Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
2 Kronieken 35

Josia laat het Paasfeest vieren

35 Toen vierde Josia in Jeruzalem het Paasfeest voor de Heer, op de 14e dag van de eerste maand. Hij leerde de priesters wat precies hun taken waren. Hij leerde hen hoe ze de Heer moesten dienen in de tempel. Ook zei hij tegen de Levieten die aan geheel Israël les gaven over Gods wet en die de Heer moesten dienen: "Zet de kist van het verbond in de tempel die koning Salomo van Israël heeft gebouwd. Jullie hoeven die niet meer op je schouder mee te dragen.[a] Dien nu jullie Heer God, en zijn volk Israël. Maak jullie klaar voor de Heer. Vorm groepen volgens de families waar jullie bij horen en volgens de taken die David en zijn zoon Salomo jullie hebben gegeven. Zorg dat er altijd een groep in het heiligdom klaar staat. Zij moeten de families die niet bij de Levieten horen, helpen met hun offers. Slacht hun paaslam voor hen en maak het voor hen klaar zoals dat moet volgens de wet van Mozes." Josia gaf van zijn eigen kudden 30.000 schapen en geiten en 3000 koeien aan de mensen om te slachten voor het Paasfeest. De leiders van het land gaven ook een geschenk aan het volk, de priesters en de Levieten. En Hilkia, Zacharia en Jehiël, die de leiding hadden over de hele tempel, gaven aan de priesters voor de paas-offers 2600 schapen en geiten en 300 koeien. En Konanja en zijn broers Semaja en Netaneël, met Hasabja, Jehiël en Jozabad, de leiders van de Levieten, gaven 5000 schapen en geiten en 500 koeien voor de paas-offers van de Levieten.

10 Toen werd de offerdienst geregeld volgens de bevelen die de koning had gegeven. Alle groepen van de priesters en Levieten namen hun plaats in. 11 Toen werden de dieren voor de paas-offers geslacht. De Levieten vingen het bloed op in schalen en gaven die aan de priesters. De priesters wierpen het bloed rondom tegen het altaar. Daarna stroopten de Levieten de dieren de huid af. 12 De delen die verbrand moesten worden, legden ze apart voor de families van het volk. Die delen zouden worden geofferd volgens de regels die in het boek van Mozes staan. Hetzelfde deden ze met de koeien. 13 Het vlees van de dieren werd klaargemaakt zoals het was voorgeschreven. Het paaslam werd op het vuur geroosterd. De delen die door de mensen opgegeten zouden worden, kookten ze in potten, pannen en ketels. Daarna brachten ze die zo snel mogelijk naar de mensen om ze op te eten. 14 Daarna maakten ze het paas-offer voor zichzelf en voor de priesters klaar. Want de priesters waren tot laat in de avond nog bezig met het verbranden van de brand-offers en het vet van de vlees-offers. Daarom maakten de Levieten ook de paas-offers voor de priesters klaar.

15 De zangers, uit de familie van Asaf, stonden op de plaatsen die David, Asaf, Heman en Jedutun (de profeet van de koning) hadden bepaald. De deurwachters stonden op hun plaats bij de tempelpoorten. Ze hoefden hun dienst niet te onderbreken om hun offerdier te gaan slachten, want dat deden de andere Levieten voor hen.

16 Zo was alles die dag geregeld voor de viering van het Paasfeest en het offeren van de brand-offers op het altaar van de Heer. Alles ging zoals koning Josia het had bevolen. 17 Alle Israëlieten die daar waren, vierden zo het Paasfeest en het Feest van de Ongegiste Broden, zeven dagen lang. 18 Sinds de tijd van de profeet Samuel was het Paasfeest niet meer op die manier gevierd. Geen één van de koningen van Israël heeft het Paasfeest gevierd zoals koning Josia het vierde met de priesters, Levieten en alle Judeeërs, alle Israëlieten die daar waren en alle bewoners van Jeruzalem. 19 Dit Paasfeest werd gevierd toen Josia 18 jaar koning was.

