M’Cheyne Bible Reading Plan
De moord op Isboset
4 Sauls zoon Isboset hoorde dat Abner in Hebron was vermoord. Toen zonk de moed hem in de schoenen. Heel Israël werd bang. 2 Isboset had twee aanvoerders: Baëna en Rechab. Zij waren zonen van Rimmon uit Beërot in het gebied van de stam van Benjamin. 3 (De mensen die daarvóór in Beërot woonden, waren naar Gittaïm gevlucht. Daar wonen ze nu nog steeds als vreemdelingen.)
4 Sauls zoon Jonatan had een zoon met kreupele voeten. Hij heette Mefiboset. Hij was vijf jaar toen Saul en Jonatan in Jizreël waren gedood. Zijn verzorgster was toen met hem gevlucht. Onderweg had ze hem in de haast laten vallen. Daardoor was hij kreupel geworden.
5 Op een keer gingen Rechab en Baëna op het heetst van de dag naar het huis van Isboset. Isboset lag op bed te rusten. 6 Ze liepen het huis in, met de smoes dat ze graan wilden komen halen. Ze staken Isboset in zijn buik en vertrokken weer. 7 Ze waren het huis binnengekomen toen hij in zijn slaapkamer op bed lag. Ze staken hem dood en hakten zijn hoofd af. Ze vertrokken en namen zijn hoofd mee. De hele nacht liepen ze door, naar Hebron, over de weg door de vlakte. 8 Ze brachten het hoofd van Isboset naar koning David in Hebron. Ze zeiden tegen hem: "Kijk, hier is het hoofd van Isboset, de zoon van uw vijand Saul. Saul heeft u altijd willen doden. Vandaag heeft de Heer daarvoor wraak genomen op Saul en zijn kinderen." 9+10 Maar David antwoordde hen: "Toen Saul dood was, was er een man die mij dat bericht kwam brengen. Hij dacht dat hij voor dat nieuws wel een beloning van mij zou krijgen. Maar ik heb hem in Ziklag gegrepen en gedood. Zo'n beloning had hij verdiend met zijn nieuws. Ik zweer bij de Heer die mij uit elk gevaar heeft gered: 11 jullie zal ik op dezelfde manier belonen! Want jullie zijn schurken, dat jullie een onschuldig man thuis in zijn bed vermoorden!" 12 En hij gaf zijn mannen het bevel om de twee te doden. Daarna hakten ze hun de handen en voeten af en hingen hen op bij de vijver in Hebron. Maar het hoofd van Isboset begroeven ze in het graf van Abner in Hebron.
David wordt koning van heel Israël
5 Daarna kwamen alle stammen van Israël naar David in Hebron. Ze zeiden: "Wij zijn van uw eigen volk. 2 Vroeger al, toen Saul nog onze koning was, leidde u Israël in de oorlogen. En de Heer beloofde u dat u Israël zou leiden en koning van Israël zou worden." 3 Zo kwamen alle leiders van Israël naar de koning in Hebron. En koning David sloot een verbond tussen hemzelf, het volk en de Heer. En ze zalfden David tot koning van Israël.
4 David was 30 jaar oud toen hij koning werd. Hij heeft 40 jaar geregeerd. 5 In Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden over Juda, en in Jeruzalem 33 jaar over heel Israël en Juda.
David gaat in Jeruzalem wonen
6 De koning trok met zijn leger naar Jeruzalem en viel de stad aan. Maar de bewoners, de Jebusieten, zeiden tegen David: "U komt hier niet binnen! Blinden en lammen zouden u nog kunnen tegenhouden!" Ze bedoelden dat het David nooit zou lukken om de stad te veroveren.[a] 7 Maar het lukte David om in de stad te komen. Hij veroverde de burcht Sion en noemde die 'Stad van David'. 8 David had gezegd: "Wie door de watergang de stad binnendringt en de Jebusieten en hun lammen en blinden verslaat, wordt aanvoerder van mijn leger." Sindsdien wordt er gezegd: 'Blinden en lammen mogen het huis niet in.' David hield niet van lammen en blinden.
