Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
1 Kronieken 1-2

Historisch overzicht

Dit zijn de vroegste generaties van de mensheid: Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch, Metuselach, Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet. De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras. De zonen van Gomer waren Askenaz, Difath en Togarma. De zonen van Jawan waren Elisa, Tarsisa, de Kittieten en de Rodanieten. De zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän. De zonen van Kus waren Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. De zonen van Rama waren Seba en Dedan. 10 Nimrod, die later een beroemde held werd, was ook een zoon van Kus. 11 De families die naar de zonen van Misraïm werden genoemd, waren de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, 12 de Naftuhieten, de Pathrusieten, de Kashluhieten, de voorvaders van de Filistijnen, en de Kaftorieten. 13 Onder Kanaäns zonen bevonden zich ook zijn oudste zoon Sidon 14 en Heth. Kanaän was tevens de voorvader van de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, 15 de Chiwwieten, de Arkieten, 16 de Sinieten, de Arwadieten, de Semarieten en de Hamatieten. 17 De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech. 18 Arfachsads zoon was Selach en Selachs zoon was Eber. 19 Eber had twee zonen: Peleg, die zo heette omdat tijdens zijn leven de aarde werd verdeeld, en zijn broer Joktan. 20 De zonen van Joktan waren Almodad, 21 Selef, Chasarmawet, Jerah, Hadoram, 22 Uzal, Dikla, Ebal, Abimaël, 23 Seba, Ofir, Chawila en Jobab. 24 De zoon van Sem was Arfachsad, de zoon van Arfachsad was Selach, 25 de zoon van Selach was Eber, 26 de zoon van Eber was Peleg, de zoon van Peleg was Reü, de zoon van Reü was Serug, de zoon van Serug was Nachor, 27 de zoon van Nachor was Terach, de zoon van Terach was Abram, die later Abraham werd genoemd.

28 Abrahams zonen waren Isaak en Ismael. 29 De zonen van Ismaël waren Nebajot, de oudste, Kedar, 30 Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, 31 Jetur, Nafis en Kedema. 32 Abraham kreeg ook zonen van zijn bijvrouw Ketura. Dat waren achtereenvolgens Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Joksans zonen waren Seba en Dedan. 33 De zonen van Midjan waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Dit waren de nakomelingen die Abrahams bijvrouw Ketura hem gaf.

34 Abrahams zoon Isaak had twee zonen: Esau en Israël. 35 De zonen van Esau waren Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach. 36 De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek. 37 De zonen van Reüel waren Nahat, Zerach, Samma en Mizza. 38 Tot de zonen van Esau behoorden tevens Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Ezer en Disan. Lotans zonen waren: Chori en Homam. 39 Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette. 40 De zonen van Sobal waren Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam. Sibons zonen waren Ajja en Ana. 41 De zoon van Ana was Dison en deze Dison had de volgende zonen: Hamran, Esban, Jitran en Keran. 42 De zonen van Ezer waren Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. Disan had twee zonen: Uz en Aran.

43 Hier volgen de namen van de koningen van Edom, die regeerden voordat een koning over Israël regeerde: Bela, de zoon van Beor, die in de stad Dinhaba woonde. 44 Na de dood van Bela werd Jobab, de zoon van Zerach uit Bosra, de nieuwe koning. 45 Toen Jobab stierf, volgde Husam uit de streek van de Temanieten, hem op. 46 Na diens dood werd Hadad, de zoon van Bedad, koning. Hij regeerde vanuit de stad Awit. Hij was het die het leger van Midjan in de velden van Moab versloeg. 47 Na de dood van Hadad, besteeg Samla uit Masreka de troon. 48 Na Samlaʼs overlijden kwam Saul uit de aan de rivier gelegen stad Rechobot aan de macht. 49 Toen Saul stierf, stond Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, klaar om hem op te volgen. 50 Na de dood van Baäl-Hanan werd Hadad koning en regeerde vanuit de stad Pahi. Zijn vrouw heette Mehetabel, zij was een dochter van Matred en een kleindochter van Me-Zahab. 51-54 Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibzar, Magdiël en Iram.

De nakomelingen van Israël

1,2 De zonen van Israël waren Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon, Dan, Jozef, Benjamin, Naftali, Gad en Aser. Juda kreeg drie zonen bij Bath-Sua, een meisje uit Kanaän: Er, Onan en Sela. Zijn oudste zoon Er was echter zo goddeloos dat de Here hem doodde. Toen werden Ers weduwe Tamar en haar schoonvader Juda ouders van de tweeling Peres en Zerach. Zo had Juda in totaal vijf zonen. De zonen van Peres waren Hezron en Hamul. De vijf zonen van Zerach waren Zimri, Ethan, Heman, Kalkol en Dara. Achar, de zoon van Karmi, was de man die zich toeëigende wat van de Here was en daardoor zijn volksgenoten grote moeilijkheden bezorgde. Ethan had slechts één zoon, Azarja.

