Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
1 Kronieken 24-25

De taak van de priesters

24 1,2 Ook de priesters, de nakomelingen van Aäron, waren onderverdeeld in twee groepen, die de namen droegen van de zonen van Aäron: Eleazar en Itamar. Nadab en Abihu waren ook zonen van Aäron, maar zij stierven eerder dan hun vader en hadden geen kinderen, zo bleven alleen Eleazar en Itamar over voor de bediening van het priesterambt. Na overleg met Zadok en Ahimelech, de leiders van respectievelijk de Eleazar-groep en de Itamar-groep, verdeelde David Aärons nakomelingen over talloze kleine groepen, al naar gelang het soort werk dat zij verrichtten. Eleazars nakomelingen werden onderverdeeld in zestien en Itamars nakomelingen in acht groepen. Het bleek namelijk dat onder de nakomelingen van Eleazar meer groepshoofden waren dan onder de nakomelingen van Itamar. Door middel van het lot werden de priesters bij de groepen ingedeeld, zodat niemand werd bevoordeeld, want er bevonden zich heel wat beroemde mannen en hoogwaardigheidsbekleders van de tempel in elke groep. Semaja, een Leviet en de zoon van Netanel, fungeerde als secretaris en noteerde de namen in het bijzijn van de koning, de leiders van Israël, de priester Zadok, Abjathars zoon Ahimelech en de hoofden van de priesters en de Levieten. Beurtelings werd één familie getrokken voor de Eleazar-groep en één voor de Itamar-groep.

7-18 De families werden door middel van het lot op de volgende manier verdeeld: als eerste viel het lot op Jojarib; als tweede op Jedaja; de derde was Harim; de vierde was Seorim; vijfde was Malkia; zesde Mijamin; zevende Hakkoz; achtste Abia; negende Jesua; tiende Sechanja; elfde Eljasib; twaalfde Jakim; dertiende Huppa; veertiende Jesebeab; vijftiende Bilga; zestiende Immer; zeventiende Hezir; achttiende Happizzes; negentiende Petahja; twintigste Jehezkel; eenentwintigste Jachin; tweeëntwintigste Gamul; drieëntwintigste Delaja; vierentwintigste Maäzja. 19 Elke groep voerde zijn eigen taken in de tempel uit, zoals God die aan hun voorvader Aäron had opgedragen.

20 Dit waren de andere nakomelingen van Levi: Amram, zijn nakomeling Subaël en diens telg Jehdeja, 21 de groep van Rehabja, onder leiding van zijn oudste zoon Jissia, 22 de groep van Jizha, bestaande uit Selomoth en zijn nakomeling Jahath. 23 De groep van Hebron, bestaande uit Jeria, Hebrons oudste zoon, Amarja, zijn tweede zoon, Jahaziël, zijn derde zoon, en Jekameam, de vierde zoon. 24,25 De groep van Uzziël stond onder leiding van zijn zoon Micha. Van de groep van Micha had zijn zoon Samir de leiding. De leiding van de groep van Michaʼs broer Jissia was in handen van diens zoon Zecharja. 26,27 De groep van Merari stond onder leiding van zijn zonen Machli en Musi. De groep van Jaäzia, ook een zoon van Merari, bestond uit Beno, Soham, Zakkur en Hibri. 28 Machliʼs nakomelingen waren Eleazar, die geen zonen had, 29 en Kis, die onder meer Jerachmeël als zoon had. 30 De zonen van Musi waren Machli, Eder en Jerimoth. Dit waren de nakomelingen van Levi, verdeeld over hun families. 31 Evenals de nakomelingen van Aäron werden ook zij door middel van het lot ingedeeld, zonder dat daarbij werd gelet op leeftijd of rang. Dat gebeurde in het bijzijn van koning David, Zadok, Ahimelech en de leiders van de priesters en Levieten.