De koning van Egypte valt Juda aan

20 Zo repareerde koning Josia de tempel en herstelde hij de dienst in de tempel. Daarna trok koning Necho van Egypte met zijn leger dwars door Juda naar Karkemis (in Babylonië) aan de Eufraat.[b] Maar Josia wilde hem niet door zijn land laten trekken en trok hem met zijn leger tegemoet. 21 Maar koning Necho stuurde boodschappers naar koning Josia met de boodschap: "U moet zich hier niet mee bemoeien, koning van Juda. Ik strijd niet tegen u, maar tegen het land waarmee ik in oorlog ben. En God heeft gezegd dat ik me moest haasten. Hij staat aan mijn kant. Verzet u niet tegen Hem, want dan zal Hij u doden." 22 Maar Josia wilde niet naar hem luisteren, ook al waarschuwde God hem door de woorden van koning Necho. Hij vermomde zich en viel hem aan in het Megiddo-dal. 23 Hij werd geraakt door een pijl. De koning zei tegen zijn mannen: "Breng me weg, want ik ben zwaar gewond." 24 Ze haalden hem uit de strijdwagen, legden hem op zijn andere wagen en brachten hem daarmee naar Jeruzalem. Hij stierf en werd begraven bij de andere koningen van Juda. Heel Juda en Jeruzalem treurden over hem.

25 De profeet Jeremia maakte een treurlied over Josia. Nog steeds zingen alle zangers en zangeressen in hun treurliederen over koning Josia. Dat is een vaste gewoonte geworden in Israël. De liederen staan opgeschreven in het boek met treurliederen.[c]

26 De rest van wat Josia allemaal heeft gedaan,[d] met alles wat hij voor de Heer heeft gedaan omdat het in de wet van de Heer staat, 27 vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda.

Openbaring 21

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde

21 En ik zag een nieuwe hemel[a] en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde bestonden niet meer. En de zee[b] was er niet meer. En ik (Johannes) zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze zag er uit als een bruid die zich voor haar bruidegom heeft mooi gemaakt. Vanuit de hemel hoorde ik een stem luid zeggen: "Dit is de plaats waar God voortaan bij de mensen zal wonen. Zij zullen zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn. Hij zal hun God zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afvegen. En de dood zal er niet meer zijn. Niemand zal nog verdrietig zijn, treuren of pijn hebben. Want de eerste dingen zijn voorbij." En Hij die op de troon zit, zei: "Ik maak alles nieuw!" Tegen mij zei Hij: "Schrijf dit op. Want mijn woorden zijn waar. Ik zal doen wat Ik heb gezegd."

Verder zei Hij: "Het is voorbij! IK BEN de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. De mensen die dorst hebben, zal Ik te drinken geven uit de bron van het water dat leven geeft. Ze hoeven er niets voor te betalen. Iedereen die volhoudt tot het einde zal zijn hele erfenis krijgen. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Maar het loon voor de lafaards, ongelovigen, slechte mensen, moordenaars, mensen die allerlei verkeerde dingen op het gebied van seks doen, tovenaars, mensen die afgoden aanbidden en alle leugenaars, is: de zee van brandende zwavel." Dat is de tweede dood.

Het nieuwe Jeruzalem

Eén van de zeven engelen die de zeven schalen met de zeven laatste rampen hadden, kwam naar mij toe. Hij zei tegen mij: "Kom, dan zal ik je de bruid laten zien, de vrouw van het Lam." 10 Hij nam mijn geest mee naar de top van een grote, hoge berg. En hij liet mij de grote, heilige stad Jeruzalem zien die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan. 11 De stad had dezelfde stralende macht en majesteit als God. Ze was zo mooi als een prachtige edelsteen, een rode jaspis, schitterend als kristal.

