Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Numeri 17-18

De staf van Aäron bloeit

17 De Heer zei tegen Mozes: "Laat de leiders van elke stam van Israël hun staf brengen. Er moeten dus twaalf staven komen. Op elke staf moet je de naam van de leider van de stam schrijven. De naam van Aäron moet je op de staf van de stam van Levi schrijven. Want van elke stam moet er één staf zijn. Leg ze allemaal in de tent van ontmoeting, bij de kist van het verbond. Daar zal Ik naar jullie toe komen. De staf van de man die Ik uitkies, zal gaan bloeien. Zo zal Ik een einde maken aan het gemopper en geklaag tegen jullie. Want eigenlijk mopperen en klagen ze tegen Míj." Toen Mozes dit aan de Israëlieten verteld had, gaven al hun leiders hem één staf. Van elke stam kreeg hij één staf, twaalf staven in totaal. De staf van Aäron was er ook bij. Mozes legde ze neer bij de Heer, in de tent van het verbond. Toen Mozes de volgende dag naar binnen ging, bloeide de staf van Aäron van de stam van Levi. Er waren knoppen en bloemen aan gekomen en er zaten amandelen aan. Mozes bracht alle staven uit de tent naar buiten, zodat iedereen kon zien wat er was gebeurd. Toen nam iedereen zijn eigen staf weer terug.

10 En de Heer zei tegen Mozes: "Leg de staf van Aäron weer bij de kist van het verbond. Bewaar hem daar als een teken voor de mensen die niet naar Mij willen luisteren. Zo maak Ik een eind aan hun gemopper tegen Mij. Want anders zal Ik hen doden." 11 Mozes deed wat de Heer tegen hem gezegd had.

12 Dit gebeurde omdat de Israëlieten tegen hem hadden gemopperd: 'Kijk eens, we gaan allemaal dood! Allemaal! 13 Iedereen die in de buurt van de Heer komt, sterft! Straks zijn we allemaal dood!'

De taak van de Levieten

18 Toen zei de Heer tegen Aäron: "Jij, je zonen en de andere Levieten zijn verantwoordelijk als er iets verkeerd gedaan wordt bij de dienst in het heiligdom. En jij en je zonen zijn zelf verantwoordelijk voor de verkeerde dingen die jullie zelf als priester doen. De andere mannen uit de stam van Levi zullen jou en je zonen helpen bij het werk in het heiligdom. Maar jij en je zonen moeten dienen in de tent van ontmoeting, mijn heiligdom. De Levieten moeten met jullie voor de tent zorgen. Maar zij mogen het wierook-altaar en de heilige voorwerpen in de tent van ontmoeting niet aanraken. Anders zullen ze sterven, en jullie ook. Zij zullen jullie helpen met jullie werk in de tent van ontmoeting. Maar niemand van de andere stammen mag dat.

Jij en je zonen hebben de taak om te dienen in het heiligdom en bij het altaar. Als jullie je hieraan houden, dan zal Ik niet boos worden op de Israëlieten. Ik heb Zelf de Levieten uit de rest van de Israëlieten gekozen en aan jou gegeven om je te helpen bij de tent van ontmoeting. Maar alleen jij en je zonen mogen priesters zijn. Alleen jullie mogen dienen in alles wat er bij het altaar en achter het gordijn bij de kist van het verbond moet gebeuren. Daar moeten jullie dienen. Aan jullie heb Ik de taak van priesters gegeven. Het is mijn geschenk aan jullie. Maar als andere mensen die dingen doen, moeten ze worden gedood."

Het deel van de offers dat voor de priesters is

En de Heer zei tegen Aäron: "Het is ook jullie taak om alle beweeg-offers van de Israëlieten aan te nemen. Alles wat ze aan Mij geven, geef Ik aan jullie, omdat jullie gezalfd zijn. Dit is een eeuwige wet, die ook geldt voor jullie zonen ná jullie. Van de offers waarvan maar een deel verbrand wordt, is een deel voor jullie. Dat deel is heel erg heilig. Alles wat ze Mij vrijwillig geven, met de meel-offers die daarbij horen, is voor jullie. En hun vergevings-offers en schuld-offers die ze aan Mij geven, zijn ook voor jou en je zonen. Dat is heel erg heilig. 10 Alle mannen uit jouw familie mogen daarvan eten. Ze moeten het eten op een heilige plek, want het is heel erg heilig.