De taak van de muzikanten

25 David en de legerofficieren benoemden daarna talentvolle mannen, die zorgden voor de muzikale begeleiding van de koorzang met citers, harpen en cymbalen. Deze mannen kwamen uit de families van Asaf, Heman en Jeduthun. Hier volgt een lijst met hun namen en taken. Onder Asaf, die op aanwijzing van de koning de dienst verrichtte, stonden zijn zonen Zakkur, Jozef, Nethanja en Asarela. Onder Jeduthun, die leiding gaf bij het danken en prijzen van de Here en daarbij de citer bespeelde, stonden zijn zes zonen Gedalja, Zeri, Jesaja, Simi, Hasabja en Mattithja. 4,5 Onder Heman, de geestelijke verzorger van de koning, stonden zijn zonen Bukkia, Mattanja, Uzziël, Sebuël, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti, Romamti-Ezer, Josbekasa, Mallothi, Hothir en Mahazioth. God had hem gezegend met veertien zonen en drie dochters, waardoor hij overal aanzien genoot. 6,7 Hun muzikale taak omvatte het bespelen van cymbalen, harpen en citers, zij stonden allemaal onder leiding van hun vader wanneer zij deze taak in de tempel uitvoerden. Asaf, Jeduthun en Heman voerden dit alles uit volgens de aanwijzingen van de koning. Zij en hun gezinnen waren geoefend in het zingen van lofliederen voor de Here, ieder van hen, 288 in totaal, was een kunstenaar.

De zangers kregen hun eigen taak door het lot toegewezen, waarbij niet werd gelet op rang of stand. 9-31 Het eerste lot viel op Jozef van de familie van Asaf, het tweede op Gedalja, samen met elf van zijn zonen en broers, het derde op Zakkur en elf van zijn zonen en broers, het vierde op Jizri en elf van zijn zonen en broers, het vijfde op Nethanja en elf van zijn zonen en broers, zesde was Bukkia met elf van zijn zonen en broers, zevende was Jesarela en elf van zijn zonen en broers, achtste was Jesaja met elf van zijn zonen en broers, negende was Mattanja met elf van zijn zonen en broers, tiende was Simi met elf van zijn zonen en broers, elfde was Azareël met elf van zijn zonen en broers, twaalfde was Hasabja met elf van zijn zonen en broers, dertiende was Subaël met elf van zijn zonen en broers, veertiende was Mattithja met elf van zijn zonen en broers, vijftiende was Jeremoth met elf van zijn zonen en broers, zestiende was Hananja met elf van zijn zonen en broers, zeventiende was Josbekasa met elf van zijn zonen en broers, achttiende was Hanani met elf van zijn zonen en broers, negentiende was Mallothi met elf van zijn zonen en broers, twintigste was Eliatha met elf van zijn zonen en broers, eenentwintigste was Hothir met elf van zijn zonen en broers, tweeëntwintigste was Giddalti met elf van zijn zonen en broers, drieëntwintigste was Mahazioth met elf van zijn zonen en broers, vierentwintigste was Romamti-Ezer met elf van zijn zonen en broers.

1 Petrus 5

De duivel is de grote tegenstander

Op grond van de verantwoordelijkheid die ik ook als leider heb, doe ik een beroep op de andere leiders. Ik heb Christus aan het kruis zien sterven en als Hij terugkomt, zal ik deelhebben aan zijn heerlijkheid. Wat ik u dringend wil vragen, is dit: wees goede herders voor de kudde van God. Doe dat niet omdat het nu eenmaal moet, maar omdat u graag wilt doen wat God van u vraagt. Doe het ook niet om er beter van te worden, maar omdat u daartoe bereid bent. Probeer niet de baas te spelen over mensen die u zijn toevertrouwd, maar wees een voorbeeld voor hen. Dan zal de Opperherder u voor altijd laten delen in zijn heerlijkheid en eer.

