Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
2 Samuël 4-5

De dood van Isboseth

Het nieuws van Abners dood in Hebron bracht koning Isboseth in grote verwarring. Hij en zijn onderdanen waren verlamd door angst. 2,3 Het bevel over het leger van Israël kwam nu in handen van de broers Baëna en Rechab, die de overvalcommandoʼs van koning Isboseth leidden. Zij waren zonen van Rimmon uit Beëroth in Benjamin. Mensen uit Beëroth worden beschouwd als Benjaminieten, ook al vluchtten zij indertijd naar Gitthaim, waar zij nu nog wonen. Er leefde ook nog een kleinzoon van koning Saul. Hij heette Mefiboseth en was een zoon van Jonathan. Op het moment van de slag bij Jizreël, waarin Saul en Jonathan sneuvelden, was deze Mefiboseth vijf jaar oud. Toen het nieuws over de nederlaag de hoofdstad bereikte, vluchtte de verzorgster met het kind, maar in haar haast viel zij en liet het kind vallen. Zo raakte Mefiboseth verlamd.

Rechab en Baëna kwamen op een middag bij het huis van koning Isboseth. Deze hield net een middagslaapje. 6,7 Zij gingen het huis binnen en deden net alsof zij een zak tarwe wilden halen. Zij slopen naar zijn slaapkamer, vermoordden hem en hakten zijn hoofd af. Zij vluchtten die nacht de woestijn in en wisten zo te ontsnappen. Het hoofd van Isboseth namen zij mee. In Hebron aangekomen, lieten zij het hoofd aan David zien. ‘Kijk!’ zeiden zij. ‘Hier is het hoofd van Sauls zoon Isboseth, die probeerde u te doden. Vandaag heeft de Here u wraak gegeven op Saul en zijn hele familie!’ Maar David antwoordde: ‘Ik zweer bij de Here, die mij van mijn vijanden redde, 10 dat toen iemand mij vertelde: “Saul is dood,” en daarbij dacht dat hij mij goed nieuws bracht, ik hem heb gedood. Zo beloonde ik hem voor zijn “goede bericht”. 11 Dus wat moet ik dan wel doen met zulke goddeloze mannen, die een goede man doden die thuis op zijn bed ligt te slapen! Zou ik die niet zéker ter dood veroordelen?’ 12 Daarom gaf David zijn mannen opdracht hen te doden. Dat deden zij onmiddellijk. Zij hakten hun handen en voeten af en hingen hun lichamen bij de vijver in Hebron. Isboseths hoofd begroeven zij in Abners graf in Hebron.

David tot koning van Israël gekroond

Vertegenwoordigers van alle stammen van Israël kwamen naar David in Hebron en beloofden hem trouw. ‘Wij zijn uw volksgenoten, uw broeders,’ zeiden zij. ‘Zelfs toen Saul nog onze koning was, was u onze werkelijke leider. De Here heeft immers beloofd dat u de herder en leider van zijn volk zou worden.’ Zo sloot David voor de ogen van de Here in Hebron een verbond met de leiders van Israël en zij zalfden hem tot koning.

4,5 David was dertig jaar toen hij koning werd. Eerst regeerde hij zevenenhalf jaar vanuit Hebron over Juda. Daarna regeerde hij drieëndertig jaar in Jeruzalem over Israël en Juda. In totaal was hij dus veertig jaar aan de macht.

