M’Cheyne Bible Reading Plan
De brand-offers
1 De Heer riep Mozes bij Zich in de tent van ontmoeting. Hij zei tegen hem: 2 "Geef de Israëlieten de volgende regels over de brand-offers.
Als iemand Mij een brand-offer wil brengen, dan moet hij een dier van zijn vee geven: een rund, een schaap of een geit.
3 Als hij een rund wil offeren, moet hij een gezonde jonge stier uitzoeken. Hij moet hem bij de ingang van de tent van ontmoeting offeren. Hij moet het dier vrijwillig en van harte offeren. 4 Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen.[a] Zo zal Ik de man vergeving kunnen geven voor wat hij verkeerd gedaan heeft. 5 Daarna moet hij de stier bij Mij slachten bij het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat. De zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 6 Daarna moet de man de huid van het dier afstropen en het dier in stukken snijden. 7 De priester moet hout op het vuur op het altaar leggen. 8 Op dat houtvuur moet hij de stukken vlees, de kop en het vet leggen. 9 De darmen en de poten moet hij met water wassen. Daarna moet de priester die op de andere stukken leggen en dan alles op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.
10 Als hij een schaap of geit wil offeren, moet hij een gezond mannetjes-dier uitzoeken. 11 Hij moet het bij Mij slachten aan de noordkant van het altaar bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 12 Daarna moet de man het dier in stukken snijden. De priester moet de stukken vlees, de kop en het vet op het houtvuur op het altaar leggen. 13 De darmen en de poten moeten met water gewassen worden. Daarna moet de priester die op de andere stukken leggen en dan alles op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.
14 Als hij Mij vogels wil offeren, moet hij daarvoor twee duiven nemen. 15 De priester moet bij het altaar de koppen eraf draaien en op het altaar verbranden. Hij moet tegen de zijkant van het altaar het bloed uit de lijfjes drukken. 16 Dan moet hij de krop uit de vogel halen en met de veren aan de oostkant naast het altaar op de ashoop gooien. 17 Hij moet de vleugels inscheuren, zonder ze van de lijfjes te trekken. Daarna moet de priester de vogels verbranden op het houtvuur op het altaar. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer."[b]
Het lege graf
20 Op de eerste dag van de week[a] ging Maria Magdalena vroeg naar het graf. Het was nog donker. Toen ze daar aankwam, zag ze dat de steen die voor de ingang van het graf had gelegen, was weggerold. 2 Snel ging ze naar Simon Petrus en naar de leerling die Jezus' beste vriend was (Johannes). Ze zei tegen hen: "Ze hebben de Heer Jezus weggehaald uit het graf! En we weten niet waar ze Hem neergelegd hebben!"
3 Petrus en de andere leerling gingen toen ook naar het graf. 4 Ze liepen allebei snel. Maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf. 5 Hij bukte zich om in het graf te kijken en zag de linnen doeken liggen. Maar hij ging niet naar binnen. 6 Simon Petrus kwam achter hem aan. Hij ging wel het graf binnen en zag de linnen doeken liggen. 7 Maar de doek die om Jezus' hoofd had gezeten, lag daar niet bij. Die doek was opgerold en lag apart. 8 Toen ging ook de leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij Maria's verhaal. 9 Want ze wisten nog niet dat in de Boeken staat dat Hij uit de dood zou opstaan. 10 En ze gingen weer naar huis.
Maria ziet Jezus
11 Maria stond buiten bij het graf te huilen. Huilend bukte ze zich om in het graf te kijken. 12 Toen zag ze daar twee engelen in witte kleren zitten. De één zat aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 Ze zeiden tegen haar: "Vrouw, waarom huil je?" Ze antwoordde: "Omdat ze mijn Heer hebben weggehaald. En ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd." 14 Toen draaide ze zich om en zag Jezus staan. Maar ze herkende Hem niet. 15 Jezus zei tegen haar: "Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?" Ze dacht dat het de tuinman was en antwoordde: "Als U Hem heeft weggehaald, zeg me dan waar U Hem heeft neergelegd! Dan zal ik Hem meenemen." 16 Toen zei Jezus: "Maria!" Ze draaide zich om en zei tegen Hem: "Meester!" 17 Jezus zei tegen haar: "Raak Mij niet aan. Want Ik ben nog niet naar mijn Vader in de hemel gegaan. Maar ga nu naar mijn broeders. Zeg hun dat Ik terugga naar mijn Vader die ook jullie Vader is. Naar mijn God die ook jullie God is." 18 Maria Magdalena ging naar de leerlingen en vertelde hun dat ze de Heer Jezus had gezien en wat Hij tegen haar had gezegd.
