Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Kronieken 9-10

Lijst van mannen die in Jeruzalem komen wonen na terugkeer uit hun gevangenschap in Babel

Alle Israëlieten stonden opgeschreven op namenlijsten in de boeken met de geschiedenis van de koningen van het volk Israël.[a]

De Judeeërs werden door de koning van Babel meegenomen naar Babel. Dat gebeurde omdat ze ontrouw waren geworden aan God. De eersten die terugkwamen[b] naar hun eigen stuk grond en hun eigen steden, waren gewone Israëlieten, priesters, Levieten en tempelknechten.

Uit de stammen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse kwamen de volgende families weer in Jeruzalem wonen:

Uit de familie van Juda's zoon Perez: Utai, de zoon van Ammihud, die een zoon was van Omri, die een zoon was van Imri, die een zoon was van Bani, die een zoon was van Perez, die een zoon was van Juda.

Uit de familie van Juda's zoon Sela: de oudste zoon Asaja met zijn zonen.

Uit de familie van Juda's zoon Zera: Jehuel met nog 690 mannen uit zijn familie.

Uit de stam van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, die een zoon was van Hodavja, die een zoon was van Hassenua. Jibneja, de zoon van Jeroham. Ela, de zoon van Uzzi, die een zoon was van Michri. Mesullam, de zoon van Sefatja, die een zoon was van Rehuel, die een zoon was van Jibnia. In totaal 956 mannen. Al deze mannen waren hoofden van hun families.

10 Van de priesters: Jedaja, Jojarib, Jachin, 11 Azarja, de zoon van Hilkia, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Zadok, die een zoon was van Merajot, die een zoon was van Ahitub. Azarja had de leiding in de tempel van God. 12 Verder Adaja, de zoon van Jeroham, die een zoon was van Pashur, die een zoon was van Malchia. Massai, de zoon van Adiël, die een zoon was van Jazera, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Mesillemit, die een zoon was van Immer. 13 Samen met de familiehoofden kwamen in totaal 1760 priesters terug, moedige mannen die God dienden in de tempel.

14 Van de Levieten:

Semaja, de zoon van Hasub, die een zoon was van Azrikam, die een zoon was van Hasabja, die een zoon was van Merari.

15 Bakbakkar, Heres en Galal.

Mattanja, de zoon van Micha, die een zoon was van Zichri, die een zoon was van Asaf.

16 Obadja, de zoon van Semaja, die een zoon was van Galal, die een zoon was van Jedutun.

Berechja, de zoon van Asa, die een zoon was van Elkana. Hij ging in de dorpen bij Netofa wonen.

17 De poortwachters van het heiligdom:

Sallum, Akkub, Talmon en Ahiman en hun broers. Sallum was hun hoofd. 18 Zij zijn nog steeds poortwachters bij de Koningspoort. Dat is de oostpoort van de tempel.

19 Sallum was de zoon van Kore, die een zoon was van Ebjasaf, uit de familie van Korach. Hij en de andere mannen uit de familie van Korach bewaakten de ingang van de tent van ontmoeting, net zoals hun voorvaders vroeger de ingang tot de tent van de Heer hadden bewaakt in het tentenkamp van Israël. 20 Toen had Pinehas, de zoon van Eleazar, de leiding over hen gehad en de Heer was met hem. 21 Zecharja, de zoon van Meselemja, bewaakte de ingang van de tent van ontmoeting. 22 In totaal waren er 212 bewakers. Hun namen staan op de namenlijsten van de dorpen waar ze wonen. Ze waren door David en de profeet Samuel voor die taak aangewezen. 23 Zij en hun zonen ná hen bewaakten de ingangen van de tent van ontmoeting en later de poorten van de tempel van de Heer. 24 Aan elke kant stonden poortwachters: aan de oostkant, de westkant, de noordkant en de zuidkant.

25 Sallum, Akkub, Talmon en Ahiman hadden om de beurt een week dienst met een aantal andere Levieten uit de dorpen. 26 Zij waren de vier belangrijkste poortwachters van de Levieten. Ze moesten ook toezicht houden op de kamers en de schatkamers van de tempel. 27 Ze brachten de nacht door bij de tempel, om de tempel te bewaken. Ook moesten ze elke dag 's morgens de poortdeuren open zetten. 28 Sommigen van hen zorgden voor de voorwerpen die voor de dienst gebruikt werden. Ze telden alles als het naar buiten gebracht werd en als het weer werd opgeborgen. 29 Anderen moesten zorgen voor de heilige voorwerpen en voor het meel, de wijn, de olijf-olie, de wierook en de specerijen. 30 Maar andere priesters maakten de wierook klaar. 31 En Mattitja, één van de Levieten, (hij was de oudste zoon van Sallum uit de familie van Korach) moest toezicht houden op het bakken van de broden en platte koeken. 32 Een aantal mannen uit de familie van Kehat moest elke heilige rustdag de heilige broden neerleggen.[c] 33 Maar de zangers (familiehoofden van de Levieten) hoefden verder geen werk te doen in de tempel. Want ze waren dag en nacht met hun eigen taak bezig.