Kort daarna leidde David zijn troepen naar Jeruzalem om de strijd aan te binden met de Jebusieten, die daar woonden. ‘U komt hier nooit binnen,’ zeiden zij. ‘Zelfs blinden en lammen zouden u buiten de muren kunnen houden!’ Zo gemakkelijk dachten zij David van zich af te kunnen houden. Maar David en zijn mannen versloegen hen en veroverden de burcht Sion, die nu de Stad van David wordt genoemd. Want toen de beledigende boodschap van de verdedigers van de stad David had bereikt, had hij tegen zijn troepen gezegd: ‘Zodra de stad is ingenomen, moeten jullie al die “lamme” en “blinde” Jebusieten van de burcht naar beneden gooien. Ik haat hen. Degene die de stad als eerste inneemt, wordt opperbevelhebber.’ Hiervan stamt het spreekwoord: ‘Blinden en lammen mogen niet binnenkomen!’ David maakte de burcht Sion tot zijn hoofdkwartier en noemde deze voortaan de ‘Stad van David.’ Rondom bouwde hij versterkingen. Hij begon bij Millo en bouwde zo verder naar binnen. 10 Op die manier werd David steeds machtiger, want de Here, de God van de hemelse legers, hielp hem.

11 Koning Hiram van Tyrus stuurde cederhout, timmerlui en steenhouwers om een paleis voor David te bouwen. 12 David besefte nu waarom de Here hem koning had gemaakt en zijn koningschap zo zegende, God maakte zo zijn volk Israël beroemd.

13 Nadat David van Hebron naar Jeruzalem was verhuisd, trouwde hij nog meer vrouwen en bijvrouwen, van wie hij veel zonen en dochters kreeg. 14-16 Davids kinderen die in Jeruzalem werden geboren zijn: Sammua, Sobab, Nathan, Salomo, Jibhar, Elisua, Nefeg, Jafia, Elisama, Eljada en Elifelet.

17 Toen de Filistijnen hoorden dat David koning van heel Israël was geworden, probeerden zij hem gevangen te nemen, maar David werd van hun plan op de hoogte gesteld en verschanste zich in zijn burcht. 18 De Filistijnen arriveerden en verspreidden zich over het dal van Refaïm. 19 David vroeg de Here: ‘Moet ik de burcht verlaten en de strijd met hen aanbinden? Zult U hen voor mij verslaan?’ En de Here antwoordde: ‘Ja, bind de strijd aan, want Ik zal u de overwinning geven.’ 20 Dus verliet David de burcht, trok op naar Baäl-Perazim en versloeg hen daar. ‘Dit heeft de Here gedaan!’ erkende hij. ‘Hij brak als een stormvloed door de vijandelijke rijen.’ Daarom noemde hij die plaats Baäl-Perazim, ‘De Here breekt zich baan.’ 21 Onder de zaken die de Filistijnen hadden achtergelaten, waren veel afgodsbeelden. Dat alles werd buitgemaakt door de troepen van David.

22 De Filistijnen kwamen echter terug en verspreidden zich weer over het dal van Refaïm. 23 Toen David de Here om raad vroeg, kreeg hij het antwoord: ‘Val hen niet van voren aan. Maak een omtrekkende beweging tot bij de balsemstruiken. 24 Als u door die struiken een geluid hoort gaan van marcherende voeten, val dan aan! Dat is het teken dat de Here voor u uit is gegaan om hen te vernietigen.’

25 David volgde de aanwijzingen van de Here op en versloeg de Filistijnen over het hele gebied tussen Gibea en Gezer.

1 Corinthiërs 15

Het belangrijkste nieuws: Christus is gestorven en weer levend geworden

15 Ik kom bij u met het goede nieuws dat ik u al eens eerder heb gebracht. U hebt het aangenomen en het is nu de basis van uw leven. Als u blijft bij wat ik u heb gezegd, is dat uw redding. Anders had u net zo goed niet gelovig kunnen worden.

