Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Exodus 25

De geschenken voor het heiligdom

25 De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten dat ze voor Mij een geschenk moeten verzamelen. Iedereen die Mij graag iets wil geven, moet dat naar jou brengen. Dit is wat je moet verzamelen: goud, zilver en koper. Blauwe, paarse en rode stof. Fijn linnen en geitenhaar. Rood geverfde schapenvachten, dun leer en acaciahout.[a] Olijf-olie voor het licht en specerijen voor de zalf-olie en de wierook-offers. Edelstenen voor het priesterschort en voor de borsttas van de hogepriester. Laat de mensen voor Mij een heiligdom maken. Daarin zal Ik bij hen wonen. Jullie moeten alles maken volgens het voorbeeld dat Ik je laat zien: de tent, de omheining en alle gereedschappen en voorwerpen in en rond de tent.

De kist van het verbond

10 Maak een kist van acaciahout. Hij moet 2½ el (113 cm) lang, 1½ el (68 cm) breed en 1½ el (68 cm) hoog worden. 11 Bedek die van binnen en van buiten met zuiver goud. Maak er rondom een opstaande gouden rand op. 12 Maak vier gouden ringen en zet die vast aan de vier hoeken bij de grond: twee ringen aan de ene zijkant en twee ringen aan de andere zijkant. 13 Maak draagstokken van acaciahout en bedek ze met goud. 14 Steek de draagstokken in de ringen die aan de zijkanten van de kist zitten. Daarmee moet de kist worden gedragen. 15 De draagstokken moeten altijd in de ringen blijven zitten. Ze mogen er niet uit gehaald worden.

16 Leg in de kist de platte stenen van het verbond die Ik je zal geven. 17 Maak van zuiver goud een deksel voor de kist. Dat is het vergevings-deksel. Het deksel moet 2½ el (113 cm) lang en 1½ el (68 cm) breed worden. 18 Maak twee engelen van massief goud, één aan elke kant van het deksel. 19 Zet één engel op de linkerkant en één engel op de rechterkant van het deksel. Dus één aan elke kant. 20 De engelen moeten hun twee vleugels naar boven uitspreiden en daarmee het deksel verbergen. Ze moeten met hun gezichten naar elkaar toe staan en in de richting van het deksel kijken.

21 Leg in de kist de platte stenen van het verbond die Ik je zal geven. Leg daarna het deksel op de kist. 22 Dáár zal Ik bij je komen. Ik zal met je spreken vanaf het vergevings-deksel, van tussen de twee engelen op de kist waarin de platte stenen van het verbond liggen. Ik zal daar met jou over alles spreken wat het volk moet weten.

De tafel

23 Maak een tafel van acaciahout. Hij moet 2 el (90 cm) lang, 1 el (45 cm) breed en 1½ el (68 cm) hoog worden. 24 Bedek hem met zuiver goud en maak er rondom een opstaande gouden rand op. 25 Maak die rand eerst van hout en bedek hem met goud. De rand moet 1 handbreedte (7½ cm) hoog zijn. 26 Maak vier gouden ringen en zet die vast aan de vier poten op de hoeken. 27 De ringen moeten dicht bij de bovenrand zitten. Daar moeten draagstokken doorheen worden gestoken. 28 Maak die draagstokken van acaciahout en bedek ze met goud. Daarmee moet de tafel worden gedragen. 29 Maak van zuiver goud schotels voor de broden, schalen voor de wierook, kannen voor de wijn en kommen voor het bloed. Ze komen op de tafel te staan. 30 Op de tafel moet je altijd broden voor Mij neerleggen.

