Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Koningen 1

Adonia kroont zichzelf tot koning

Koning David was heel erg oud geworden. Hij had het aldoor koud, al werden er nog zoveel dekens over hem heen gelegd. Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: "Laten we voor u een jong meisje zoeken om voor u te zorgen. Laat haar tegen u aan liggen, zodat u warm wordt." Ze zochten in heel Israël naar een mooi meisje. Uiteindelijk kozen ze Abisag uit Sunem, en brachten haar bij de koning. Het was een heel mooi meisje. Ze verzorgde de koning en bediende hem. Maar de koning ging niet met haar naar bed.

Adonia, de zoon van David en Haggit, besloot om de nieuwe koning te worden.[a] Hij zorgde voor strijdwagens en ruiters en zocht 50 mannen uit die voor hem uit liepen. Zijn vader had hem zijn hele leven nog nooit ergens voor bestraft. Hij zag er erg knap uit en was na Absalom geboren, dus Davids vierde zoon. Hij haalde legeraanvoerder Joab (de zoon van Zeruja) en de priester Abjatar over om zijn kant te kiezen. Maar de priester Zadok, Benaja[b] (de zoon van Jojada), de profeet Natan, Simeï, Reï en Davids helden stonden niet aan de kant van Adonia.

Daarna hield Adonia een groot offerfeest. Hij slachtte schapen, koeien en geiten bij de rots Zohelet, waar de Rogel-bron is. Hij nodigde al zijn broers voor dit kroningsfeest uit, alle zonen van de koning, en alle Judeese hofdienaren van de koning. 10 Maar de profeet Natan, Benaja, de helden en zijn broer Salomo werden niet uitgenodigd.

David zegt dat Salomo de nieuwe koning wordt

11 Toen ging de profeet Natan naar Batseba, de moeder van Salomo. Hij zei tegen haar: "Heeft u niet gehoord dat Adonia koning is geworden? En koning David weet het niet! 12 Laat mij u alstublieft een goede raad geven. Alleen als u doet wat ik zeg, kunt u uw eigen leven en het leven van uw zoon Salomo redden. 13 Ga naar koning David en zeg tegen hem: 'U heeft mij toch gezworen dat Salomo na u koning zou worden? Waarom is Adonia dan nu koning geworden?' 14 En terwijl u met de koning hierover praat, zal ik binnen komen. Ik zal dan laten blijken dat het waar is wat u zegt." 15 Dus ging Batseba de kamer van de koning in. De koning was heel erg oud. Abisag, het meisje uit Sunem, bediende hem. 16 Batseba knielde neer en boog zich diep voor David. Hij vroeg: "Wat is er?" 17 Ze antwoordde: "Mijn heer, u heeft mij bij uw Heer God gezworen dat Salomo na u koning zou worden. 18 Maar nu is Adonia koning geworden en u weet het niet eens. 19 Hij heeft grote aantallen koeien, geiten en schapen geslacht. Al uw zonen, de priester Abjatar en aanvoerder Joab zijn uitgenodigd voor het kroningsfeest. Alleen Salomo heeft hij niet uitgenodigd. 20 Maar Israël verwacht dat ú hun zal zeggen wie er na u koning zal zijn. 21 Als u niets doet, zullen mijn zoon Salomo en ik als opstandelingen worden gedood, zodra u bent gestorven."

22 Terwijl ze met de koning hierover sprak, kwam de profeet Natan naar de koning. 23 Een dienaar kwam de koning zeggen: "De profeet Natan is er." Toen Natan bij de koning was gekomen, boog hij diep. 24 En hij zei: "Mijn heer de koning, heeft ú gezegd dat Adonia na u koning moet worden? 25 Want hij heeft vandaag grote aantallen koeien, schapen en geiten geslacht voor een feest. Hij heeft al uw zonen, de aanvoerders van het leger en de priester Abjatar uitgenodigd. Ze zijn nu samen aan het eten en drinken, en roepen: 'Leve koning Adonia!' 26 Maar ik, de priester Zadok, Benaja en Salomo zijn niet uitgenodigd. 27 Als u dit zo heeft geregeld, waarom heeft u het dan niet tegen mij gezegd?"