Jezus bij de leerlingen
19 Toen het avond werd op die eerste dag van de week, zaten de leerlingen in huis. Ze hadden de deuren dicht gedaan, want ze waren bang voor de Joodse leiders. Plotseling stond Jezus bij hen. Hij zei: "Ik wens jullie vrede toe!" 20 Daarna liet Hij hun zijn handen en zijn zij zien. De leerlingen waren blij toen ze de Heer Jezus zagen. 21 Jezus zei opnieuw tegen hen: "Ik wens jullie vrede toe! Net zoals de Vader Mij heeft gestuurd, stuur Ik ook jullie." 22 Toen blies Hij op hen en zei: "Ontvang de Heilige Geest. 23 Als jullie iemand vergeven wat hij verkeerd heeft gedaan, dan is het hem ook vergeven. Als jullie iemand niet vergeven wat hij verkeerd heeft gedaan, dan is het hem ook niet vergeven."
24 Tomas was er niet bij toen Jezus bij hen kwam. Hij was één van de twaalf leerlingen en werd ook wel Didymus (= 'tweeling') genoemd. 25 De andere leerlingen vertelden hem: "We hebben de Heer Jezus gezien!" Maar hij antwoordde: "Ik geloof het pas als ik in zijn handen de wonden van de spijkers zie. Ik wil ze met mijn eigen vingers aanraken en ik wil met mijn eigen hand in zijn zij voelen."
26 Acht dagen later zaten Jezus' leerlingen weer in het huis. Nu was Tomas erbij. Jezus kwam binnen, ook al waren de deuren dicht. Hij stond plotseling tussen hen in en zei: "Ik wens jullie vrede toe!" 27 Daarna zei Hij tegen Tomas: "Kijk naar mijn handen en voel ze met je vingers. Voel met je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof." 28 Tomas antwoordde Hem: "Mijn Heer en mijn God!" 29 Jezus zei tegen hem: "Geloof je pas nu je Mij hebt gezien? Wat is het heerlijk als mensen die Mij niet gezien hebben toch geloven!"
30 De leerlingen hebben Jezus nog veel meer wonderen zien doen dan in dit boek staan opgeschreven. 31 Maar déze zijn opgeschreven, zodat jullie zullen blijven geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God. Want dan zullen jullie eeuwig leven hebben omdat jullie bij Hem horen.
Spreuken van Salomo (vervolg)
17 Het is beter om in vrede droog brood met elkaar te eten,
dan met elkaar ruzie te hebben aan een tafel vol lekkers.
2 Een goede slaaf zal de plaats innemen van een zoon die zich slecht gedraagt.
Hij zal samen met de andere zonen een deel van de erfenis krijgen.
3 In de smelt-oven wordt duidelijk hoe zuiver het goud en het zilver zijn.
Maar alleen de Heer weet hoe zuiver het hart van een mens is.
4 Slechte mensen luisteren graag naar kwade plannen.
Leugenaars houden ervan om roddels te horen.
5 Als je arme mensen belachelijk maakt, beledig je hun Maker.
Als je geniet van de ellende van andere mensen, zul je zéker worden gestraft.
6 Oude mensen zijn trots op hun kleinkinderen.
En kinderen mogen trots zijn op hun ouders.
7 Het past niet bij een dwaas mens om wijze dingen te zeggen.
Nog minder past het bij een oprecht mens om te liegen.
8 Steekpenningen zijn net zo kostbaar als edelstenen.
Je kan er alles voor kopen.
9 Als je fouten vergeeft, bewaar je de vriendschap.
Maar als je er steeds weer over begint, maak je zelfs goede vriendschappen kapot.
10 Eén waarschuwing doet bij een verstandig mens meer nut,
dan honderd stokslagen bij een dwaas.
11 Iemand die nooit wil gehoorzamen, veroorzaakt niets dan ellende.
Maar hij zal zijn straf niet ontlopen.
12 Het is minder gevaarlijk om een berin tegen te komen die haar jongen kwijt is,
dan een dwaas tegen te komen die zijn verstand kwijt is.
13 Als je slecht bent voor mensen die goed voor jou zijn geweest,
zul je altijd moeilijkheden hebben.
14 Het begin van een ruzie lijkt op het doorsteken van een dam.
Ga er dus vandaan, voordat je erin wordt meegesleept.
15 De Heer haat het als schuldige mensen worden vrijgesproken.
Ook haat Hij het als onschuldige mensen worden veroordeeld.
16 Waarom zou een dwaas met zijn geld wijsheid willen kopen?
Hij heeft er toch niets aan, omdat hij geen verstand heeft.
17 Een vriend blijft altijd een vriend, in goede en in slechte tijden.
Een broer staat voor je klaar in tijd van nood.
18 Het is onverstandig om borg te gaan staan voor iemand die je niet kent.
Het is dom om in te staan voor de schulden van een ander.
