Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
1 Koningen 8

De kist van de Heer wordt naar de tempel gebracht

Toen liet Salomo de leiders van Israël, alle stamhoofden en de familiehoofden bij zich in Jeruzalem komen. Hij wilde met hen de kist van het verbond van de Heer uit de 'Stad van David' (dat is de burcht Sion) ophalen. Ze kwamen allemaal naar koning Salomo voor het Loofhuttenfeest[a] in de maand Etanim. Dat is de zevende maand. Toen alle leiders van Israël waren gekomen, tilden de priesters de kist van het verbond op. En ze brachten de kist van de Heer, de tent van ontmoeting[b] en alle heilige voorwerpen die daarbij hoorden naar de tempel op de berg Sion. De priesters en Levieten droegen alles. Koning Salomo en de Israëlieten verzamelden zich bij de kist van het verbond. En ze offerden zóveel schapen, geiten en koeien, dat deze niet te tellen waren.

Daarna brachten de priesters de kist van het verbond van de Heer naar zijn plaats in de achterzaal van de tempel, de allerheiligste kamer. Ze zetten hem neer onder de vleugels van de engelen. Want de engelen spreidden hun vleugels uit over de plek waar de kist kwam te staan. Zo waren de vleugels van de engelen uitgespreid boven de kist en de draagstokken. De draagstokken waren zó lang, dat de uiteinden ervan voorbij de engelen staken. Ze waren alleen te zien voor iemand die vlak bij de ingang van de allerheiligste kamer stond. Maar van verder weg waren de uiteinden niet te zien. Ze zijn daar nu nog steeds. In de kist lagen alleen de twee platte stenen die Mozes op de berg Horeb er in had gelegd. Dat waren de platte stenen van het verbond dat de Heer met de Israëlieten had gesloten toen zij uit Egypte waren vertrokken.

10 Toen de priesters uit de heilige kamer kwamen, kwam er een wolk die de hele tempel van de Heer vulde. 11 De priesters konden door die wolk niet blijven staan om dienst te doen. Want in de wolk was de machtige aanwezigheid van de Heer. De hele tempel werd ermee gevuld.

Salomo's gebed

12 Toen zei Salomo: "Heer, U heeft gezegd dat U in duisternis wil wonen.[c] 13 Ik heb een tempel voor U gebouwd. Het zal uw eigen plaats zijn, waar U voor altijd kan wonen."

14 Daarna draaide de koning zich om en zegende alle Israëlieten die daar stonden. 15 Hij zei: "Prijs de Heer, de God van Israël. Hij heeft gedaan wat Hij tegen mijn vader David heeft gezegd. 16 Want Hij zei tegen hem: 'Sinds Ik mijn volk Israël uit Egypte bevrijdde, heb Ik nooit een stad uit de stammen van Israël uitgekozen om te wonen. Maar Ik heb David uitgekozen om mijn volk Israël te leiden.' 17 En mijn vader David kreeg het plan om een tempel te bouwen voor de Heer, de God van Israël. 18 Toen zei de Heer tegen hem: 'Het is goed dat je voor Mij een tempel wil bouwen. 19 Maar niet jij zal deze tempel bouwen, maar je zoon. Híj zal voor Mij een tempel bouwen.' 20 En de Heer heeft gedaan wat Hij had beloofd. Want ik ben na mijn vader David koning van Israël geworden, zoals de Heer had beloofd. En ik heb voor de Heer, de God van Israël, deze tempel gebouwd. 21 Ik heb er een plaats gemaakt voor de kist waar het verbond van de Heer in ligt. Dat is het verbond dat de Heer met onze voorouders heeft gesloten toen Hij hen uit Egypte bevrijdde."