28 Toen zei de koning: "Roep Batseba weer binnen." Ze kwam weer binnen en bleef voor de koning staan. 29 Toen zwoer de koning: "Ik heb vroeger gezworen bij de Heer die mij uit alle moeilijkheden heeft gered, 30 dat jouw zoon Salomo na mij koning zal zijn. Hij zal na mij op mijn troon zitten. Vandaag zal ik mij aan die belofte houden." 31 Toen knielde Batseba voor de koning neer, met haar gezicht op de grond en zei: "Mijn heer de koning, ik wens u nog een lang leven toe!"

Salomo wordt tot koning gekroond

32 Verder zei koning David: "Roep de priester Zadok, de profeet Natan en de aanvoerder Benaja hier." Ze kwamen bij de koning. 33 En de koning zei tegen hen: "Ga met mijn mannen naar Salomo. Breng hem op mijn eigen paard naar Gihon. 34 Daar moeten de priester Zadok en de profeet Natan hem tot koning van Israël zalven. Blaas dan op de ramshoorn en roep: 'Leve koning Salomo!' 35 Breng hem daarna naar mijn paleis en laat hem op mijn troon gaan zitten. Want hij moet in mijn plaats koning worden. Hem wijs ik aan als koning van Israël en Juda." 36 Benaja antwoordde de koning: "Ik zal doen wat u heeft gezegd. Laat de Heer uw woorden bevestigen. 37 Ik wens u toe dat de Heer voor Salomo net zo goed zal zijn als voor u, en dat Hij Salomo zelfs nog machtiger dan u zal maken, mijn heer de koning!"

38 Toen vertrokken de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht. Ze brachten Salomo op het paard van koning David naar Gihon. 39 Zadok had de ramshoorn met olijf-olie uit de tent van ontmoeting meegenomen. Daarmee zalfde hij Salomo. Toen bliezen ze op de ramshorens en riepen: "Leve koning Salomo!" 40 Daarna ging het hele volk met hem mee. Ze maakten muziek en vierden feest, zodat de aarde ervan dreunde.

41 Adonia en zijn gasten hoorden dit toen ze net met de maaltijd klaar waren. Joab hoorde het geluid van de ramshorens en vroeg: "Waarom blazen ze op de ramshorens? Waarom is het zo'n lawaai in de stad?" 42 Terwijl hij nog sprak, kwam Jonatan binnen, de zoon van de priester Abjatar. Adonia zei: "Kom binnen, want je bent een dapper man. Je zal wel goed nieuws komen brengen." 43 Maar Jonatan antwoordde Adonia: "Nee, juist niet. Onze heer koning David heeft Salomo als koning aangewezen. 44 De koning heeft hem met de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht naar Gihon gestuurd, op het paard van de koning. 45 Zadok en Natan hebben hem in Gihon tot koning gezalfd. Nu zijn ze juichend naar de stad terug gegaan. Dat is het lawaai dat u hoort. 46 Salomo zit al op de troon van de koning. 47 Bovendien zijn de dienaren van de koning onze heer koning David komen feliciteren. Ze wensten hem toe dat God Salomo nog beroemder en machtiger zal maken dan David. Toen heeft de koning op zijn rustbank God gedankt. 48 Hij zei: 'Prijs de Heer, de God van Israël. Hij heeft vandaag, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand op mijn troon gezet.' " 49 Toen sprongen alle mannen die door Adonia waren uitgenodigd geschrokken op en vertrokken haastig.

50 Ook Adonia was bang voor Salomo. Hij vluchtte naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast. 51 Salomo kreeg het bericht: "Adonia is bang voor u. Daarom heeft hij de horens van het altaar beetgepakt zodat u hem niets zal durven doen uit ontzag voor het altaar. Hij heeft gezegd: 'Laat koning Salomo eerst zweren dat hij me niet zal doden.' " 52 Toen zei Salomo: "Als hij niets verkeerds doet, zal hem niets gebeuren. Maar als ik ontdek dat hij mij kwaad wil doen, zal ik hem doden." 53 Toen liet koning Salomo hem bij het altaar ophalen. Toen Adonia bij Salomo werd binnengebracht, boog hij zich diep voor koning Salomo. En Salomo zei tegen hem: "Ga naar huis."