De kandelaar

31 Maak een kandelaar van zuiver, massief goud. De middelste steel, de zijarmen en de lamphouders met bloemknoppen en bloesems moeten uit één stuk worden gemaakt. 32 Er moeten zes armen uit de zijkanten van de middelste steel komen: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. 33 Op elke arm komt een lamphouder in de vorm van drie amandelen, met een amandelbloesem en een bloemknop. De zes armen van de kandelaar moeten allemaal hetzelfde worden. 34 Maar op de middelste steel van de kandelaar komt een lamphouder in de vorm van vier amandelen, met amandelbloesems en bloemknoppen. 35 Ook onder het eerste, tweede en derde paar armen die uit de kandelaar komen, komt een bloemknop op de plaats waar de armen uit de middelste steel komen. Alle zes armen van de kandelaar moeten er hetzelfde uitzien. 36 De bloesems, de bloemknoppen, de armen en de kandelaar moeten één geheel zijn en gemaakt van zuiver goud.

37 Maak zeven olielampen. Zet die lampen zó op de lamphouders van de kandelaar, dat het licht naar de voorkant schijnt. 38 Maak de scharen waarmee de lonten worden geknipt en de lampendovers ook van zuiver goud. 39 Dit moet allemaal samen van 1 talent zuiver goud (30 kilo) worden gemaakt. 40 Let op dat je alles maakt volgens het voorbeeld dat Ik je op de berg heb laten zien.

Johannes 4

Jezus en de vrouw uit Samaria

De Heer Jezus hoorde dat de Farizeeërs hadden gehoord dat Hij méér leerlingen maakte en doopte dan Johannes. (Hij doopte trouwens niet Zelf, maar Hij liet dat door zijn leerlingen doen.) Daarom vertrok Hij uit Judea en ging weer naar Galilea. Hij moest daarbij door de streek Samaria heen. Hij kwam bij een stad in Samaria die Sichar heette. Die stad ligt dicht bij het stuk grond dat Jakob ooit aan zijn zoon Jozef had gegeven.[a] Daar was ook de bron van Jakob. Jezus was moe van de reis en ging bij de bron zitten. Het was toen ongeveer twaalf uur 's middags.

Een Samaritaanse vrouw kwam water halen bij de bron. Jezus zei tegen haar: "Wil je Mij wat te drinken geven?" Want de leerlingen waren naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw zei tegen Hem: "Hoe kunt U als Jood te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?" Want Joden willen niet met Samaritanen omgaan.[b] 10 Jezus antwoordde: "Als je wist wat God jou wil geven, en als je wist Wie hier aan jou om drinken vraagt, dan zou jij aan Hém om drinken hebben gevraagd. Dan zou Hij je vers water hebben gegeven."[c] 11 Ze zei tegen hem: "Heer, U heeft geen emmer en het is een diepe put. Hoe kunt U dan aan vers water komen? 12 Bent U soms belangrijker dan onze voorvader Jakob? Hij heeft deze put gegraven. Hij heeft er ook zelf uit gedronken, met zijn zonen en zijn vee." 13 Jezus antwoordde haar: "Mensen die van het water uit deze put drinken, zullen weer dorst krijgen. 14 Maar mensen die hebben gedronken van het water dat Ik hun geef, zullen voor eeuwig geen dorst meer krijgen. Want het water dat Ik hun geef, zal in hen een bron worden waar water uit opborrelt dat eeuwig leven geeft." 15 De vrouw zei: "Heer, geef mij van dat water, zodat ik nooit meer dorst krijg. Dan hoef ik nooit meer water te gaan halen bij de bron hier." 16 Hij zei tegen haar: "Ga naar huis, haal je man en kom met hem weer hier." 17 De vrouw antwoordde: "Ik heb geen man." Jezus zei tegen haar: "Het klopt dat je zegt dat je geen man hebt. 18 Want je hebt vijf mannen gehad, en met de man met wie je nu leeft, ben je niet getrouwd. Je hebt dus de waarheid gezegd."