22 Toen ging Salomo voor het altaar van de Heer staan, tegenover de Israëlieten die daar waren. Hij stak zijn handen op naar de hemel en zei: 23 "Heer, God van Israël, er is boven in de hemel en beneden op de aarde geen God zoals U. Want U houdt Zich aan uw verbond en U bent goed voor uw dienaren die met hun hele hart willen leven zoals U het wil. 24 U heeft gedaan wat U uw dienaar David heeft beloofd. Wat U heeft gezegd, heeft U vandaag werkelijkheid gemaakt. 25 Heer, God van Israël, wilt U nu ook de andere belofte werkelijkheid maken die U aan uw dienaar David heeft gedaan. U heeft beloofd: 'Altijd zal één van jouw zonen koning van Israël zijn, als jouw zonen net zo dicht bij Mij leven als jij.' 26 God van Israël, laat alstublieft gebeuren wat U tegen uw dienaar David heeft gezegd.

27 Zou U soms echt op aarde kunnen wonen? Kijk, de hemel, zelfs de allerhoogste hemel is nog te klein voor U. Hoe zou U dan in deze tempel kunnen wonen die ik voor U heb gebouwd! 28 Maar ook al bent U zó groot, wilt U tóch alstublieft luisteren naar het gebed dat ik vandaag tot U bid. 29 Wilt U altijd, dag en nacht, op deze tempel letten, deze plaats waarvan U heeft gezegd dat U er wil wonen. Wilt U alstublieft luisteren naar het gebed dat ik op deze plaats tot U bid. 30 Luister alstublieft naar de gebeden die ik en uw volk hier tot U zullen bidden. Luister ernaar vanuit uw woning in de hemel en geef ons vergeving!

31 Stel dat iemand verkeerd heeft gedaan tegen iemand anders, en van die ander eist dat hij zichzelf bij uw altaar in deze tempel vervloekt. 32 Luister dan alstublieft vanuit de hemel en grijp in. Straf de man die zoiets vreselijks van iemand anders vraagt, en spreek de rechtvaardige man vrij.

33 Stel dat uw volk Israël wordt verslagen door een vijand, omdat het ongehoorzaam aan U is geweest. Als het volk dan weer naar U teruggaat, U weer als God erkent en tot U bidt en smeekt in deze tempel, 34 luister dan alstublieft vanuit de hemel. Vergeef uw volk Israël en breng hen terug naar het land dat U aan hun voorouders heeft gegeven.

35 Stel dat het lange tijd niet regent omdat ze U ongehoorzaam zijn geweest. Als ze dan op deze plaats weer tot U bidden, U als God erkennen en stoppen met de slechte dingen die ze hebben gedaan, omdat U hen heeft gestraft, 36 luister dan alstublieft vanuit de hemel. Vergeef dat uw koningen en uw volk Israël U ongehoorzaam zijn geweest. Want U wijst hun hoe ze moeten leven. Geef dan alstublieft weer regen op het land dat U aan uw volk heeft gegeven.

37 Stel dat er hongersnood is in het land, of de pest, of plantenziekten in het graan, of een sprinkhanenplaag, of een keverplaag, of dat vijanden uw volk onderdrukken, of dat er één of andere vreselijke besmettelijke ziekte heerst. 38 En stel dat iemand van uw volk Israël dan namens het volk tot U bidt en smeekt omdat uw volk toegeeft dat het ontrouw aan U is geweest, en hij zijn handen in deze tempel naar U opsteekt. 39 Luister dan alstublieft vanuit de hemel, de plaats waar U eeuwig woont. Vergeef de mensen wat ze verkeerd gedaan hebben en grijp in. Geef ieder mens wat hij verdiend heeft met wat hij heeft gedaan, want U kent ieders hart. 40 Dan zullen ze hun hele leven diep ontzag voor U hebben in het land dat U aan onze voorouders heeft gegeven.

