Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Kronieken 3-4

De familie van David

Dit waren de zonen van David die in Hebron werden geboren:

De oudste zoon was Amnon. Zijn moeder was Ahinoam uit Jizreël.

De tweede zoon was Daniël. Zijn moeder was Abigaïl uit Karmel.

De derde zoon was Absalom. Zijn moeder was Maächa, een dochter van koning Talmai van Gesur.

De vierde zoon was Adonia. Zijn moeder was Haggit.

De vijfde zoon was Sefatja. Zijn moeder was Abital.

De zesde zoon was Jitream. Zijn moeder was Egla, een andere vrouw van David.

David regeerde zeven jaar en zes maanden in Hebron. In die tijd kreeg hij zes zonen. Daarna regeerde hij 33 jaar in Jeruzalem. In Jeruzalem kreeg hij vier zonen: Simea, Sobab, Natan en Salomo. De moeder van deze vier zonen was Batseba, de dochter van Ammiël.

Verder kreeg hij nog negen zonen: Jibhar, Elisama, Elifelet, Noga, Nefeg, Jafia, Elisama, Eljada, Elifelet. In deze lijst zijn de zonen van zijn bijvrouwen[a] niet opgenoemd. Hij kreeg ook een dochter: Tamar.

10 De zoon van Salomo was Rehabeam. Zijn zoon was Abiam. Zijn zoon was Asa. Zijn zoon was Josafat. 11 Zijn zoon was Joram. Zijn zoon was Ahazia. Zijn zoon was Joas. 12 Zijn zoon was Amazia. Zijn zoon was Azarja (= Uzzia). Zijn zoon was Jotam. 13 Zijn zoon was Achaz. Zijn zoon was Hizkia. Zijn zoon was Manasse. 14 Zijn zoon was Amon. Zijn zoon was Josia. 15 De zonen van Josia waren: de oudste zoon Johanan, de tweede zoon Jojakim, de derde zoon Zedekia, de vierde zoon Sallum. 16 De zonen van Jojakim waren: Jojachin (= Jechonja) en Zedekia.

17 De zoon van Jojachin was Assir. Assirs zonen waren: Sealtiël, 18 Malkiram, Pedaja, Sennazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. 19 De zonen van Pedaja waren: Zerubbabel[b] en Simeï. De zonen van Zerubbabel waren: Mesullam en Hananja. Zijn dochter was Selomit. 20 Zerubbabel had nog vijf zonen: Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed. 21 De zonen van Hananja waren: Pelatja en Jesaja. Zijn zoon was Refaja. Zijn zoon was Arnan. Zijn zoon was Obadja. Zijn zoon was Sechanja. 22 Sechanja kreeg een zoon: Semaja. Semaja kreeg zes zonen: Hattus, Jigeal, Baria, Nearja, Safat en nog een zoon. 23 Nearja kreeg drie zonen: Eljoënai, Hizkia en Azrikam. 24 Eljoënai kreeg zeven zonen: Hodajeva, Eljasib, Pelaja, Akkub, Johanan, Delaja en Anani.

De rest van de stam van Juda

De zonen van Juda waren: Perez, Hezron, Karmi, Hur en Sobal. Sobals zoon Reaja kreeg een zoon: Jahat. Jahat kreeg zonen: Ahumai en Lahad. Deze families werden de Zoratieten genoemd.

Hur was de oudste zoon van Juda en Efrata. Hij kreeg zonen: Etam en Betlehem. De zonen van Etam waren: Jizreël, Jisma en Jidbas. Hun zus heette Hazzelelponi. Verder Pnuël (die vader werd van Gedor) en Ezer (die vader werd van Husa).

Ashur, de zoon van Hezron (die vader werd van Tekoa) had twee vrouwen: Hela en Naära. Naära kreeg zonen: Ahuzzam, Hefer, en de voorvaders van de families van Temen en de Haähastari. Dit zijn de zonen van Naära. En de zonen van Hela waren: Zeret, Zohar en Etnan. Koz kreeg zonen: Anub, Hazzobeba, en de voorvaders van de families van Aharhel, de zoon van Harum.

Jabes was de belangrijkste van zijn broers. Zijn moeder had hem Jabes (= 'verdriet') genoemd: "Want," zei ze, "zijn geboorte ging vreselijk moeilijk." 10 Jabes bad tot de God van Israël: "Wilt U alstublieft goed voor mij zijn en mijn gebied steeds groter maken. Wilt U met mij zijn en mij beschermen tegen het kwaad, zodat ik geen verdriet zal hebben!" En God gaf hem wat hij had gevraagd.