9 David ging in de burcht Sion wonen en noemde die: 'Stad van David'. Hij bouwde er muren omheen, vanaf de Millo-burcht tot aan het paleis dat meer naar binnen lag. 10 David werd steeds machtiger, want de Heer, de God van de hemelse legers, was met hem.
11 Koning Hiram van Tyrus stuurde boodschappers naar David. Hij liet hen cederhout, timmermannen en metselaars naar David brengen, om voor David een paleis te bouwen. 12 Daaraan merkte David dat de Heer hem tot een machtig en beroemd koning had gemaakt. Want Hij wilde goed zijn voor zijn volk Israël.
13 Toen David uit Hebron vertrokken was en in Jeruzalem was gaan wonen, trouwde hij met nog meer vrouwen en bijvrouwen.[b] Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 14 Dit zijn de namen van de zonen die in Jeruzalem werden geboren: Sammua, Sobab, Natan, Salomo, 15 Jibchar, Elisua, Nefeg, 16 Jafia, Elisama, Eljada en Elifelet.
David verslaat de Filistijnen
17 De Filistijnen hoorden dat David koning van heel Israël was geworden. Toen trokken ze met hun hele leger op om David te verslaan. Maar David hoorde het en trok naar de burcht. 18 De Filistijnen verzamelden zich in het Refaïm-dal. 19 David vroeg aan de Heer: "Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult U mij de overwinning geven?" De Heer antwoordde David: "Ga. Ik zal je de overwinning geven." 20 David trok met zijn leger naar Baäl-Perazim en versloeg hen daar. David zei: "De Heer is door mijn vijanden heen gebroken, zoals water een dam doorbreekt." Daarom wordt die plaats Baäl-Perazim (= 'de Heer breekt door') genoemd. 21 De Filistijnen lieten zelfs hun godenbeelden achter toen zij op de vlucht sloegen. David en zijn mannen namen die mee.
22 De Filistijnen verzamelden zich opnieuw in het Refaïm-dal. En opnieuw vroeg David de Heer om raad. 23 De Heer zei: "Ga niet recht op hen af. Trek om hen heen tot je achter hen bent, bij de moerbeibomen. 24 Val hen van daar snel aan, zodra je het geluid van voetstappen hoort in de toppen van de bomen. Want dan ben Ik met mijn leger gekomen om het leger van de Filistijnen te verslaan. Ik ga voor je uit." 25 David deed wat de Heer gezegd had en versloeg de Filistijnen. Hij achtervolgde hen vanaf Geba tot aan Gezer.
De kern van het goede nieuws van Jezus
15 Broeders en zusters, ik wil jullie herinneren aan het goede nieuws dat ik jullie heb verteld. Jullie hebben het geloofd en het is de basis van jullie leven geworden. 2 Jullie zijn door dat goede nieuws ook gered. Maar jullie moeten het wel precies zó blijven geloven als ik het jullie heb verteld. Anders zijn jullie voor niets tot geloof gekomen.
3 Ik heb jullie het belangrijkste van het goede nieuws geleerd. En dat is: Christus is gestorven voor al onze ongehoorzaamheid aan God. Dat was ook van tevoren in de Boeken opgeschreven. 4 Hij is begraven en op de derde dag weer uit de dood opgestaan. Ook dat was van tevoren in de Boeken opgeschreven. 5 Daarna is Hij door Petrus gezien, en daarna door de twaalf leerlingen. 6 Daarna is Hij door meer dan 500 broeders tegelijk gezien. Sommigen van hen zijn al gestorven, maar de meesten leven nog. 7 Daarna is Hij gezien door Jakobus. Daarna nog een keer door de twaalf leerlingen. 8 Het allerlaatste heeft Hij Zich ook laten zien aan mij, een mislukkeling. 9 Want van alle boodschappers van God ben ik het minste waard. Eigenlijk ben ik het niet eens waard om een boodschapper van God genoemd te worden. Want ik heb de gemeente van God vervolgd.[a] 10 Maar dankzij Gods liefde voor mij ben ik geworden wat ik nu ben. En Hij is niet voor niets zo goed voor mij geweest. Want ik heb harder gewerkt dan alle anderen. Toch was dat niet mijn eigen werk, maar het werk van God door mij heen. 11 Maar goed, het maakt niet uit of ík het goede nieuws vertel of dat ánderen dat doen. We vertellen allemaal hetzelfde goede nieuws. En jullie hebben dat goede nieuws geloofd.