41 Stel dat er vreemdelingen vanuit een ver land naar deze tempel komen omdat ze van U hebben gehoord. 42 (Want de mensen zullen horen wie U bent. Ze zullen horen van uw grote macht en uw machtige daden. Ze zullen tot U komen bidden in deze tempel.) 43 Luister dan alstublieft vanuit de hemel, de plaats waar U eeuwig woont. Doe wat de vreemdelingen van U bidden. Dan zullen alle volken van de aarde U leren kennen. Ze zullen net zo'n diep ontzag voor U krijgen als uw volk Israël. En ze zullen toegeven dat U woont in deze tempel die ik heb gebouwd.

44 Stel dat uw volk op uw bevel gaat strijden tegen zijn vijanden, en uw volk bidt tot U in de richting van deze stad die U heeft uitgekozen, en in de richting van deze tempel die ik voor U heb gebouwd. 45 Luister dan alstublieft vanuit de hemel naar hun gebed. Kom dan alstublieft voor hen op zodat ze hun vijanden zullen verslaan.

46 Stel dat ze ongehoorzaam aan U zijn (er is immers niemand die nooit ongehoorzaam is) en U vreselijk boos op hen wordt en hen voor straf door hun vijanden laat overwinnen. En stel dat ze dan gevangen worden meegenomen naar het land van de vijand, dichtbij of ver weg. 47 Stel dat ze dan weer naar U willen luisteren in dat land en weer bij U terugkomen en in dat land tot U smeken. Stel dat ze zullen zeggen: 'We zijn U ongehoorzaam geweest, want we hebben ons niets van U aangetrokken.' 48 Als ze U dan weer met hart en ziel willen dienen in dat andere land, en als ze tot U bidden in de richting van dit land dat U aan hun voorouders heeft gegeven, in de richting van deze stad die U heeft uitgekozen, in de richting van deze tempel die ik voor U heb gebouwd, 49 luister dan alstublieft vanuit de hemel, de plaats waar U eeuwig woont. Luister dan alstublieft naar hun gebed en kom voor hen op. 50 Vergeef hun dat ze U ongehoorzaam zijn geweest. Heb medelijden en zorg ervoor dat hun vijanden medelijden met hen zullen hebben en hen naar huis zullen laten gaan. 51 Want ze zijn uw volk, uw eigendom. U heeft hen immers uit de slavernij van Egypte bevrijd.

52 Luister alstublieft naar wat ik en uw volk U smeken. Luister naar hen, elke keer als ze U om hulp roepen. 53 Want ze zijn door U uitgekozen uit alle volken om uw eigen volk te zijn. Dat is wat U heeft gezegd door uw dienaar Mozes toen U onze voorouders bevrijdde uit Egypte, Heer."

Salomo zegent het volk

54 Toen koning Salomo klaar was met zijn gebed, stond hij weer op. Want hij had op zijn knieën voor het altaar van de Heer gelegen, met zijn handen opgestoken naar de hemel. 55 Hij ging staan en zegende het hele volk Israël luid: 56 "Prijs de Heer! Hij heeft zijn volk Israël rust gegeven, zoals Hij heeft beloofd. Hij heeft alles gedaan wat Hij had beloofd door zijn dienaar Mozes. 57 Ik bid dat onze Heer God met ons zal zijn, zoals Hij met onze voorouders is geweest, en dat Hij ons niet in de steek zal laten. 58 Ik bid dat Hij in ons hart een verlangen naar Hem zal leggen. Dan zullen wij kunnen leven zoals Hij het wil. Dan zullen we ons aan alle wetten en leefregels houden die Hij aan onze voorouders heeft gegeven. 59 Ik bid dat onze Heer God dag en nacht zal denken aan wat ik Hem hier heb gebeden. Want dan zal Hij elke dag Rechter zijn over mij en over zijn volk en voor ons opkomen. 60 En dan zullen alle volken van de aarde toegeven dat de Heer God is, en niemand anders. 61 Houd met jullie hele hart van de Heer. Leef volgens de wetten en leefregels die Hij heeft gegeven."