11 Kelub, de broer van Suha, kreeg een zoon: Mehir (die vader werd van Eston). 12 Eston kreeg zonen: Bet-Rafa, Pasea en Tehinna (die vader werd van Ir-Nahas). Zij horen allemaal bij de familie van Recha.

13 De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja. De zonen van Otniël waren: Hatat en Meonotai. 14 Meonotai kreeg een zoon: Ofra. Seraja kreeg een zoon: Joab. Joab werd vader van de handwerkers in Gai-Harasim (= 'Dal van de Handwerkers').

15 De zonen van Kaleb,[c] de zoon van Jefunne, waren: Iru, Ela en Naäm. De zoon van Ela was Kenaz.

16 De zonen van Jehalelel waren: Zif, Zifa, Tirea en Asareël.

17 De zonen van Ezra waren: Jeter, Mered, Efer en Jalon. Mered trouwde met Bitja, de dochter van de farao. Hun kinderen waren: Mirjam, Sammai en Jisbach (die vader werd van Estemoa). 18 Mered had ook een vrouw uit de stam van Juda. Zij kreeg: Jered, (die vader werd van Gedor), Heber (die vader werd van Socho) en Jekutiël (die vader werd van Zanoa).

19 Hodia was getrouwd met de zus van Naham. Zij zijn de voorouders van Abi-Kehila uit Garmi en Estemoa uit Maächa.

20 De zonen van Simon waren: Amnon, Rinna, Benhanan en Tilon. De zonen van Jiseï waren Zohet en Benzohet.

21 Juda's zoon Sela kreeg zonen: Er (die vader werd van Lecha) en Lada (die vader werd van Maresa). Ook de families van linnenwevers in Bet-Asbea stammen van hem af. 22 Verder kreeg hij Jokim. Ook de bewoners van Kozeba stammen van Er af. Verder kreeg Er: Joas en Saraf, die een poos over de Moabieten hebben geheerst, en Jasubilehem. Dit staat allemaal opgeschreven in oude boeken. 23 Zij waren pottenbakkers en tuinmannen en werkten voor de koning.

De stam van Simeon

24 De zonen van Simeon waren: Nemuel, Jamin, Jarib, Zera en Saul. 25 Saul kreeg een zoon: Sallum. Sallums zoon was Mibsam. Zijn zoon was Misma. 26 Zijn zoon was Hammuel. Zijn zoon was Zakkur. Zijn zoon was Simeï. 27 Simeï had 16 zonen en zes dochters. Maar zijn broers hadden niet veel kinderen. Hun hele familie was niet zo groot als de familie van Juda. 28 Ze woonden in Berseba, Molada, Hazar-Sual, 29 Bilha, Esem, Tolad, 30 Betuel, Horma, Ziklag, 31 Bet-Markabot, Hazar-Susim, Bet-Biri en Saäraïm. In die steden woonden ze totdat David koning werd. 32 Verder woonden ze in de vijf steden Etam, Aïn, Rimmon, Tochen en Asan. 33 Ook woonden ze in de dorpen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Ze hielden hun eigen namenlijsten bij.

34 Hun familiehoofden waren Mesobab, Jamlech, Josa (de zoon van Amazia), 35 Joël, Jehu (de zoon van Josibja, die een zoon was van Seraja, die een zoon was van Asiël), 36 Eljoënai, Jaäkoba, Jesohaja, Asaja, Adiël, Jesimeël, Benaja 37 en Ziza (de zoon van Sifeï, die een zoon was van Allon, die een zoon was van Jedaja, die een zoon was van Simri, die een zoon was van Semaja). 38 Zij waren de familiehoofden. Hun families werden erg groot. 39 Daarom gingen ze naar het westen van Gedor, tot aan de oostkant van Gai. Ze zochten naar grasland voor hun kudden. 40 Daar vonden ze inderdaad goede graslanden. Het land was ruim genoeg voor hen allemaal en het was er rustig en vredig. Vroeger hadden daar mensen gewoond die afstamden van Cham. 41 De families die hierboven genoemd staan, kwamen er wonen in de tijd dat Hizkia koning van Juda was. Ze vernielden de tentenkampen van de Meünieten die er woonden. Ze doodden iedereen en gingen er in hun plaats wonen. Want daar was genoeg gras voor hun schapen en geiten.