De gelovigen staan op uit de dood
12 Het goede nieuws van Christus zegt dat Hij uit de dood is opgestaan. Hoe komen sommigen van jullie er dan bij dat er geen opstanding uit de dood bestaat? 13 Want als er geen opstanding uit de dood bestaat, is Christus óók niet opgestaan uit de dood. 14 En als Christus niet is opgestaan uit de dood, dan betekent onze boodschap helemaal niets. Dan heeft het ook geen zin om in Hem te geloven. 15 Dan hebben we leugens over God verteld. Want dan hebben we van God gezegd dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt, terwijl dat niet zo is als er geen opstanding uit de dood bestaat. 16 Want als er geen opstanding uit de dood bestaat, is Christus ook niet uit de dood opgestaan. 17 En als Christus niet uit de dood is opgestaan, heeft het geen zin om in Hem te geloven. Dan zijn we nog steeds schuldig door onze ongehoorzaamheid aan God. 18 Dan zijn ook de mensen die in Christus geloofden toen ze stierven, verloren gegaan. 19 Als we alleen voor het leven hier op aarde het goede van Christus verwachten, zijn we de zieligste mensen van de hele wereld.
20 Maar: Christus ís uit de dood opgestaan! Hij was de eerste van alle gestorven mensen die dat deed. 21 Vroeger is door een mens (Adam) de dood in de wereld gekomen.[b] Nu is ook door een Mens de opstanding uit de dood in de wereld gekomen. 22 Alle mensen zullen door de schuld van Adam sterven. Maar nu zullen alle mensen door Christus levend gemaakt worden. 23 Maar ieder op zijn beurt: Christus als eerste en daarna de mensen die van Christus zijn als Hij terugkomt.
24 Daarna komt het einde. Dan geeft Hij zijn koningschap aan God de Vader terug. Dat zal zijn als Hij alles vernietigd heeft wat in de zichtbare wereld én in de geestelijke wereld heerst, macht heeft en kracht heeft. 25 Want Hij zal als Koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden overwonnen heeft. 26 De laatste vijand die wordt overwonnen, is de dood. 27 Want de Vader heeft Jezus over alles de overwinning gegeven. Maar niet over de Vader Zelf. Want de Vader Zelf heeft alles overwonnen. 28 Alle mensen en alle machten zullen Jezus als Koning erkennen. Daarna zal Jezus zijn koningschap aan de Vader geven. Want Híj heeft Jezus over alles de overwinning gegeven. Dan zal God Koning zijn over alles en iedereen. En iedereen zal vol van Hem zijn.
29 Stel dat de doden niet zullen opstaan. Wat voor zin heeft het dan dat sommige mensen zich laten dopen voor mensen die al gestorven zijn? Waarom laten zij zich dan in hun plaats dopen? 30 En waarom zou ik dan nog elk moment van de dag in gevaar willen zijn? 31 Luister goed, broeders en zusters, jullie op wie ik zo trots ben in Jezus Christus onze Heer! Ik kijk elke dag de dood in de ogen! 32 Wat heb ik er menselijk gezien aan, als ik in Efeze met wilde dieren heb gevochten, als de doden niet zullen opstaan? Laten we dan maar eten en drinken en feestvieren, want morgen zijn we misschien dood.
33 Houd jezelf niet voor de gek! Als jullie met slechte mensen omgaan, gaan jullie vanzelf net zulke slechte dingen doen als zij. 34 Gebruik toch je gezonde verstand! Stop met ongehoorzaam te zijn aan God! Sommigen van jullie hebben er geen idee van wie God is. Jullie moesten je schamen!
Hoe worden de doden weer levend gemaakt?
