Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
1 Kronieken 23

De Levieten, dienaars in de tempel van God

23 Toen David dit alles zei, was hij al erg oud. Dat was voor hem reden troonsafstand te doen ten gunste van zijn zoon Salomo. Voordat het echter zover was, riep hij alle leiders van Israël bijeen, evenals de priesters en de Levieten. Hij liet een telling houden onder de mannen van dertig jaar en ouder van de stam van Levi. De uitkomst bedroeg achtendertigduizend mannen. 4,5 ‘Van hen moeten vierentwintigduizend toezicht houden op het werk aan het huis van de Here,’ besloot David, ‘zesduizend moeten ambtenaren en rechters worden, vierduizend worden tempelwachters en de andere vierduizend moeten de Here prijzen met de muziekinstrumenten die ik daarvoor heb gemaakt.’ Daarna verdeelde David hen in drie grote groepen, die werden gevormd naar families van de zonen van Levi: de Gersom-familie, de Kehat-familie en de Merari-familie. De groepen van de Gersom-familie werden genoemd naar diens zonen Ladan en Simi. 8,9 Deze groepen werden in zes kleinere groepen verdeeld, die de namen kregen van de zonen van Ladan: Jehiël, de leider, Zetham en Joël en van de zonen van Simi: Selomit, Haziël en Haran. 10,11 De families van Simi werden naar zijn vier zonen genoemd: Jahath, die de belangrijkste was, Ziza, Jeüs en Beria. Deze laatste twee vormden samen één familie, omdat geen van beiden veel zonen had.

12 De Kehat-familie was onderverdeeld in vier groepen, genoemd naar zijn zonen Amram, Jishar, Hebron en Uzziël. 13 Amram was de vader van Aäron en Mozes. Aäron en zijn zonen kregen de heilige taak toebedeeld voor altijd de offers van het volk aan de Here te offeren, de Here onafgebroken te dienen en altijd in zijn naam de zegen uit te spreken. 14,15 Wat Mozes, de man van God, betreft: zijn zonen Gersom en Eliëzer werden tot de stam van Levi gerekend. 16 Gersoms zonen stonden onder leiding van Sebuël 17 en Eliëzers enige zoon Rehabja leidde zijn eigen familie, want hij had veel kinderen. 18 De zonen van Jishar stonden onder leiding van Selomit. 19 De zonen van Hebron werden door Jeria geleid. Onder hem stonden Amarja, Jahaziël en Jekameam. 20 De zonen van Uzziël stonden onder leiding van Micha, met als tweede man Jissia.

21 De zonen van Merari waren Machli en Musi. De zonen van Machli waren Eleazar en Kis. 22 Eleazar stierf zonder zonen te hebben gekregen en zijn dochters trouwden met hun neven, de zonen van Kis. 23 Musiʼs zonen waren Machli, Eder en Jeremoth.

24 Bij de volkstelling werden alle mannen van de stam van Levi van twintig jaar en ouder gerangschikt onder de namen van deze families en gezinnen. Zij waren allemaal voorbestemd om dienst te doen bij de tempel. 25 Want David zei: ‘De Oppermachtige Here van Israël heeft ons vrede gegeven en zal voor altijd in Jeruzalem blijven wonen. 26 Nu hoeven de Levieten niet langer de tabernakel en het bijbehorende materiaal van de ene naar de andere plaats te dragen.’ 27 Deze telling onder de stam van Levi was een van de laatste dingen die David voor zijn dood deed. 28 Het was de taak van de Levieten de priesters te helpen bij de offerdienst in de tempel, zij fungeerden ook als opzichters en letten nauwkeurig op de bepalingen voor de ceremoniële reinheid. 29 Zij zorgden voor de toonbroden, het meel voor de spijsoffers en de ongezuurde broden, de bakplaat en het beslag en controleerden de gewichten en maten. 30 Elke ochtend en avond stonden zij voor de Here om dankliederen te zingen en Hem te prijzen. 31 Zij hielpen bij het brengen van de brandoffers, de offers op de sabbat, de viering van de nieuwe maand en bij alle andere feesten. Er waren altijd precies zoveel Levieten aanwezig als nodig was voor de gelegenheid. 32 Hun taak was het dus alle voorkomende werkzaamheden in de tabernakel en de tempel te verrichten en de priesters waar dat nodig was, te helpen.