19 Toen zei de vrouw: "Heer, ik zie dat U een profeet bent. 20 Dan heb ik een vraag. Onze voorouders hebben hier op de berg Gerizim God aanbeden. Maar de Joden zeggen dat je alleen in Jeruzalem mag aanbidden." 21 Jezus zei: "Geloof Mij, vrouw, er komt een dag dat de mensen niet meer hier op de berg of in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie, de Samaritanen, aanbidden God zonder Hem echt te kennen. Maar wij Joden weten Wie we aanbidden, want wij kennen God. Want de Redder van de mensen komt uit het Joodse volk. 23 Nu is de tijd begonnen dat echte aanbidders de Vader zullen aanbidden met hun geest en vol van waarheid. Want dat is het soort aanbidders waar de Vader naar verlangt. 24 God is een geest. Als je Hem wil aanbidden, moet je Hem aanbidden met je geest en vol van waarheid." 25 De vrouw zei tegen Hem: "Ik weet dat op een dag de Messias komt. (Hij wordt ook wel de Christus genoemd.) Als Hij er eenmaal is, zal Hij ons alles vertellen en uitleggen." 26 Jezus antwoordde: "IK BEN dat,[d] Ik die nu met jou praat."

27 Op dat moment kwamen de leerlingen terug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw aan het praten was. Toch zeiden ze er geen van allen iets van. 28 De vrouw liet haar waterkruik staan, ging naar de stad en zei tegen iedereen: 29 "Kom mee. Ik wil jullie iemand laten zien die mij precies wist te vertellen wat ik allemaal heb gedaan. Hij móet wel de Messias zijn." 30 En iedereen kwam de stad uit, naar Hem toe.

31 Intussen zeiden zijn leerlingen tegen Hem: "Meester, eet iets." 32 Maar Hij zei: "Nee, Ik heb al iets te eten waar jullie niets van weten." 33 De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Heeft iemand Hem dan al eten gebracht?" 34 Jezus zei: "Het doen van Gods wil is als eten voor Mij. Ik wil doen waarvoor Hij Mij heeft gestuurd. 35 Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voor je kan oogsten? Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het graan op de velden al rijp is en geoogst kan worden. 36 De maaier krijgt alvast zijn loon en hij haalt de oogst binnen voor het eeuwige leven. Zo kan de zaaier tegelijk met de maaier blij zijn over de oogst. 37 Want het spreekwoord klopt: 'De één zaait, de ander maait.' 38 Ik heb jullie gestuurd om een oogst binnen te halen waar jullie helemaal niets voor hebben gedaan. Anderen hebben vóór jullie gezaaid en bewerkt. Nu kunnen júllie oogsten waarvoor zíj hebben gewerkt."

39 Veel Samaritanen uit die stad gingen in Hem geloven. Dat kwam doordat de vrouw tegen hen had gezegd dat Hij alles wist wat ze had gedaan. 40 Ze vroegen Hem om bij hen te blijven. Daarom bleef Hij daar twee dagen. 41 Nog veel meer mensen gingen in Hem geloven. Nu door de dingen die ze zelf van Hem hoorden. 42 En ze zeiden tegen de vrouw: "We geloven Hem nu niet alleen maar om wat jij hebt gezegd. We hebben Hem nu ook zelf gehoord. En weten zeker dat Hij de Messias is, de Redder van de mensen."

43 Na die twee dagen vertrok Hij weer naar Galilea. 44 Jezus had eerder Zelf gezegd dat er niet naar een profeet wordt geluisterd in de streek waar hij vandaan komt. 45 Maar toen Hij in Galilea kwam, luisterden de Galileërs wel naar Hem. Dat kwam omdat ze hadden gezien wat Hij in Jeruzalem op het Paasfeest had gedaan. Ze waren namelijk zelf ook naar het Paasfeest geweest.