11 De beweeg-offers die de Israëlieten aan Mij geven en die niet verbrand worden, geef Ik aan de priesters en hun gezinnen. Iedereen in jullie gezin die rein is, mag ervan eten.[a] Dat is een eeuwige wet. 12 Ik geef jullie dus het allerbeste deel van de olijf-olie, van de wijn en van het graan. Het eerste deel daarvan, het deel dat ze aan Mij geven, geef Ik aan jullie. 13 Het eerste deel van alles wat geoogst wordt in het land, is voor Mij. En Ik geef het aan jullie. Iedereen in jullie gezin die rein is, mag ervan eten. 14 Alles wat in Israël aan Mij wordt gegeven, is voor jullie. 15 Alle oudste zonen en alle eerstgeboren dieren die ze aan Mij geven, zijn voor jullie. Alleen moeten jullie de oudste zonen vrijkopen. Ook de eerstgeboren onreine dieren moeten jullie vrijkopen. 16 De zonen moeten jullie vrijkopen zodra ze één maand oud zijn. Je koopt hen vrij met een bedrag van 5 sikkels zilver (55 gram), gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Die is 20 gera. 17 Maar de eerstgeboren dieren van koeien, schapen of geiten mag je niet vrijkopen. Ze zijn voor Mij. Je moet hun bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen en hun vet moet je verbranden. Als je het zó doet, ben Ik blij met het offer. 18 Maar het vlees van die dieren is voor jullie: het borststuk dat naar Mij omhoog gehouden is en heen en weer is bewogen en de rechter schouder zijn voor jullie.

19 Alle beweeg-offers die de Israëlieten aan Mij geven, geef Ik aan de priesters en hun gezinnen. Het is een eeuwige wet van Mij, een eeuwig verbond dat geldt voor jou en je familie ná jou."

De tienden van de Israëlieten en van de Levieten

20 En de Heer zei tegen Aäron: "De priesters zullen in het land geen eigen gebied krijgen. In plaats daarvan hebben ze Mij. 21 Ook de andere Levieten krijgen geen eigen gebied. Ik geef hun alle tienden van Israël.[b] Die zijn voor hen. Dat is hun loon voor het werk dat ze bij de tent van ontmoeting doen. 22 Want de Israëlieten mogen niet meer bij de tent van ontmoeting komen. Doen ze dat toch, dan zijn ze Mij ongehoorzaam en zullen ze sterven. 23 Maar de Levieten moeten dienen bij de tent van ontmoeting. Zij zijn er verantwoordelijk voor en ze zullen zelf verantwoordelijk zijn voor wat ze daarbij verkeerd doen. Dit is een eeuwige wet voor jou en je familie ná jou. Jullie krijgen geen eigen gebied bij de Israëlieten. 24 In plaats daarvan krijgen de Levieten alle tienden die de Israëlieten als beweeg-offer aan Mij geven. Daarom heb Ik gezegd dat de Levieten geen eigen gebied krijgen, zoals de andere Israëlieten."

25 De Heer zei tegen Mozes: 26 "Zeg tegen de Levieten: In plaats van een eigen gebied krijgen jullie van de Israëlieten de tienden. Daarvan moeten jullie weer een tiende deel als beweeg-offer aan Mij geven. 27 Zoals de andere Israëlieten een tiende deel van hun oogst van graan of wijn aan Mij geven, zo geven jullie aan Mij een tiende deel van de tienden die jullie krijgen. Dat is júllie beweeg-offer aan Mij. 28 Dat deel moeten jullie aan de priester Aäron geven. Maar eerst moeten jullie het naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Daarna geven jullie het aan Aäron. 29 Van alles wat jullie krijgen, moeten jullie een heel tiende deel van het beste deel aan Mij geven. 30 Zeg dus tegen de Levieten: 'De Israëlieten geven een tiende deel van het beste van hun oogst van graan of wijn als beweeg-offer aan de Heer. Daarna is het voor jullie. En jullie geven weer een tiende deel van het beste daarvan als beweeg-offer aan de Heer. Daarna is dat voor Aäron. 31 De rest mogen jullie met je hele gezin eten, waar je wil. Het is jullie loon voor het werk dat jullie in het heiligdom doen. 32 Jullie mogen daarbij niet het beste deel zelf houden, maar jullie moeten het beste deel ervan aan de Heer geven. Want jullie moeten ontzag hebben voor de offers die de Israëlieten brengen. Anders zullen jullie sterven.' "