35 Jullie zeggen misschien: "Maar hóe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben ze dan?" 36 Maar dat is een dwaze vraag! Alles wat je zaait, moet eerst sterven. Pas dan kan er nieuw leven uit ontstaan. 37 En wat je zaait, ziet er niet hetzelfde uit als wat er later uitkomt. Wat je zaait is maar een simpele korrel, bijvoorbeeld graan. 38 Maar God laat er een bepaalde plant uit groeien. Uit elke soort zaad groeit een bepaalde soort plant.
39 Ook zijn niet alle levende wezens hetzelfde. Het lichaam van mensen is anders dan van dieren. En het lichaam van vogels is weer anders dan van vissen. 40 En aardse lichamen zoals mensen, dieren en planten, zijn weer anders dan de hemellichamen zoals zon, maan en sterren. Ze zijn verschillend van schoonheid. 41 En het licht van de zon is ook weer anders dan het licht van de maan of van de sterren. En de ene ster schijnt helderder dan de andere ster.
42 Zo is het ook met de opstanding uit de dood. Wat wordt gezaaid, is sterfelijk. Maar wat opstaat uit de dood, is onsterfelijk. 43 Wat wordt gezaaid is niet mooi. Wat opstaat uit de dood is prachtig. Wat wordt gezaaid, is zwak. Maar wat opstaat uit de dood, is vol kracht. 44 Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar er staat een geestelijk lichaam op. Want net zoals er een aards lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam. 45 Dat staat ook in de Boeken: "De eerste mens, Adam, werd een levend wezen." Maar de laatste Adam (= Jezus) werd een levendmakende Geest. 46 Maar het geestelijke was er niet het eerst. Eerst kwam het aardse. Daarna pas het geestelijke. 47 De eerste mens werd uit het stof van de aarde gemaakt. Maar de tweede Mens is uit de hemel. 48 Alle aardse mensen lijken op de eerste aardse mens. En alle hemelse mensen lijken op de hemelse Mens. 49 En net zoals we eerst lijken op die aardse mens, zo zullen we later lijken op die hemelse Mens.
50 Maar ik zeg jullie, broeders en zusters: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet binnengaan. Sterfelijke dingen kunnen geen onsterfelijkheid binnengaan. 51 Kijk, ik vertel jullie een goddelijk geheim. We zullen niet allemaal eerst sterven. Als de laatste trompet klinkt,[c] zullen we allemaal in één ogenblik veranderd worden. 52 Want op een dag zal er op de trompet worden geblazen. Dan zullen de doden als onsterfelijke mensen uit de dood opstaan. En wij zullen op dat moment veranderd worden. 53 Want dit sterfelijke lichaam moet onsterfelijkheid aantrekken. 54 En op het moment dat dit sterfelijke lichaam onsterfelijkheid heeft aangetrokken, is werkelijkheid geworden wat in de Boeken staat: "De dood is opgeslokt door de overwinning. 55 Dood, wat wil je nu nog? Waar is nu je macht?" 56 De dood heeft macht door het kwaad, en het kwaad heeft macht door de wet van Mozes. 57 Maar prijs God, Hij heeft ons de overwinning gegeven door onze Heer Jezus Christus.
58 Wees daarom altijd sterk in het geloof, lieve broeders en zusters. Houd vol en doe altijd je best voor de Heer. Jullie moeten weten dat álles wat je voor de Heer doet, beloond zal worden.
Gods woorden tegen de leugen-profeten
13 De Heer zei tegen mij: 2 "Mensenzoon, profeteer tegen de profeten van Israël die profeteren wat ze zelf bedacht hebben. Zeg tegen hen: Luister naar wat de Heer zegt. 3 De Heer zegt: Het zal slecht met jullie dwaze profeten aflopen. Ze profeteren dingen die ze zelf bedacht hebben. Maar ze doen alsof Ik het heb gezegd. 4 Israël, jullie profeten lijken op jakhalzen tussen ruïnes. 5 Ze hebben de gaten en scheuren in de muur van Gods bescherming om jullie heen niet hersteld. Want ze hebben jullie niet gewaarschuwd voor wat jullie verkeerd deden. Ze hebben jullie niet voorbereid op de straf die Ik over jullie heb besloten. 6 Ze hebben leugens en verzinsels tegen jullie geprofeteerd. Ze zeggen wel: 'Dit zegt de Heer,' maar Ik heb niets tegen hen gezegd. En dan verwachten ze ook nog dat Ik zal doen wat zij hebben gezegd! 7 Maar het is toch waar dat jullie leugens en verzinsels hebben geprofeteerd, als Ik jullie niets gezegd heb?
