Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Numeri 29

De Dag van Vergeving

29 De Heer zei tegen Mozes: "Op de eerste dag van de zevende maand moeten jullie een heilige bijeenkomst houden. Die moeten jullie aankondigen door op de trompet te blazen. Op die dag mag niemand werken. Jullie moeten een brand-offer offeren van één jonge stier, één mannetjes-schaap en zeven vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. Geef ook het meel-offer dat daarbij hoort: fijn meel, gemengd met olijf-olie. Bij de stier 3/10 efa (6,6 liter), bij het mannetjes-schaap 2/10 efa (4,4 liter) en bij elk van de zeven vrouwtjes-schapen 1/10 efa (2,2 liter). Verder een mannetjes-geit als vergevings-offer om vergeving te krijgen. Het zijn extra offers bij het maandelijkse brand-offer en het dagelijkse brand-offer, met de meel-offers en wijn-offers die daarbij horen. Als jullie het zó doen, ben Ik er blij mee.

Op de tiende dag van de zevende maand moeten jullie een heilige bijeenkomst houden.[a] Die dag moeten jullie spijt hebben van de verkeerde dingen die jullie gedaan hebben. Niemand mag op die dag werken. Die dag moeten jullie Mij een brand-offer brengen van één jonge stier, één mannetjes-schaap en zeven vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. Ook moeten jullie het meel-offer offeren dat daarbij hoort: fijn meel dat is gemengd met olijf-olie. Bij de stier 3/10 efa (6,6 liter), bij het mannetjes-schaap 2/10 efa (4,4 liter), 10 en bij elk van de zeven vrouwtjes-schapen 1/10 efa (2,2 liter). 11 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij het vergevings-offer waarmee jullie om vergeving vragen en het dagelijkse brand-offer, met de meel-offers en wijn-offers die daarbij horen."

Het Loofhuttenfeest

12 De Heer zei tegen Mozes: "Op de 15e dag van de zevende maand moeten jullie een heilige bijeenkomst houden.[b] Niemand mag op die dag werken. Dan moeten jullie zeven dagen voor Mij feest vieren. 13 Jullie moeten een brand-offer offeren van 13 jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 14 Ook moeten jullie het meel-offer brengen dat daarbij hoort: fijn meel dat is gemengd met olijf-olie. Bij elke stier 3/10 efa (6,6 liter), bij elk mannetjes-schaap 2/10 efa (4,4 liter) 15 en bij elk vrouwtjes-schaap 1/10 efa (2,2 liter). 16 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

17 Op de tweede dag van het feest offeren jullie twaalf jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 18 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 19 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

20 Op de derde dag elf jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 21 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 22 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

23 Op de vierde dag tien jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 24 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 25 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

26 Op de vijfde dag negen jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 27 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 28 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

29 Op de zesde dag acht jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 30 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 31 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

32 Op de zevende dag zeven jonge stieren, twee mannetjes-schapen en 14 vrouwtjes-schapen van één jaar. Alle dieren moeten helemaal gezond zijn. 33 Ook moeten jullie het meel-offer en het wijn-offer brengen die daarbij horen: net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 34 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

35 Op de achtste dag moeten jullie een feestelijke bijeenkomst houden. Op die dag mag niemand werken. 36 Dan moeten jullie een brand-offer brengen van één jonge stier, één mannetjes-schaap en zeven gezonde vrouwtjes-schapen van één jaar. 37 Ook het meel-offer dat daarbij hoort en de wijn-offers die bij de stier, het mannetjes-schaap en de vrouwtjes-schapen horen. Net zoveel meel-offers en wijn-offers als dat er dieren zijn, zoals voorgeschreven is. 38 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Het zijn extra offers bij de dagelijkse brand-offers, met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen.

39 Dit zijn de brand-offers, meel-offers, wijn-offers en dank-offers die jullie op de feestdagen aan Mij moeten offeren. Het zijn extra offers bij de belofte-offers en vrijwillige offers met het meel-offer en wijn-offer die daarbij horen."