Psalmen 55

Psalm 55

Voor de leider van het koor. Begeleiden op een snaarinstrument. Een lied van David, om iets van te leren.

God, luister alstublieft naar mijn gebed.
Doe niet alsof U mij niet hoort.
Luister alstublieft naar me en geef me antwoord.
Ik schreeuw het uit tot U.
Mijn vijanden bedreigen me.
Mensen die zich niets van U aantrekken,
brengen me in gevaar.
Ze willen me kwaad doen omdat ze me haten.
Mijn hart krimpt in elkaar in mijn binnenste.
Ik ben doodsbang.
Ik beef van angst.
Ik sta helemaal te trillen.
Had ik maar vleugels als een duif.
Dan zou ik wegvliegen naar een veilig plekje.
Ik zou heel ver wegvliegen
en in de woestijn gaan wonen.
Ik zou snel een veilige plaats zoeken,
een schuilplaats tegen de storm.
10 Breng hen in verwarring, Heer!
Zorg dat ze ruzie met elkaar krijgen.
Want door hen is er geweld in de stad.
11 Dag en nacht zaaien ze onrust binnen de muren.
Ze veroorzaken alleen maar ellende.
12 Overal zijn misdadigers.
Op het plein heersen leugen en bedrog.

13 Het is geen vijand die mij beledigt.
Dát zou ik nog kunnen verdragen.
Het is niet iemand die mij altijd al haatte,
die mij nu bedreigt.
Voor hem zou ik me verbergen.
14 Nee, het is mijn vriend,
de man die ik vertrouwde.
15 We trokken met elkaar op.
Samen vierden we feest in Gods heiligdom.
16 Zulke vrienden mogen van mij doodvallen,
levend naar het dodenrijk gaan!
Want ze zijn door en door slecht.

17 Maar ik roep mijn God om hulp.
Hij zal me redden.
18 Van de vroege ochtend tot de late avond kreun ik het uit tot Hem.
Hij zal naar me luisteren.
19 Hij zal me redden en in veiligheid brengen,
hoeveel vijanden er ook zijn.
20 God die heerst vanaf het begin van de tijd,
zal mij horen en hen vernederen.
Want ze willen God niet gaan dienen.
Ze willen geen ontzag voor Hem hebben.
21 Hij die mij nu aanvalt, was mijn vriend.
Hij verbreekt onze vriendschap.
22 Zijn woorden zijn zo zoet als honing,
maar zijn hart is zo bitter als gal.
Zijn woorden klinken vriendelijk,
maar ze steken als getrokken zwaarden!

23 Geef al je zorgen aan de Heer.
Hij zal voor je zorgen.
Hij laat zijn vrienden nooit in de steek.
Hij zorgt ervoor dat ze nooit zullen vallen.
24 Maar zijn vijanden jaagt Hij de dood in.
Moordenaars en bedriegers doodt Hij,
nog vóór de helft van hun leven.
Maar ik vertrouw op U.

Jesaja 7

Gods woorden over koning Achaz

In de tijd dat Achaz (de zoon van koning Jotam, die een zoon was van koning Uzzia) koning van Juda was, viel koning Rezin van Aram Jeruzalem aan. Koning Peka (de zoon van Remalia) van Israël had zich bij hem aangesloten. Maar het lukte koning Rezin niet om Jeruzalem te veroveren. Toen koning Achaz hoorde dat het leger van Aram zich had verzameld op de bergen van Israël, werd hij doodsbang. Ook het hele volk beefde van angst, zoals bomen in het veld beven in de wind.