Het belangrijkste van het goede nieuws dat ik heb ontvangen en u heb doorgegeven, is dit: Christus is voor onze zonden gestorven, zoals voorzegd is in de Boeken. Hij werd begraven en is op de derde dag weer levend gemaakt, wat ook in de Boeken stond. Hij is gezien door Petrus en daarna door de twaalf apostelen samen. Later is Hij gezien door vijfhonderd van zijn volgelingen tegelijk. Hoewel enkelen van hen al gestorven zijn, leven de meesten nog. Hij is gezien door Jakobus en daarna nog eens door alle apostelen. En als allerlaatste heb ik Hem ook gezien, ik, een onwaardige. Ik ben de minste van alle apostelen en zou niet eens apostel mogen worden genoemd, omdat ik de Gemeente van God vervolgd heb. 10 Maar wat ik ben, ben ik omdat God zo goed voor mij is geweest. En dat was niet tevergeefs, want ik heb harder gewerkt dan de andere apostelen. Toch heb ik dat niet zelf gedaan, maar God deed het door zijn genade. 11 En het gaat niet om hen of mij. Waar het om gaat, is dat wij allemaal hetzelfde goede nieuws hebben gebracht en dat u het hebt aangenomen.

12 Als u nu het heerlijke nieuws hebt gehoord dat Christus weer levend is geworden, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat er geen enkele dode ooit weer levend wordt? 13 Als zij gelijk hebben, is Christus ook niet uit de dood teruggekomen. 14 En als Hij niet uit de dood teruggekomen is, kunnen wij wel ophouden Hem bekend te maken, dan is het zinloos in Hem te geloven. 15 Erger nog, dan zijn wij bedriegers, omdat wij tegen God in hebben verklaard dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt. Als er geen doden weer levend worden, kan dat niet waar zijn. 16 Als er geen doden levend worden, is Christus ook niet weer levend gemaakt. 17 En als Christus niet weer levend is geworden, dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven. 18 Ja, dan zijn de gestorven gelovigen reddeloos verloren. 19 Als wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij meer te beklagen dan wie ook.

20 Maar zo is het gelukkig niet! Christus is weer levend gemaakt, als eerste van de velen die gestorven zijn. 21 Want zoals de dood door een mens is gekomen, is ook het nieuwe leven dankzij een mens gekomen. 22 Zoals alle mensen, als nakomelingen van Adam, sterven, zo zullen ook alle volgelingen van Christus levend worden gemaakt.

23 Ieder op zijn beurt, natuurlijk. Eerst is Christus Zelf levend geworden. En als Hij terugkomt, zullen allen die bij Hem horen, ook levend worden. 24 Daarna komt het einde. Wanneer Christus alle vijandige overheersing, gezag en macht heeft uitgeschakeld, zal Hij zijn koningschap aan God de Vader overdragen. 25 Christus moet net zo lang regeren tot Hij alle tegenstanders heeft onderworpen. 26 De laatste vijand die uitgeschakeld wordt, is de dood. 27 Want God heeft alles aan Christus onderworpen. Maar als God zegt dat Hij alles aan Christus onderworpen heeft, is Hij daar natuurlijk Zelf van uitgesloten. 28 En als alles eenmaal aan Christus onderworpen is, zal ook Hij Zich aan zijn Vader onderwerpen. Dan zal alles en iedereen volledig door God worden beheerst.

29 Als er geen doden weer levend worden gemaakt, waarom laten sommigen zich dan voor de doden dopen? 30 En waarom zouden wij dan nog één uur langer willens en wetens gevaar lopen? 31 Ikzelf sta elke dag oog in oog met de dood, vrienden. Dit zeg ik omdat ik er trots op ben dat u bij onze Here Jezus Christus hoort. 32 In Efeze heb ik bij wijze van spreken met de wilde beesten gevochten, op leven en dood. Menselijk bekeken, was dat zinloos. Als het waar is dat er geen doden weer levend worden gemaakt, laten we dan, zoals er geschreven staat: ‘eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij misschien.’ 33 Maar laat u niets wijsmaken. Slechte vrienden bederven goede zeden. 34 Word nuchter en houd op met zondigen. Tot uw beschaming moet ik zeggen: sommigen van u hebben geen kennis van God.

