen hem heeft gezegd?' 31 En ze komen in grote aantallen naar je toe. Ze gaan bij je zitten luisteren, maar zonder er iets mee te doen. Ze zeggen vriendelijke dingen, maar intussen zitten ze te bedenken hoe ze zo rijk mogelijk kunnen worden. 32 Ze vinden je woorden prachtig. Ze luisteren ernaar zoals je luistert naar iemand die een mooi liefdeslied zingt en mooie muziek maakt. Ze luisteren, maar ze doen er niets mee! 33 Maar wanneer gebeurt wat je hebt gezegd – en het staat vast dat het zal gebeuren! – zullen ze beseffen dat er een echte profeet bij hen heeft gewoond."

Psalmen 81-82

Psalm 81

Een lied van Asaf, op de wijs van 'De Gittit'. Voor de leider van het koor.

Jubel voor God! Hij is onze Helper.
Juich voor de God van Jakob.
Zing een lied en speel op de tamboerijn.
Speel op de citer en de harp.
Blaas op de trompet op alle feesten,
op het feest van de nieuwe maand
en op de andere feestdagen.
Want dat is een wet in Israël.
Het is een bevel van de God van Jakob.
Hij gaf dat bevel aan het volk toen Hij Israël uit Egypte bevrijdde.
Ik hoorde een onbekende stem zeggen:
"Ik heb jullie last van je schouders genomen.
Ik heb de mand met klei uit je handen gehaald.[a]
Toen jullie in nood waren,
hebben jullie Mij om hulp geroepen en Ik heb jullie gered.
Ik sprak met jullie in de donder,[b]
Ik stelde jullie op de proef bij de bron van Meriba.[c]
Ik zei toen tegen jullie:
Luister, mijn volk, Ik wil jullie ernstig waarschuwen.
Israël, luister alsjeblieft naar Mij!
10 Jullie mogen geen andere goden hebben.
Aanbid geen buitenlandse god.
11 Want Ik, de Heer, ben jullie God.
Ik bevrijdde jullie uit Egypte.
Doe nu jullie mond wijd open,
dan geef Ik jullie te eten.
12 Maar mijn volk wilde niet naar Mij luisteren.
Israël wilde Mij niet gehoorzaam zijn.
13 Ze waren koppig en ongehoorzaam.
Toen liet Ik hen hun gang gaan:
Ik liet hen doen wat ze wilden.
14 Had mijn volk maar naar Mij geluisterd!
Had Israël maar gedaan wat Ik zei!
15 Dan had Ik hun vijanden afgeweerd.
Ik zou met hen hebben afgerekend.
16 Uit angst voor Mij zouden ze doen alsof ze Mij eerden.
Ze zouden voor altijd overwonnen zijn.
17 En Ik zou aan mijn volk eten in overvloed hebben gegeven.
Ik zou hun het allerbeste hebben gegeven, zoveel als ze wilden."

Psalm 82

Een lied van Asaf.

God staat op in de vergadering van koningen.
Hij is de Rechter en spreekt recht over hen.
"Hoelang zullen jullie nog onrechtvaardig rechtspreken?
Hoelang nog laten jullie slechte mensen vrijuit gaan?
Ik wil dat jullie opkomen voor de arme mensen en de weeskinderen!
Wees rechtvaardig voor hen!
Red de mensen die in nood zijn!
Red hen uit de handen van slechte mensen!

Maar jullie weten niets en begrijpen niets.
Jullie lopen in het donker rond.
De aarde wankelt op haar fundamenten door jullie onrechtvaardigheid.
Ik heb wel gezegd dat jullie goden zijn,
en zonen van de Allerhoogste God.
Maar toch zullen jullie sterven als mensen.
Jullie zullen overwonnen worden en gedood."

Kom, God, wees Rechter over de aarde.
Want alle volken zijn uw eigendom.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016