De zonen van Hezron waren Jerachmeël, Ram en Kelubai. 10 Ram was de vader van Amminadab en Amminadab was de vader van Nachson, een leider van Israël. 11 Nachson was de vader van Salma en Salma was de vader van Boaz. 12 Boaz was de vader van Obed en Obed was op zijn beurt de vader van Isaï. 13 Isaïʼs eerste zoon was Eliab, zijn tweede zoon was Abinadab, zijn derde Simea, 14 zijn vierde Netanel, zijn vijfde Raddai, 15 zijn zesde Ozem en zijn zevende zoon was David. 16 Hun zusters waren Zeruja en Abigaïl. Zerujaʼs drie zonen waren Abisaï, Joab en Asaël. 17 Abigaïl was getrouwd met een zekere Jether uit het geslacht van Ismaël, haar zoon was Amasa.

18 Hezrons zoon Kaleb had twee vrouwen, Azuba en Jerioth. Dit waren hun zonen: Jeser, Sobab en Ardon. 19 Na de dood van Azuba trouwde Kaleb met Efrat en bij haar kreeg hij een zoon, die zij Hur noemden. 20 Hurs zoon was Uri en Uriʼs zoon was Besaleël. 21 Hezron trouwde toen hij zestig jaar was met Machirs dochter en zij bracht een zoon ter wereld: Segub. Machir was tevens de vader van Gilead. 22 Segub was de vader van Jaïr, die drieëntwintig steden in het gebied Gilead in bezit had. 23 Maar Gesur en Aram namen hem die steden af, evenals Kenat met de zestig omliggende dorpen. 24 Kort na de dood van Hezron, in Kaleb-Efrata, baarde zijn vrouw Abia Ashur, de vader van Tekoa.

25 Dit waren de zonen van Jerachmeël, de oudste zoon van Hezron: Ram, de oudste, Buna, Oren, Ozem en Ahia. 26 Jerachmeëls tweede vrouw Atara was de moeder van Onam. 27 De zonen van Ram waren Maäz, Jamin en Eker. 28 Onams zonen waren Sammai en Jada. Sammai ʼs zonen waren Nadab en Abisur. 29 De zonen van Abisur en zijn vrouw Abihaïl waren Achban en Molid. 30 Nadabs zonen waren Seled en Appaïm. Seled stierf kinderloos, 31 maar Appaïm had een zoon, Jiseï genaamd. Jiseïʼs zoon heette Sesan en Sesans zoon was Achlai. 32 Sammaiʼs broer Jada had twee zonen, Jether en Jonathan. Jether stierf kinderloos, 33 maar Jonathan had twee zonen, Pelet en Zaza. 34 Sesan had geen zonen, maar wel enkele dochters. Eén van zijn dochters huwelijkte hij uit aan zijn Egyptische dienaar Jarha. 35 Zij kregen een zoon, die zij Attai noemden. 36 Attaiʼs zoon was Nathan, Nathans zoon was Zabad, 37 Zabads zoon was Eflal, Eflals zoon was Obed, 38 Obeds zoon was Jehu, Jehuʼs zoon was Azarja, 39 Azarjaʼs zoon was Helez, Helezʼ zoon was Elasa, 40 Elasaʼs zoon was Sismai, Sismaiʼs zoon was Sallum, 41 Sallums zoon was Jekamja en Jekamjaʼs zoon was Elisama.