De offers voor het in gebruik nemen van de tempel

62 Toen brachten de koning en heel Israël offers aan de Heer. 63 Salomo offerde als dank-offer 22.000 koeien en 120.000 schapen. Zo namen de koning en de Israëlieten de tempel van de Heer plechtig in gebruik. 64 Het koperen altaar van de Heer was te klein om er alle vlees-offers, meel-offers en dank-offers op te kunnen offeren. Daarom bracht de koning die dag de offers midden op het plein vóór de tempel van de Heer. Hij had het plein eerst daarvoor geheiligd.

65 Zo vierde koning Salomo met heel Israël feest. Vanuit het hele land, vanaf de weg naar Hamat in het noorden tot aan de Beek van Egypte in het zuiden, waren de mensen gekomen voor het feest. Zeven dagen lang vierden ze feest voor onze Heer God. Daarna vierden ze zeven dagen het Loofhuttenfeest. Ze vierden dus 14 dagen feest. 66 Op de achtste dag van de tweede week liet de koning de mensen naar huis teruggaan. Ze dankten de koning en vertrokken. Ze waren allemaal blij en vol goede moed, omdat de Heer zo goed was geweest voor zijn dienaar David en zijn volk Israël.

Efeziërs 5

Niet langer meedoen met de ongelovigen

Kinderen die van hun vader houden, doen hun vader in alles na. Laat op dezelfde manier God jullie voorbeeld zijn en doe Hem na. Houd van elkaar, net zoals Christus van ons houdt. Want omdat Hij zoveel van ons houdt, heeft Hij zijn leven voor ons geofferd. En God was blij met zijn offer.

Maar jullie mogen absoluut niet met allerlei vrouwen of mannen naar bed gaan, of allerlei andere verkeerde dingen op het gebied van seks doen. Wees ook niet langer hebzuchtig. Gedraag je zoals past bij mensen die bij God horen. Stop met vuile praatjes, grove woorden en vieze moppen. Laat liever zien dat je God dankbaar bent. Mensen die verkeerde dingen doen op het gebied van seks, of die hebzuchtig zijn, kunnen het Koninkrijk van Christus en van God niet binnengaan. Vergeet dat niet! Mensen die hebzuchtig zijn, aanbidden een afgod.

Laat je niet voor de gek houden door mensen die deze dingen op allerlei manieren proberen goed te praten. Want dit zijn juist de dingen waarvoor de mensen die niet in God geloven, gestraft zullen worden. Doe dus niet meer met hen mee. Vroeger was jullie hart één en al duisternis. Maar nu zijn jullie vol van het licht van de Heer. Leef dan ook als mensen die bij het licht horen. Want door het licht van Gods Geest groeien goedheid, eerlijkheid en waarheid. 10 Zoek uit wat de Heer graag wil dat je doet. 11 Doe niet mee met de slechte dingen van de duisternis. Breng ze liever aan het licht. 12 Want de dingen van de duisternis worden stiekem gedaan – en ze zijn bijna te erg om hardop te noemen. 13 Maar alle slechte dingen die in het licht worden gebracht, worden zichtbaar. En de dingen die zichtbaar worden, worden licht. 14 Daarom zegt God: Word toch wakker, jij die slaapt! Sta op uit de dood! Dan zal het licht van Christus op je schijnen!

15 Doe dus erg je best om te leven als verstandige mensen. Wees niet langer onverstandig. 16 En gebruik je tijd goed. Want we leven in een slechte tijd. 17 Denk daarom altijd eerst goed na en probeer uit te zoeken wat de Heer van jullie wil. 18 Word niet dronken van wijn, want dan weet je niet meer wat je doet. 19 Maar word vol van de Geest en spreek tegen elkaar met psalmen, lofliederen en liederen in talen van de Geest. Zing en jubel met je hele hart voor de Heer. 20 Dank vooral aldoor God de Vader voor alles, door onze Heer Jezus Christus. 21 Wees ook bescheiden tegenover elkaar, uit ontzag voor God.