12 Rond de stad was een grote, hoge muur met twaalf poorten. Bij elke poort stond een engel. Op de poorten stonden de namen van de twaalf stammen van het volk Israël. 13 Aan de oostkant waren drie poorten, aan de noordkant waren drie poorten, aan de zuidkant waren drie poorten en aan de westkant waren drie poorten. 14 En de muur van de stad had twaalf lagen stenen als fundament. Op elk van die lagen stond één van de namen van de twaalf boodschappers van het Lam.

15 De engel die met mij sprak, had een gouden meetstok bij zich. Daarmee ging hij de stad, de poorten en de muur opmeten. 16 De stad was vierkant, net zo lang als breed: 12000 stadiën (2200 km) was de stad. De lengte, de breedte en de hoogte van de stad waren hetzelfde. 17 De dikte van de muur was 144 el (70 m). (De engel gebruikte menselijke maten.) 18 De muur was van jaspis.[c] De stad zelf was van zuiver goud, zó zuiver dat het doorzichtig was als glas. 19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei soorten edelstenen versierd. Het onderste fundament was versierd met jaspis, het tweede met saffier, het derde met chalcedon, het vierde met smaragd, 20 het vijfde met sardonyx, het zesde met sardius, het zevende met chrysoliet, het achtste met beril, het negende met topaas, het tiende met chrysopraas, het elfde met hyacinth, het twaalfde met amethist. 21 De twaalf poorten waren twaalf parels: elke poort was gemaakt van één parel. De straat van de stad was van zuiver goud, zo helder als glas.

22 Ik zag geen tempel in de stad. Want de Almachtige Heer God en het Lam zijn Zelf de tempel. 23 En de stad heeft geen zon of maan nodig. Want het licht van de stralende macht en majesteit van God verlicht de stad, en het Lam is de Lamp van de stad. 24 De volken die gered zijn, zullen in dat licht leven. En de koningen van de aarde zullen hun rijkdommen naar de stad brengen. 25 De poorten zullen nooit gesloten worden, want er is geen nacht meer. 26 En de rijkdommen en schatten van de volken zullen naar de stad worden gebracht. 27 Niets onreins of slechts zal in de stad binnen komen. Niemand die misdadige dingen doet of liegt, zal er binnen komen. Alleen de mensen die staan opgeschreven in het Boek van het Leven van het Lam mogen naar binnen. (lees verder)

Maleachi 3

Uiteindelijk zal God het kwaad uit zijn volk weghalen (vervolg)

De Heer zegt: "Let op! Ik stuur mijn boodschapper voor Mij uit. Hij zal voor Mij de weg banen. En plotseling zal de Engel van het verbond, naar wie jullie zo verlangen, naar zijn tempel komen. Let op, Hij komt eraan, zegt de Heer van de hemelse legers."

Maleachi zegt: Maar wie zal in leven kunnen blijven wanneer Hij komt? Want Hij zal zijn als het vuur waarin goud wordt gezuiverd, en als de bijtende zeep waarmee wol vetvrij wordt gemaakt. Zoals iemand goud en zilver in de oven smelt en zuivert, zo zal Hij gaan zitten en de zonen van Levi zuiveren.[a] Dan zullen ze de Heer offers brengen op een manier waar Hij blij mee is. Dan zal de Heer weer genieten van de offers van Juda en van Jeruzalem. Net als vroeger.

God verlangt gehoorzaamheid

De Heer zegt: "Ik kom over jullie rechtspreken. Ik klaag jullie aan. Want jullie doen aan toverij. Jullie zijn ontrouw aan jullie man of vrouw. Jullie zweren van alles tegen de rechters, maar het zijn leugens. Jullie betalen de arbeiders veel te weinig loon. Jullie behandelen de weduwen, de weeskinderen en de vreemdelingen slecht. Jullie hebben geen enkel ontzag voor Mij, zegt de Heer van de hemelse legers.