1 Petrus 4

Dezelfde innerlijke overtuiging als Christus

Omdat Christus voor ons geleden heeft en gestorven is, moeten wij ons wapenen met dezelfde innerlijke overtuiging als Hij. Want wie in dit bestaan geleden heeft, houdt op met zondigen. Zo iemand laat zich gedurende de rest van zijn leven niet meer leiden door de slechte verlangens van de zonde, maar de wil van God doen. Er is genoeg tijd verknoeid met wat de ongelovigen fijn vinden: losbandigheid en verkeerde begeerten, drinkfestijnen, eetgelagen en onzedelijke feesten voor afgoden. Uw vroegere vrienden zullen het natuurlijk raar vinden als u niet meer meedoet met hun uitspattingen. Zij zullen u uitmaken voor alles wat lelijk is. Maar zij zullen zich moeten verantwoorden voor de grote Rechter die over de levenden en de doden oordeelt. Daarom is het goede nieuws ook gebracht aan mensen die nu reeds gestorven zijn. Dan kunnen ook zij naar de geest nieuw leven krijgen van God, ook al zijn ze lichamelijk door de mensen veroordeeld.

Alles loopt op zijn einde. Wees daarom kalm en nuchter, anders kunt u niet bidden. En bovenal moet u elkaar blijven liefhebben, de liefde bedekt immers heel veel zonden. Wees gastvrij voor elkaar, zonder te mopperen.

10 Ieder heeft gaven gekregen. Gebruik die om elkaar te dienen, want zo geeft u de rijkdom van Gods genade aan elkaar door. 11 Wie in de gemeente spreekt, moet dat doen alsof God door hem spreekt. Wie praktisch werk doet, moet dat doen door de kracht die God geeft. Als dat het geval is, zal God geëerd worden door Jezus Christus. Voor Hem is alle eer en macht, voor altijd en eeuwig! Amen.

12 Vrienden, laat u niet in de war brengen door de vuurproef die u zult ondergaan, want die was te verwachten. Daaruit zal blijken of u op God blijft vertrouwen. 13 Eigenlijk moet u blij zijn zelf iets te ervaren van wat Christus heeft doorgemaakt, want op de dag dat Christus zal laten zien hoe groot en machtig Hij is, zult u een geweldige blijdschap met Hem delen. 14 Wees blij als u uitgescholden wordt omdat u bij Jezus hoort, want dat is het bewijs dat de heerlijkheid van de Geest van God op u rust. 15 Maar laat niemand moeten lijden omdat hij een moord, een diefstal of een andere misdaad heeft begaan of omdat hij een bemoeial is. 16 Als u moet lijden omdat u christen bent, hoeft u zich niet te schamen, maar u kunt God ervoor prijzen dat u de naam van Christus draagt. 17 De tijd van Gods oordeel is gekomen en het begint bij de christenen. Als wij door Hem geoordeeld worden, wat een verschrikkelijk lot staat dan de mensen te wachten die het goede nieuws van God niet wilden aannemen! 18 Als de rechtvaardigen maar nauwelijks worden gered, welke kans maken dan de mensen die zich niets van God aantrekken en er maar op los leven? 19 Als u dus lijdt omdat u doet wat God van u vraagt, moet u zich toevertrouwen aan Hem die uw Schepper is, en niet ophouden goed te doen.

Micha 2

God waarschuwt met de beste bedoelingen

Wee hun die onrecht beramen en op hun bed allerlei boze plannen uitdenken. Vroeg in de morgen staan zij op om ze uit te voeren. Niemand zal dat verhinderen, omdat het in hun macht ligt het te doen. Hebben zij hun zinnen gezet op een bepaalde akker, dan zorgen zij ervoor die te krijgen. Zien zij een huis dat zij willen hebben, al is het iemands enige bezit, dan leggen zij er beslag op met dreigementen en geweld. ‘Daarom,’ zegt de Here, ‘ga Ik voor u een straf bedenken. Het zal een vreselijke straf zijn, waaraan niemand zich kan onttrekken. U zult dan niet meer trots met uw neus in de wind lopen, want het zal een verschrikkelijke tijd zijn.

Op die dag zal men een spotlied op u aanheffen. En u zult huilend en jammerend dit klaaglied zingen: “Het is met ons gedaan, we zijn totaal vernietigd! God heeft ons land van ons afgenomen en in vreemde handen laten overgaan. Hij deelt onze akkers uit aan goddelozen!” Daarom zult u niemand hebben die u, door loting, land toewijst in de gemeente van de Here.’

‘Houd op met profeteren,’ zeggen de valse profeten. ‘Zeg toch niet zulke dingen. Zulke praat is schandelijk. Zoiets zal ons nooit overkomen.’ Is dat nu een juist antwoord, Huis van Jakob? Denkt u dat de Geest van de Here het prettig vindt u zo hard aan te pakken? Nee! Hij waarschuwt u met de beste bedoelingen om u weer op het rechte pad te krijgen. Maar tot op dit moment gedraagt u zich tegenover mijn volk heel vijandig. Want u steelt van nietsvermoedende, vredelievende voorbijgangers hun mantel. U verdrijft de weduwen uit hun huis en ontneemt de wezen elk recht dat hun door God gegeven is. 10 Sta op! Wegwezen! Dit is niet langer uw land, want u hebt het met uw zonden gevuld en daarom zult u op een vreselijke wijze omkomen. 11 ‘Ik profeteer dat u wijn en sterke drank zult krijgen,’ dat is het soort dronken leugenprofetie dat u graag hoort.