35 Ik hoor al iemand vragen: ‘Hoe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben zij dan?’ 36 Wat een domme vraag! Wat u zaait, komt pas tot leven als het doodgaat. 37 U zaait niet een volgroeide plant, maar een kale graankorrel of iets anders. 38 God laat er de juiste plant uitkomen. Uit het ene zaad komt deze plant en uit het andere zaad die plant. 39 Elk vlees is niet gelijk, er is verschil tussen het vlees van mensen, vee, vogels en vissen. 40 Er zijn hemelse en aardse wezens, en de schoonheid van de hemelse is anders dan die van de aardse. 41 Zon, maan en sterren hebben een verschillende helderheid, en ook de sterren onderling verschillen in lichtsterkte. 42 Zo is het ook bij het levend worden van de doden. Iets vergankelijks wordt gezaaid, en iets onvergankelijks wordt tot leven geroepen. 43 Wat in de aarde wordt gelegd, is het aanzien niet waard. Maar wat levend wordt gemaakt, is schitterend. Wat in de aarde wordt gelegd, is tot niets in staat. Maar wat levend wordt gemaakt, heeft grote kracht.

44 Wat in de aarde wordt gelegd, is een natuurlijk lichaam. Maar wat levend wordt, is een geestelijk lichaam. Want als er een natuurlijk lichaam is, moet er ook een geestelijk lichaam zijn. 45 Er staat immers in de Boeken: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend wezen.’ Maar Christus, de laatste Adam, werd een geest die zelf leven geeft. 46 Het natuurlijke lichaam komt eerst en daarna pas het geestelijke. 47 Adam, de eerste mens, werd uit stof van de aarde gemaakt. Christus, de tweede mens, kwam uit de hemel. 48 Alle mensen stammen af van Adam en hebben dus een aards lichaam, net als hij. Maar de mensen die uit Christus voortkomen, zullen een hemels lichaam krijgen, net als Hij. 49 Dus, zoals wij op de aardse Adam lijken, zullen wij ook op de hemelse Christus lijken.

50 Laat ik heel duidelijk zijn, broeders en zusters: lichamen van vlees en bloed kunnen geen deel hebben aan het Koninkrijk van God. Onze vergankelijke lichamen kunnen niet altijd blijven leven. 51 Wat ik u nu verder vertel, heeft God tot nog toe verborgen gehouden: wij, als gelovigen, zullen niet allemaal sterven, 52 maar wel allemaal in een oogwenk een nieuw lichaam krijgen op het moment dat de laatste bazuin klinkt. Ja, er zal het machtige geluid van een bazuin te horen zijn. Dan zullen de doden levend worden gemaakt met een onvergankelijk lichaam en ook wij zullen een nieuw lichaam krijgen. 53 Ons vergankelijke, sterfelijke lichaam zal verwisseld worden voor een onvergankelijk, onsterfelijk lichaam. 54 Wanneer dat gebeurt, wordt werkelijkheid wat in de Boeken staat: ‘De dood is opgeslokt in Gods grote overwinning,’ 55 en: ‘Dood, je kunt de overwinning wel vergeten. Dood, wat voor kwaad zul je nu nog doen?’ 56 De dood kan ons nu nog kwaad doen door de zonde. En de zonde is zo sterk omdat de wet bestaat. 57 Maar God zij dank! Hij geeft ons, door onze Here Jezus Christus, de overwinning over de zonde en de dood. 58 Dus, beste vrienden, sta vast en wees onverzettelijk. Blijf actief voor de Here. U weet toch dat het werk dat u onder zijn leiding doet, niet voor niets is.

