Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Samuël 5-6

De Heer straft de Filistijnen

De Filistijnen hadden de kist van God als buit meegenomen. Ze brachten hem van Eben-Haëzer naar Asdod. Daar zetten ze hem neer in de tempel van hun god Dagon, naast het beeld van Dagon. De volgende ochtend zagen de bewoners van Asdod dat het beeld van Dagon omgevallen was. Het lag op zijn gezicht op de grond, vóór de kist van de Heer. Ze tilden Dagon weer overeind en zetten hem weer op zijn plaats. Maar de volgende ochtend was Dagon wéér voorover op de grond gevallen, vóór de kist van de Heer. Maar nu lagen bovendien zijn hoofd en zijn handen afgehakt op de drempel. Alleen de romp was nog heel. De priesters van Dagon en alle mensen die de tempel van Dagon in Asdod binnengaan, stappen sindsdien nooit meer op de drempel.

De Heer strafte de bewoners van Asdod zwaar. Ze werden vreselijk bang, want de Heer strafte hen met puisten. Iedereen in Asdod en in het gebied daar omheen werd ziek. Daarom zeiden de bewoners van Asdod: "De kist van de God van Israël mag hier niet blijven. Want Hij straft ons en onze god Dagon zwaar." De stadskoningen van de Filistijnen kwamen bij elkaar om te overleggen wat ze moesten doen met de kist van de God van Israël. Ze besloten hem naar Gat te brengen. Ze brachten de kist van de God van Israël dus naar Gat.

Maar toen de kist daar was, strafte de Heer de bewoners daar zwaar. Want alle bewoners van de stad, van hoog tot laag, werden doodziek. Ze zaten van top tot teen onder de puisten. 10 Toen stuurden ze de kist van God naar Ekron. Maar toen de kist van God in Ekron aankwam, jammerden de bewoners van Ekron: "Ze brengen de kist van de God van Israël hierheen om ons allemaal te doden!" 11 Ze riepen de stadskoningen van de Filistijnen bij elkaar en zeiden: "Stuur die kist van de God van Israël weg! Laat hem teruggaan naar zijn eigen plaats! Want anders doodt hij ons allemaal!" De bewoners van de stad waren helemaal in paniek. God strafte hen zwaar. 12 De mensen die nog niet waren gestorven, kregen grote puisten. Het gejammer van de bewoners was tot op grote afstand te horen.

De kist van God wordt teruggestuurd naar Israël

Toen de kist van de Heer zeven maanden in het gebied van de Filistijnen was, lieten de Filistijnen de priesters en de waarzeggers komen. Ze vroegen hun: "Hoe moeten we de kist van de Heer naar zijn eigen plaats terugsturen?" Ze zeiden: "Als jullie de kist van de God van Israël terugsturen, moeten jullie dat niet zómaar doen. Jullie moeten in ieder geval een geschenk voor Hem meegeven om het weer goed te maken. Dan zullen jullie genezen. En jullie zullen ontdekken waarom Hij jullie aldoor straft." Toen vroegen ze: "Wat zullen we Hem geven?" Ze antwoordden: "Vijf gouden puisten en vijf gouden muizen. Dus van elke stadskoning één. Want iedereen is door de ramp getroffen, ook de stadskoningen. Maak dus afbeeldingen van jullie puisten en van de muizen die het land verwoesten. Eer de God van Israël daarmee. Misschien zal Hij dan een einde maken aan de ramp waarmee Hij ons, onze god en ons land straft. Waarom zouden jullie net zo koppig zijn als vroeger de Egyptenaren en de farao? Zij hebben toch ook uiteindelijk moeten toegeven, toen Hij hun liet zien hoe machtig Hij is? En toen hebben ze de Israëlieten laten vertrekken. Zorg dus voor een nieuwe wagen en laat die trekken door twee koeien die net een kalf hebben gekregen. Het moeten koeien zijn die nog nooit een juk hebben gedragen. Span die koeien voor de wagen, maar laat hun kalfjes bij ze weghalen. Zet de kist van de Heer op de wagen. Doe de gouden puisten en gouden muizen die jullie Hem geven om het goed te maken in een kistje. Zet dat kistje naast de kist van God op de wagen. Laat dan de wagen met de kist gaan. Let op wat er gebeurt: als de koeien de weg naar Bet-Semes opgaan, dan is het God die deze grote ramp over ons heeft gebracht. Maar als ze niet die kant op gaan,[a] dan weten we dat Hij het niet heeft gedaan. Dan is het ons toevallig overkomen."