12 ‘Er zal een tijd aanbreken, Israël, waarop Ik u zal verzamelen. Iedereen die nog in leven is, zal erbij zijn. Ik zal u bij elkaar brengen als schapen in de schaapskooi, als een kudde in de wei. Het zal er gonzen van mensen. 13 Hij die in staat is bressen te slaan, zal u uit uw ballingschap leiden. Hij gaat voor u uit wanneer u door de poorten trekt van de steden waarin u gevangen zat. Uw koning gaat voorop, de Here is uw aanvoerder.’

Lukas 11

Jezus onderwijst zijn leerlingen

11 Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij daarmee ophield, kwam een van zijn leerlingen bij Hem en vroeg: ‘Here, wilt U ons leren bidden? Johannes de Doper heeft het zijn leerlingen ook geleerd.’ Jezus zei: ‘Als u bidt, zeg dan:

“Onze Vader in de hemel, laat uw naam alle eer ontvangen. Laat uw koninkrijk komen. Geef ons elke dag opnieuw het voedsel dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze zonden, want wij vergeven ook de mensen die ons iets hebben aangedaan, en breng ons niet in beproeving.” ’

Jezus leerde hun nog meer over het gebed. ‘Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat om drie broden te lenen. Je maakt hem wakker en zegt: “Er is een vriend bij ons aangekomen. Hij heeft een hele reis achter de rug. En nu heb ik niets voor hem te eten.” De man roept vanuit zijn slaapkamer: “Laat me nou toch slapen! De deur is op slot en we liggen allemaal in bed! Ik kom er nu niet uit om je te helpen.” Ik verzeker jullie, ook als hij niet opstaat vanwege jullie vriendschap, dan nog zou hij opstaan vanuit zijn schaamteloosheid en je alles geven wat je nodig hebt. Luister, zo gaat het ook bij het bidden. Vraag en je zult ontvangen. Zoek en je zult vinden. Klop en de deuren zullen voor je opengaan. 10 Want ieder die bidt, ontvangt. Wie zoekt, vindt. En voor wie klopt, gaat de deur open. 11 Velen van jullie hebben kinderen. Als je zoon je om een vis vraagt, geef je hem dan een slang? 12 Of als hij om een ei vraagt, geef je hem dan een schorpioen? Natuurlijk niet! 13 Dus, al ben je slecht, je geeft je kinderen toch wat zij nodig hebben. Hoeveel te meer zal je hemelse Vader de Heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen?’

14 Op een keer verjoeg Jezus een boze geest uit iemand die niet kon spreken. Zodra de geest weg was, begon de man te praten. De mensen stonden perplex. 15 Maar sommigen zeiden: ‘Geen wonder dat Hij boze geesten kan wegjagen. Hun leider, Beëlzebul, heeft Hem die macht gegeven.’ 16 Anderen zeiden dat Hij maar eens moest bewijzen dat Hij de Christus was en zij probeerden Hem over te halen een teken uit de hemel te doen. 17 Hij wist wel wat in hen omging. ‘Een land waar burgeroorlog is, verwoest zichzelf,’ zei Hij. ‘Een gezin waar altijd ruzie is, valt uiteen. 18 Als het waar is wat jullie zeggen, dan vecht de duivel tegen zichzelf. 19 Hoe kan zijn koninkrijk dan blijven bestaan? Als Beëlzebul Mij de macht geeft boze geesten te verjagen, hoe staat het dan met uw eigen volgelingen? In wiens naam verjagen zij boze geesten? Zij zullen over u oordelen! 20 Maar als Ik door de kracht van God boze geesten verjaag, is dat een teken dat het Koninkrijk van God gekomen is. 21 Zolang iemand goed bewapend is en zijn terrein streng bewaakt, hoeft hij zich niet ongerust te maken. 22 Maar als er iemand op hem afkomt die sterker is en hem overwint, dan neemt die ander hem zijn wapens af waar hij op vertrouwde, en geeft zijn buit aan anderen.

23 Wie niet vóór Mij is, is tegen Mij. Wie niet met Mij meewerkt om de mensen bijeen te brengen in mijn koninkrijk, jaagt ze uiteen. 24 Als een boze geest uit iemand is weggegaan, zwerft hij door dorre streken op zoek naar rust. Maar hij vindt geen rust en besluit naar die persoon terug te gaan. 25 Als hij daar aankomt, ziet hij dat zijn oude woning helemaal schoongemaakt en op orde is. 26 Dan haalt hij zeven andere geesten, die nog slechter zijn dan hijzelf. En met zʼn allen trekken ze erin en gaan daar wonen. Zo iemand is er daarna nog veel erger aan toe dan daarvoor.’

