Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Numeri 7

De geschenken van de leiders van het volk voor de tent van ontmoeting

Toen Mozes klaar was met het opbouwen van de tent van ontmoeting, zalfde hij de tent voor de Heer, samen met alle dingen die erbij hoorden. Ook zalfde hij het altaar met alles wat erbij hoorde. Zo werd alles van de Heer. Daarna brachten de leiders van het volk Israël hun geschenken bij de Heer. (Zij waren de familiehoofden, de aanvoerders over de getelde mannen.) Ze brachten hun geschenk bij de Heer: zes overdekte wagens met twaalf ossen. Twee leiders gaven dus samen één wagen en elke leider gaf één os. Ze brachten die bij de tent van ontmoeting. De Heer zei tegen Mozes: "Neem ze van hen aan en gebruik ze voor de dienst van de tent van ontmoeting. Geef ze aan de Levieten, net zoveel als iedereen voor zijn werk nodig heeft." Toen nam Mozes de wagens en de ossen aan en gaf ze aan de Levieten. Hij gaf twee wagens en vier ossen aan de Gersonieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk. En vier wagens en acht ossen aan de Merarieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk onder leiding van Itamar, de zoon van Aäron. Maar aan de Kehatieten gaf hij niets, omdat zij de heilige voorwerpen op hun schouders moesten dragen.

10 Toen het altaar was gezalfd, brachten alle leiders ook een geschenk voor het altaar. Ze brachten het naar het altaar. 11 De Heer zei tegen Mozes: "Laat elke dag één leider zijn geschenk brengen wanneer het altaar plechtig in gebruik genomen gaat worden."

12 Op de eerste dag bracht de leider van de stam van Juda zijn geschenk. Dat was Nahesson, de zoon van Amminadab. 13 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met fijn meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 14 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 15 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 16 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 17 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dit was het geschenk van Nahesson, de zoon van Amminadab.

18 Op de tweede dag bracht de leider van de stam van Issaschar zijn geschenk. Dat was Netaneël, de zoon van Zuar. 19 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 20 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 21 Verder één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 22 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 23 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Netaneël, de zoon van Zuar.

24 Op de derde dag bracht de leider van de stam van Zebulon zijn geschenk. Dat was Eliab, de zoon van Helon. 25 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 26 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 27 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 28 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 29 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eliab, de zoon van Helon.

30 Op de vierde dag bracht de leider van de stam van Ruben zijn geschenk. Dat was Elizur, de zoon van Sedeür. 31 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren schaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 32 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 33 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 34 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 35 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elizur, de zoon van Sedeür.

36 Op de vijfde dag bracht de leider van de stam van Simeon zijn geschenk. Dat was Selumiël, de zoon van Zurisaddai. 37 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 38 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 39 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 40 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 41 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Selumiël, de zoon van Zurisaddai.

42 Op de zesde dag bracht de leider van de stam van Gad zijn geschenk. Dat was Eljasaf, de zoon van Rehuël. 43 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 44 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 45 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 46 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 47 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eljasaf, de zoon van Rehuël.

48 Op de zevende dag bracht de leider van de stam van Efraïm zijn geschenk. Dat was Elisama, de zoon van Ammihud. 49 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 50 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 51 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 52 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 53 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elisama, de zoon van Ammihud.

54 Op de achtste dag bracht de leider van de stam van Manasse zijn geschenk. Dat was Gamaliël, de zoon van Pedazur. 55 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 56 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 57 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 58 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 59 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Gamaliël, de zoon van Pedazur.

60 Op de negende dag bracht de leider van de stam van Benjamin zijn geschenk. Dat was Abidan, de zoon van Gideoni. 61 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 62 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 63 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 64 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 65 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Abidan, de zoon van Gideoni.

66 Op de tiende dag bracht de leider van de stam van Dan zijn geschenk. Dat was Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. 67 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 68 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 69 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 70 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 71 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai.

72 Op de elfde dag bracht de leider van de stam van Aser zijn geschenk. Dat was Pagiël, de zoon van Ochran. 73 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 74 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 75 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 76 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 77 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Pagiël, de zoon van Ochran.

78 Op de twaalfde dag bracht de leider van de stam van Naftali zijn geschenk. Dat was Ahira, de zoon van Enan. 79 Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. 80 Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. 81 Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. 82 Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. 83 Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahira, de zoon van Enan.