42 Een groep van 500 man uit de familie van Simeon trok naar de bergen van Seïr, onder leiding van Pelatja, Nearja, Refaja, en Uzziël, de zonen van Iseï. 43 Ze doodden de Amalekieten die daar nog waren overgebleven en gingen er wonen. Ze wonen er nu nog.

Hebreeën 9

Het oude verbond is een afbeelding van het nieuwe verbond dat nog zou komen

Ook het eerste verbond had regels voor de aanbidding van God. En er hoorde een heiligdom op aarde bij. Want er was een tent opgezet, waarvan het voorste gedeelte de 'heilige kamer' werd genoemd. Daarin stonden de kandelaar en de tafel met de heilige broden. En er hing een gordijn met daarachter nóg een ruimte. Die ruimte werd de 'allerheiligste kamer' genoemd. Daar stonden een gouden altaar voor de wierook-offers, en de kist van het verbond die helemaal met goud bedekt was. In die kist lagen een gouden kruik met manna, de staf van Aäron die had gebloeid, en de platte stenen van het verbond. Op de kist stonden de gouden engelen die hun vleugels uitspreidden over het vergevings-deksel. Zij verborgen Gods aanwezigheid. Maar over deze dingen wil ik het nu niet hebben.

Zo was de tent dus ingericht. De priesters kwamen steeds in het voorste deel van de tent om God te dienen. Maar in het tweede deel van de tent kwam alleen de hogepriester, één keer per jaar. En hij mocht daar alleen binnengaan om bloed te offeren. Hij moest dat bloed offeren voor de dingen waarin hij en het volk ongehoorzaam aan God waren geweest. Daarmee wilde de Heilige Geest laten zien, dat de toegang naar het hemelse heiligdom niet vrij was, zolang dit eerste heiligdom, de tent, nog bestond. Het was voor deze tijd een afbeelding van het hemelse heiligdom. Er werden offers gebracht om van God vergeving te krijgen. Maar die offers konden het innerlijk van de mensen die deze offers brachten, niet volmaakt maken. 10 Want het ging daarbij alleen over godsdienstige regels: wat de mensen mochten eten en drinken, en wanneer ze zich moesten wassen om rein te worden.[a] Het waren alleen uiterlijke regels, voor het lichaam. Daaraan moesten de mensen zich houden, totdat er iets beters zou komen.

Het nieuwe verbond is een beter verbond dan het oude verbond

11 En dat betere is er nu. Nu is Christus gekomen als Hogepriester van alle goede dingen die zouden komen. Het heiligdom waarin Hij dient, is belangrijker en volmaakter. Dat heiligdom is niet door mensen gemaakt. Het staat ook niet hier op aarde, maar in de hemel. 12 En Hij bracht er geen bloed van geiten en stieren binnen, maar zijn eigen bloed. Daarmee is Hij één keer, voor altijd, binnen gegaan in het hemelse heiligdom. Daarmee zorgde Hij ervoor dat we voor eeuwig gered zouden zijn.

13 Vroeger konden schuldige mensen vrijgesproken worden van hun schuld door het offeren van bloed van geiten en stieren, of door de as van een verbrande koe. Daardoor werd het líchaam van de mensen weer rein. 14 Nu heeft Christus door de eeuwige Geest zijn eigen bloed aan God geofferd. Omdat Hij God nooit ongehoorzaam was geweest, was zijn offer volmaakt. Het is dus duidelijk, dat zijn volmaakte offer ons nog veel méér zal vrijspreken van schuld. Want zijn bloed reinigt ons geweten van alle dingen waar God niets aan heeft. Daardoor kunnen we nu de levende God werkelijk dienen. 15 Zó heeft Hij een nieuw verbond voor ons gesloten. De mensen die door God zijn geroepen, kunnen door Jezus' dood krijgen wat God al zo lang geleden had beloofd: de eeuwige erfenis. Ze worden bevrijd van de straf voor de verkeerde dingen die ze hadden gedaan in de tijd van het eerste verbond.

