Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Genesis 31

Jakob vlucht voor Laban

31 Maar Jakob hoorde de zonen van Laban mopperen: "Jakob heeft onze vader alles afgenomen. Hij is rijk geworden van alles wat eerst van onze vader was." Ook merkte hij dat Laban niet meer zo vriendelijk naar hem keek als eerst. Toen zei de Heer tegen Jakob: "Ga terug naar je geboorteland en naar je familie. Ik zal met je zijn."

Jakob liet Rachel en Lea naar het veld komen waar hij met zijn kudden was. Hij zei tegen hen: "Ik heb gemerkt dat jullie vader niet meer zo vriendelijk naar me kijkt als eerst. Maar de God van mijn vader is met mij geweest. Ook weten jullie zelf dat ik heel erg hard voor jullie vader heb gewerkt. Maar hij heeft mij bedrogen en mijn loon wel tien keer veranderd. Maar God heeft ervoor gezorgd dat ik daar geen last van had. Als Laban zei: 'Jij mag de gespikkelde dieren als beloning hebben,' dan kregen alle dieren gespikkelde jongen. En als hij zei: 'Jij mag de gestreepte dieren als beloning hebben,' dan kregen alle dieren gestreepte jongen. Zo heeft God het vee van jullie vader afgenomen en aan mij gegeven. 10 Op een keer liet God mij iets zien, in de paartijd van het vee. Ik zag het vóór me als in een droom. Ik zag dat de mannetjes-geiten die aan het paren waren, allemaal gestreept, gespikkeld en gevlekt waren. 11 En de Engel van God zei tegen mij in die droom: 'Jakob!' En ik zei: 'Ja, Heer.' 12 Toen zei Hij: 'Kijk om je heen. Dan zie je dat alle mannetjes-geiten die paren, gestreept, gespikkeld en gevlekt zijn. Want Ik heb alles gezien wat Laban je aandoet. 13 Ik ben de God van Bet-El, de plaats waar je als teken een steen rechtop hebt gezet en overgoten hebt met olijf-olie. Daar heb je Mij een eed gezworen. Maak je nu klaar om op reis te gaan en vertrek uit dit land. Ga terug naar het land van je familie.' "

14 Toen antwoordden Rachel en Lea: "Hebben we nog iets met onze vader te maken? Er is ook niets meer van de erfenis over. 15 Hij heeft ons verhandeld alsof we vreemdelingen waren. Ook heeft hij al ons geld opgemaakt. 16 Maar alle rijkdom die God van onze vader heeft afgepakt, is nu van ons en onze kinderen. Doe dus wat God tegen je heeft gezegd."

17 Toen maakte Jakob zich klaar om op reis te gaan en zette zijn kinderen en zijn vrouwen op kamelen. 18 En zijn hele kudde en alles wat hij verder had verdiend in Paddan-Aram, nam hij mee. Zo ging hij op weg naar zijn vader Izaäk in Kanaän. 19 Laban was op dat moment niet thuis. Hij was vertrokken om zijn schapen te scheren. Rachel kon daardoor ongemerkt de godenbeeldjes van haar vader stelen. 20 En Jakob kon ongemerkt bij Laban vertrekken, want hij vertelde hem niet dat hij vertrok. 21 Zo vluchtte hij weg met alles wat van hem was, stak de Rivier de Eufraat over en reisde in de richting van de bergen van Gilead.