Let op, Ik, de Heer, verander niet. Daarom zijn jullie niet totaal vernietigd, volk van Jakob! Net als jullie voorouders zijn jullie altijd ongehoorzaam geweest aan mijn wetten en leefregels. Nooit hebben jullie je eraan willen houden. Kom nu bij Mij terug! Dan zal Ik ook bij jullie terugkomen, zegt de Heer van de hemelse legers. Maar jullie vragen: 'Bij U terugkomen? Wat bedoelt U daarmee?'

Ik bedoel dat jullie niet doen wat Ik zeg. Mag bijvoorbeeld een mens God beroven? Nee, maar toch beroven jullie Mij. Jullie vragen: 'Beroven wij U? Wat bedoelt U?' Jullie geven Mij niet de gaven waar Ik recht op heb.[b] Jullie zijn vervloekt, omdat jullie allemaal Mij zo dus beroven. 10 Breng liever alle gaven waar Ik recht op heb naar de voorraadkamer van mijn tempel, namelijk het tiende deel van jullie oogsten. Dan zullen mijn priesters te eten hebben.[c] Probeer het maar. Dan zullen jullie zien dat Ik ervoor zal zorgen dat het goed met jullie gaat. Ik zal voldoende regen geven, zodat jullie grote oogsten zullen hebben. De oogsten zullen zó groot zijn, dat het allemaal niet meer in jullie schuren past. 11 En Ik zal jullie beschermen tegen de sprinkhanen. Dan zullen die niet meer jullie graanoogsten vernielen. En Ik zal ervoor zorgen dat er aan jullie wijnstruiken prachtige druiventrossen groeien. 12 Alle volken zullen jullie prijzen als ze zien hoe goed het met jullie land gaat, zegt de Heer van de hemelse legers."

God beloont de mensen die leven zoals Hij het wil

13 De Heer zegt: "Jullie zeggen slechte dingen over Mij. Maar jullie vragen: 'Wat hebben we dan voor slechts over U gezegd?' 14 Dit: jullie zeggen 'Het heeft geen nut om God te dienen. Wat hebben we er aan als we ons aan zijn wetten en leefregels houden? Wat heeft het voor zin om Hem te laten zien dat we ergens spijt van hebben? Wat heeft het voor nut om in rouwkleren rond te lopen? 15 Het gaat prima met de mensen die zich niets van de Heer aantrekken. Het gaat goed met slechte mensen. Zelfs als ze de Heer uitdagen, gebeurt hun niets.' 16 De mensen die ontzag voor Mij hebben, spreken hier met elkaar over. Ze zeggen: 'De Heer luistert naar wat er gezegd wordt. En Hij schrijft de namen op van de mensen die ontzag voor Hem hebben. Hij schrijft ze op in een boek.'

17 De Heer zegt: Die mensen die in mijn boek opgeschreven staan, zullen van Mij zijn op de dag dat Ik over de mensen ga rechtspreken. Ik zal goed voor hen zijn en hen vergeven. Net zoals een vader goed is voor een zoon die hem graag gehoorzaam wil zijn. Hij vergeeft zijn zoon wat hij verkeerd heeft gedaan. 18 Dan zullen jullie zien dat er toch verschil is tussen mensen die leven zoals Ik het wil, en mensen die zich niets van Mij aantrekken. Tussen mensen die Mij dienen, en mensen die Mij niet willen dienen. (lees verder)

Johannes 20

Het lege graf

20 Op de eerste dag van de week[a] ging Maria Magdalena vroeg naar het graf. Het was nog donker. Toen ze daar aankwam, zag ze dat de steen die voor de ingang van het graf had gelegen, was weggerold. Snel ging ze naar Simon Petrus en naar de leerling die Jezus' beste vriend was (Johannes). Ze zei tegen hen: "Ze hebben de Heer Jezus weggehaald uit het graf! En we weten niet waar ze Hem neergelegd hebben!"