34 Dit waren de familiehoofden van de Levieten. Ze woonden in Jeruzalem.

De familie van koning Saul

35 In Gibeon woonde Jehiël (de vader van Gibeon) met zijn vrouw Maächa. 36 Verder woonden daar zijn oudste zoon Abdon en zijn andere zonen: Zur, Kis, Baäl, Ner, Nadab, 37 Gedor, Ahio, Zacharja en Miklot. 38 Miklot kreeg een zoon: Simeam. Zij vertrokken uit Gibeon en gingen bij hun familie in Jeruzalem wonen. 39 Ner kreeg een zoon: Kis. Kis kreeg een zoon: Saul. Saul kreeg zonen: Jonatan, Malkisua, Abinadab en Esbaäl. 40 Jonatan kreeg een zoon: Meribbaäl.[d] Meribbaäl kreeg een zoon: Micha. 41 De zonen van Micha waren: Piton, Melech, Taërea en Achaz. 42 Achaz kreeg een zoon: Jaëra. Jaëra kreeg zonen: Alemet, Azmavet en Zimri. Zimri kreeg een zoon: Moza. 43 Moza kreeg een zoon: Bina. Bina's zoon was Refaja. Zijn zoon was Elasa. Zijn zoon was Azel. 44 Azel had zes zonen: Azrikam, Bochru, Ismaël, Searja, Obadja en Hanan. Dit zijn de zonen van Azel.

De dood van Saul

10 Toen de Filistijnen tegen Israël streden, sloegen de Israëlieten op de vlucht voor de Filistijnen. Veel van hen werden gedood in de bergen van Gilboa. De Filistijnen zaten Saul en zijn zonen op de hielen. Ze doodden Jonatan, Abinadab en Malchisua, de zonen van Saul. Daarna probeerden ze Saul te bereiken en hij kreeg het zwaar. Toen de boogschutters hem onder schot kregen, werd hij bang. Hij zei tegen zijn schildknaap: "Trek je zwaard en dood mij. Ik wil niet dat die ongelovigen mij doden en me belachelijk maken." Maar zijn schildknaap durfde niet. Toen stak Saul zichzelf met zijn zwaard dood. Toen zijn schildknaap zag dat Saul dood was, deed hij hetzelfde. Zo stierf Saul met zijn drie zonen: zijn hele gezin stierf tegelijk met hem.

De Israëlieten in het dal merkten dat het leger was gevlucht. Ze hoorden dat Saul en zijn zonen gedood waren. Toen verlieten ze hun steden en vluchtten. De Filistijnen trokken de lege steden binnen en gingen er wonen. Toen ze de volgende dag de gedode soldaten op de bergen van Gilboa gingen beroven, vonden ze Saul en zijn drie zonen. Ze beroofden hem, en namen zijn hoofd en zijn wapens mee. Daarna stuurden ze boodschappers rond door Filistea om het goede nieuws te vertellen in de tempels van hun goden en aan het volk. 10 Ze legden Sauls wapenrusting neer in de tempel van hun god Dagon. Sauls hoofd hingen ze op aan de muur van de tempel van Dagon.

11 De bewoners van Jabes in Gilead hoorden wat de Filistijnen met Saul hadden gedaan. 12 Toen gingen alle mannen die met wapens konden omgaan op weg en namen de lijken van Saul en zijn zonen mee. Ze brachten ze naar Jabes. Daar begroeven ze hen onder de eikenboom in Jabes.[e] Zeven dagen lang aten ze niets omdat ze over hen treurden. 13 Zo stierf Saul, omdat hij ontrouw aan de Heer was geworden. Want hij had de Heer niet gehoorzaamd. Hij had zelfs een waarzegster om raad gevraagd, in plaats van aan de Heer. 14 Daarom doodde Hij hem en maakte David, de zoon van Isaï, koning in de plaats van Saul.