Jonge mensen, doe wat de leiders zeggen. U moet in de omgang met elkaar nederig zijn, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar Hij is genadig voor wie nederig is. Als u zich buigt onder de sterke hand van God, zal Hij u oprichten als Hij vindt dat de tijd daarvoor gekomen is. Geef al uw zorgen en problemen over aan God, want Hij houdt van u en zorgt voor u. Maar ondanks dat moet u de situatie goed inzien en op uw hoede zijn voor de grote tegenstander, de duivel. Hij gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden. Sla zijn aanvallen af door vast op de Here te vertrouwen. Het is een hele troost te weten dat de christenen over de hele wereld hetzelfde moeten doormaken.

10 Onze God is een en al ontferming. Hij heeft u allen geroepen om deel te hebben aan dezelfde eeuwige heerlijkheid als Christus. Nadat het een korte tijd heel moeilijk is geweest, zal Hij u persoonlijk overeind helpen op de plaats waar u hoort te staan. Hij zal u zó sterk maken dat u nooit meer hoeft te wankelen. 11 Voor Hem is alle macht, voor altijd en eeuwig. Amen!

12 Silvanus, die voor zover ik weet een trouw christen is, heeft deze korte brief voor mij geschreven. Ik heb u ermee willen bemoedigen, zodat u nooit zult twijfelen aan de ware genade van God, zoals ik die hierboven heb beschreven. Blijf daar dus bij. 13 De gemeente in Babylon en mijn zoon Marcus groeten u. 14 Groet elkaar met de kus van broederlijke liefde. Ik wens alle mensen die Christus toebehoren, vrede toe.

Micha 3

Micha spreekt de leiders van Israël aan

Luister, leiders van Israël. U zou het verschil tussen recht en onrecht moeten kennen. Toch bent u juist degenen die het goede haten en het kwade liefhebben. U stroopt mijn volk de huid af en verwijdert het vlees tot op het bot. U eet zijn vlees op, vilt mijn volk, breekt zijn beenderen en snijdt het in stukken als vlees dat de kookpot in moet. U zult de Here smeken u te helpen in moeilijke tijden! Denkt u echt dat Hij dan zal luisteren? Hij zal Zich voor u verbergen vanwege uw slechte daden! Valse profeten, u verleidt mijn volk! U verkondigt vrede voor degenen die u te eten geven, maar u bedreigt hen die u niet betalen! Dit is de boodschap van de Here voor u: ‘Eens zal de nacht zich om u heen sluiten. Alle visioenen zullen verdwijnen. Er zal duisternis heersen, alle waarzeggerij houdt op. De zon zal over u ondergaan en de dag zal veranderen in nacht. Ten slotte zult u, zieners, zich schamen en de waarzeggers zullen teleurgesteld zijn. Vol schaamte zult u uw gezicht bedekken en ontdekken dat God u niet antwoordt.’ Ik daarentegen ben vol kracht, vol van de Geest van de Here. Met volmacht en gezag breng ik Israël haar zonden en overtredingen onder ogen.

Luister, leiders van Israël! U haat gerechtigheid en maakt krom wat recht is. 10 U vult Jeruzalem met moord en allerlei soorten onrecht. 11 U, nota bene de leiders, accepteert steekpenningen bij de rechtspraak en de priesters geven alleen onderricht tegen betaling. Ook de profeten plegen slechts waarzeggerij voor geld. En daarbij steunt u op de Here en zegt: ‘Alles is in orde, want de Here is in ons midden. Ons zal niets overkomen!’ 12 Daarom zullen, om alle slechte dingen die u doet, de hellingen van de berg Sion worden omgeploegd als een akker en zal Jeruzalem in één puinhoop veranderen. De tempelberg zal door planten overwoekerd worden.