Ezechiël 13

Profetie tegen de valse profeten

13 Toen kreeg ik deze boodschap van de Here: 2,3 ‘Mensenzoon, profeteer tegen de valse profeten van Israël, die hun eigen visioenen bedenken en beweren dat zij boodschappen van Mij hebben ontvangen, terwijl Ik nooit iets tegen hen heb gezegd. Och Israël, deze profeten van u zijn voor het herstellen van uw muren net zo waardeloos als vossen die in ruïnes wonen! Profeten, hebt u ooit iets gedaan voor het versterken van Israëls muren, die haar moeten beschermen tegen vijanden? Hebt u ooit iets gedaan om Israël te sterken in de Here? In plaats daarvan hebt u gelogen toen u zei: “Mijn boodschap komt van God!” God heeft u niet gezonden. En toch verwacht u van Hem dat Hij uw profetieën in vervulling doet gaan. Kunt u ontkennen dat u hebt beweerd visioenen te hebben gezien die u nooit zag en dat u hebt gezegd: “Deze boodschap is van de Here,” hoewel Ik nooit tegen u heb gesproken?

Daarom zegt de Oppermachtige Here: omdat u deze zogenaamde visioenen en leugens hebt verteld, zult u Mij tegenover u vinden. Mijn hand zal zich tegen u keren en u zult uit het midden van het volk Israël worden verwijderd. Ik zal uw namen uitwissen en u zult uw eigen land nooit meer terugzien. Dan zult u moeten erkennen dat Ik de Oppermachtige Here ben. 10 Want deze goddeloze mannen misleiden mijn volk door te zeggen: “God zal vrede sturen,” terwijl Ik dat helemaal niet van plan ben! Mijn volk bouwt een wankele muur en deze profeten prijzen hen daarvoor en bepleisteren hem met witkalk! 11 Vertel hun daarom dat hun muur zal omvallen. Stromende regen zal hem ondermijnen, grote hagelstenen en rukwinden zullen hem omverwerpen. 12 En wanneer de muur omverligt, zullen de mensen uitroepen: “Waarom hebt u niet gezegd dat hij niet sterk genoeg was? Waarom hebt u zijn gebreken bedekt met witkalk?” 13 Omvallen zal hij zeker.’ De Oppermachtige Here zegt: ‘Ik zal hem wegvagen met een storm van verontwaardiging, met een vloed van toorn en met de vernietigende kracht van regen en hagelstenen. 14 Ik zal deze witgekalkte muur helemaal afbreken en hij zal op u neerkomen en u verpletteren. Dan zult u erkennen dat Ik de Here ben. 15 Ik zal mijn toorn op die muur koelen en op hen die hem zo mooi hebben beschilderd. Ik zal tegen hen zeggen: “De muur en de schilders zijn verdwenen.” 16 Want deze profeten logen, toen zij beweerden dat er in Jeruzalem vrede zou zijn, terwijl er geen vrede is,’ zegt de Oppermachtige Here.

17 ‘Mensenzoon, spreek u ook uit tegen de vrouwelijke profeten die beweren dat de Here hun boodschappen heeft gegeven. 18 Vertel hun dat de Oppermachtige Here zegt: wee deze vrouwen die de zielen van mijn volk, van jong en oud, misleiden. Zij doen magische banden om hun polsen, hullen zich in sluiers en proberen zielen te winnen. De zielen van mijn volk vangt u om uw eigen ziel in leven te houden. 19 In ruil voor enkele handenvol gerst of een stuk brood wilt u mijn volk van Mij weglokken? U hebt hen die helemaal niet moesten sterven, de dood ingejaagd! En door tegen mijn volk te liegen, hebt u hen in leven gehouden die niet zouden moeten leven. En mijn volk luistert er ook nog naar! 20 Daarom zegt de Here: Ik zal u verpletteren omdat u op de zielen van mijn volk jaagt met al uw magische voorwerpen. Ik zal die magische banden van uw armen rukken en mijn volk de vrijheid geven, als vogels die in een kooi zitten opgesloten. 21 Ik zal uw sluiers afrukken en mijn volk uit uw hand redden, het zal niet langer uw slachtoffer zijn en u zult moeten erkennen dat Ik de Here ben. 22 Uw leugens hebben de rechtvaardigen ontmoedigd, terwijl Ik dat niet wilde. En de goddelozen hebt u aangemoedigd zodat zij zich niet bekeerden en verlossing vonden. 23 Maar nu is het afgelopen met uw bedrog! U zult niet langer spreken over het zien van visioenen die u nooit zag en ook uw magische praktijken zult u niet meer uitoefenen, want Ik zal mijn volk uit uw handen bevrijden. U zult dan moeten erkennen dat Ik de Here ben.’