Toen zei de Heer tegen Jesaja: "Ga koning Achaz tegemoet, samen met je zoon Schear-Jaschub (= 'een rest zal terugkomen'). Achaz is bij het einde van de waterleiding. Hij staat bij de bovenste vijver langs de weg naar het veld waar altijd de wol gebleekt wordt. Zeg tegen hem: Blijf kalm. Wees niet bang voor koning Rezin van Aram en voor koning Peka van Israël. Ze zijn niet meer dan rokende stukken brandhout. Koning Rezin van Aram wil u aanvallen, samen met koning Peka van Israël. Hij wil met hem Juda veroveren, het land samen delen en de zoon van Tabeal kronen tot koning van Juda. Maar de Heer zegt: Dat zal niet gebeuren. Van zijn plannen zal niets terecht komen. Damaskus blijft de hoofdstad van alleen het land Aram, met Rezin als koning. Maar binnen 65 jaar zal het met het koninkrijk Israël afgelopen zijn.[a] Als volk zal het niet langer bestaan. Tot dan blijft Samaria de hoofdstad van alleen Israël, met Peka als koning. Maar dit zal alleen werkelijkheid worden als u op Mij vertrouwt."

God belooft een Redder

10 Verder zei de Heer tegen koning Achaz: 11 "Vraag Mij om een teken. Een teken diep uit het dodenrijk of een teken hoog uit de hemel." 12 Maar Achaz zei: "Ik zal geen teken vragen. Ik wil de Heer niet uitdagen." 13 Toen zei Jesaja: "Luister, zoon van David! Is het nog niet genoeg dat u het geduld van de mensen op de proef stelt? Moet u nu ook nog Gods geduld op de proef stellen? 14 U wil God niet om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal hem Immanuël (= 'God met ons') noemen.[b] 15 Hij zal een goed leven hebben, totdat hij in staat zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen. 16 Maar vóórdat de jongen oud genoeg zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen, zullen de twee landen waarvoor u nu bang bent, hun koningen kwijt zijn.

17 En over u, uw familie en uw volk zal de Heer een vreselijke ramp laten komen. Zoiets vreselijks is er niet meer gebeurd sinds Israël zich afsplitste van Juda.[c] Want de Heer zal de koning van Assur op u afsturen. 18 In die tijd zal de Heer een volk zo ontelbaar als een zwerm vliegen naar Zich toe fluiten uit het gebied van de rivieren van Egypte. En een volk zo gevaarlijk als een zwerm bijen uit het land Assur. 19 Ze zullen komen en allemaal neerstrijken in de bergkloven en de rotsspleten, op de doornstruiken en de prachtige velden en akkers. 20 In die tijd zal de Heer een scheermes huren uit het land aan de overkant van de rivier: de koning van Assur. Die zal jullie hele land kaalscheren van oogst en bezit, net zoals je met een scheermes het haar van hoofd, baard en benen afscheert. 21 In die tijd zullen de mensen maar één koe en twee schapen per gezin overhouden. 22 Maar die zullen zóveel melk geven, dat de mensen toch boter kunnen eten. Ja, de mensen die nog in het land zijn overgebleven, zullen een goed leven hebben. 23 Maar in die tijd zullen alle grote, kostbare wijngaarden overgroeid raken met dorens en distels. 24 Je zal daar met pijl en boog op wild kunnen jagen. Want het hele land zal bedekt zijn met dorens en distels. 25 Ook op de akkers op de berghellingen zullen alleen maar dorens en distels groeien. Daarom zal er niemand meer komen. De boeren zullen er alleen nog hun vee laten grazen. Schapen en koeien zullen er de distels vertrappen."

Jakobus 1

Het echte geloof

Jakobus, een dienaar van God en van de Heer Jezus Christus,[a] doet de groeten aan de twaalf Joodse stammen die over de hele wereld verspreid zijn.