40 En Mozes zei alles tegen de Israëlieten wat de Heer hem bevolen had.

Psalmen 73

Psalm 73

Een lied van Asaf.

Wat is God toch goed voor Israël,
voor de mensen die bij Hem horen.
Toch was ik bijna de verkeerde weg opgegaan.
Bijna was ik gevallen.
Want ik werd jaloers op mensen die zich niets van U aantrekken.
Ik werd jaloers toen ik zag hoe goed het met hen ging.
Want ze hebben geen moeilijkheden.
Ze zijn gezond en sterk.
Ze hebben geen zorgen.
Hun overkomt geen kwaad.
Daar scheppen ze trots over op.
Ze denken dat ze kunnen doen wat ze willen.
Ze vinden het heel gewoon om geweld te gebruiken.
Hun ogen puilen uit van het vet.
Ze denken dat ze heel wat zijn.
Ze spotten met alles,
ze misbruiken hun macht.
Op alles en iedereen kijken ze neer.
Tegen God in de hemel hebben ze een grote mond.
Over de mensen op aarde zeggen ze wat ze maar willen.
10 Daarom komen de mensen naar hen toe.
Ze drinken hun woorden op als water.
11 Ze zeggen: "Het kan God niets schelen.
Hoe zou God het weten? Hij ziet het niet!"
12 Het zijn slechte mensen, maar toch gaat het goed met hen.
Ze worden rijker en rijker en hebben geen zorgen.

13 Het heeft geen zin gehad dat ik eerlijk heb geleefd.
Helemaal voor niets heb ik altijd eerlijk gehandeld.
14 Want ik heb elke dag moeilijkheden.
Elke ochtend heb ik nieuwe ellende.
15 Maar als ik net als zij zou spreken,
zou ik ontrouw zijn geweest aan U en aan uw volk.
16 Ik probeerde het te begrijpen.
Ik bleef het moeilijk vinden.
17 Totdat ik Gods heiligdom binnenging.
Toen begreep ik hoe het met hen zou aflopen.
18 Want God brengt hen naar glibberige plaatsen,
zodat ze uitglijden en worden gedood.
19 Hun einde is verschrikkelijk.
In één ogenblik zijn ze verdwenen.
20 U wil niets met hen te maken hebben.
Als U ingrijpt, verdwijnen zij,
zoals een droom verdwijnt op het moment dat je wakker wordt.

21 Toen ik er boos en bitter over was, dat het zo goed met hen gaat,
22 was ik een grote dwaas.
Ik was als een dier zonder verstand.
23 Want ik mag altijd dicht bij U zijn.
U houdt mijn hand vast.
24 Zo leidt U mij en geeft U mij raad.
Later zult U mij eervol ontvangen.
25 Wie heb ik in de hemel behalve U?
Ook op aarde verlang ik niets anders dan U.
26 Zelfs als ik zou sterven, bent U alles voor mij.
U bent de rots onder mijn voeten.
Voor eeuwig bent U alles voor mij.
27 Maar het loopt slecht af met de mensen
die zich niets van U aantrekken.
U vernietigt de mensen die ontrouw aan U zijn en U verlaten.
28 Maar ik, ik vind het heerlijk om dicht bij U te zijn.
Ik vertrouw op U en ik zal vertellen over alles wat U heeft gedaan.

Jesaja 21

Gods woorden over Babel

21 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Babel, het woestijnland bij de zee.[a]

De vijand zal als een stormwind komen aanjagen vanuit de woestijn, uit een vreselijk land. De Heer liet mij iets verschrikkelijks zien: een verraderlijke verrader en een verwoestende verwoester. Elam, val aan! Medië, omsingel de stad! Babel zal worden veroverd. De mensen zullen niet langer door Babel onderdrukt worden. Wat ik heb gezien, maakt mij doodsbang. Ik heb er vreselijke buikpijn van. Ik krimp in elkaar van de pijn. Mijn hart bonkt. Ik had uitgekeken naar de avond, maar de avond werd een nachtmerrie.