Laban achtervolgt Jakob

22 Drie dagen later kreeg Laban te horen dat Jakob was gevlucht. 23 Hij nam een aantal mannen uit zijn familie mee en achtervolgde hem zeven dagen lang. In de bergen van Gilead haalde hij hem in. 24 Maar God kwam 's nachts in een droom naar de Arameeër Laban toe. Hij zei tegen hem: "Pas op! Ik wil niet dat je ook maar íets verkeerds tegen Jakob doet of zegt!" 25 Toen Laban Jakob inhaalde, had Jakob zijn tenten opgezet in de bergen van Gilead. Ook Laban en zijn familieleden zetten daar hun tenten op. 26 Laban zei tegen Jakob: "Waarom ben je zo stiekem vertrokken? Je hebt mijn dochters meegenomen alsof ze krijgsgevangenen zijn! 27 Waarom ben je gevlucht? Waarom heb je me bedrogen en heb je me niets gezegd? Ik zou een afscheidsfeest voor je hebben gehouden! 28 Maar je hebt me niet eens de kans gegeven om mijn kleinkinderen en mijn dochters te omhelzen. Belachelijk! 29 Ik zou het je eigenlijk betaald moeten zetten. Maar de God van je vader heeft vannacht tegen mij gezegd: 'Pas op! Ik wil niet dat je ook maar íets verkeerds tegen Jakob doet of zegt!' 30 En als je bent vertrokken omdat je zo vreselijk graag weer naar je familie wilde gaan, waarom heb je dan mijn godenbeeldjes gestolen?" 31 Jakob antwoordde Laban: "Ik ging stiekem, omdat ik bang was, dat je me je dochters zou afnemen. 32 Wat betreft je godenbeeldjes: de persoon bij wie je ze vindt, mag je doden. Kijk alles maar na, samen met je mannen, en neem mee wat van jou is!" Want Jakob wist niet dat Rachel ze had gestolen. 33 Laban doorzocht de tenten van Jakob, van Lea en van de twee slavinnen, maar vond niets. Toen hij Lea's tent doorzocht had, ging hij de tent van Rachel in. 34 Rachel had snel de beeldjes in het kamelenzadel verstopt. Daarna was ze op het zadel gaan zitten. Laban doorzocht de hele tent, maar kon niets vinden. 35 Rachel zei tegen haar vader: "Wees niet boos dat ik niet voor u opsta, maar ik ben ongesteld." Hij zocht overal, maar kon de beeldjes niet vinden.

36 Toen werd Jakob kwaad op Laban en zei tegen hem: "Wat heb ik je gedaan dat je mij zo achtervolgd hebt? 37 Je hebt al mijn spullen doorzocht. Wat heb je nu gevonden dat van jou is? Leg het hier neer zodat alle anderen het kunnen zien! Dan kunnen zij over ons rechtspreken. 38 Ik ben nu 20 jaar bij je geweest. Je schapen en je geiten hebben nooit doodgeboren jongen gekregen. Ik heb nooit een schaap van je opgegeten. 39 Wat door wilde dieren werd gedood, bracht ik niet naar jou, maar moest ik vergoeden. Als er overdag of 's nachts iets werd gestolen, kwam je van mij een vergoeding eisen. 40 Zo ging het met mij: overdag werd ik gesloopt door de hitte, 's nachts door de kou. Ik had nauwelijks tijd om te slapen. 41 Ik heb nu 20 jaar in je huis gewoond. Ik heb 14 jaar voor je gewerkt om met je twee dochters te mogen trouwen. Ik heb zes jaar voor je gewerkt om mijn vee te verdienen en je hebt mijn loon wel tien keer veranderd! 42 Als de God van mijn vader, de God van Abraham en de God voor wie Izaäk diep ontzag had niet met mij was geweest, zou je mij met lege handen hebben weggestuurd. Maar God heeft mijn narigheid en mijn harde werken gezien. Daarom heeft Hij je de afgelopen nacht zo streng gewaarschuwd!"

Laban sluit een verbond met Jakob

43 Toen zei Laban tegen Jakob: "Deze dochters zijn mijn dochters, deze kinderen zijn mijn kinderen en dit vee is mijn vee. Ja, alles wat je ziet is van mij. Ik zou mijn eigen dochters en de kinderen die ze hebben gekregen toch geen kwaad kunnen doen? 44 Kom, laten jij en ik daarom samen een verbond sluiten." 45 Toen nam Jakob een steen en zette die overeind, als teken van hun verbond.

46 En Jakob zei tegen zijn familie: "Breng stenen hier." Ze haalden stenen en stapelden die op. Op die steenhoop aten ze met elkaar een verbondsmaaltijd. 47 Laban noemde de steenhoop Jegar-Sahaduta (= Aramees voor 'steenhoop die getuige is'). Jakob noemde hem Gilead (= Hebreeuws voor 'steenhoop die getuige is'). 48 Laban zei: "Deze steenhoop is vandaag getuige van het verbond tussen jou en mij." Daarom werd die steenhoop 'Gilead' genoemd. 49 Ook noemde Laban hem Mizpa (= 'wachtpost'). "Want," zei hij, "de Heer houdt de wacht tussen jou en mij, wanneer we uit elkaar zijn gegaan. 50 Als je slecht bent voor mijn dochters of als je behalve mijn dochters nog andere vrouwen neemt, let op, al is er niemand bij ons, God zal zien wat er gebeurt."