Hebreeën 12

De schrijver moedigt de gelovigen aan om vol te houden

12 Er is dus een grote groep van mensen die ons door hun voorbeeld aanmoedigen. Laten we daarom alles uit ons leven wegdoen wat onze omgang met God in de weg staat, en alles waarin we God ongehoorzaam zijn. Het is alsof we een hardloopwedstrijd lopen die voor ons is uitgezet. We moeten geduldig tot aan het einde doen wat God van ons vraagt. Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon. Denk dus alleen aan Hem. Hij heeft het verdragen dat de mensen niet naar Hem wilden luisteren en Hem zelfs hebben gedood. Als jullie daaraan denken, zullen jullie niet moe worden en niet opgeven.

God voedt ons op

Maar jullie hebben nog niet op leven en dood tegen het kwaad gestreden. Jullie zijn vergeten dat God jullie als zonen en dochters toespreekt en aanmoedigt. Hij heeft gezegd: "Mijn zoon, doe er iets mee als de Heer je opvoedt en je bestraft. Verlies er niet de moed door. Want Hij doet dat omdat Hij van je houdt en omdat je zijn kind bent geworden." God behandelt jullie dus als zijn kinderen. En elk kind wordt toch door zijn vader opgevoed en bestraft? Als je niet door Hem opgevoed en bestraft wordt, ben je kennelijk niet zíjn kind, maar het kind van iemand anders. Bovendien: we hebben óók gehoorzaamd aan de opvoeding van onze aardse vaders. En we hadden respect voor hen. Dan moeten we toch nog veel méér gehoorzamen aan de opvoeding van de Vader van onze geest? Want dan zullen we leven. 10 Want onze aardse vaders hebben ons een aantal jaren zo goed mogelijk opgevoed. Maar onze hemelse Vader weet wat wérkelijk goed voor ons is. Hij voedt ons op met de bedoeling dat we net zo volmaakt zullen worden als Hij. 11 Als Hij ons bestraft, is dat op het moment zelf niet fijn, maar pijnlijk. Maar uiteindelijk levert het iets goeds op. Want als we aan de opvoeding van onze Vader gehoorzaam zijn, zal Hij blij met ons zijn. 12 Wees dus flink en pak jezelf aan. 13 Leef zoals God het wil. Dan zal je geloof niet zwakker worden, maar juist sterker. Net zoals zwakke benen die goed gebruikt worden, sterker worden.

14 Doe je best om met iedereen in vrede te leven en om een zuiver leven te leiden. Anders zul je nooit dicht bij de Heer kunnen zijn.

15 Let er ook op dat niemand van jullie Gods liefdevolle goedheid misloopt doordat hij iemand iets niet vergeven wil. Want bitterheid is als een zaad waaruit een giftige plant opgroeit. Iedereen raakt erdoor vergiftigd en dat heeft grote gevolgen. Want door ruzie ontstaat er verdeeldheid in de gemeente.

Leer iets van de gebeurtenissen van vroeger

16 Zorg ervoor dat jullie niet ontrouw zijn aan God. Of onverschillig over alles wat Hij je heeft gegeven zoals Ezau.[a] Want Ezau gaf de rechten weg die hij als oudste zoon had, in ruil voor één enkele maaltijd. 17 Maar toen hij later toch van zijn vader de zegen wilde krijgen, kon dat niet meer, ook al huilde en smeekte hij er zelfs om.

18 De Israëlieten in de woestijn waren bij de berg Sinaï bij een groot vuur gekomen, met een donkere wolk en donder en bliksem.[b] Maar jullie niet. 19 Ook hebben jullie niet zoals zij een ramshoorn horen blazen en een stem gehoord. Maar het volk Israël in de woestijn hoorde een stem. Daar werden ze zó bang van, dat ze vroegen of Hij wilde ophouden met spreken. 20 Ze waren zo bang omdat God had gezegd: "Zelfs als een dier de berg aanraakt, moet het met stenen of met een pijl gedood worden." 21 En Mozes was zó onder de indruk van wat hij zag, dat hij zei: "Ik beef helemaal van angst."

22 Maar jullie zijn gekomen bij de berg Sion,[c] bij de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. En bij ontelbare engelen, 23 en bij de feestelijke en plechtige bijeenkomst van Gods oudste kinderen die in de hemel opgeschreven staan in het Boek van het Leven. Jullie zijn gekomen bij God, de Rechter van alle mensen. En bij de geesten van de mensen die hebben geleefd zoals God het wil en die in de hemel al volmaaktheid hebben gekregen. 24 Jullie zijn gekomen bij Jezus, door wie God een nieuw verbond heeft gesloten. En bij het bloed waarmee jullie zijn besprenkeld en dat een betere boodschap brengt dan het bloed van Abel.[d]