8 Daarom, zegt de Heer, zal Ik jullie straffen voor jullie leugens en verzinsels! 9 Jullie zullen niet langer bij mijn volk mogen horen. Jullie namen zullen niet worden opgeschreven in het boek met de namen van Israël. Jullie zullen niet meer in het land Israël mogen wonen. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben.
10 Jullie hebben mijn volk bedrogen door te zeggen: 'Alles gaat goed!' Want het gaat helemaal niet goed! Jullie lijken op mensen die eerst van klei een slechte muur bouwen en hem daarna netjes afwerken met witkalk zodat je de scheuren niet ziet. 11 Mensenzoon, zeg tegen de mannen die de muur met nutteloze witkalk afgewerkt hebben: Die muur ziet er wel mooi uit, maar toch zal hij instorten. Het zal zó hard gaan stortregenen, hagelen en stormen, dat hij zal instorten. Maar jullie hebben niemand daarvoor gewaarschuwd. 12 Als dan de muur is ingestort, zullen de mensen tegen jullie zeggen: 'Waar is nu die mooie kalklaag gebleven waarmee jullie de muur zo netjes hadden afgewerkt?'
13 Daarom zegt de Heer: Ik zal in mijn woede zware stormen, stortregens en hagelbuien op jullie loslaten die alles vernietigen. 14 Ik zal de muur die jullie zo netjes met kalk hadden afgewerkt, met de grond gelijkmaken. Ik zal hem tot de grond afbreken. En jullie zullen onder het puin bedolven worden en sterven. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben. 15 Zo zal Ik mijn woede koelen op de muur en op hen die hem zo netjes met witkalk hadden afgewerkt. Ik zal tegen jullie zeggen: Weg is de muur en weg zijn zij die hem zo netjes afgewerkt hadden, 16 namelijk de profeten van Israël die profeteren dat het goed gaat met Jeruzalem, terwijl dat helemaal niet zo is, zegt de Heer."
Gods woorden tegen de vrouwen die leugens profeteren
17 "Mensenzoon, profeteer tegen de vrouwen van je volk die profeteren wat ze zelf bedacht hebben. 18 Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie profeteren wat de mensen graag willen horen. Jullie weven netten van leugens, om macht over hun leven te kunnen hebben! Denken jullie dat jullie macht over andermans leven kunnen hebben, en zelf in leven blijven? 19 Voor een handvol graan of een stuk brood doen jullie wat Ik verboden heb: leugens vertellen aan mijn volk en zeggen dat het míjn woorden zijn. En ze luisteren ook nog naar jullie. Daarmee doden jullie mensen die niet moesten sterven, en houden jullie mensen in leven die niet moesten blijven leven.
20 Daarom zegt de Heer: Ik ga iets doen aan die netten van leugens waarmee jullie mensen vangen alsof het vogels zijn. Ik zal die leugens wegrukken. En de mensen die jullie daarin gevangen hadden, zal Ik weer vrijlaten. 21 Ik zal de netten van leugens stukscheuren en ervoor zorgen dat de mensen de waarheid zullen zien. Zo zal Ik mijn volk uit jullie macht redden. Jullie zullen hen niet langer als prooidieren kunnen vangen. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben. 22 De mensen die leven zoals Ik het wil, hebben door júllie leugens alle moed verloren. Niet Ík heb hun de moed ontnomen. En jullie hebben slechte mensen niet gewaarschuwd dat ze anders moesten gaan leven. Jullie hebben hun wijsgemaakt dat ze zo moesten doorgaan. Daardoor zal Ik hen nu doden, terwijl Ik hen had willen redden. 23 Maar Ik maak een einde aan jullie leugens en verzinsels. Ik zal mijn volk uit jullie macht redden. En jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben."
