Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Samuël 16

Samuel zalft David tot koning

16 De Heer zei tegen Samuel: "Hoelang blijf je er nog over treuren dat Ik Saul niet langer als koning van Israël wil? Vul een ramshoorn met olijf-olie en ga naar Isaï in Betlehem. Want Ik heb één van zijn zonen uitgekozen als koning." Maar Samuel zei: "Hoe kan ik dat doen? Als Saul het hoort, zal hij mij doden." De Heer zei: "Neem een jonge koe mee en zeg: 'Ik ben gekomen om de Heer een offer te brengen.' Nodig Isaï voor het offerfeest uit. Dan zal Ik je laten weten wat je moet doen. Zalf de man die Ik je aanwijs."

Samuel deed wat de Heer gezegd had. Zo kwam hij in Betlehem. De leiders van de stad kwamen hem angstig tegemoet en zeiden: "Betekent uw komst iets goeds?" Hij antwoordde: "Ja, ik ben gekomen om de Heer een offer te brengen. Ik nodig jullie uit voor dit offerfeest. Maak je dus klaar voor de Heer." Ook nodigde hij Isaï en zijn zonen uit voor het offer.

Toen ze binnen kwamen en hij Eliab zag, dacht hij: "Dat is vast en zeker de man die de Heer tot koning wil zalven." Maar de Heer zei tegen Samuel: "Let er niet op hoe hij er uitziet. Let er ook niet op dat hij zo groot is. Want hem heb Ik niet uitgekozen. Het gaat immers niet om wat je ziet. Want een mens kijkt hoe de buitenkant is, maar Ik kijk hoe hij innerlijk is."

Toen riep Isaï Abinadab binnen en liet hem langs Samuel lopen. Maar Samuel zei: "Ook hem heeft de Heer niet uitgekozen." Daarna liet Isaï Samma langs Samuel lopen, maar hij zei: "Ook hem heeft de Heer niet uitgekozen." 10 Zo liet Isaï zijn zeven zonen langs Samuel lopen, maar Samuel zei tegen Isaï: "De Heer heeft hen niet uitgekozen." 11 Toen vroeg hij: "Zijn dit al je jongens?" Isaï antwoordde: "De jongste is er nog niet. Hij is de schapen aan het hoeden." Toen zei Samuel tegen Isaï: "Laat hem halen, want we gaan niet eten voordat hij er óók is." 12 Toen liet Isaï hem halen. De jongste zoon had rood haar, mooie ogen en zag er knap uit. Toen zei de Heer tegen Samuel: "Sta op, zalf hem. Want hij is het." 13 Samuel nam de hoorn met olie en zalfde hem daar, bij zijn broers. Vanaf die dag was David vol van de Geest van God. En Samuel ging terug naar Rama.

David komt bij Saul in het paleis

14 Maar de Geest van de Heer was van Saul weggegaan. En Saul werd boos en somber gemaakt door een duivelse geest die door de Heer naar hem toe gestuurd was. 15 Toen zeiden de dienaren van Saul tegen hem: "U wordt bang gemaakt door een duivelse geest die door de Heer gestuurd is. 16 Laat ons alstublieft zoeken naar iemand die goed op de harp kan spelen. Dan kan hij voor u muziek maken als de duivelse geest komt. Door de muziek zult u zich beter voelen." 17 Saul antwoordde zijn dienaren: "Zoek voor mij iemand die goed speelt en breng hem hier." 18 Toen zei één van de dienaren: "Ik heb gezien dat één van de zonen van Isaï uit Betlehem goed spelen kan. Ook is hij erg dapper. Hij spreekt verstandig, is knap om te zien en de Heer is met hem."

19 Saul stuurde boodschappers naar Isaï met het bevel: "Haal je zoon David bij de schapen vandaan en laat hem hier komen." 20 Toen stuurde Isaï zijn zoon David met een ezel, een brood, een zak wijn en een jong geitje naar Saul. 21 Zo kwam David bij Saul en werd zijn dienaar. Saul mocht hem erg graag en liet hem zijn schildknaap worden. 22 En Saul stuurde Isaï de boodschap: "Ik wil David graag bij mij in dienst houden, want ik mag hem graag." 23 En telkens als de duivelse geest Saul boos en somber maakte, speelde David op de harp. Dan voelde Saul zich beter en de duivelse geest ging bij hem weg.