Galaten 5

De vrijheid die we in Christus hebben

Leef dus in de vrijheid die Christus ons gegeven heeft. Laat je niet opnieuw tot slaven maken van wetten en regels. Ik zeg jullie: als jullie je laten besnijden[a] omdat jullie je aan de wet van Mozes willen houden, kan Christus jullie niet redden. Ik zeg het nog eens heel duidelijk: iedereen die zich laat besnijden, moet zich ook aan alle andere regels van de wet van Mozes houden. Jullie denken dat jullie kunnen worden vrijgesproken van schuld door je aan de wet van Mozes te houden. Maar dan hebben jullie niets aan Christus! Want Hij vergeeft niet omdat je dat verdient met je goede gedrag, maar omdat je op Hem vertrouwt. Maar door Gods Geest weten wíj zeker dat we zullen worden vrijgesproken van schuld, omdat we geloven. Want als je bij Christus hoort, maakt het helemaal niets meer uit of je besneden bent of niet. Maar alleen geloof is belangrijk, geloof dat zichtbaar wordt door liefdevolle daden.

Jullie begonnen zo goed! Wie is jullie in de weg gaan staan, zodat jullie de waarheid niet meer volgen? Dat idee kwam niet van Hem die jullie geroepen heeft! Denk erom, een klein beetje gist laat al het deeg gisten. Als één mens slecht is, steekt hij de mensen om zich heen aan. 10 Ik weet zeker dat jullie het hiermee eens zullen zijn. Maar de mensen die proberen om jullie te bedriegen en in de war te brengen, zullen daarvoor gestraft worden. Het maakt niet uit wie ze zijn.

11 Broeders en zusters, als ik de mensen nog zou leren dat ze zich moeten laten besnijden, waarom word ik dan vervolgd? Want dan is de boodschap van het kruis toch niet iets waar mensen zich kwaad over hoeven te maken? 12 Ik vind dat de mensen die jullie zo in de war brengen, zichzelf maar moesten castreren!

Doen wat Gods Geest wil, of doen wat we zelf graag willen

13 Broeders en zusters, jullie zijn door God geroepen om vrij te zijn. Maar jullie mogen die vrijheid niet gebruiken om maar te doen waar jullie zin in hebben. Nee, jullie moeten elkaar liefdevol dienen. 14 Want de hele wet van Mozes wordt samengevat met deze woorden: "Houd net zoveel van je medemens als van jezelf." 15 Maar als jullie als beesten tegen elkaar tekeer gaan, pas dan maar op dat jullie niet door elkaar verscheurd worden! 16 Ik bedoel dit: laat je leiden door de Geest en niet door je 'ik'. 17 Want wat het 'ik' wil, is precies het tegenovergestelde van wat de Geest wil. En wat de Geest wil, is precies het tegenovergestelde van wat het 'ik' wil. Jullie moeten dus niet doen wat je maar wil. 18 Maar als jullie je door de Geest laten leiden, is de wet van Mozes niet voor jullie.[b]

19 Het is duidelijk wat verlangens van het 'ik' zijn: verkeerde dingen doen op het gebied van seks, er maar op los leven, 20 afgoden aanbidden, toverij, haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, 21 moord, dronkenschap, wilde feesten en meer van dat soort dingen. Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen.

22 Maar door de Geest ontstaan liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, hulpvaardigheid, zelfbeheersing. 23 Tegen zulke dingen heeft de wet van Mozes niets. 24 De mensen die van Christus zijn, hebben hun 'ik' met alles wat daarbij hoort gekruisigd. 25 Laat je dus leiden door Gods Geest. Dan zul je ook door de Geest op het rechte pad blijven. 26 We moeten niet lopen opscheppen, elkaar irriteren of jaloers zijn op elkaar.