10 Dit deden ze. Ze namen twee koeien die net een kalf gekregen hadden en spanden die voor de wagen. Maar de kalfjes hielden ze thuis. 11 Ze zetten de kist van de Heer op de wagen, samen met het kistje met de gouden muizen en de gouden puisten. 12 De koeien gingen regelrecht de weg op naar Bet-Semes. Ze liepen al loeiend rechtdoor, zonder ook maar ergens van de weg af te gaan. De stadskoningen van de Filistijnen volgden de wagen tot vlak bij Bet-Semes.

De kist van het verbond in Bet-Semes

13 De bewoners van Bet-Semes waren juist in het dal bezig met het oogsten van de tarwe. Toen zij opkeken, zagen ze tot hun grote blijdschap de kist aankomen. 14 De wagen stopte bij het veld van één van de bewoners, Jozua. Daar lag een grote steen. Ze slachtten de koeien, hakten de wagen in stukken en gebruikten het hout als brandhout. Zo brachten ze een brand-offer aan de Heer. 15 De Levieten tilden de kist van de Heer van de wagen. Ze zetten hem op de grote steen. Het kistje met de gouden puisten en gouden muizen zetten ze naast de kist van de Heer. Die dag brachten de bewoners van Bet-Semes brand-offers en vlees-offers aan de Heer. 16 Zodra de vijf stadskoningen van de Filistijnen hadden gezien wat er gebeurde, gingen ze terug naar Ekron.

17 De Filistijnen gaven vijf gouden puisten aan de Heer om het goed te maken: één van Asdod, één van Gaza, één van Askelon, één van Gat en één van Ekron. 18 Verder net zoveel gouden muizen als het aantal steden waar de Filistijnse stadskoningen over heersten, dus alle steden met muren en de dorpen die daarbij hoorden tot aan Abel. De grote steen Abel waarop de kist van de Heer heeft gestaan, ligt nog steeds daar in het veld van Jozua.

19 Maar de Heer doodde een groot aantal mannen van Bet-Semes, omdat ze in de kist van de Heer hadden gekeken.[b] Hij doodde 70 bewoners, namelijk 50 per 1000 mensen. Het volk treurde omdat de Heer zoveel mensen had gedood. 20 Ze zeiden: "Wie kan vlak bij de Heer komen en in leven blijven? Hij is een heilige God! En naar wie moeten we de kist van God sturen?" 21 Ze stuurden mannen naar Kirjat-Jearim met de boodschap: "De Filistijnen hebben de kist van het verbond van de Heer teruggebracht. Jullie kunnen hem hier komen halen."

Romeinen 5

We worden gered door Gods liefdevolle goedheid

En nu we door ons geloof zijn vrijgesproken van schuld, hebben we vrede met God. Die vrede hebben we te danken aan onze Heer Jezus Christus. Door wat Hij heeft gedaan, kunnen we door ons geloof nu ook genieten van Gods liefdevolle goedheid voor ons. En door Hem kunnen we ook altijd blij zijn. Want we weten dat we straks in zijn heerlijke aanwezigheid mogen leven. Maar dat is niet het enige. We zijn ook blij als we het moeilijk hebben. Want door moeilijkheden leren we om vol te houden. En doordat we leren volhouden, wordt onze geest sterk. En doordat onze geest sterk wordt, leren we om steeds meer op God te vertrouwen. En als we op God vertrouwen, zal Hij ons nooit teleurstellen. Want God heeft zijn liefde in ons hart uitgestort door ons zijn Heilige Geest te geven.