51 Verder zei Laban tegen Jakob: "Deze steenhoop en deze steen die ik overeind heb gezet tussen jou en mij, zijn onze getuigen van wat wij nu afspreken. 52 Ik zal niet met slechte bedoelingen voorbij deze steenhoop naar jou toe komen. En jij zal niet met slechte bedoelingen voorbij deze steenhoop naar mij toe komen. 53 De God van Abraham, de God van Nahor, de God van hun vader Terach, zal Rechter over ons zijn." Toen zwoer Jakob bij de God voor wie zijn vader Izaäk diep ontzag had. 54 En hij offerde op die berg een dier aan de Heer en nodigde zijn familie uit voor een verbondsmaaltijd. Ze aten met elkaar en bleven die nacht op de berg. 55 De volgende morgen omhelsde Laban zijn kleinkinderen en dochters en zegende hen. Toen ging hij terug naar huis.

Markus 2

Jezus geneest een verlamde man

Na een paar dagen kwam Jezus weer in Kapernaüm terug. De mensen hoorden dat Hij weer thuis was. Toen kwamen er zoveel mensen naar Hem toe, dat het zelfs buiten voor de deur helemaal vol stond. En Hij vertelde hun het goede nieuws.

Een paar mannen kwamen met een verlamde vriend naar Jezus. Hij werd door vier mannen gedragen. Maar er waren zoveel mensen, dat ze hem niet bij Jezus konden brengen. Daarom maakten ze het dak open boven de plek waar Jezus stond. Daarna lieten ze de man op de matras door het gat naar beneden zakken. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde man: "Zoon, Ik vergeef je al je ongehoorzaamheid aan God." Er zaten daar ook een paar wetgeleerden.[a] Ze dachten bij zichzelf: "Hoe kan Hij dat zeggen? Daarmee beledigt Hij God! Alleen God kan mensen vergeven dat ze ongehoorzaam aan Hem zijn geweest!" Maar Jezus wist wat ze dachten. Hij zei tegen hen: "Waarom denken jullie dat? Wat is gemakkelijker om te zeggen: 'Ik vergeef je al je ongehoorzaamheid aan God,' of: 'Pak je matras op en loop'? 10 Maar Ik wil dat jullie weten dat de Mensenzoon hier op aarde de macht heeft om de mensen te vergeven dat ze ongehoorzaam aan God zijn geweest." En Hij zei tegen de verlamde man: 11 "Daarom zeg Ik je: sta op, pak je matras op en ga naar huis." 12 De man stond onmiddellijk op. Hij pakte zijn matras op en ging naar huis. Iedereen zag het gebeuren. Ze waren stomverbaasd. Ze prezen God en zeiden: "Zoiets hebben we nog nooit gezien!"

Jezus roept Levi

13 Jezus ging weer naar buiten en liep langs het meer. De hele groep mensen kwam met Hem mee en Hij gaf hun les. 14 Toen Hij langs het kantoortje van de belasting-ontvanger liep, zag Hij Levi (= Matteüs), de zoon van Alfeüs zitten. Hij zei tegen hem: "Volg Mij." En Levi stond op en volgde Hem.

15 Toen Hij op een keer bij Levi thuis zat te eten, zaten er ook veel belasting-ontvangers en andere slechte mensen[b] bij Jezus en de leerlingen aan tafel. Het was een grote groep van mensen die Jezus waren gevolgd. 16 De wetgeleerden en de Farizeeërs[c] zagen Hem met die mensen eten. En ze zeiden tegen zijn leerlingen: "Waarom eet Hij met slechte mensen?" 17 Jezus hoorde het en antwoordde: "Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke mensen wél. Ik ben niet gekomen om goede mensen te roepen, maar om slechte mensen te zeggen dat ze moeten gaan leven zoals God het wil."

Oude gewoonten en nieuwe dingen

18 De leerlingen van Johannes en van de Farizeeërs hadden de gewoonte om op bepaalde dagen het eten over te slaan.[d] En de mensen kwamen aan Jezus vragen: "De leerlingen van Johannes en van de Farizeeërs slaan op bepaalde dagen het eten over. Waarom doen úw leerlingen dat niet?" 19 Jezus zei tegen hen: "Hoe kunnen de gasten op een bruiloft niets eten? Ze zijn gekomen om met de bruidegom feest te vieren. Zolang de bruidegom bij hen is, eten ze mee van de feestmaaltijd. 20 Maar er zal een tijd komen dat de Bruidegom niet meer bij hen is. Dán zullen ze niets eten.