16 Als ergens een testament is, moet er ook iemand sterven. Namelijk de persoon die het testament heeft gemaakt. 17 Want wat er in het testament staat, gaat pas gebeuren als de persoon die dat testament heeft geschreven, is gestorven. Zolang hij nog leeft, gebeurt er niets mee. 18 Daarom is het eerste verbond ook met bloed gesloten (bloed is een bewijs van dood). 19 Eerst las Mozes de hele wet aan het volk voor. Daarna nam hij bloed van stieren en geiten, samen met water, rode wol en een bosje van de hysop-plant. Daarmee besprenkelde hij het wetboek en het hele volk. 20 Daarbij zei hij: "Dit bloed is het teken dat God Zich zal houden aan het verbond dat Hij met ons heeft gesloten." 21 Ook de tent en alle voorwerpen voor de aanbidding van God besprenkelde hij met bloed. 22 En bijna alles wordt onder de wet van Mozes met bloed gereinigd. Zonder bloed is er geen vergeving. 23 De afbeeldingen van de hemelse dingen moesten dus met bloed worden gereinigd. Maar de hemelse dingen zélf moesten met een beter offer worden gereinigd, namelijk met het bloed van Christus. 24 Want Christus is niet binnen gegaan in het heiligdom dat door mensen is gemaakt. Hij ging niet het heiligdom binnen dat een afbeelding is van het echte, hemelse heiligdom. Nee, Hij is in de hemel zelf binnen gegaan om God te dienen. Dat deed Hij om ons te redden.

25 Elk jaar opnieuw gaat de hogepriester het heiligdom binnen met dierenbloed. Maar Jezus kwam niet om Zichzelf vaak te offeren. 26 Want dan zou Hij heel vaak hebben moeten lijden sinds de aarde is gemaakt. Maar nu, aan het eind van de tijd, is Hij éénmaal gekomen om door zijn offer alle ongehoorzaamheid van ons weg te nemen. 27 De mensen sterven éénmaal, en worden dan geoordeeld. 28 Zo is ook Christus éénmaal gestorven. Hij heeft Zichzelf éénmaal geofferd om de straf voor de ongehoorzaamheid van de mensen op Zich te nemen. Als Hij voor de tweede keer komt, komt Hij niet meer om Zichzelf voor onze ongehoorzaamheid te offeren. Dan komt Hij om de mensen die op Hem vertrouwen voor hun redding, helemaal te bevrijden.

Amos 3

God maakt altijd zijn plannen bekend aan zijn profeten

De Heer zegt: Israël, luister naar wat Ik zeg tegen jullie hele volk dat Ik uit Egypte heb bevrijd. Jullie zijn het enige volk op aarde dat Ik heb uitgekozen als mijn eigen volk. Daarom zijn jullie verantwoordelijk voor wat jullie hebben gedaan. Ik zal jullie straffen voor al jullie slechte daden.

Kunnen twee mensen samen op pad gaan, als ze dat niet eerst samen afgesproken hebben? Brult een leeuw tussen de struiken, als hij geen prooi heeft? Gromt een leeuwenjong in zijn hol, als hij niets heeft gevangen? Komt een vogel in een vangnet terecht, als er geen net klaarligt? Trek je een val dicht, als er nog geen dier ingelopen is? Als in een stad alarm wordt geblazen, zouden de bewoners dan niet bang worden? Als er in een stad slechte dingen gebeuren, zou Ik dan niets doen? Maar als Ik iets ga doen, doe Ik dat nooit onverwachts. Altijd maak Ik mijn plannen eerst aan mijn profeten bekend. De leeuw heeft gebruld. Wie zou dan niet bang zijn? Ik, de Heer, heb gesproken. Welke profeet zou dan kunnen zwijgen?

Israël zal worden gestraft voor alles wat het heeft gedaan

De Heer zegt: Stuur boodschappers naar de paleizen in Asdod in Filistea en naar de paleizen in Egypte. Zeg: "Kom allemaal naar de bergen van Samaria! Dan kunnen jullie alle verwarring en ellende in Samaria zien!" 10 Want de bewoners daar doen vreselijke dingen. Door geweld en onderdrukking worden de rijken nog rijker. Er is geen eerlijke rechtspraak meer. 11 Daarom zegt de Heer: De vijand komt eraan! Hij komt van alle kanten! Hij zal jullie forten veroveren. Jullie paleizen zullen worden geplunderd. 12 Als een leeuw een schaap rooft, kan de herder hooguit een pootje of een stukje oor uit de muil van de leeuw redden. Net zo weinig zal er van jullie gered worden. Jullie hangen nu nog heerlijk lui rond op je bed. Jullie leunen gemakkelijk achterover op je bank. Maar als de vijand komt, laat hij bijna niemand van jullie over.