84 Dit was het geschenk van de leiders van Israël, toen het altaar plechtig in gebruik zou worden genomen en het gezalfd werd: twaalf zilveren schalen, twaalf zilveren offerschalen, 85 twaalf gouden schalen, waarbij elke zilveren schaal 130 sikkels (1½ kilo) woog en elke zilveren offerschaal 70 sikkels (770 gram) woog. Al het zilver van de schalen woog bij elkaar 2400 sikkels (26 kilo), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. 86 De twaalf gouden schalen waren gevuld met wierook. Elke schaal woog 10 sikkels (110 gram), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Al het goud van de schalen woog bij elkaar 120 sikkels (bijna 1½ kilo). 87 Voor het brand-offer waren er twaalf jonge stieren, twaalf mannetjes-schapen, twaalf vrouwtjes-schapen van één jaar, met de meel-offers die daarbij horen. Verder twaalf mannetjes-geiten als vergevings-offer. 88 Voor het dank-offer waren er 24 jonge stieren, 60 mannetjes-schapen, 60 mannetjes-geiten en 60 vrouwtjes-schapen van één jaar. Dit was hun geschenk toen het altaar plechtig in gebruik genomen werd, nadat het gezalfd was.

89 Als Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met de Heer te spreken, hoorde hij Gods stem. De stem sprak met hem van boven het vergevings-deksel dat op de kist van het verbond lag, tussen de twee engelen. Daar sprak Hij met hem.

Psalmen 42-43

Psalm 42

Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten,[a] om iets van te leren.

Zoals een hert hevig verlangt naar water,
zo verlang ik hevig naar U, God.
Ik heb dorst naar U, de levende God.
Wanneer zal ik weer bij U komen?
Wanneer zal ik weer vóór U mogen staan?
Dag en nacht huil ik.
Ik eet niets anders dan mijn tranen.
Want aldoor zeggen de mensen tegen mij:
"Waar is nu die God van jou?"
Ik moet er weer aan denken
hoe ik samen met heel veel anderen naar uw heiligdom ging.
Ik ging voorop en we jubelden en juichten.
We vierden met z'n allen feest.

Ik zeg tegen mezelf:
"Waarom ben je zo treurig?
Waarom ben je zo onrustig?
Vertrouw op God!
Hem zal ik prijzen.
Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!"

Ik voel me erg verdrietig.
Daarom denk ik aan U,
hier in het gebied van de Jordaan
en de Hermonbergen vér van uw huis.
Golf na golf slaat over mij heen.
Bruisend en schuimend
spoelen uw golven over mij heen.

Toch houdt de Heer elke dag van mij.
Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste.
Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt.
10 Ik zeg tegen Hem: "U bent de rots onder mijn voeten.
Waarom bent U mij vergeten?"
Waarom maken mijn vijanden me het leven zo moeilijk?
Ik loop in zwarte kleren vanwege alle ellende.
11 Mijn vijanden zeggen aldoor tegen me:
"Waar is nu die God van jou?"
Hun haat is als een messteek in mijn hart.

12 Ik zeg tegen mezelf:
"Waarom ben je zo treurig?
Waarom ben je zo onrustig?
Vertrouw op God!
Hem zal ik prijzen.
Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!"

Psalm 43

Mijn God, kom alstublieft voor mij op.
Wees mijn Rechter.
Ik word beschuldigd door een volk dat U niet wil dienen.
Help me te ontsnappen aan deze mensen die liegen en bedriegen.
Ik vraag U om mij te beschermen.
Waarom neemt U het niet voor mij op?
Waarom maken mijn vijanden me het leven zo moeilijk?
Ik loop in zwarte kleren vanwege alle ellende.
Leid mij, Heer.
Uw woord is als een lamp voor mij.
Uw woord zal me naar uw heiligdom leiden,
naar uw heilige berg.
Dan zal ik naar uw altaar gaan.
Daar zal ik met muziek over U jubelen en juichen.
Want U bent mijn God!

Ik zeg tegen mezelf:
"Waarom ben je zo treurig?
Waarom ben je zo onrustig?
Vertrouw op God!
Hem zal ik prijzen.
Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!"

Hooglied 5

Een lied over de bruidegom en zijn bruid (vervolg)

Hij: "Ik ben al bij je, mijn meisje, mijn bruid,
ik ben al in mijn tuin gekomen.
Ik heb mirre geplukt en balsem.
Ik heb je honing gegeten.
Ik heb je wijn en melk gedronken.
Kom vrienden, laten we samen feestvieren
en samen dronken worden."

Zij: "Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Ik droomde dat mijn liefste aanklopte.
Ik hoorde hem zeggen: 'Doe open, mijn meisje, mijn liefste,
mijn duifje, mijn schoonheid!
Mijn hoofd is nat van de dauw.
Mijn haar is nat van de waterdruppels.'
Maar ik zei: 'Ik heb mijn kleren al uitgedaan. Moet ik ze soms weer aantrekken?
Ik heb mijn voeten al gewassen. Moet ik ze soms weer vuil maken?'
Mijn liefste stak zijn hand door de opening in de deur.
Mijn hart bonsde luid.
Ik stond op om hem open te doen.
Mijn handen waren nat, mijn vingers die de grendel open schoven dropen van mirre.
Ik deed de deur open, maar mijn liefste was weg, verdwenen!
Ik beefde van opwinding toen hij met me sprak.
Ik zocht hem, maar kon hem nergens meer vinden.
Ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
De wachters die in de stad hun ronde deden, vonden mij.
Ze sloegen me, ze sloegen me hard.
Ze rukten mijn sluier af, die muurwachters.