Want op de tijd die God had bepaald, is Christus voor ons gestorven. Op dat moment waren we nog hulpeloos en trokken we ons nog niets van God aan. Het is al heel bijzonder als iemand zijn leven wil geven om een góed mens te redden. Misschien heeft iemand daar nog de moed voor. Maar Christus heeft zijn leven voor ons gegeven toen we nog sléchte mensen waren. Daarmee bewijst God hoeveel Hij van ons houdt. Door Jezus' dood heeft Hij ons bevrijd van onze schuld. Als Hij dát al gedaan heeft, dan is het ook zéker dat Hij ons zal redden van Gods straf! 10 Toen we nog vijanden van God waren, heeft God ervoor gezorgd dat we vrede met Hem konden sluiten. Namelijk door de dood van zijn Zoon. Daardoor zijn we vrienden van God geworden. En daarom is het nu ook zéker dat we elke dag worden gered en veilig zijn door het léven van zijn Zoon. 11 En dat is niet het enige. We zijn ook heel blij met God, want door onze Heer Jezus Christus zijn we nu vrienden van God geworden.

Adam en Jezus

12 Het zit zó. Door de ongehoorzaamheid van een mens (Adam) is het kwaad in de wereld gekomen. En door het kwaad kwam de dood in de wereld. Alle mensen moeten sterven, omdat alle mensen verkeerde dingen doen. 13 Want al voordat de wet van Mozes er was, deden de mensen verkeerde dingen. Maar er was nog geen wet die zei hoe ze moesten leven. Daarom werden ze er nog niet voor gestraft. 14 Toch heeft vanaf Adam tot Mozes de dood als een koning geheerst. Ook over de mensen die niet op dezelfde manier ongehoorzaam aan God waren als Adam. (Let op: Adam is een afbeelding van Hem die nog komen zou maar die niet ongehoorzaam was aan God.)

15 Omdat God zoveel van ons houdt, gaf God toen Jezus als geschenk aan ons. En dat Geschenk is véél machtiger dan de ongehoorzaamheid van Adam. Want door de ongehoorzaamheid van één mens[a] (namelijk Adam) zijn heel veel mensen gestorven. Maar Gods Geschenk, Jezus Christus, is zó machtig dat heel veel mensen erdoor kunnen worden gered. 16 En er is nóg een verschil tussen het Geschenk van God en de ongehoorzaamheid van die ene mens. Door de ongehoorzaamheid van één mens kwam Gods straf over alle mensen. Maar door het Geschenk van God kwam er vergeving voor alle slechte daden van de mensen. De mensen werden vrijgesproken van hun schuld. 17 Door de ongehoorzaamheid van één mens (Adam) is de dood als een koning gaan heersen. Maar door Gods Geschenk is er iets veel groters gebeurd: de mensen die Gods Geschenk aannemen, zullen door die ene Mens (Jezus) vrij zijn van schuld en dood. Door Jezus Christus zullen ze als koningen heersen in het leven.

18 Dus door één ongehoorzame daad werden uiteindelijk alle mensen schuldig, en verdienden ze de dood. En door één gehoorzame daad zijn alle mensen vrijgesproken van schuld, zodat ze kunnen leven. 19 Door de ongehoorzaamheid van één mens (Adam) zijn alle mensen schuldig geworden. En door de gehoorzaamheid van één Mens (Jezus) zijn alle mensen vrijgesproken van schuld.

20 Toen de wet van Mozes erbij kwam, werd de schuld van de mensen nog groter. Want toen wisten ze wel hoe God wilde dat ze leefden, maar deden het niet. Maar toen de schuld van de mensen groter werd, liet God zien dat zijn liefdevolle goedheid nog groter was. Die was méér dan groot genoeg om hen te redden. 21 Eerst heerste het kwaad, en het kwaad bracht ons de dood. Maar nu heerst de liefdevolle goedheid van God. Die brengt ons het eeuwige leven, door onze Heer Jezus Christus.