19 Ruziezoekers houden van misdaad.
Schreeuwerige opscheppers komen ten val.
20 Oneerlijke mensen worden niet gelukkig.
Met bedriegers loopt het slecht af.
21 Het is treurig voor ouders als hun zoon een dwaas is.
Ze zijn niet blij over hem.
22 Een vrolijk mens geneest sneller.
Maar een treurig mens verdroogt van binnen.
23 Slechte mensen laten zich omkopen
om ervoor te zorgen dat er niet eerlijk wordt rechtgesproken.
24 Verstandige mensen zijn altijd op zoek naar wijsheid.
Maar dwaze mensen vinden álles interessant.
25 Een dwaas zoon is een verdriet voor zijn vader.
Hij is een groot verdriet voor haar uit wie hij geboren is.
26 Het is verkeerd om onschuldige mensen te straffen.
Het is slecht om rechtvaardige mensen te slaan.
27 Verstandige mensen houden hun mond in bedwang.
Wijze mensen denken na voordat ze iets zeggen.
28 Zelfs een dwaas die zijn mond houdt, lijkt wijs.
Zolang hij niets zegt, lijkt hij verstandig.
De vrede van God die wij niet kunnen begrijpen
4 Zorg er daarom voor, lieve broeders en zusters, dat jullie één blijven met de Heer. Ik houd van jullie. Ik verlang ernaar jullie weer te zien. Ik ben blij over jullie en trots op jullie.
2 Tegen Euodia en Syntyche zeg ik dat ze moeten stoppen met ruzie maken en dat ze één moeten zijn in de Heer. 3 En aan jou, mijn trouwe medewerker, vraag ik om deze twee vrouwen te helpen. Want zij hebben samen met mij hard gewerkt om het goede nieuws te brengen, samen met Klemens en mijn andere medewerkers. Hun namen staan allemaal in het Boek van het Leven.
4 Wees altijd blij in de Heer! Ik zeg het nóg een keer: wees blij! 5 Laat alle mensen zien dat jullie vriendelijk zijn. De Heer is dicht bij jullie. 6 Maak je nergens zorgen over, maar vertel in gebed aan God wat je nodig hebt. Dank Hem ook voor alles. 7 Dan zal de vrede van God, die wij met geen mogelijkheid kunnen begrijpen, jullie hart en jullie gedachten beschermen in Jezus Christus.
8 En, broeders en zusters, richt je gedachten op alles wat waar, eerlijk, heilig, vriendelijk, mooi en goed is. 9 Doe alles wat jullie van mij geleerd, gezien en gehoord hebben. Dan zal de God van de vrede bij jullie zijn.
Slot
10 Ik ben er in de Heer heel erg blij over dat jullie mij nu hebben kunnen helpen. Jullie wilden dat al eerder, maar toen hadden jullie niet de mogelijkheid. 11 Dat zeg ik niet omdat ik ergens tekort aan zou hebben. Want ik heb geleerd om altijd genoeg te hebben, wát er ook gebeurde. 12 Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. Ik heb echt alles meegemaakt. Ik heb geleerd wat het is om genoeg te eten te hebben en ik heb geleerd wat het is om honger te hebben. Ik heb geleerd wat overvloed is en ik heb geleerd wat gebrek is. 13 Ik kan alle dingen aan, dankzij Christus die mij kracht geeft.
14 Toch was het goed dat jullie mij hebben geholpen toen ik het moeilijk had. 15 Toen ik nog maar pas begonnen was met het brengen van het goede nieuws, heeft na mijn vertrek uit Macedonië geen één gemeente mij geld gegeven. Alleen jullie. Dat weten jullie wel. 16 Want ook toen ik in Tessalonika was, hebben jullie mij twee keer geld gestuurd. 17 Toch gaat het mij niet om het geschenk. Het gaat mij er om dat jullie er een grote hemelse beloning voor zullen krijgen.[a] 18 Ik heb alles ontvangen. Ik heb meer dan genoeg nu ik van Epafroditus het geld heb gekregen dat jullie hebben gestuurd. God is erg blij met dat geschenk. Het is als een offer aan Hem. 19 Mijn God zal jullie in alles overvloedig geven wat jullie nodig hebben. Want Hij geeft overvloedig omdat Hij Zelf overvloedig bezit. Hij geeft ons in Jezus Christus van zijn rijkdom. 20 Alle eer is voor onze God en Vader, voor eeuwig! Amen! Zo is het!
21 Doe de groeten aan alle mensen die in Jezus Christus geloven. Jullie krijgen de groeten van de broeders die bij mij zijn. 22 Jullie krijgen ook de groeten van alle gelovigen hier. Vooral van de gelovigen die bij het hof van de keizer horen. 23 Ik bid dat de Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016