Goede raad voor de getrouwde mannen en vrouwen

22 Vrouwen, dien bescheiden en liefdevol jullie man, zoals jullie de Heer dienen. 23 Want de man is het hoofd van zijn vrouw, net zoals Christus het Hoofd is van zijn gemeente. Hij zorgt voor zijn Lichaam. 24 Net zoals de gemeente in alles Christus dient, moet ook de vrouw haar man in alles dienen.

25 Mannen, houd op dezelfde manier van je vrouw als dat Christus van zijn gemeente houdt. Hij heeft Zichzelf voor de gemeente opgeofferd! 26 Hij heeft de gemeente schoongewassen door haar te baden in het woord. Zo kon de gemeente zijn eigendom worden. 27 En nu kan de gemeente zonder één enkele vlek of rimpel stralend vóór Hem staan. Zo is de gemeente helemaal zuiver. 28 Op diezelfde manier moet ook elke man van zijn vrouw houden. Hij moet van haar net zoveel houden als van zichzelf.[a] Een man die van zijn vrouw houdt, houdt van zichzelf. 29 Niemand haat zijn eigen lichaam. Iedereen zorgt ervoor en geeft het te eten. Hetzelfde doet ook Christus voor zijn gemeente. 30 Want wij zijn de lichaamsdelen van zijn Lichaam. 31 Er staat in de Boeken, dat een man en zijn vrouw samen één zijn: "Daarom zal een man weggaan bij zijn vader en zijn moeder en van zijn vrouw houden en trouw aan haar zijn.[b] Vanaf dat moment zijn ze één geheel." 32 Dat heeft een verborgen betekenis. Ik zeg jullie dat het hier gaat over de eenheid van Christus en zijn gemeente. 33 De mannen moeten dus net zoveel van hun vrouw houden als van zichzelf, en de vrouwen moeten respect hebben voor hun man.

Ezechiël 38

Op een dag zal Gog Israël aanvallen

38 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, ga met je gezicht in de richting van koning Gog van het land Magog staan, de koning van de volken Mesech en Tubal.[a] Profeteer tegen hem: Dit zegt de Heer: Pas maar op, koning Gog van Mesech en Tubal! Ik kom u halen! Ik zal haken in uw kaken slaan. Zo zal Ik u en uw hele leger ophalen, met al uw paarden en ruiters, met al uw wapens, met al uw soldaten met hun schilden, helmen en zwaarden, met al uw krijgers uit Perzië, Ethiopië en Put met hun schilden en helmen, en met de legers uit Gomer, uit Togarma en uit het verre noorden, met al hun krijgers. Ik kom u halen, u en alle volken die zich bij u aangesloten hebben. Maak u klaar en bewapen u, met al uw legers die zich bij u verzameld hebben. U zal hun aanvoerder zijn. Over een poos zal Ik u roepen voor de strijd. Aan het eind van de tijd zult u strijden tegen een land dat zich net heeft hersteld van de oorlog. Dat volk is uit andere landen teruggekomen.[b] Het is op de bergen van Israël gaan wonen die een wildernis waren geworden. Daar wonen ze in vrede. U en uw legers zullen tegen hen optrekken als een verwoestende storm, als een grote, dreigende wolk die het land bedekt.

10 Want in die tijd, zegt de Heer, zal er een kwaadaardig plan in u opkomen. 11 U wil met uw legers dat land aanvallen waar alleen maar dorpen zijn. Ze hebben geen muren, grendels of poorten. De mensen leven er in vrede en verwachten geen gevaar. 12 U hoopt op een grote buit uit de plaatsen die verwoest waren maar nu weer bewoond worden. U wil het volk beroven dat is teruggekomen uit de landen er omheen. Want sinds dat volk weer in zijn eigen land woont, is het weer rijk geworden en heeft het veel vee gekregen. 13 Scheba, Dedan, de handelaars van Tarsis en alle machtige mensen zullen tegen u zeggen: 'Heeft u die legers verzameld om te gaan plunderen? Om zilver en goud, al het vee en spullen te gaan roven? Bent u op weg om een grote buit weg te slepen?' "