Romeinen 14

Accepteer elkaar

14 Accepteer de mensen die nog een zwak geloof hebben. Maak geen ruzie als jullie over iets een andere mening hebben dan zij. De één gelooft dat hij alles mag eten. Maar iemand die nog een zwak geloof heeft, eet alleen groenten en fruit omdat hij bang is dat het vlees misschien van een offer aan een afgod komt. Als je wél vlees eet, mag je iemand die géén vlees eet niet veroordelen. En als je géén vlees eet, mag je iemand die wél vlees eet niet veroordelen.[a] Want God houdt van jullie allebei. Wie denk je dat je bent, dat je een broeder beoordeelt? Je beoordeelt toch ook niet de knecht van iemand anders? Hij dient jóu toch niet? Of hij zijn werk goed of slecht doet, gaat toch alleen zijn heer aan? Maar je broeder zal het goed doen, want God zal hem helpen.

De één vindt de ene dag belangrijker dan de andere dagen, maar een ander vindt dat ze allemaal gelijk zijn.[b] Laat iedereen gewoon doen wat volgens zijn eigen geweten goed is. Iemand die een bepaalde dag belangrijker vindt dan de andere dagen, doet dat voor de Heer. En iemand die vindt dat alle dagen gelijk zijn, doet dat ook voor de Heer. Iemand die vindt dat hij vlees mag eten, doet dat voor de Heer, want hij dankt God ervoor. En iemand die geen vlees eet, doet dat óók voor de Heer en ook hij dankt God. Want niemand van ons leeft voor zichzelf. En ook niemand van ons sterft voor zichzelf. Want als we leven, leven we voor de Heer. En als we sterven, sterven we voor de Heer. Of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. Want Christus is gestorven en weer levend gemaakt, zodat Hij over levenden én doden zou regeren. 10 Maar waarom hebben jullie dan kritiek op je broeders en zusters? En hoe durf je op één van hen neer te kijken omdat hij het volgens jou niet goed doet? We zullen allemaal voor Christus de Rechter komen te staan. 11 Want er staat in de Boeken: "Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: Iedereen zal zich voor Mij buigen en iedereen zal toegeven dat Ik God ben." 12 We zullen dus allemaal tegenover God verantwoordelijk zijn voor wat we hebben gedaan.

Houd rekening met het zwakke geloof van anderen

13 Laten we dus niet langer kritiek op elkaar hebben. Bedenk liever dat het beter is om ervoor te zorgen dat je het geloof van je broeder of zuster niet beschadigt door jouw gedrag. 14 De Heer Jezus heeft mij laten weten dat niets onrein is.[c] Alleen als je víndt dat iets onrein is, is het voor jou onrein. 15 Maar als het geloof van je broeder of zuster wordt beschadigd door iets wat jij eet, doe je niet meer wat de liefde van je vraagt. Zorg ervoor dat je niemands geloof aan het wankelen brengt door iets wat jij eet! Christus is ook voor die ander gestorven!

16 Zorg ervoor dat er niets slechts kan worden gezegd van het goede dat jullie hebben gekregen. 17 Het Koninkrijk van God gaat tenslotte niet over eten of drinken, maar over vrijspraak van schuld, over vrede en over blijdschap door de Heilige Geest. 18 Als je op deze manier Christus dient, is God blij met je. En de mensen zullen respect voor je hebben. 19 Laten we daarom erg ons best doen om de vrede met elkaar te bewaren en om elkaars geloof verder op te bouwen. 20 Breek het werk van God niet af door ruzie te maken over het eten. Op zich is alles rein. Maar het is verkeerd als je door de dingen die je eet het geloof van iemand anders beschadigt. 21 Het is niet goed om vlees te eten of wijn te drinken of iets anders te doen, als dat het geloof van je broeder of zuster kwaad doet. 22 Heb het dan niet over je eigen overtuiging. God weet wat je gelooft. Het is heerlijk als je jezelf niet veroordeelt voor wat je doet. 23 Maar als je iets eet en je twijfelt of het wel goed is om dat te eten, doe je verkeerd. Want dan eet je niet met geloof. En alles wat je zonder geloof doet, is verkeerd. (lees verder)