Lukas 12

Lessen en waarschuwingen

12 Ondertussen verdrongen zich duizenden mensen om Hem heen. Jezus had eerst zijn leerlingen iets te zeggen. ‘Ik waarschuw jullie niet zoals de Farizeeën te worden, het zijn huichelaars! Het zal vanzelf wel blijken hoe het werkelijk zit; wat verborgen is, zal aan de dag komen. Alles wat jullie in het donker zeggen, zal in het licht gehoord worden. Wat jullie stiekem fluisteren, zal van de daken rondgebazuind worden. Jullie zijn mijn vrienden. Wees niet bang voor de mensen die je willen vermoorden. Zij kunnen alleen maar je lichaam doden, maar hebben daarna geen macht meer over je. Weet je voor wie je een heilige vrees moet hebben? Voor God, die macht heeft te doden en daarna in de hel te gooien. Wat kosten vijf mussen? Bijna niets. Toch vergeet God er niet één van. Hij weet zelfs hoeveel haren je op je hoofd hebt! Wees dus nooit bang. Je bent Hem veel meer waard dan een hele zwerm mussen. Onthoud dit: als je er bij de mensen openlijk voor uitkomt dat je bij Mij hoort, zal Ik, de Mensenzoon, dat ook doen bij de engelen van God. Maar als je voor de mensen doet of je Mij niet kent, zal Ik voor de engelen van God doen of Ik jou niet ken. 10 Wie kwaadspreekt over Mij, de Mensenzoon, zal daarvoor nog vergeving kunnen krijgen. Maar voor wie de Heilige Geest willens en wetens belastert, is vergeving uitgesloten. 11 Als jullie moeten terechtstaan in de synagogen en voor de autoriteiten, maak je dan niet ongerust over wat je moet zeggen om je te verdedigen. 12 De Heilige Geest zal je op dat moment de juiste woorden ingeven.’

13 Iemand uit de mensen riep: ‘Meester, zeg toch tegen mijn broer dat hij mij het deel van de erfenis geeft waar ik recht op heb!’ 14 Jezus antwoordde: ‘Beste man, hoe komt u erbij dat Ik rechter over u wil zijn? Met erfeniskwesties houd Ik Mij niet bezig.’

15 ‘Dat is nou iets waarvoor u moet oppassen,’ zei Hij tegen de mensen. ‘Verlang niet steeds naar dingen die u niet hebt. Want het leven bestaat niet uit het hebben van veel spullen.’ 16 Hij maakte dit duidelijk met een gelijkenis. ‘Een rijk man had heel vruchtbaar land en de oogst was zo groot dat die niet in de schuren kon. 17 De man vroeg zich af waar hij alles moest laten. 18 Ineens wist hij het. “Ik breek mijn schuren af en zet er grotere voor in de plaats,” zei hij. “Dan heb ik ruimte genoeg om alles op te slaan. 19 Als het klaar is, zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt voor jaren genoeg. Rust eens lekker uit, eet, drink en geniet.” 20 Maar God zei tegen hem: “Dwaas! Vannacht zult u sterven. En wie krijgt nu alles wat u achterlaat?” 21 Zo gaat het met iemand die altijd maar meer wil hebben, maar in Gods ogen een armoedzaaier is.’

22 Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Maak je geen zorgen over je levensonderhoud, over wat je zult eten of aantrekken. 23 Want het leven is meer dan voedsel en kleding alleen. 24 Kijk eens naar de kraaien. Die zaaien en oogsten niet en ze hebben geen voorraadkamers of schuren. Toch gaat het hen goed, want God geeft ze te eten. Wel, jullie betekenen toch veel meer voor Hem dan die vogels! 25 Waar zijn zorgen trouwens goed voor? Kun je je leven erdoor verlengen? 26 Natuurlijk niet. Als je dat nog niet eens kunt, waarover zul je je dan zorgen maken? 27 Kijk eens naar de lelies: die spinnen niet en weven niet. Toch zijn zij mooier dan koning Salomo in al zijn pracht en praal. 28 Als God de planten die vandaag in het veld staan en morgen verbrand worden, zo mooi aankleedt, zal Hij jullie dan geen kleren geven? Bange twijfelaars! 29 Denk toch niet altijd aan eten en drinken. Ik wil niet dat jullie je daarover ongerust maken, 30 zoals de andere mensen. Je hemelse Vader weet heel goed wat je nodig hebt. 31 Wees dus in de eerste plaats bezig met het Koninkrijk van God, dan zorgt Hij wel dat je die andere dingen ook krijgt. 32 Wees niet bang, al vormen jullie maar een klein groepje. Want jullie Vader is zo goed geweest zijn koninkrijk voor je open te stellen. 33 Verkoop je bezittingen en geef de opbrengst aan wie tekort hebben. Zorg dat je een beurs krijgt die nooit opraakt, waar dieven niet bij kunnen en waar de mot niet aan vreet. 34 Want waar je schat is, daar zullen ook je hart en gedachten zijn.