21 Hij vertelde hun een voorbeeld om het uit te leggen: Niemand repareert een oud kledingstuk met een nieuwe lap. Want de nieuwe lap zal krimpen en zo een stuk van de oude stof afscheuren. Dan wordt de scheur alleen maar groter. 22 En niemand doet nieuwe wijn in oude wijnzakken. Want door het gisten van de wijn zullen de wijnzakken barsten. Dan loopt de wijn weg en de zakken zijn kapot. Maar nieuwe wijn moet je in nieuwe wijnzakken doen."

Graan plukken op de heilige rustdag

23 Op een keer liep Jezus op de heilige rustdag door een korenveld. Zijn leerlingen begonnen graan te plukken. 24 Toen zeiden de Farizeeërs tegen Hem: "Waarom doen zij iets wat niet mag op de heilige rustdag?"[e] 25 Jezus antwoordde: "Hebben jullie nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn mannen honger hadden? 26 Dat was in de tijd dat Abjatar hogepriester was. David ging Gods heiligdom binnen, nam de heilige broden mee en at ze op. Dat mocht helemaal niet, want daar mogen alleen de priesters van eten. Ook deelde hij van dat brood uit aan zijn mannen." 27 En Hij zei: "De heilige rustdag is gemaakt voor de mensen. Niet andersom: de mensen zijn niet gemaakt voor de heilige rustdag. 28 Dus is de Mensenzoon ook Heer over de heilige rustdag."

Esther 7

Ester vertelt Hamans plan aan de koning

De koning en Haman kwamen naar Esters feestmaaltijd. Toen ze na het eten wijn zaten te drinken, zei de koning ook deze tweede dag tegen Ester: "Wat wil je me vragen, koningin Ester? Vraag wat je wil, en ik zal het je geven. Al is het de helft van mijn koninkrijk." Toen antwoordde koningin Ester: "Ik smeek u, mijn heer de koning, om mij en mijn volk van de dood te redden. Want we zijn verkocht en we zullen worden vermoord. Mijn volk zal totaal vernietigd worden. Als we als slaven verkocht zouden worden, zou ik niets hebben gezegd. Maar ook dát zou een enorme schade voor de koning zijn geweest, een schade die met geen geldbedrag te vergoeden is." Toen zei koning Ahasveros: "Wie heeft zoiets durven bedenken? En waar is hij?" Ester antwoordde: "Die onderdrukker, die vijand, is Haman, die schurk daar." Haman schrok hevig. De koning liep woedend weg, de tuin van het paleis in. Maar Haman bleef bij de koningin staan om haar te smeken zijn leven te redden. Want hij begreep wel dat de koning vastbesloten was hem hiervoor te laten doden.

De koning kwam weer uit de paleistuin. Hij liep de zaal in waar ze wijn hadden zitten drinken. Daar zag hij dat Haman zich had laten neervallen op de bank waarop Ester zat. Toen riep de koning: "Durf je ook nog de koningin in mijn eigen paleis te bedreigen?" En op zijn bevel werd Haman door een paar dienaren geblinddoekt. Harbona, één van de dienaren, zei tegen de koning: "Haman heeft bij zijn huis een galg van 50 el (25 meter) hoog laten neerzetten voor Mordechai. En dat terwijl Mordechai het leven van de koning heeft gered!" Toen zei de koning: "Hang hem daar zelf aan op!" 10 En ze hingen Haman op aan de galg die hij voor Mordechai had bedoeld. Toen zakte de woede van de koning.

Romeinen 2

God zal over alle mensen rechtspreken

Maar als jullie een ánder veroordelen, kunnen jullie je eígen slechte gedrag niet goedpraten. Dat geldt voor iedereen, wie je ook bent. Want als jullie vinden dat een ander voor iets streng gestraft moet worden, veroordelen jullie daarmee ook jezelf. Want jullie doen dezelfde dingen als zij!

Maar wij weten dat God eerlijk zal rechtspreken over álle mensen die zulke dingen doen. Denken jullie soms dat júllie daaraan zullen kunnen ontsnappen? Jullie veroordelen wat andere mensen doen. Maar intussen doen jullie dezelfde dingen als zij! Denken jullie soms dat Gods liefde, vriendelijkheid en geduld zó groot zijn, dat Hij júllie slechtheid wel door de vingers zal zien? Jullie begrijpen niet dat juist Gods liefde jullie leven wil veranderen. Dat jullie juist dankzij Hem willen gaan leven zoals Hij het wil. Dus dan ga je niet door met slechte dingen doen.