25 Let dan goed op dat jullie gehoorzamen aan Hem die spreekt. Vergeet niet dat het vroeger slecht afliep met de Israëlieten die ongehoorzaam waren aan God toen Hij op aarde sprak. Daarom is het zeker dat het ook met ons slecht zal aflopen, als we niet luisteren nu Hij door Jezus vanuit de hemel spreekt. 26 Toen God vanaf de berg sprak, schudde alleen de aarde van zijn stem. Maar nu heeft Hij gezegd: "Nog één keer zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel laten schudden." 27 Dit 'nog één keer' geeft aan dat alles wat kan schudden, dus alles wat is gemaakt, weggeveegd zal worden. En dat is de hele aarde. Zo zal alleen dat wat niet kan schudden, overblijven. 28 Het Koninkrijk dat we hebben gekregen, kan niet schudden. Het staat stevig en vast en zal dus blijven bestaan. Laten we daarom vast vertrouwen op Gods goedheid, en God dienen en aanbidden op een manier waar Hij blij mee is. Dat is dus: vol ontzag. 29 Want onze God is als een vuur dat alles verbrandt.

Amos 6

Geen echte vrede

De Heer zegt: Pas maar op! Nu wonen jullie nog zo zorgeloos in Jeruzalem op de berg Sion! Pas maar op! Nu voelen jullie je nog zo veilig op de berg Samaria! Pas maar op, leiders van het door God uitgekozen volk! Nu komt nog heel Israël naar jullie toe om raad. Maar kijk eens naar Kalne. Kijk eens rond in de grote stad Hamat.[a] Ga ook eens naar de stad Gat in het land van de Filistijnen. Zijn zij soms beter dan jullie twee koninkrijken? Is hun gebied soms groter dan dat van jullie?

Jullie denken dat het nog heel lang duurt voordat Ik jullie zal straffen. Jullie gebruiken steeds meer geweld. En jullie liggen op bedden van ivoor, hangen rond op luie banken. Jullie eten heerlijk lamsvlees en kalfsvlees van de beste dieren. Jullie spelen net zo prachtig op de harp als David, maar jullie bedenken er je eigen liederen bij. Jullie drinken grote schalen wijn en zalven je met de beste olijf-olie. Maar het kan jullie niets schelen dat het koninkrijk Israël te gronde gaat! Daarom zullen jullie als eersten gevangen meegenomen worden.

Er zal een einde komen aan het gefeest van die luierende mensen.

De Heer zegt: Ik, de God van de hemelse legers, heb bij Mijzelf gezworen: Ik walg van de trots van Israël. Ik haat zijn paleizen. Ik zal de steden met alles wat daarin is, aan de vijand geven. En als er nog maar tien mensen over zijn in één huis, zullen ook zij sterven, door de pest. 10 En als er familie komt om één van de lijken uit het huis te halen om het te verbranden, en vraagt: "Is hier nóg iemand bij je?", dan zal hij die daar in het huis verborgen zit, zeggen: "Nee, niemand." En de man die kwam, zal zeggen: "Sst! Houd verder je mond! Noem niet de naam van de Heer! Anders zal Hij ons nog meer straffen!"[b]

11 De Heer zegt: Op een bevel van Mij zullen er scheuren geslagen worden in het grote huis Israël en het kleine huis Juda.

12 Rennen paarden soms over rotsen? Ploegen ossen soms rotsen om? Maar jullie hebben wel de rechtspraak krom gemaakt! Het is een bitter vergif geworden. 13 Jullie verheugen je over daden die niets voorstellen. Jullie vinden dat jullie jezelf tot een machtig volk hebben gemaakt. 14 Maar Ik zal een volk roepen dat jullie land zal veroveren, zegt de Heer van de hemelse legers. Dat volk zal jullie onderdrukken vanaf de weg naar Hamat in het noorden tot aan de beek van Araba in het Zuiden.

Lukas 1:39-80

Maria bezoekt Elizabet

39 Daarna vertrok Maria haastig naar een stad in de bergen van de stam van Juda. 40 Ze ging daar Zacharias en Elizabet bezoeken. Ze ging hun huis binnen en groette Elizabet. 41 Toen Elizabet de groet van Maria hoorde, bewoog het kind in haar buik. Het leek op te springen. En Elizabet werd vol van de Heilige Geest. 42 Ze riep luid: "God is zó goed geweest voor jou! Meer dan voor alle andere vrouwen! En God is óók zo goed voor je kind! 43 Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij op bezoek komt? 44 Want op het moment dat je mij groette, sprong mijn kind van blijdschap op in mijn buik. 45 Wat heerlijk voor je dat je hebt geloofd wat Hij tegen je heeft gezegd! Want wat Hij tegen je heeft gezegd, zal ook gebeuren."