35 Sta altijd klaar om in actie te komen, zorg dat jullie lamp brandt 36 en wees als dienaars die wachten op hun heer tot die van de bruiloft terugkomt. Als hij aanklopt, kunnen ze meteen opendoen. 37 Wie klaar staan en hem verwachten, zijn oneindig gelukkig, want de Here Zelf zal hun dienaar worden. Hij zal hen aan tafel nodigen en bedienen. 38 Of Hij nu ʼs avonds komt of na middernacht, voor degenen die klaar staan, zal het een heerlijk moment zijn. 39 Jullie begrijpen wel dat iemand niet in zijn huis zou laten inbreken als hij wist wanneer de dief zou komen. 40 Het beste wat je dus kunt doen, is altijd klaar te zijn. Want Ik, de Mensenzoon, kom op een moment dat niemand Mij verwacht.’

41 Petrus vroeg: ‘Is dit voor iedereen bestemd? Of alleen voor ons?’ 42 Jezus antwoordde: ‘Ik heb het over de betrouwbare en verstandige rentmeester die van zijn heer opdracht heeft gekregen voor de andere arbeiders te zorgen. 43 Als de heer terugkomt en ziet dat de man zijn werk goed heeft gedaan, 44 zal hij hem belonen en hem zijn hele bezit toevertrouwen. 45 Maar de rentmeester kan ook denken: “Mijn heer komt voorlopig niet terug.” Hij kan de arbeiders en de werksters beginnen te slaan. Hij kan erop los leven en dronken worden. 46 Maar als dan onverwacht zijn heer terugkomt, zal die hem ontslaan en behandelen als een misdadiger. 47 Hij zal zwaar gestraft worden. Want hij wist wat hij moest doen, maar heeft het niet gedaan. 48 Maar wie zich er niet van bewust is dat hij verkeerd heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als iemand veel heeft ontvangen, zal ook veel van hem worden geëist. Hoe meer je is toevertrouwd, hoe groter je verantwoording is.

49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen. Was Ik daar maar mee klaar! 50 Ik moet een zware beproeving ondergaan en Ik zie er erg tegenop. 51 Denken jullie soms dat Ik ben gekomen om vrede op de aarde te brengen? 52 Dat is niet zo! Ik breng juist strijd en verdeeldheid. Van nu af aan zal in gezinnen onenigheid zijn. Drie mensen zullen voor Mij zijn en twee tegen, of omgekeerd. 53 Vader en zoon zullen onenigheid krijgen over Mij. Moeder en dochter ook. En schoonmoeder en schoondochter zullen elkaar niet begrijpen.’

54 Jezus zei tegen de mensen: ‘Als u in het westen wolken ziet opkomen, zegt u: “Daar komt een bui aan.” En dat is juist. 55 Als een zuidenwind opsteekt, zegt u: “Het wordt heet.” En ook dat is juist. 56 Huichelaars! U ziet dus aan de lucht wat voor weer het wordt. Maar de tekenen des tijds ziet u niet.

57 U weet zelf wat goed en rechtvaardig is! 58 Als u met uw tegenpartij onenigheid hebt, moet u proberen het zo vlug mogelijk met hem in orde te maken. Anders sleurt hij u nog voor de rechter en krijgt u gevangenisstraf. 59 En u komt de gevangenis niet uit, voordat u de laatste cent betaald hebt.’

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.