Maar als jullie koppig en ongehoorzaam blijven, en niet van plan zijn om je leven te veranderen, zal jullie schuld steeds groter worden. Op een dag zal God over alle mensen rechtvaardig rechtspreken. Dan zal Hij ook over júllie rechtspreken. Op die dag zal God ieder mens geven wat hij heeft verdiend. Een deel van de mensen zal het eeuwige leven krijgen. Dat zijn de mensen die geduldig het goede hebben gedaan. Zij hebben aldoor hun best gedaan om te leven zoals God het wil. Ze verlangden naar het eeuwige leven. Maar de andere mensen zullen zwaar gestraft worden. Zij hebben alleen maar aan zichzelf gedacht. Ze hebben niet naar de waarheid willen luisteren en hebben kwaad gedaan. Met alle mensen die slechte dingen doen, zal het slecht aflopen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken. 10 Maar alle mensen die het goede doen, zullen hemelse macht en majesteit, eer en vrede krijgen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken. 11 Want het maakt voor God niet uit wie of wat je bent. Hij zal over alle mensen op dezelfde manier rechtspreken.

De rol van de wet van Mozes

12 De niet-Joodse volken kennen de wet van Mozes niet. Daarom zullen zij zonder deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen. De Joden kennen de wet van Mozes wel. Daarom zullen zij volgens deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen. 13 Want niet de mensen die de wet kénnen worden door God vrijgesproken van schuld, maar de mensen die de wet van God dóen. 14 De niet-Joodse volken kennen de wet van Mozes niet. Maar als ze vanzelf doen wat er in de wet staat, laten ze zien dat ze ook zonder de wet van Mozes zélf weten wat goed en wat kwaad is. 15 Ze laten zien dat in hun hart staat geschreven wat de wet van Mozes eist. Hun geweten en hun gedachten vertellen hun of het goed of kwaad is wat ze doen.

16 Mijn goede nieuws zegt, dat God op een dag aan Jezus Christus de opdracht zal geven om recht te spreken. Hij zal de mensen dan beoordelen op wat er diep in hun hart verborgen is.

De Joden en de wet van Mozes

17 Jullie verbeelden je heel wat! Jullie heten Joden. Jullie vinden de wet heel belangrijk. Jullie scheppen er over op dat jullie God kennen. 18 Jullie kennen Gods wil. Jullie weten precies wat goed en verkeerd is. Want jullie kennen de wet. 19 Jullie denken dat jullie mensen van andere volken kunnen leren wie God is. Jullie denken dat jullie hun alles over het geloof in God kunnen leren. 20 En dat jullie les kunnen geven aan mensen die nog niet veel van het geloof weten. En dat denken jullie, omdat jullie door de wet precies weten wat God wil.

21 Jullie leren de andere mensen dus hoe het moet. Maar hoe komt het dat jullie zelf niets leren? Jullie leren de mensen dat je niet mag stelen. Maar waarom stelen jullie zelf dan wél? 22 Jullie verbieden andere mensen om ontrouw te zijn aan hun man of vrouw. Maar waarom zijn jullie zelf dan wél ontrouw? Jullie vinden afgoden walgelijk. Maar waarom beroven jullie zelf dan de tempel? Want jullie zijn hebzuchtig! 23 Jullie scheppen op over de wet. Maar waarom beledigen jullie God dan door je niet aan zijn wet te houden? 24 De Boeken zeggen het al: "Door jullie gedrag zeggen de niet-Joodse volken slechte dingen over God."

25 Jullie zijn Joden en jullie laten je daarom besnijden.[a] Maar dat betekent alleen iets, als jullie je ook aan de wet van Mozes houden. Maar als jullie niet doen wat de wet zegt, hadden jullie net zo goed niet besneden kunnen zijn. 26 Hetzelfde geldt voor de niet-Joden. Zij zijn niet besneden. Maar als ze wel doen wat de wet zegt, is het voor God alsof ze wél besneden zijn. 27 En de mensen die niet besneden zijn, maar die wél doen wat de wet zegt, zullen rechtspreken over jullie die wel besneden zijn maar niet doen wat de wet zegt. Want ook al weten jullie precies wat er in de wet staat, en ook al zijn jullie besneden, toch doen jullie niet wat er in de wet staat.

28 Je wordt geen Jood alleen doordat je besneden bent. De echte besnijdenis heeft niet te maken met je lichaam. Want dat is alleen maar de buitenkant. 29 Je bent pas een échte Jood, als je dat aan de bínnenkant bent. De echte besnijdenis heeft met je binnenste te maken. Want het gaat erom dat je gehoorzaam wil zijn aan God. Zo iemand zal misschien niet door mensen geprezen worden, maar wel door God!

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016