Ik smeek jullie, meisjes van Jeruzalem,
als jullie mijn liefste vinden, zeg hem dan dat ik hevig naar hem verlang."

Anderen: "Wat heeft jouw liefste wat een ander niet heeft, mooi meisje?
Wat heeft jouw liefste wat een ander niet heeft, dat wij hem dat moeten zeggen?"

10 Zij: "Mijn liefste heeft een blanke, bijna roze huid.
Hij is mooier dan duizenden anderen.
11 Zijn hoofd is van zuiver goud.
Hij heeft ravenzwart, krullend haar.
12 Zijn ogen zijn als de ogen van de duiven bij de beek.
Het wit van zijn ogen is zo wit alsof zijn ogen in melk zijn gewassen.
Zijn ogen zijn zo mooi als edelstenen in een ring.
13 Zijn wangen zijn als een bloembed,
een bloembed van balsem, of een bloembed van geurige kruiden.
Zijn lippen zijn zo mooi als lelies en zo heerlijk als mirre.
14 Zijn armen zijn zo mooi als staven goud die versierd zijn met edelstenen.
Zijn lichaam is als een kunstwerk van ivoor, bedekt met saffieren.
15 Zijn benen zijn als pilaren van wit marmer
die op voetstukken van zuiver goud staan.
Hij is zo groot en sterk als een grote cederboom van de Libanon.
16 Zijn mond is heerlijk.
Alles aan hem is prachtig!
Zo is mijn liefste, zo is mijn vriend,
meisjes van Jeruzalem!"

Hebreeën 5

Jezus is een betere Hogepriester dan een aardse hogepriester (vervolg)

Elke hogepriester heeft als taak om namens de mensen bij God te komen. Hij moet voor de mensen dieren offeren aan God. Met die offers vraagt hij Hem om vergeving voor de ongehoorzaamheid van de mensen. Die hogepriester heeft begrip voor de mensen die verkeerd tegen God hebben gedaan. Want hij is zelf ook een mens. Hij is zelf ook soms ongehoorzaam aan God. Daarom moet hij niet alleen voor het volk, maar ook voor zichzelf offers brengen om vergeving te krijgen. Maar niemand kiest er zelf voor om hogepriester te worden. Hij krijgt die taak van God. Zo ging dat ook bij Aäron.[a]

Ook Christus heeft Zich niet Zelf tot Hogepriester gemaakt. Hij kreeg die taak van God die gezegd had: "Jij bent mijn Zoon. Vanaf vandaag ben Ik jouw Vader." En op een andere plaats zegt God: "Jij bent voor eeuwig Hogepriester, zoals Melchizédek."[b] Jezus heeft als mens op aarde geleefd. In die tijd heeft Hij het tot God uitgeschreeuwd in zijn gebed. Huilend heeft Hij gebeden tot God die Hem van de dood kon redden. En God heeft Jezus verhoord toen Hij zo bang was. Zo heeft Jezus, ook al was Hij Gods Zoon, geléérd om gehoorzaam te zijn. Maar dat kostte Hem lijden en pijn. En doordat Hij volmaakt gehoorzaam was, kunnen de mensen die Hem gehoorzamen het eeuwige leven krijgen. 10 Zo maakte God Jezus tot net zo'n Hogepriester als Melchizédek.

Geloof moet groeien

11 Ik zou hier eigenlijk nog veel meer over willen vertellen. Maar het is moeilijk aan jullie uit te leggen. Dat komt doordat jullie nog niet veel hebben gedaan met wat ik jullie tot nu toe geleerd heb. 12 Jullie geloven al een hele tijd. Jullie hadden allang andere mensen moeten kunnen lesgeven over het geloof. Maar dat kunnen jullie niet. Jullie hebben zelf nog les nodig in de eerste, eenvoudige dingen van het woord van God. Wat dat betreft lijken jullie op baby's. Baby's die nog melk nodig hebben en nog geen vast voedsel kunnen eten. 13 Mensen die nog van 'geestelijke melk' leven, zien het verschil niet tussen goed en verkeerd onderwijs. Ze zijn baby's in het geloof. 14 Maar mensen die het geloof toepassen, kunnen 'vast voedsel' (= moeilijker onderwijs) krijgen. Door het geloof toe te passen in hun leven hebben ze het verschil geleerd tussen goed en kwaad. (lees verder)

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016