46 Maria zei: "Ik prijs de Heer God. 47 En ik ben blij over God, mijn Redder, 48 omdat Hij zó goed geweest is voor mij, een gewone vrouw. Voortaan zullen alle volken zeggen dat God heerlijke dingen voor mij heeft gedaan. 49 Want de heilige, machtige God heeft geweldige dingen bij mij gedaan. 50 Hij is vriendelijk en goed voor alle mensen die ontzag voor Hem hebben. Ook voor hun kinderen is Hij vriendelijk. 51 Hij heeft machtige dingen gedaan. Trotse mensen heeft Hij vernederd. 52 Machtige mensen heeft Hij hun macht afgenomen. Maar gewone mensen heeft Hij geëerd. 53 Hongerige mensen heeft Hij veel gegeven. Maar rijke mensen heeft Hij met lege handen weggestuurd. 54 Hij is zijn volk Israël te hulp gekomen, 55 omdat Hij wilde doen wat Hij vroeger aan onze voorouders heeft beloofd. Want Hij heeft al aan Abraham beloofd dat Hij voor eeuwig goed zou zijn voor hem en zijn familie ná hem."[a]

56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij Elizabet. Daarna ging ze naar huis terug.

De geboorte van Johannes

57 Na negen maanden kreeg Elizabet een zoon. 58 Haar buren en familie hoorden dat God zo goed voor haar was geweest. Ze waren heel erg blij voor haar. 59 Toen het kind acht dagen oud was, kwamen er mensen om het kind te besnijden.[b] Ze wilden het kind net als zijn vader 'Zacharias' noemen. 60 Maar Elizabet zei: "Nee, hij moet Johannes heten." 61 Ze zeiden tegen haar: "Maar niemand in je familie heet zo!" 62 Ze gebaarden tegen de vader dat hij moest beslissen hoe het kind moest heten. 63 Hij vroeg om een schrijfplankje. En hij schreef op: "Hij heet Johannes." Iedereen was erg verbaasd. 64 Op dat moment kon Zacharias weer spreken en hij prees God.

65 Iedereen in hun omgeving was erg onder de indruk van wat God had gedaan. In het hele bergland van Judea werd er over gepraat. 66 Iedereen die het hoorde, vroeg zich af: "Wat zal dat kind voor iemand worden?" En God was met hem.

Zacharias profeteert over Johannes

67 Vader Zacharias werd vol van de Heilige Geest en profeteerde: 68 "Prijs de Heer, de God van Israël. Want Hij is ons niet vergeten. Hij heeft ons iemand gegeven die ons zal redden en bevrijden. 69 Hij heeft een machtige Redder gegeven, uit de familie van zijn dienaar koning David. 70 Dat is ook wat Hij al vanaf het begin van de wereld beloofd heeft door de heilige profeten. 71 Hij had beloofd dat Hij ons zou redden van onze vijanden. Hij zou ons bevrijden uit de macht van de mensen die ons haten. 72 Hij beloofde dat Hij vriendelijk en goed zou zijn voor onze voorouders en dat Hij zou doen wat Hij hun had beloofd. 73 Hij zou het heilige verbond dat Hij plechtig met onze vader Abraham had gesloten, niet vergeten. 74 Hij zou ons redden uit de macht van onze vijanden, zodat we Hem zonder vrees zouden kunnen dienen. 75 Hij beloofde dat we ons leven lang dicht bij Hem zouden mogen leven om Hem te dienen. Hij zou ervoor zorgen dat we kunnen leven zoals Hij het wil, zodat we werkelijk zijn volk zouden zijn. 76 En jij, mijn kind, zal een profeet van de Allerhoogste God worden genoemd. Want je zal voor de Heer uit gaan om de weg voor Hem vrij te maken. 77 Je zal aan zijn volk vertellen hoe ze gered kunnen worden en hoe ze vergeving kunnen krijgen voor hun ongehoorzaamheid aan God. 78 Want omdat onze God goed en vriendelijk is, zal Hij ons niet vergeten. Hij is ons Licht uit de hemel. 79 En zijn Licht zal schijnen op de mensen die in het donker leven, vlak voor de poorten van de dood. Zo zal Hij ons de weg naar de vrede wijzen."

80 Het kind groeide op en werd steeds meer gevuld met de Heilige Geest. Hij leefde in de woestijn, tot op de dag dat hij in Israël over God begon te spreken.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016