Jeremia 43

De mensen gaan tóch naar Egypte

43 Zo vertelde ik hun het hele antwoord van hun Heer God. Toen zeiden Azarja, Johanan en die andere trotse aanvoerders tegen mij: "Je liegt! Onze Heer God heeft niet tegen je gezegd dat we niet naar Egypte moeten gaan. Maar je schrijver Baruch stookt jou tegen ons op. Hij hoopt dat we ons aan de Babyloniërs zullen overgeven, zodat zij ons zullen doden of gevangen meenemen naar Babel." En ze weigerden allemaal om de Heer te gehoorzamen. Ze wilden niet in Juda blijven. Johanan en de legeraanvoerders namen alle mensen mee die in Juda waren overgebleven. Ook de Judeeërs die eerst naar andere landen gevlucht waren en die teruggekomen waren naar Juda. Ze namen iedereen mee: mannen, vrouwen en kinderen, de dochters van de koning en alle mensen die Nebuzaradan, de aanvoerder van de lijfwacht, bij Gedalja had achtergelaten. Ook mij en Baruch namen ze mee. Ze gingen naar Egypte en deden niet wat de Heer gezegd had. Zo kwamen ze bij de stad Tachpanes.

Toen we daar aankwamen, zei de Heer tegen mij: "Raap een paar grote stenen op. Verberg die in de lemen vloer onder de tegels vóór het paleis van de farao in Tachpenes. Zorg dat de mannen uit Juda zien wat je doet. 10 Zeg dan tegen hen: Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Ik zal mijn dienaar, koning Nebukadnezar van Babel, laten komen. Hij zal zijn troon neerzetten bovenop deze stenen die Ik hier verborgen heb. Hij zal zijn koninklijke legertent over deze plek heen zetten. 11 Want hij zal komen en Egypte veroveren. Een deel van de mensen zal sterven aan de pest. Een deel van de mensen zal sterven in Babel. En een deel van de mensen zal sterven door het zwaard. 12 Hij zal de tempels van de Egyptische goden in brand steken en de godenbeelden meenemen als buit. Hij zal Egypte met net zoveel gemak veroveren als dat een herder zijn jas aantrekt. Daarna zal hij vertrekken zonder dat iemand hem tegenhoudt. 13 Hij zal de godenbeelden van de zonnetempel in Bet-Semes in Egypte stukslaan en de tempels van de Egyptische goden in brand steken."

Psalmen 19

Psalm 19

Voor de leider van het koor. Een lied van David.

Aan de hemel is te zien hoe machtig God is.
Het heelal vertelt dat God alles heeft gemaakt.
Elke volgende dag spreekt daarover.
Elke volgende nacht laat dat weer zien.
Het is een taal zonder woorden.
Er is geen stem te horen.
Toch klinkt hun boodschap over de hele aarde.
De hele wereld hoort ervan.

God heeft aan de hemel
voor de zon een tent neergezet.
De zon komt stralend naar buiten,
stralend als een bruidegom die uit zijn slaapkamer komt,
en vrolijk als een held die op weg gaat naar de wedstrijd.
Aan de ene kant van de hemel komt de zon op
en ze gaat verder tot ze de andere kant bereikt.
Niets kan zich verbergen voor haar hitte.

De wet van de Heer is volmaakt
en richt de mensen op God.
De woorden van de Heer zijn te vertrouwen
en geven de mensen wijsheid.
De bevelen van de Heer zijn goed
en maken de mensen blij.
De wetten van de Heer zijn zuiver
en geven de mensen raad.
10 De wet van de Heer is zuiver
en zal eeuwig blijven bestaan.
De bevelen van de Heer zijn waarheid
en zijn allemaal juist en goed.
11 Ze zijn kostbaarder voor een mens dan goud,
kostbaarder dan veel, zuiver goud.
Ze zijn zoeter dan honing,
zoeter dan honing uit de honingraat.

12 Ik laat me door uw wet leiden.
Gehoorzaamheid aan uw wet geeft een grote beloning.
13 Wie merkt het altijd als hij iets fout doet?
Vergeef me wat ik verkeerd doe zonder dat ik het weet.
14 Bescherm me ook tegen trots.
Laat trots niet de baas over mij zijn.
Dan leef ik zoals U het wil en doe ik geen verkeerde dingen.
15 Heer, ik wil dat U kan genieten van alles wat ik zeg of denk.
Heer, U bent de rots onder mijn voeten.
U bent mijn Redder.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016