Jezus geneest een doodziek kind in Kana

46 Jezus ging in Galilea ook weer naar Kana. Daar had Hij water in wijn veranderd. In Kapernaüm in Galilea woonde een hofdienaar van de koning. Zijn zoontje was ziek. 47 Toen de man hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe. Hij smeekte Hem om met hem mee te komen om zijn zoontje te genezen, omdat het kind anders zou sterven. 48 Jezus zei tegen hem: "Jullie willen Mij alleen maar geloven als jullie wonderen zien!" 49 De man zei tegen Hem: "Heer, kom nu alstublieft gauw mee, voordat mijn kind sterft!" 50 Jezus zei tegen hem: "Ga naar huis. Je zoon leeft!" De man geloofde wat Jezus zei en ging naar huis. 51 Toen hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en vertelden hem dat het goed was met zijn kind. 52 Hij vroeg hoe laat zijn zoon was begonnen op te knappen. Ze antwoordden: "Gistermiddag om één uur verdween de koorts." 53 Dat was precies het moment dat Jezus gezegd had: 'Je zoon leeft.' En hij en iedereen die in zijn huis woonde, geloofden in Jezus.

54 Dit was het tweede wonder dat Jezus in Galilea deed toen Hij uit Judea was teruggekomen.

Spreuken 1

Inleiding

De wijze spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. 2+3 Hij schreef deze spreuken op om andere mensen wijsheid te leren. Hij wilde hen daarmee opvoeden tot verstandige mensen. Zijn spreuken leren de mensen wat rechtvaardig en eerlijk is. Onverstandige mensen kunnen er verstandig van worden. Jonge mensen kunnen er kennis en wijsheid uit leren. Wijze mensen kunnen er nog wijzer van worden, en verstandige mensen nog verstandiger. Zij zullen deze spreuken en wijsheden van wijze mensen en raadgevers begrijpen.

Maar alle wijsheid begint bij een diep ontzag voor de Heer. Wie geen ontzag heeft voor God, wil niets van wijsheid weten.

Pas op voor slecht gezelschap

Mijn zoon, luister naar de goede raad van je ouders.
Doe iets met hun wijze lessen.
Ze zijn een sieraad voor je,
zoals een kroon op je hoofd,
of een ketting om je hals.
10 Mijn zoon, als slechte mensen tegen je zeggen:
"Doe met ons mee!"
laat je dan niet door hen overhalen.
11 Als ze tegen je zeggen:
"Kom mee, we gaan iemand vermoorden.
We overvallen hem en doden hem.
Nee, hij heeft ons helemaal niets gedaan.
12 Maar we gaan hem vermoorden.
We jagen hem de dood in.
13 Want we zullen bij hem een rijke buit kunnen halen.
We kunnen er onze huizen mee vullen!
14 We zullen alles eerlijk verdelen.
Jij krijgt je eigen deel."
15 Mijn zoon, doe dan niet met hen mee.
Ga niet met hen het slechte pad op.
16 Want ze willen graag kwaad doen.
Ze houden ervan om te moorden.
17 Het spreekwoord zegt:
"Een vogel die het vangnet ziet hangen,
laat zich echt niet zomaar vangen."
18 Maar zij zien het vangnet niet.
Ze zien niet dat ze uiteindelijk zelf in de val zullen lopen.
Ze zien niet dat het hun uiteindelijk het leven zal kosten.
19 Als mensen op rijkdom loeren,
wordt dat uiteindelijk hun dood.

De Wijsheid roept op tot wijsheid

20 De Wijsheid roept luid op de straat.
Op de pleinen is haar stem te horen.
21 Daar waar het druk is, roept zij.
Ze roept bij de poorten van de stad:
22 "Schurken, hoelang zullen jullie van het kwaad blijven houden?
Spotters, hoelang blijven jullie God nog belachelijk maken?
Dwazen, hoelang zullen jullie een hekel aan wijsheid blijven hebben?
23 Luister naar mijn woorden!
Ik wil mijn wijsheid over jullie uitstorten.
Ik wil jullie vertellen wat ik weet.