Klaagliederen 1

Eerste klaaglied – Wat er met Jeruzalem is gebeurd

Wat zit Jeruzalem daar eenzaam![a]
De stad waar eerst zoveel mensen woonden,
zit er nu bij als een eenzame weduwe.
De stad die eerst zo machtig was,
de koningin van de steden,
is nu veroordeeld tot slavernij.
's Nachts huilt ze bittere tranen.
De tranen stromen haar over de wangen.
Geen van haar vrienden[b] troost haar nu.
Ze hebben haar allemaal in de steek gelaten.
De bewoners van Juda zijn gevangen meegenomen.
Wie achterbleef, is gevlucht voor de ellende en de slavernij.
De bewoners van Juda wonen verspreid over andere volken,
maar ze hebben geen rust.
Overal worden ze achtervolgd.

De wegen naar Jeruzalem treuren,
omdat er niemand nog voor een feest naar Jeruzalem komt.
De poorten van de stad zijn leeg.
De priesters en de vrouwen zuchten en klagen.
Jeruzalem is er vreselijk aan toe.
Haar vijanden hebben haar overwonnen.
Zij hebben het goed.
De Heer heeft Jeruzalem gestraft voor al haar slechtheid.
Al haar bewoners werden gevangen meegenomen.
Ze werden voor de vijand uit gedreven.
Jeruzalem heeft al haar schoonheid verloren.
Haar leiders werden opgejaagd als herten.
Uitgeput lopen ze voor de vijand uit.

In deze tijd van ellende kan Jeruzalem niet vergeten
hoe prachtig ze vroeger was.
Nu is ze leeg, want de bewoners zijn door de vijand gevangen genomen.
Niemand kwam haar te hulp.
Haar vijanden lachen als ze de verwoeste stad zien.
Jeruzalem is zwaar gestraft
voor de vreselijke dingen die ze heeft gedaan.
Niemand wil nog met haar omgaan.
Iedereen die haar eerst bewonderde,
wil nu niets meer met haar te maken hebben.
Want ze heeft helemaal niets meer.
Ze staat erbij als een naakte vrouw.
Jeruzalem zelf buigt vol schaamte het hoofd.
Haar kleren waren van top tot teen vuil.[c]
Maar nooit had ze gedacht dat het zo met haar zou aflopen.
Er is niets van haar overgebleven.
Er is niemand die haar troost.

Ze roept uit:
"Heer, zie eens hoe vreselijk dit is!
Heer, zie hoe de vijand opschept over wat hij met mij heeft gedaan!
10 De vijand heeft al mijn schatten geroofd.
Ik moest toekijken hoe andere volken in mijn tempel kwamen.
Volken waarvan U gezegd had dat ze daar niet mochten komen,
zijn uw tempel binnen gegaan.
11 De bewoners van het land zoeken overal naar eten.
Ze ruilen hun sieraden voor brood.
Zo hopen ze in leven te kunnen blijven.
Zie eens, Heer, wat er van mij is overgebleven!

12 Tegen de mensen die voorbij komen, roep ik: 'Kan het jullie dan niets schelen?
Niemand is er ooit zo ellendig aan toe geweest als ik.'
Dit heeft de Heer mij aangedaan omdat Hij zo woedend op mij was.
13 Hij liet vuur uit de hemel komen.
Het verbrandde me tot op het bot.
Hij zette een val voor mij op.
Hij bedreigde me.
De hele dag ben ik ziek en ellendig.
14 Mijn ongehoorzaamheid drukt als een zware last op mij.
De Heer straft me er zwaar voor.
Ik heb geen kracht meer over.