God straft Gog voor zijn aanval op Israël

14 De Heer zei verder tegen mij: "Mensenzoon, profeteer daarom tegen Gog: Dit zegt de Heer: Op een dag, als mijn volk Israël in vrede woont, zult u dat zien. 15 En u zal uit uw land in het noorden komen, samen met veel andere volken. Het zal een groot leger van ruiters zijn. 16 U zal naar mijn land oprukken als een grote, dreigende wolk die het land bedekt. Aan het eind van de tijd zal Ik u sturen om mijn land aan te vallen. Dan zal Ik u mijn macht laten zien. En de volken zullen het zien en beseffen dat Ik de heilige God ben.

17 Dit zegt de Heer: Vroeger hebben mijn profeten al over u gesproken, Gog. Zij hebben geprofeteerd dat er jaren zullen komen dat Ik u op mijn land zal afsturen. 18 Maar op de dag dat u inderdaad mijn land Israël aanvalt, zegt de Heer, zal Ik daar woedend over zijn. 19 Ik beloof u: het land Israël zal die dag getroffen worden door een zware aardbeving. 20 De vissen, de vogels, de wilde dieren en de kruipende dieren op de grond en alle mensen op aarde zullen beven. De bergen zullen instorten, de bergwanden zullen afbreken en alle muren zullen omvallen.

21 Dan zal Ik Gog in paniek brengen. In de verwarring zullen zijn mannen elkaar in het hele land doden. 22 Ik zal hen straffen met ziekte en geweld. Zware regenbuien, grote hagelstenen, vuur en zwavel zullen op uw leger neerregenen en op de legers van de volken die u kwamen helpen. 23 Ik zal laten zien hoe machtig Ik ben. Ik zal laten zien wie Ik ben. De volken zullen dat zien en ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben. (lees verder)

Psalmen 89

Psalm 89

Een gedicht van de Ezrahiet Etan, om iets van te leren.

Ik zal altijd zingen over uw goedheid.
Voor altijd zal ik zingen over uw trouw.
Ik zing:
"Uw liefde duurt voor eeuwig.
Uw trouw staat zo vast als de hemel."
U heeft tegen David gezegd: "Jou heb Ik uitgekozen.
Met jou sluit Ik een verbond:
Ik zal ervoor zorgen dat jouw familie voor altijd zal blijven bestaan.
Door de eeuwen heen zal altijd één van jouw zonen koning zijn."

Daarom prijzen de engelen uw wonderen, Heer.
Ook in de gemeente prijzen de gelovigen uw trouw.
Want wie in de hemel is als U?
Wie van de goden is als onze Heer?
God is heel indrukwekkend in de bijeenkomst van de heilige engelen.
Iedereen om U heen is vol ontzag voor U.
Heer, God van de hemelse legers, wie is zo machtig als U?
Uw trouw straalt van U af.
10 U heerst over de wilde zee.
De hoogste golven maakt U weer rustig.
11 U heeft Rahab[a] verslagen en verpletterd.
Met uw sterke arm verjoeg U uw vijanden.
12 Van U is de hemel, van U is ook de aarde.
De hele wereld met alles wat daarop is, is door U gemaakt.
13 U maakte het noorden en het zuiden.
De bergen van de Tabor en de Hermon juichen voor U.
14 U bent machtig.
U bent sterk.
15 U heerst rechtvaardig.
In alles wat U doet bent U vol liefde en trouw.
16 Het is heerlijk voor de mensen als ze uw stem kennen.
Ze kunnen genieten, Heer, van uw aanwezigheid.
17 Elke dag juichen ze voor U.
Omdat U goed voor hen bent, worden ze machtig.
18 Want U bent hun kracht.
Door uw goedheid zal het goed met ons gaan.
19 De Heer heeft ons een koning gegeven
die ons beschermt als een schild.