Psalm 52
1 Voor de leider van het koor. Een lied van David, om iets van te leren. 2 Hij maakte het toen de Edomiet Doëg aan Saul had verraden dat David in het huis van Achimelech was geweest.[a]
3 Jij machtig man, waarom ben je zo trots
op de slechte dingen die je doet?
En dat terwijl God elke dag goed voor jou is?
4 Je bent altijd slechte dingen van plan.
Je tong is zo scherp als een mes.
Je liegt en bedriegt.
5 Je houdt meer van het kwaad dan van het goede.
Je houdt meer van bedrog dan van de waarheid.
6 Met je tong doe je andere mensen graag kwaad.
Je vindt het heerlijk om ze te bedriegen.
7 Maar God zal jou voor eeuwig vernietigen!
Hij zal je grijpen en je je huis uit sleuren!
Hij zal je wegrukken uit het leven.
8 De mensen die leven zoals God het wil, zullen dat zien.
Ze zullen diep ontzag voor God krijgen.
Ze zullen over je lachen:
9 "Kijk, zó loopt het af met iemand die niet op God vertrouwde,
maar op zijn eigen rijkdom en macht.
Hij vertrouwde op zijn slechtheid."
10 Maar ik, ik ben sterk als een olijfboom vol bladeren
in het heiligdom van God.
Ik vertrouw op Gods goedheid, voor altijd en eeuwig.
11 Ik zal U voor altijd prijzen, omdat U altijd goed voor mij bent.
Ik zal op U vertrouwen, want U bent goed voor al uw vrienden.
Psalm 53
1 Een lied van David, om iets van te leren. Op de wijs van 'Mahalat'. Voor de leider van het koor.
2 De dwaze mensen denken: 'Er is geen God.'
Ze doen vreselijke en verschrikkelijke dingen.
Er is niemand die iets goeds doet.
3 God kijkt vanuit de hemel omlaag naar de mensen.
Hij zoekt of er één mens nog verstandig is, één mens die naar Hem verlangt.
4 Maar er is niemand die leeft zoals Hij het wil.
Iedereen doet waar hij zelf zin in heeft.
Niemand doet iets goeds, helemaal niemand.
5 De Heer zegt:
"Is er dan helemaal niemand verstandig?
Ze doen zoveel kwaad!
Ze eten mijn volk op alsof het brood is.
Niemand van hen heeft ontzag voor Mij!"
6 Plotseling worden ze door angst overvallen,
terwijl er niets is om bang voor te zijn.
Maar God heeft hen bang gemaakt.
God jaagt je vijanden angst aan.
Ze vluchten voor je weg, want God heeft hen verlaten.
7 Kwam er van Sion maar redding voor Israël!
Als God de gevangenen van zijn volk weer terug laat komen,
dan zal het volk Israël weer blij zijn en juichen.
Psalm 54
1 Voor de leider van het koor. Begeleiden op een snaarinstrument. 2 Een lied van David, om iets van te leren. Hij maakte het toen de mannen uit Zif aan Saul hadden verraden dat David zich bij hen had verborgen.[b]
3 God, red mij! Laat zien hoe machtig U bent!
Kom alstublieft voor mij op.
4 God, luister naar mijn gebed!
Hoor wat ik zeg!
5 Want vijanden bedreigen mij.
Slechte mensen willen me doden.
Ze trekken zich niets van U aan.
6 Maar U zal me helpen.
U maakt mij sterk.
7 U zal de mensen straffen die me bedreigen.
Vernietig hen, omdat U trouw aan mij bent!
8 Omdat ik U zo dankbaar ben,
zal ik U veel offers brengen,
Ik zal U prijzen omdat U zo goed voor me bent.
9 Want U heeft me gered uit alle moeilijkheden.
Ik heb zelf gezien hoe mijn vijanden zijn gevallen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016