42 De oudste zoon van Kaleb, Jerachmeëls broer, was Mesa, hij was de vader van Zif, die op zijn beurt de vader van Maresa was. Deze Maresa was de vader van Hebron. 43 De zonen van Hebron waren Korach, Tappuah, Rekem en Sema. 44 Sema was de vader van Raham, die op zijn beurt de vader van Jorkeam was. Rekem was de vader van Sammai. 45 Sammaiʼs zoon was Maon, de vader van Bet-Zur. 46 Kalebs bijvrouw Efa bracht Haran, Moza en Gazez ter wereld. Haran had een zoon, die eveneens Gazez heette. 47 De zonen van Johdai waren Regem, Jotham, Gesan, Pelet, Efa en Saäf. 48,49 Een andere bijvrouw van Kaleb, Maächa, bracht de volgende zonen ter wereld: Seber, Tirhana, Saäf, de vader van Madmanna, en Seva, de vader van Machbena en Gibea. Kaleb had ook een dochter, die Achsa heette. 50 De zonen van Hur, de oudste zoon van Kaleb en Efrata, waren: Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, 51 Salma, de vader van Bethlehem, en Haref, de vader van Bet-Gader. 52 Sobal, de vader van Kirjat-Jearim, had een zoon, Haroë genaamd, de voorvader van de halve stam van Menuchoth. 53 De families van Kirjat-Jearim waren: de Jethrieten, de Puthieten, de Sumathieten en de Misraïeten, van wie de Zorathieten en de Esthaolieten afstammen. 54 De nakomelingen van Salma waren de familie van Bethlehem, de Netofathieten, de inwoners van Atroth-Bet-Joab, de helft van de Manathieten en de Zorieten, 55 hiertoe behoorden ook de families van de schrijvers die in Jabez woonden: de Tirathieten, de Simeathieten en de Suchathieten. Al deze mensen behoren tot de Kenieten, die afstamden van Hamath, de stamvader van het huis Rechab.

Hebreeën 8

Christus, priester van een nieuw verbond

Wat wij nog eens willen zeggen, komt eigenlijk hierop neer: Christus is onze hogepriester en Hij zit aan de rechterhand van God op de troon in de hemelen. Hij dient God in het hemelse heiligdom, in de ware tempel die door de Here en niet door mensen gebouwd is.

Zoals elke priester is aangewezen om gaven en offers te brengen, zo moest ook Christus een offer brengen. Overigens, als Hij nog op aarde was, zou Hij niet eens priester zijn, omdat er al priesters zijn die offers brengen volgens de Joodse wet. Zij doen hun werk in een aardse kopie van het echte heiligdom in de hemel, want toen Mozes de heilige tent zou maken, zei God tegen hem: ‘Zorg ervoor dat alles wordt gemaakt naar het voorbeeld dat Ik u op de berg heb laten zien.’ Maar Christus, de hemelse priester, heeft een veel belangrijker taak gekregen dan de priesters van Israël. Door zijn bemiddeling heeft God een nieuw verbond met de mensen gesloten, dat beter is omdat het op betere beloften steunt. Aan het oude verbond mankeerde nogal wat. Als dat anders was geweest, zou er geen nieuw voor in de plaats gekomen zijn. Maar God berispt het volk met de woorden: ‘Er komt een tijd dat Ik een nieuw verbond met het volk van Israël en het volk van Juda zal sluiten. Het zal een ander verbond zijn dan dat Ik met hun voorouders sloot op de dag dat Ik hen uit Egypte leidde, die hielden zich niet aan het verbond, zodat Ik hun de rug heb toegekeerd. 10 Dit is het nieuwe verbond dat Ik met het volk van Israël sluit: Ik zal mijn wetten in hun gedachten schrijven en in hun hart. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 11 Niemand zal tegen zijn vriend, broer of buurman hoeven te zeggen: “Jij moet de Here ook leren kennen,” want van klein tot groot zal iedereen Mij kennen. 12 Ik zal hun overtredingen vergeven en niet meer aan hun zonden denken.’

13 Als God het over een nieuw verbond heeft, wil Hij daarmee zeggen dat het eerste verouderd is. En alles wat oud en versleten is, wordt vroeg of laat afgedankt.

Amos 2

De straf voor Juda en Israël

De Here zegt: ‘De inwoners van Moab hebben steeds weer gezondigd en dat is iets dat Ik niet zal vergeten. Ik zal hen niet langer ongestraft laten. Want zij ontwijdden het graf van de koningen van Edom, zonder respect te hebben voor de doden. Ik zal op mijn beurt vuur over Moab laten gaan en dat zal alle paleizen in Kerioth verwoesten. Moab zal met veel lawaai ten onder gaan, met schreeuwende strijders en fel klinkende trompetstoten. En Ik zal hun regent en al zijn leiders uitroeien.’

De Here zegt: ‘De inwoners van Juda hebben steeds opnieuw gezondigd en dat zal Ik niet vergeten. Ik laat hen er niet ongestraft van afkomen. Want zij hebben de wetten van God de rug toegekeerd en weigerden ze te gehoorzamen. Zij hebben hun harten verhard en op dezelfde manier gezondigd als hun voorouders. Daarom zal Ik Juda met vuur verwoesten en al Jeruzalems paleizen en forten platbranden.’