Psalmen 52-54

52 1,2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimélech.’

Och geweldenaar, waarom denkt u
dat het kwade u wel zal helpen?
De liefde en goedheid van God houden nooit op
en gelden dag en nacht.
U bedenkt allerlei kwaad,
uw tong is zo scherp als een scheermes.
U bent een bedrieger!
U geeft de voorkeur aan het kwaad
boven het goede.
U liegt liever
dan dat u de waarheid spreekt.
U hoort het liefst slechte taal
en een mond die bedriegt.
God zal u echter voor eeuwig verderven.
Hij zal u uit uw huis wegslepen
en een einde aan uw leven maken.
De oprechte mensen die het zien,
zullen ontzag voor God hebben en zeggen:
‘Kijk, zo vergaat het degene
die niet op God vertrouwt,
maar denkt dat zijn rijkdom hem wel zal redden.
Die rijkdom waardoor hij zich sterk waande,
werd zijn ondergang.’
10 Ik groei echter op
als een altijd groene olijfboom in Gods huis.
Onophoudelijk vertrouw ik
op Gods goedheid en liefdevolle zorg.
11 Ik zal U altijd loven en prijzen,
omdat U mij steeds weer redt.
Ik verwacht het alleen van U,
samen met al uw volgelingen,
want uw naam is groot en goed.

53 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Op de wijs van ‘De rietpijp.’

Dwaze mensen denken dat God niet bestaat.
Ze doen vreselijk onrechtvaardige dingen.
Zelfs niet één ervan doet wat goed is.
God kijkt vanuit de hemel naar alle mensen.
Hij zoekt of er misschien één bij is die verstandig is,
wellicht één die God zoekt.
Maar allemaal hebben zij zich van Hem afgekeerd.
Allemaal hebben zij Hem verlaten,
niemand van hen doet goed, nog niet een.
Weten zij dan helemaal niets, al die zondaars?
Zij eten mijn volk op alsof het brood is.
Zij piekeren er niet over God aan te roepen.
Zij schrikken terwijl er niets te schrikken is.
God strooit de beenderen van uw vijanden uit,
u laat hen beschaamd staan.
God heeft hen al verworpen.
Wij zien uit naar de redding van Israël,
die vanuit Jeruzalem zal komen.
Wanneer God zijn volk redding biedt,
zal Jakob jubelen en Israël vol vreugde zijn.

54 1,2 Een leerzaam gedicht van David voor de koordirigent. Te spelen met begeleiding van een snaarinstrument. Hij schreef dit nadat de Zifieten hem aan Saul hadden verraden met de woorden: ‘Wist u dat David zich bij ons verborgen houdt?’

O God, bevrijd mij door uw sterke naam.
Laat uw kracht mij recht verschaffen.
O God, luister naar mijn gebed,
hoor toch naar de woorden van mijn mond.
Vreemde mensen keren zich tegen mij,
geweldenaars willen mij doden.
Zij denken niet aan God.
Maar God is mijn helper,
de Here geeft mij kracht en steunt mij.
God zal mij wreken tegenover de mensen
die mij naar het leven staan.
Vernietig hen in uw trouw aan mij.
Graag zal ik U offers brengen,
ik doe dat uit dankbaarheid aan U.
Here, ik zal uw naam loven en prijzen,
want U bent zo goed voor mij.
God heeft mij bevrijd uit alle angst en gevaar
en nu kan ik met vreugde naar mijn vijanden kijken.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.