20 U heeft vroeger tegen uw dienaar[b] gezegd:
"Ik heb iemand uit het volk uitgekozen.
Hem heb Ik tot een machtige held gemaakt.
Ik zal hem altijd helpen.
21 Ik heb mijn dienaar David uitgekozen.
Met mijn heilige zalf-olie heb Ik hem tot koning gezalfd.
22 Ik zal hem altijd leiden.
Ik zal hem sterk en machtig maken.
23 Geen vijand zal hem verslaan,
geen schurk zal hem kwaad doen.
24 Ik zal zijn vijanden voor zijn ogen doden.
De mensen die hem haten, zal Ik straffen.
25 Ik zal altijd goed voor hem zijn.
Ik zal hem altijd trouw zijn.
Dankzij Mij zal hij machtig worden.
26 Ik zal ervoor zorgen
dat hij zal heersen over zeeën en rivieren.
27 Hij zal tegen Mij zeggen: 'U bent mijn Vader, mijn God, de rots onder mijn voeten.'
28 Ik zal hem tot mijn oudste zoon maken,
tot de machtigste koning van de aarde.
29 Voor altijd zal Ik goed voor hem zijn.
Ik zal Mij voor eeuwig houden aan mijn verbond met hem.
30 Zijn familie zal voor altijd blijven bestaan.[c]
Zijn familie zal heersen zolang de hemel bestaat.
31 Maar als zijn zonen zich niet aan mijn wetten houden,
als ze niet leven zoals Ik het wil,
32 als ze Mij niet willen gehoorzamen
en niet willen doen wat Ik zeg,
33 dan zal Ik hen met rampen straffen
voor hun ongehoorzaamheid.
34 Maar van David zal Ik altijd houden.
Ik zal hem altijd trouw zijn.
35 Ik zal Mij altijd aan mijn verbond houden.
Ik zal mijn belofte niet breken.
36 Ooit heb Ik bij Mijzelf gezworen (en hoe zou Ik tegen David kunnen liegen!):
37 "Zijn familie zal voor altijd blijven bestaan.
Zijn familie zal regeren, zolang als de zon zal bestaan,
38 zolang als de maan aan de hemel zal staan.
Dat zweer Ik bij Mijzelf."

39 Toch bent U boos geworden
op de man[d] die U tot koning heeft gezalfd.
Toch heeft U hem verlaten.
40 U heeft uw verbond met hem verbroken,
U heeft zijn kroon tegen de grond gegooid.[e]
41 U heeft de stadsmuren afgebroken,
de burchten tot een puinhoop gemaakt.
42 Iedereen die langskwam heeft hem beroofd.
De buurvolken lachen hem uit.
43 U heeft zijn vijanden machtig gemaakt.
Ze zijn blij dat ze sterker zijn dan hij.
44 U heeft hem niet geholpen in de strijd.
Daardoor kon hij niet overwinnen.
45 Zijn macht en zijn rijkdom heeft U van hem afgenomen.
U heeft een einde gemaakt aan zijn heerschappij.
46 U heeft zijn leven verkort.
U heeft ervoor gezorgd dat hij voor schut kwam te staan.

47 Hoelang zal dit nog duren, Heer?
Zult U mij voor altijd verlaten?
Hoelang zult U nog boos op mij blijven?
48 Denk er alstublieft aan hoe kort een mens maar leeft.
Als U zo boos op iemand blijft, heeft hij voor niets geleefd!
49 Is er ook maar één mens die niet zal sterven,
die zijn leven kan redden van de dood?
50 U heeft aan David gezworen dat U voor altijd goed voor hem zou zijn.
Heeft U uw belofte dan nu verbroken?
51 Zie toch hoe we voor schut staan.
De spot van de andere volken draag ik alle dagen in mijn binnenste mee!
52 Ze lachen ons uit, Heer.
Ze lachen uw koning uit, overal waar hij gaat.

53 Prijs de Heer voor eeuwig.
Amen, ja, zo is het.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016