Wees blij, broeders en zusters, als je geloof door allerlei moeilijkheden op de proef wordt gesteld. Want daardoor zul je leren geduld te hebben. Zo zal je geloof sterker worden en zul je een volwassen geloof krijgen. Daardoor zul je altijd het goede doen. En als je een keer niet weet wat je moet doen, mag je God om wijsheid vragen. God geeft die altijd, zonder boos te zijn dat je het zelf niet weet. Maar je moet daar wel vol geloof om bidden, zonder te twijfelen.[b] Want als je twijfelt, lijk je op een golf van de zee die door de wind steeds een andere kant wordt opgejaagd. Als je twijfelt, zul je niets van de Heer krijgen. Je weet dan namelijk zelf niet wat je wil en bent onzeker bij alles wat je doet.

Arm en rijk

Als je niet veel geld hebt, mag je er blij over zijn dat je voor God toch belangrijk bent. 10 Maar als je rijk bent, moet je eraan denken dat God jouw geld niet zo belangrijk vindt. Want op een dag zul je er niet meer zijn. Net zoals een mooie bloem in het gras op een dag verdwenen is. 11 Want als de zon opkomt en heet wordt, verdroogt het gras en valt de bloem af. Er is niets moois meer aan. Zo zal ook een rijk mens met al zijn mooie plannen er op een dag niet meer zijn.

Groeien in het geloof

12 Als je in de verleiding komt om verkeerde keuzes te maken, is het heerlijk voor je als je toch voor het goede kiest en aan je geloof vasthoudt. Want dan zal de Heer je het eeuwige leven geven. Dat is de beloning die Hij heeft beloofd aan de mensen die van Hem houden. 13 Maar je mag nooit zeggen dat Gód jou op de proef stelt. Want God kan niet door het kwaad verleid worden om iets slechts te doen. En Hij doet Zelf ook niemand kwaad om iemands geloof op de proef te stellen. 14 Maar elke keer als je in de verleiding komt om het verkeerde te doen, komt dat doordat de verlangens van je oude 'ik'[c] aan je trekken. Ze proberen je mee te slepen. 15 Als je je daar niet tegen verzet, word je uiteindelijk inderdaad ongehoorzaam aan God. En als je niet langer gehoorzaam wil zijn aan God, brengt dat tenslotte de dood voort. 16 Houd jezelf niet voor de gek, lieve broeders en zusters!

17 Elk geschenk dat goed en volmaakt is, komt uit de hemel, van de Vader van het licht. Hij blijft altijd en eeuwig Dezelfde. Hij verandert nooit. Er zal nooit een spoortje duisternis in Hem te vinden zijn. 18 Wij zijn uit Hem geboren, doordat we geloofd hebben in de waarheid van zijn woord. Dat was ook Gods plan voor ons. Zo zijn wij, van alles wat Hij heeft gemaakt, de eersten die bij Hem mogen horen.[d]

19 Onthoud goed, lieve broeders en zusters, dat iedereen goed moet luisteren, maar niet te gauw iets moet zeggen. Word ook niet te snel boos. 20 Want boosheid staat je vriendschap met God in de weg. 21 Doe dus niets meer wat ook maar een béétje verkeerd of slecht is. Luister liever goed naar het woord van God dat in jullie hart is gezaaid en wortels heeft gekregen. Want door het woord van God worden jullie gered.

22 Lúister niet alleen naar het woord, maar dóe het ook. Als je alleen luistert en er niets mee doet, houd je jezelf voor de gek. 23 Stel dat je het woord wel hoort, maar er niets mee doet. 24 Dan kun je dat vergelijken met iemand die zichzelf in de spiegel bekijkt, maar ook onmiddellijk weer vergeet hoe hij er uitziet. 25 Luister dus goed naar de volmaakte wet, namelijk de wet die je vrijmaakt,[e] en doe ook wat die wet zegt. Vergeet niet wat je gehoord hebt, maar dóe het ook. Dan zal het goed met je gaan.

26 Als je jezelf heel gelovig vindt, maar intussen zegt en doet wat je maar wil, dan houd je jezelf voor de gek. Want dan is je geloof waardeloos. 27 Zuiver en eerlijk geloof houdt voor God de Vader in: zorgen voor de weeskinderen en de weduwen die het moeilijk hebben, en niet langer meedoen met de slechte dingen die de ongelovige mensen doen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016