De Heer heeft me in de macht van mijn vijanden gegeven.
Ze hebben mij overwonnen.
15 Mijn hele leger is gedood.
De Heer bepaalde de dag dat dat zou gebeuren.
Hij vertrapte mijn bewoners,
zoals druiven in de druivenpers worden vertrapt.
16 Daarom huil ik.
De tranen stromen over mijn gezicht.
Niemand komt mij troosten.
Niemand kan mij helpen.
Mijn bewoners zijn verbijsterd.
De vijand is zó machtig!"

17 Jeruzalem strekt haar handen uit.
Maar niemand komt haar troosten.
De Heer riep de buurlanden van zijn volk op
om Jeruzalem te komen vernietigen.
Niemand wil nog iets met haar te maken hebben.

18 Jeruzalem zegt: "Maar de Heer had gelijk.
Want ik heb niet naar Hem willen luisteren.
Volken, kijk toch eens hoe ellendig ik eraan toe ben.
Al mijn bewoners, mannen en vrouwen, zijn gevangen meegenomen.
19 Ik heb mijn vrienden om hulp geroepen.
Maar ze bedrogen mij en kwamen me niet helpen.
Mijn priesters en mijn leiders zijn in de stad gestorven
doordat er niets meer te eten was.
20 Heer, ik ben zo bang!
Ik heb geen rust. Mijn hart bonkt in mijn binnenste.
Ik ben U heel erg ongehoorzaam geweest. Nu heerst overal de dood.
Op straat zijn de mensen gedood door het zwaard.
In huis sterven de mensen aan de pest.

21 De mensen horen mij zuchten van ellende.
Maar niemand komt mij troosten.
De vijanden die horen hoe het met mij afgelopen is,
zijn blij dat U dit heeft gedaan.
Ze zijn blij dat U heeft gedaan wat U over mij gezegd had.
Maar op een dag zullen ze net zo verwoest worden als ik!
22 Heer, vergeet niet hoe slecht ze zijn!
Straf hen zoals U mij heeft gestraft voor mijn ongehoorzaamheid.
Ik zucht en huil en voel me ziek van ellende."

Psalmen 32

Psalm 32

Een lied van David, om iets van te leren.

Het is heerlijk
als de Heer je heeft vergeven wat je verkeerd hebt gedaan.
Het is heerlijk
als God je heeft vergeven dat je Hem ongehoorzaam bent geweest.
Het is heerlijk
als de Heer zegt dat je niet meer schuldig bent.
Het is heerlijk
als Hij je alles heeft vergeven.

Eerst zweeg ik tegen God over de dingen die ik verkeerd had gedaan.
Maar ik kon er niet meer tegen.
De hele dag schreeuwde ik het uit.
Want dag en nacht voelde ik dat U boos op mij was.
Ik voelde me zo uitgedroogd als een plant in een hete, droge zomer.
Maar tenslotte vertelde ik U
dat ik U ongehoorzaam was geweest.
Ik verborg niets voor U.
Ik vertelde U alles wat ik verkeerd had gedaan.
Toen vergaf U het mij en U deed mijn schuld weg.

Iedereen die van U houdt,
moet naar U toe gaan zolang U Zich nog wil laten vinden.
Zelfs als rampen als een golf over hen heen slaan,
zal hun niets gebeuren.
Bij U kan ik me verbergen.
U beschermt me in gevaar.
Ik ben zó blij, dat ik voor U wil zingen.
Want U heeft mij bevrijd.
De Heer zegt: "Ik leer je hoe je moet leven.
Ik geef je raad en Ik ben altijd bij je.
Wees niet zo koppig en eigenwijs als paarden of ezels.
Zij kunnen niet zelf denken.
Zij komen alleen met je mee
als je hen dwingt met een bit en teugels."

10 Mensen die zich niets van God aantrekken,
hebben heel veel moeilijkheden.
Maar God zorgt voor de mensen die op Hem vertrouwen.
11 Mensen die leven zoals God het wil,
kunnen juichen over de Heer.
Ze kunnen jubelen en juichen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016