13 Luister. Zeg tegen het volk Israël: 14 Ik zal de bewoners van Israël straffen voor wat ze hebben gedaan, zegt de Heer, de God van de hemelse legers. Ik zal hen straffen voor de altaren in Bet-El.[a] Ik zal die altaren vernietigen. Ik zal de horens op de hoeken eraf slaan. Ik zal die altaren tot de grond afbreken. 15 Ik zal alle huizen verwoesten: de winterhuizen en de zomerhuizen. Al die mooie ivoren paleizen en huizen van de rijken zullen verdwijnen, zegt de Heer.

Psalmen 146-147

Psalm 146

Halleluja! Prijs de Heer!
Ik zal de Heer prijzen, mijn leven lang.
Zo lang ik leef, zal ik voor Hem zingen.

Vertrouw niet op koningen,
op sterfelijke mensen.
Zij kunnen je niet redden.
Als je je laatste adem uitblaast, word je weer stof.
Dan komt er een einde aan al je plannen.
Het is heerlijk
als de God van Jakob je Helper is,
als je vertrouwt op je Heer God,
die de hemel en de aarde heeft gemaakt
en de zee met alles wat daarin is.
Hij is trouw, voor altijd en eeuwig.
Hij komt op voor mensen in nood.
Hij geeft eten aan mensen die honger hebben.
Hij bevrijdt de mensen die gevangen zitten.
Hij maakt dat blinde mensen weer kunnen zien.
Hij troost de bedroefde mensen.
De Heer houdt van de mensen die leven zoals Hij het wil.
Hij beschermt de vreemdelingen in het land.
Hij zorgt voor de weeskinderen en de weduwen.
Maar als mensen zich niets van Hem aantrekken,
zorgt Hij ervoor dat er van hun plannen niets terecht komt.

10 De Heer is Koning, voor eeuwig.
Sion, jouw God is Koning voor eeuwig en altijd.

Psalm 147

Prijs de Heer!
Het is goed om voor onze God te zingen.
Hij heeft er recht op dat wij Hem eren met een lied.
De Heer bouwt Jeruzalem weer op.
Hij brengt de mensen terug naar Israël.[a]
Hij troost de bedroefde mensen.
Hij verbindt hun wonden.

Hij bepaalt hoeveel sterren er zijn.
Hij heeft ze allemaal een naam gegeven.
Onze Heer is geweldig,
zijn kracht is heel groot.
Zijn wijsheid is grenzeloos.
De Heer zorgt voor de nederige mensen.
Maar mensen die zich niets van Hem aantrekken, vernietigt Hij.

Zing voor de Heer een danklied,
maak voor onze God muziek op de citer.
Zing voor Hem die de wolken maakt,
die regen geeft aan de aarde,
die het gras doet groeien op de bergen,
die het vee te eten geeft,
die de jonge vogels voert als ze roepen.
10 Hij wil niet dat je op mensen vertrouwt,
op de kracht van je leger,
op je aantallen paarden.
11 Maar Hij wil dat je ontzag voor Hem hebt
en vertrouwt op zijn liefde.

12 Jeruzalem, wees blij over de Heer.
Jeruzalem, prijs je God.
13 Want Hij zorgt ervoor dat je veilig bent.
Hij is goed voor je bewoners.
14 Hij geeft vrede in je land.
Hij geeft je grote oogsten.
15 Hij stuurt zijn bevelen over de aarde.
Zijn woorden lopen snel!
16 Hij bedekt de aarde met een deken van sneeuw.
Hij bedekt de aarde met rijp, als met een laag stof.
17 Hij gooit met grote hagelstenen.
Wie kan overleven in de kou die Hij stuurt?
18 Hij geeft een bevel – sneeuw en ijs smelten weer.
Hij zegt dat de wind moet waaien – de regen stroomt neer.
19 Hij heeft aan Israël verteld hoe Hij wil dat ze leven.
Hij heeft hun zijn wetten en leefregels gegeven.
20 Bij geen één ander volk heeft Hij dat gedaan.
Andere volken kennen zijn wetten niet.
Halleluja! Prijs de Heer!

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016