Ezechiël 32

Treurlied over de farao van Egypte

32 In het twaalfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, zei de Heer op de eerste dag van de twaalfde maand tegen mij: "Mensenzoon, zing dit treurlied over de farao:

farao, u vindt uzelf een machtig koning, een leeuw van de volken.
Maar u bent een riviermonster: waar u liep, borrelde het water,
het water golfde en werd troebel en vuil.[a]
Daarom zegt de Heer: Ik vang u in mijn vangnet.
Een grote menigte zal u op de kant trekken.
Ze halen u op met mijn net.
Ik zal u op de kant neergooien en in het veld smijten.
Daar laat Ik u liggen voor de vogels en de wilde dieren.
Ze eten zich vol aan u.
Ik verspreid uw vlees over de bergen.
Ik vul de dalen met uw stinkende resten.
Ik laat het land waar u rondzwom vollopen met uw bloed.
Het stijgt tot aan de bergtoppen.
De rivieren zullen vol zijn met uw bloed.

En als Ik uw leven uitdoof,
zal Ik de hemel bedekken.
Het licht van de sterren zal Ik doven.
Ik zal de zon achter wolken verbergen.
De maan zal geen licht meer geven.
Vanwege u zal Ik zon, maan en sterren verduisteren.
In het hele land zal het donker zijn, zegt de Heer.
Vele volken zullen ongerust zijn als ze horen dat u bent vernietigd.
Zelfs verre landen die u niet eens gekend heeft, zullen bang worden.
10 Ja, heel veel volken zullen geschokt zijn.
Hun koningen zullen beven van angst als ze zien hoe Ik mijn zwaard zwaai.
Op de dag dat Ik u vernietig, zullen zij doodsbang zijn.
Ze zijn bang dat ze ook gedood zullen worden.

11 Dit zegt de Heer:
Het leger van de koning van Babel zal uw land binnenvallen.
12 De zwaarden van helden van een wreed volk zullen uw hele bevolking doden.
Ze verwoesten het prachtige Egypte.
Al uw bewoners zullen worden gedood.
13 Er zal geen vee meer langs de rivieren grazen.
Geen mensenvoet of dierenhoef zal het water nog troebel maken.
14 Dan zal Ik het waterniveau doen zinken.
Het water zal zo dik en traag als olie stromen, zegt de Heer.
15 Als Ik Egypte heb verwoest,
als Ik het helemaal heb laten leegroven
en alle bewoners heb gedood,
zullen de mensen beseffen dat Ik de Heer ben.

16 Dit is het treurlied. Laten de vrouwen van de volken dit lied zingen over Egypte en over alle mensen die er wonen, zegt de Heer."

Egypte in het dodenrijk

17 In het twaalfde jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, zei de Heer op de 15e dag van de maand tegen mij: 18 "Mensenzoon, zing een treurlied over de bewoners van Egypte. Laat dat lied met hen meegaan als ze afdalen naar het dodenrijk, waar ook de andere machtige volken zijn.