Petrus en de andere leerling gingen toen ook naar het graf. Ze liepen allebei snel. Maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf. Hij bukte zich om in het graf te kijken en zag de linnen doeken liggen. Maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam achter hem aan. Hij ging wel het graf binnen en zag de linnen doeken liggen. Maar de doek die om Jezus' hoofd had gezeten, lag daar niet bij. Die doek was opgerold en lag apart. Toen ging ook de leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij Maria's verhaal. Want ze wisten nog niet dat in de Boeken staat dat Hij uit de dood zou opstaan. 10 En ze gingen weer naar huis.

Maria ziet Jezus

11 Maria stond buiten bij het graf te huilen. Huilend bukte ze zich om in het graf te kijken. 12 Toen zag ze daar twee engelen in witte kleren zitten. De één zat aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 Ze zeiden tegen haar: "Vrouw, waarom huil je?" Ze antwoordde: "Omdat ze mijn Heer hebben weggehaald. En ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd." 14 Toen draaide ze zich om en zag Jezus staan. Maar ze herkende Hem niet. 15 Jezus zei tegen haar: "Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?" Ze dacht dat het de tuinman was en antwoordde: "Als U Hem heeft weggehaald, zeg me dan waar U Hem heeft neergelegd! Dan zal ik Hem meenemen." 16 Toen zei Jezus: "Maria!" Ze draaide zich om en zei tegen Hem: "Meester!" 17 Jezus zei tegen haar: "Raak Mij niet aan. Want Ik ben nog niet naar mijn Vader in de hemel gegaan. Maar ga nu naar mijn broeders. Zeg hun dat Ik terugga naar mijn Vader die ook jullie Vader is. Naar mijn God die ook jullie God is." 18 Maria Magdalena ging naar de leerlingen en vertelde hun dat ze de Heer Jezus had gezien en wat Hij tegen haar had gezegd.

Jezus bij de leerlingen

19 Toen het avond werd op die eerste dag van de week, zaten de leerlingen in huis. Ze hadden de deuren dicht gedaan, want ze waren bang voor de Joodse leiders. Plotseling stond Jezus bij hen. Hij zei: "Ik wens jullie vrede toe!" 20 Daarna liet Hij hun zijn handen en zijn zij zien. De leerlingen waren blij toen ze de Heer Jezus zagen. 21 Jezus zei opnieuw tegen hen: "Ik wens jullie vrede toe! Net zoals de Vader Mij heeft gestuurd, stuur Ik ook jullie." 22 Toen blies Hij op hen en zei: "Ontvang de Heilige Geest. 23 Als jullie iemand vergeven wat hij verkeerd heeft gedaan, dan is het hem ook vergeven. Als jullie iemand niet vergeven wat hij verkeerd heeft gedaan, dan is het hem ook niet vergeven."

24 Tomas was er niet bij toen Jezus bij hen kwam. Hij was één van de twaalf leerlingen en werd ook wel Didymus (= 'tweeling') genoemd. 25 De andere leerlingen vertelden hem: "We hebben de Heer Jezus gezien!" Maar hij antwoordde: "Ik geloof het pas als ik in zijn handen de wonden van de spijkers zie. Ik wil ze met mijn eigen vingers aanraken en ik wil met mijn eigen hand in zijn zij voelen."

26 Acht dagen later zaten Jezus' leerlingen weer in het huis. Nu was Tomas erbij. Jezus kwam binnen, ook al waren de deuren dicht. Hij stond plotseling tussen hen in en zei: "Ik wens jullie vrede toe!" 27 Daarna zei Hij tegen Tomas: "Kijk naar mijn handen en voel ze met je vingers. Voel met je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof." 28 Tomas antwoordde Hem: "Mijn Heer en mijn God!" 29 Jezus zei tegen hem: "Geloof je pas nu je Mij hebt gezien? Wat is het heerlijk als mensen die Mij niet gezien hebben toch geloven!"

30 De leerlingen hebben Jezus nog veel meer wonderen zien doen dan in dit boek staan opgeschreven. 31 Maar déze zijn opgeschreven, zodat jullie zullen blijven geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God. Want dan zullen jullie eeuwig leven hebben omdat jullie bij Hem horen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016