Dit is wat ik zag: De koning van Babel houdt een feestmaaltijd.[b] De tafels staan gedekt en de mensen eten en drinken. Maar ga liever jullie schilden oliën en je klaar maken voor de strijd, aanvoerders! Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Ga en zet een wachtpost op de stadsmuur. Laat hij vertellen wat hij ziet. Als hij strijdwagens ziet, en ruiters op ezels of kamelen, dan moet hij heel goed opletten!" Uiteindelijk riep de wachtpost luid als een leeuw: "Ik sta al dagen op de uitkijk. Al nachten lang sta ik op de wachttoren op te letten, heer. Maar nu komen ze! Er komt een strijdwagen met mannen, en een paar ruiters!" En ze riepen hem toe: "Babel is veroverd! Alle godenbeelden liggen kapot op de grond!"

10 – O mijn vertrapte en geslagen volk, ik heb jullie alles verteld wat de Heer van de hemelse legers, de God van Israël, tegen mij heeft gezegd.

Gods woorden over Edom

11 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Edom.

Iemand roept uit Edom naar mij: "Wachter, hoelang duurt de nacht nog? Wachter, hoelang nog?" 12 Ik antwoord: "Er komt een nieuwe dag, maar ook een nieuwe nacht. Vraag als je vragen hebt. Kom maar terug."

Gods woorden over Arabië

13 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Arabië.

Dedanieten, overnacht met jullie karavanen in het bos van Arabië. 14 Bewoners van Tema, breng deze dorstige mensen water. Breng deze vluchtelingen brood. 15 Want ze zijn op de vlucht voor zwaarden en bogen en de ellende van de strijd. 16 Want de Heer heeft tegen mij gezegd: "Over precies een jaar zal het afgelopen zijn met de macht van Kedar.[c] 17 Van de beroemde boogschutters van Kedar zullen er maar een paar overblijven." De Heer, de God van Israël, heeft het gezegd en Hij zal het ook doen.

2 Petrus 2

Waarschuwing tegen bedriegers

Maar er waren vroeger ook leugen-profeten bij het volk. En ook bij jullie zullen er zulke bedriegers komen. Zij willen jullie verkeerde dingen leren. Ze leren jullie leugens, die slecht voor jullie zijn. Ze zullen zelfs de Heerser die hen heeft gekocht, niet als Heer willen dienen. Daardoor zal het al heel gauw slecht met hen aflopen. Veel mensen zullen met hen meedoen en net als zij er maar op los leven. Zo zullen er, door hún schuld, slechte dingen worden gezegd over het goede nieuws. En omdat ze hebzuchtig zijn, zullen ze proberen jullie over te halen om je geld aan hen te geven. Daarvoor gebruiken ze allerlei goedklinkende praatjes. Maar Gods oordeel over hen staat al lang vast. Hun straf is al onderweg. Het zal binnen korte tijd slecht met hen aflopen. Hij zal geen genade met hen hebben.

Want God heeft ook de engelen die Hem ongehoorzaam waren, geen genade gegeven. Hij heeft hen gevangen gezet in de bodemloze put. Daar wachten ze vastgebonden in de duisternis tot Hij over hen zal rechtspreken.

En ook de mensen van heel lang geleden die zich niets van Hem aantrokken, heeft Hij geen genade gegeven. Hij liet een grote overstroming over de wereld komen. Alleen Noach[a] werd door God gered, samen met nog zeven andere mensen. Want Noach had aan de mensen verteld dat ze verkeerd leefden en hoe God wilde dat ze zouden leven.