27 Terwijl Jezus nog aan het woord was, riep een vrouw: ‘Wat moet uw moeder gelukkig zijn! U bent uit haar schoot geboren en hebt aan haar borsten gedronken!’ 28 ‘Weet u,’ antwoordde Jezus, ‘wie nog gelukkiger zijn? Alle mensen die de woorden van God horen en zich eraan houden.’

29 Zij drongen hoe langer hoe meer tegen Hem op. ‘De mensen van deze tijd zijn slecht,’ zei Jezus. ‘Zij doen niets anders dan vragen om een teken uit de hemel. Zij willen een bewijs dat Ik de Christus ben. Maar het enige bewijs dat zij zullen krijgen, is het teken van Jona. 30 Zoals Jona voor het volk van Ninevé een teken was dat God hen wilde redden, zo zal Ik, de Mensenzoon, een teken zijn voor het volk van deze tijd. 31 Op de dag van het grote oordeel zal de koningin van Scheba tegelijk met de mannen van deze tijd levend worden en hen veroordelen. Want zij maakte een lange, moeilijke reis om zelf de wijsheid van Salomo te horen. Maar let op! Ik ben meer dan Salomo! 32 Op die dag zullen de mannen van Ninevé ook levend worden en dit volk veroordelen. Want zij luisterden naar de waarschuwingen van Jona en keerden zich af van het kwaad. Maar Ik ben meer dan Jona!

33 Niemand doet een lamp aan en zet die ergens onder, waar hij niet te zien is. Nee, hij zet hem op een verhoging. Ieder die de kamer binnenkomt, heeft dan licht. 34 Het oog is de lamp van het lichaam. Als uw oog zuiver is en alleen op het goede gericht, leeft uw hele lichaam in het licht. Maar als uw oog boosaardig is, leeft u geheel in het donker. 35 Laat uw oog niet verduisteren door het op het kwaad te richten. 36 Als u van binnen licht bent, zonder een spoortje duisternis, zult u geheel in het licht staan, alsof een heldere lamp u verlicht.’

37 Hij was nauwelijks uitgesproken of een Farizeeër nodigde Hem uit mee te gaan eten. 38 Jezus nam de uitnodiging aan. Toen Hij aan tafel ging zonder zijn handen te hebben gewassen, was de Farizeeër verbaasd, want Joden vergeten dat nooit. 39 Jezus zei tegen hem: ‘Jullie Farizeeën wassen alleen de buitenkant. Maar van binnen zijn jullie nog vuil, vol hebzucht en boosaardigheid. 40 Dwazen! Heeft God niet de buitenkant én de binnenkant gemaakt? 41 Uw innerlijke zuiverheid blijkt het beste uit de mildheid waarmee u geeft. 42 U geeft tien procent van wat u heeft aan munt en andere kruiden aan de tempel, maar u denkt er niet aan rechtvaardig te zijn en God lief te hebben. En daar komt het nu juist op aan. U moet het ene doen en het andere niet nalaten. 43 Wat ziet het er voor u slecht uit, Farizeeën! U vindt het heerlijk in de synagogen op de voornaamste plaatsen te zitten. U voelt zich gestreeld als de mensen op straat u eerbiedig groeten. 44 Maar u bent net verborgen graven in het veld. De mensen lopen eroverheen, zonder te weten wat eronder zit.’

45 ‘Meester,’ zei een bijbelgeleerde die stond te luisteren, ‘door dit allemaal te zeggen, hebt U ook ons zwart gemaakt.’ 46 ‘Ja,’ antwoordde Jezus. ‘Ook u staat iets vreselijks te wachten. U eist het onmogelijke van de mensen, maar doet zelf niets om hen te helpen. 47 U bouwt wel heel mooie graven voor de profeten. Maar u bent net als uw voorouders, die hen hebben gedood. 48 U bent het volledig eens met wat uw voorouders hebben gedaan. U zou precies hetzelfde doen. 49 God zegt over u: “Ik zal hen profeten en apostelen sturen, maar ze zullen sommigen van hen vermoorden en anderen wegjagen.” 50 Als mannen van deze generatie zult u verantwoordelijk worden gesteld voor de moord op al Gods dienaren, 51 van de moord op Abel tot de moord op Zecharja, die gedood werd tussen het altaar en het tempelhuis. Het zal u allemaal worden aangerekend. 52 Slecht bent u, bijbelgeleerden! U houdt de sleutel tot de ware kennis voor de mensen verborgen. U hebt zelf de deur daartoe niet geopend en u houdt ook anderen tegen binnen te gaan.’

53 De Farizeeën en bijbelgeleerden waren woedend. 54 Van die tijd af begonnen ze Hem strikvragen te stellen om te proberen Hem op een of ander woord te vangen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.