24 Maar toen ik jullie riep, wilden jullie niet naar me luisteren.
Ik wilde jullie helpen, maar jullie wilden niet geholpen worden.
25 Jullie wilden niet luisteren naar mijn goede raad.
Jullie wilden niets doen met mijn waarschuwingen.
26 Daarom zal ik om jullie lachen als het slecht met jullie afloopt.
Ik zal jullie uitlachen als jullie door rampen worden getroffen.
27 Want die rampen zullen aankomen als een storm.
Jullie ondergang komt zo snel op jullie af als een wervelwind.
Dan zullen jullie door angst overvallen worden.
28 Pas als jullie in de ellende zitten, zullen jullie mij roepen.
Maar dan zal ik niet antwoorden.
Jullie zullen me zoeken, maar me niet vinden.
29 Want jullie hebben nooit verstandig willen zijn.
Jullie hebben nooit ontzag voor God willen hebben.
30 Jullie hebben niet naar mijn goede raad geluisterd.
Jullie hebben niets met mijn waarschuwingen gedaan.
31 Daarom zullen jullie de gevolgen dragen van jullie manier van leven.
Jullie zullen de gevolgen dragen van jullie gedrag!
32 Want doordat jullie niet naar goede raad wilden luisteren,
zullen jullie worden gedood.
Door jullie eigen zorgeloosheid zal het slecht met jullie aflopen.
33 Maar de mensen die naar mij luisteren, zullen in vrede kunnen leven.
Er zullen hun geen rampen overkomen."

2 Corinthiërs 13

Slot

13 Ik kom nu voor de derde keer naar jullie toe, en dus is het waar wat ik zeg. Want het is net als in de rechtspraak: als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over iets wat er gebeurd is, dan is het waar. Toen ik voor de tweede keer bij jullie was, heb ik de mensen gewaarschuwd die nog steeds ongehoorzaam waren aan God. Ook de anderen heb ik gewaarschuwd. En nu ik nog niet bij jullie ben, waarschuw ik hen opnieuw. Als ik terugkom, zal ik hen bestraffen als dat nodig is. Jullie zoeken nu eenmaal het bewijs dat Christus door mij spreekt. Ik zal jullie laten zien dat Hij niet zwak maar sterk is in de manier waarop Hij met jullie omgaat. Eerst werd Hij als een zwak mens gekruisigd. Maar nu leeft Hij door de kracht van God. Zo zijn ook wij als mens zwak in Hem. Maar voor jullie leven we met Hem uit de kracht van God.

Ga bij jezelf eens na of jullie wel vanuit je geloof leven. Weten jullie wel zeker dat Christus in jullie is? Als Hij niet werkelijk in jullie is, worden jullie afgekeurd. Maar ik hoop dat jullie zullen zien dat wij niet afgekeurd zijn. Ja, we bidden God dat jullie Hem nooit ongehoorzaam zullen zijn. Niet omdat dan zal blijken dat wíj eerlijk en betrouwbaar zijn. Maar omdat júllie dan zullen doorgaan met het goede te doen, zelfs als het er op zou lijken dat wijzelf afgekeurd zijn. We kunnen niet tégen de waarheid strijden, maar alleen vóór de waarheid. Want wij zijn blij als jullie sterk zijn, ook als wij zelf zwak zijn. Ik wil zó graag dat jullie helemaal vol van Christus zullen zijn.

10 Daarom schrijf ik jullie deze dingen voordat ik kom. Dan hoef ik niet streng tegen jullie te zijn als ik straks bij jullie ben. Want de Heer heeft mij gezag gegeven om jullie geloof op te bouwen. (Ik wil het beslist niet afbreken!)

11 Tenslotte, broeders en zusters: wees blij! Zorg dat alles waarover ik geschreven heb in orde komt. Laat je bemoedigen in jullie geloof. Wees één met elkaar en maak geen ruzie. Dan zal de God van liefde en vrede bij jullie zijn. 12 Groet elkaar met een heilige kus. Jullie moeten de groeten hebben van alle gelovigen.

13 Ik bid dat de Heer Jezus Christus in alles goed voor jullie zal zijn. Ook dat jullie vol zullen zijn van de liefde van God en dat de Heilige Geest jullie in alles zal helpen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016