En de steden Sodom en Gomorra[b] heeft God voor straf tot as verbrand en omgekeerd. Hij deed dat als waarschuwing voor andere mensen die zich niets van Hem aantrekken. Maar God redde Lot. Want Lot leefde wel zoals God het wil. En Lot vond het heel erg dat de mensen er zo op los leefden. Hij woonde wel bij hen, maar hij had dag en nacht verdriet over alle slechte dingen die ze deden.

Dus de mensen die leven zoals God het wil, worden door Hem gered uit de moeilijkheden die hun geloof op de proef stellen. Maar de mensen[c] die zich niets van Hem aantrekken, worden door Hem gevangen gehouden tot de dag dat Hij over hen zal rechtspreken. Dan zal Hij hen straffen. 10 Hij straft dan vooral de mensen die allerlei verkeerde dingen op het gebied van seks doen en er maar op los leven en die helemaal niet willen luisteren naar de Heerser in de hemel.

Zulke slechte mensen die alleen maar aan zichzelf denken, durven zelfs slechte dingen van God te zeggen. 11 Zelfs de engelen zijn heel wat bescheidener dan zij. Want de engelen zijn wel veel sterker en machtiger dan mensen, maar willen zulke mensen niet beschuldigen bij de Heer. 12 Maar die mensen zijn net dieren zonder verstand. Ze zijn van nature alleen geschikt om gevangen genomen en gedood te worden. Want ze durven slechte dingen te zeggen over zaken waar ze niets van begrijpen. Maar ze zullen zelf worden vernietigd door de slechte dingen die ze doen. 13 Ze zullen hun verdiende straf krijgen. Ze vinden het heerlijk om overdag wilde feesten te houden en te doen waar ze zin in hebben. Als ze met jullie eten, zijn zij als rotte plekken en vieze vlekken aan jullie tafel, omdat ze nooit genoeg krijgen van liegen en bedriegen. 14 Hun ogen zijn altijd opzoek naar een vrouw. Ze krijgen er nooit genoeg van om te doen wat God verboden heeft. Ze verleiden mensen die niet tegen hen op kunnen. Ze halen hen over om met hen mee te doen. En het zijn echte geldwolven. Ze zijn vervloekt! 15 Doordat ze van het rechte pad zijn afgegaan, zijn ze verdwaald. Ze zijn dezelfde weg opgegaan als Bileam,[d] de zoon van Beor. Bileam werd ongehoorzaam aan God omdat hij veel geld hoopte te verdienen. 16 Maar zijn ezel was verstandiger dan hij: hij sprak met een mensenstem tegen Bileam om hem tegen te houden.

17 Zulke mensen zijn als bronnen waar geen water meer uit komt. Ze zijn als wolken die geen regen geven maar door de wind weggeblazen worden. Ze zullen voor eeuwig in de diepste duisternis terechtkomen. 18 Want ze leven er maar op los en doen wat ze willen. Met hun mooie praatjes verleiden ze de mensen die nog maar pas aan het kwaad zijn ontsnapt. Ze halen hen over om weer dezelfde slechte dingen te gaan doen als eerst. 19 Ze beweren dat ze vrijheid komen brengen, maar zelf zijn ze slaven van het kwaad. Want een mens is de slaaf van dat wat hem in zijn macht heeft. 20 Eerst hebben ze wel Jezus Christus als Redder en Heer leren kennen. Daardoor waren ze aan de vuiligheid van de wereld ontsnapt. Maar later zijn ze weer naar hun oude manier van leven teruggaan. Daardoor zijn ze er op het laatst erger aan toe dan in het begin toen ze Jezus nog niet kenden. 21 Ze willen nu niets meer te maken hebben met hoe God wil dat ze leven. Maar dan was het beter voor hen geweest als ze er nooit iets over hadden geweten. 22 Want met hen is dan gebeurd wat het spreekwoord zegt: 'Hij is als een hond die teruggaat naar zijn braaksel,' of wat een ander spreekwoord zegt: 'Hij is als een schoongewassen varken dat teruggaat naar de modder.'

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016