De Here zegt: ‘De inwoners van Israël hebben steeds weer gezondigd en dat is iets dat Ik niet vergeet. Ook zij zullen er niet ongestraft van afkomen. Want zij hebben het recht geweld aangedaan door zich te laten omkopen en zij verkochten de armen, die hun schulden niet konden afbetalen, als slaven. Zij verkopen die mensen zelfs om een paar sandalen. Zij trappen de armen in het stof en lopen over de weerlozen heen. En een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje en ontwijden zo mijn heilige naam. Tijdens hun godsdienstige feesten lopen zij in kleren die ze in onderpand hebben. In hun godshuizen brengen zij wijnoffers die zij kochten met geld dat zij als boete hadden ontvangen. En denk dan eens aan alles wat Ik voor hen heb gedaan! Voor hen uitgaand, maakte Ik het land van de Amorieten voor hen vrij, terwijl de Amorieten toch boomlange kerels zijn en sterk als ossen! Ik beroofde hen van hun vruchten en sneed hun wortels door. 10 Ik bevrijdde u ook nog uit Egypte, leidde u veertig jaar door de woestijn, waarna u het land van de Amorieten in bezit kreeg. 11 Ik verkoos sommigen van uw zonen tot Nazireeërs en profeten. Kunt u dat ontkennen, Israël?’ vraagt de Here. 12 ‘Maar u liet de Nazireeërs zondigen door hen te dwingen uw wijn te drinken en u legde mijn profeten het zwijgen op door te zeggen: “U mag niet profeteren!”

13 Luister goed! Ik zal u laten kreunen als een wagen die volgeladen is met korenschoven. 14 Uw snelste strijders zullen struikelen tijdens hun vlucht. Alle sterken zullen zwak zijn en de hooggeplaatsten kunnen zichzelf niet meer in veiligheid brengen. 15 Hulp van de boogschutters zal niet baten en zelfs de snelste renners zullen niet meer kunnen vluchten. Ook de beste ruiters ontkomen dan niet aan het gevaar. 16 De moedigsten onder uw heldhaftige mannen zullen hun wapens weggooien en die dag voor hun leven rennen,’ zegt de Oppermachtige Here.

Psalmen 145

145 Een loflied van David.

Mijn God, ik zal U roemen.
U bent mijn Koning.
Uw naam wil ik mijn leven lang loven.
Elke dag zal ik U eren
en uw naam prijzen zolang ik leef.
De Here is een grote God
en Hem komt alle eer toe.
Voor ons mensen is niet te begrijpen
hoe groot Hij is.
Van generatie op generatie
zal men U prijzen om wat U doet.
Men zal dan vertellen
over uw grote daden.
Ik wil vertellen
over uw geweldige heerlijkheid
en uw machtige wonderen.
Die gaan over uw macht en roem.
Ik wil vertellen hoe groot U bent.
Laat uw grote goedheid geroemd worden
en juichende liederen worden gezongen
over uw rechtvaardigheid.
De Here geeft genade
en ontfermt Zich liefdevol.
Hij heeft een onmetelijk geduld
en is groot in zijn goedheid en liefde.
De Here is goed voor iedereen
en vol liefde ontfermt Hij Zich
over alles wat Hij heeft gemaakt.
10 Alles wat U hebt gemaakt,
prijst U, Here.
Ook allen die U liefhebt,
zullen U loven.
11 Zij vertellen over uw goddelijk koningschap
en over uw grote macht.
12 Zo zullen alle mensen horen
over uw grote daden
en over de geweldige majesteit van uw koningschap.
13 Uw koningschap is eeuwig,
U heerst over elke generatie.
14 De Here ondersteunt
ieder die dreigt te vallen.
Ieder die gebukt gaat,
helpt Hij overeind.
15 Alle ogen zijn op U gericht,
U voorziet ieder op zijn tijd van voedsel.
16 Als U uw hand opendoet,
maakt U iedereen gelukkig.
17 De Here is rechtvaardig
in alles wat Hij doet.
Zijn goedheid en liefde stralen af
van alles wat Hij maakt.
18 De Here is dichtbij ieder
die Hem aanroept met een zuiver hart.
19 Mensen die ontzag voor Hem hebben,
komt Hij tegemoet.
Hij hoort hun roepen om hulp en redt hen.
20 De Here zorgt voor ieder
die van Hem houdt,
maar Hij vernietigt de ongelovigen.
21 Zonder ophouden wil ik vertellen
over de grootheid van de Here.
Tot in de eeuwigheid zal alles wat leeft
zijn heilige naam eren.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.