19 Egypte, dacht je dat je beter was dan de andere volken?
Ga! Ga net als zij naar het dodenrijk,
bij de andere machtige volken die al eerder zijn gedood.
20 Je komt terecht bij de mensen die in de strijd zijn gedood.
Want Ik heb legers gestuurd om heel Egypte de dood in te jagen.
21 Vanuit het dodenrijk roepen machtige helden naar jou en naar de landen die je hielpen: 'Jullie komen allemaal bij ons in het dodenrijk terecht, jij en al je helpers,
bij alle andere volken die zijn gedood in de strijd!'
22 Het volk van Assur is daar.
Om de koning heen liggen al zijn gedode soldaten.
Allemaal zijn ze verslagen, gedood in de strijd.
23 De graven van Assur liggen diep in het dodenrijk.
De soldaten liggen rondom de koning begraven.
De mensen voor wie eerst iedereen doodsbang was,
liggen nu zelf in het graf, gedood in de strijd.
24+25 Het volk van Elam is daar.
Om de koning heen liggen al zijn gedode soldaten.
De mensen voor wie eerst iedereen doodsbang was,
zijn allemaal gedood in de strijd.
Ze zijn zonder roem in het dodenrijk terecht gekomen.
De koning van Elam ligt nu tussen alle anderen
die in de strijd zijn gedood en eerloos zijn begraven.
26 Het volk van Mesech-Tubal is daar.
Om de koning heen liggen al zijn gedode soldaten.
De mensen voor wie eerst iedereen doodsbang was,
liggen nu zelf in het graf, gedood in de strijd.
27 Ze kregen geen eervolle begrafenis, zoals de helden.
Helden worden begraven in hun wapenrusting,
met hun zwaard onder hun hoofd en bedekt door hun schild.
Zij werden alleen bedekt door de schuld voor hun slechte daden.
Want tijdens hun leven was iedereen doodsbang voor hen.
28 Ook jij, volk van Egypte, zal niet eervol begraven worden.
Maar je zal liggen bij de soldaten die in de strijd zijn gedood.
29 Het volk van Edom is daar.
Al waren zijn koningen nog zo machtig,
toch zijn ze in de strijd gedood en in het graf gelegd.
Ook zij zijn eerloos begraven bij de anderen die in de strijd zijn gedood.
30 De koningen van het noorden liggen daar, allemaal, en alle bewoners van Sidon.
Ze liggen bij hen die in de strijd zijn gedood.
Ook al waren ze nog zo machtig,
toch zijn ze eerloos begraven bij de anderen die in de strijd zijn gedood.
31 Als de farao hen ziet, zal dat hem troosten over zijn eigen ondergang.
Want de farao en zijn hele leger zullen worden gedood in de strijd, zegt de Heer.
32 Ik heb ervoor gezorgd dat iedereen op aarde bang voor Mij is geworden.
Daarom zal hij met zijn hele leger terecht komen
bij alle anderen die in de strijd zijn gedood, zegt de Heer."

Psalmen 80

Psalm 80

Een lied van Asaf, op de wijs van: 'De lelies'. Voor de leider van het koor.

Heer, Herder van Israël, luister alstublieft!
U leidt ons zoals een herder zijn kudde leidt.
U die tussen de engelen troont,[a]
verschijn nu in uw volle pracht!
Kom zo uw volk redden.
Laat ons zien hoe machtig U bent.
God, zorg er alstublieft voor dat het weer goed gaat met ons!
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

Heer, God van de hemelse legers,
hoelang blijft U nog zó boos op uw volk,
dat U niet wil luisteren naar onze gebeden?
U geeft ons ellende te eten.
U geeft ons tranen te drinken.
Onze buurlanden maken er ruzie over
wie van hen ons land mag hebben.
Onze vijanden lachen ons uit.
God van de hemelse legers,
zorg er alstublieft voor dat het weer goed gaat met ons!
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

U groef in Egypte een wijnstruik uit: Israël.
U verjoeg allerlei volken en plantte die struik in hun land.
10 U bewerkte de grond,
zodat de struik ruimte kreeg om te wortelen.
Hij groeide en vulde het land.
11 De schaduw van de struik kwam tot aan de bergen,
zijn takken waren zo groot als cederbomen.
12 Ze groeiden tot aan de zee in het westen,
tot aan de Rivier[b] in het oosten.
13 Waarom heeft U de muren rondom uw wijnstruik afgebroken?
Nu kan iedereen die langs loopt de druiven plukken!
14 De wilde zwijnen uit het bos vertrappen hem.
De wilde dieren vreten hem kaal.

15 God van de hemelse legers,
kom alstublieft bij ons terug!
Kijk vanuit de hemel naar ons
en zorg alstublieft voor ons, uw wijnstruik!
16 Zorg alstublieft voor de stek die U Zelf heeft geplant,
die U Zelf heeft verzorgd als een zoon tot hij groot was.
17 Hij is afgehakt en in brand gestoken.
Maar U zal uw vijanden daarvoor straffen!
18 Bescherm de zoon die U heeft uitgekozen,
de zoon die U Zelf heeft grootgebracht.
19 Dan zullen we niet meer bij U weglopen.
Red ons, dan zullen we U aanbidden.
20 Heer, God van de hemelse legers,
zorg er alstublieft voor dat het weer goed met ons gaat.
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016