M’Cheyne Bible Reading Plan
Het eten van heilig voedsel
22 1,2 Opnieuw sprak de Here tegen Mozes en droeg hem het volgende op: ‘Zeg Aäron en zijn zonen dat zij zorgvuldig moeten zijn en mijn heilige naam niet mogen schenden door de heilige giften van het volk te ontheiligen, want Ik ben de Here. 3 Voortaan zal een priester die onrein is en tóch de dieren of geschenken die het volk brengt en die bestemd zijn voor de Here, offert, worden gedood. Want Ik ben de Here! 4 Een priester die melaats is of een etterende wond heeft, mag niet van de heilige offers eten, voordat hij genezen en rein is verklaard. Iedere priester die iets aanraakt, dat onrein is door een dode of door iemand die onrein is door een zaadlozing, 5 die een reptiel aanraakt of een ander verboden voorwerp of iemand aanraakt die om een of andere reden onrein is, 6 zal tot de avond onrein zijn en mag pas van de heilige offers eten nadat hij zich die avond heeft gebaad. 7 Wanneer de zon is ondergegaan, zal hij weer rein zijn en mag hij weer heilig voedsel eten, want dat is zijn enige voedsel. 8 Hij mag niet eten van een dier dat uit zichzelf is gestorven of door een wild dier is verscheurd, want dat zal hem verontreinigen. Ik ben de Here. 9 Waarschuw de priesters dat zij deze voorschriften moeten naleven, anders zullen zij schuldig worden verklaard en sterven wegens de overtreding van deze regels. Ik ben de Here. Ik heilig hen. 10 Niemand mag van de heilige offers eten, tenzij hij priester is. Ook een bezoeker of een gehuurde dienaar mag niet van dit voedsel eten. 11 Er is echter één uitzondering: als de priester van zijn eigen geld een slaaf koopt, mag die slaaf ervan eten en ook de kinderen die hij krijgt. 12 Als de dochter van een priester trouwt met iemand van buiten de eigen stam, mag zij niet meer van de heilige offers eten. 13 Maar als zij weduwe is of verstoten wordt en geen zoon heeft om haar te ondersteunen en dan terugkeert naar haar ouderlijk huis, mag zij weer van haar vaders voedsel eten. Maar verder mag niemand die geen lid is van de priesterfamilie, dit voedsel eten. 14 Als iemand zonder opzet van de heilige offers eet, moet hij het gebruikte voedsel, met een boete van een vijfde deel erbij, aan de priester teruggeven. 15 Want de heilige offers die het volk van Israël heeft gebracht, mogen niet worden ontheiligd doordat een ongewijd persoon ervan eet, want deze offers zijn aan de Here geofferd. 16 Degene die deze wet overtreedt, is schuldig doordat hij van de heilige offers heeft gegeten: want Ik ben de Here. Ik heilig de offers.’
17,18 En de Here zei tegen Mozes: ‘Vertel Aäron en zijn zonen en het hele volk Israël dat wanneer een Israëliet of iemand die onder u woont een brandoffer aan de Here brengt—hetzij als inlossing van een belofte of als vrijwillig offer— 19 het alleen dan aanvaardbaar is voor de Here als het een mannelijk dier zonder gebreken is, het moet een jonge stier, een ram of een bok zijn. 20 Alles wat een gebrek heeft, mag niet worden geofferd, want het zal niet worden aanvaard. 21 Ieder die een vredeoffer uit zijn kudde aan de Here brengt, hetzij als inlossing van een belofte, hetzij als een vrijwillig offer, moet een dier zonder gebreken offeren, anders wordt het niet aanvaard. 22 Een dier dat blind, kreupel of gewond is, een buil, uitslag of huidziekte heeft, mag niet aan de Here worden geofferd, het is niet geschikt als brandoffer op het altaar van de Here. 23 Als de jonge stier of de ram die de Here wordt aangeboden, te lange of te korte ledematen heeft, mag het wel als vrijwillig offer worden gebracht, maar niet als de inlossing van een belofte. 24 Een dier dat door kneuzen, stoten, uitrukken of snijden verminkt is, mag in geen geval aan de Here worden geofferd. 25 Deze voorschriften gelden ook voor offers van buitenlanders, want geen enkel gebrekkig dier is geschikt als offergave.’
26,27 De Here zei tegen Mozes: ‘Wanneer een rund, een schaap of een geit wordt geboren, moet hij zeven dagen bij zijn moeder blijven, maar vanaf de achtste dag mag hij als brandoffer aan de Here worden gegeven. 28 Een moederdier en haar jong mag u niet op dezelfde dag slachten of het nu een koe of een ooi is. 29 Wanneer u de Here een lofoffer brengt, moet u dat op de juiste manier doen en tevens zo dat het uzelf ook goed doet, 30 het offerdier moet op dezelfde dag waarop het geslacht wordt, worden gegeten. Laat niets overblijven tot de volgende dag. Ik ben de Here. 31 U moet al mijn wetten gehoorzamen en naleven, want Ik ben de Here. 32,33 Ontheilig mijn heilige naam niet en laat het hele volk Mij met eerbied behandelen. Heilig en vereer Mij, want Ik, de Here, heb u heilig gemaakt toen Ik u bevrijdde uit Egypte om uw God te zijn en u tot mijn eigen volk te maken. Ik ben de Here!’
28 Door David.
Ik roep naar U, Here, mijn rots.
Keer U niet zonder te spreken van mij af.
Want als U tegen mij blijft zwijgen,
zal ik sterven.
2 Luister toch naar mijn luide smeekbeden.
Ik hef mijn handen naar U omhoog in uw heiligdom.
3 Vernietig mij niet samen met de goddelozen
of met andere misdadigers.
Die spreken wel vriendelijk met anderen,
maar in hun hart haten zij hen.
4 Geef hun wat zij verdienen, loon naar werken.
Vergeld hun naar hun handelwijze.
5 De Here zal hen vernietigen
en niet meer herstellen,
omdat zij geen oog hebben voor wat Hij doet
en niets begrijpen van zijn werken.
6 Ik loof de Here,
want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
7 De Here geeft mij zijn kracht,
Hij is het schild waarachter ik schuil.
Mijn hart heeft op Hem vertrouwd
en Hij heeft mij geholpen.
Mijn hart juicht en ik prijs Hem met mijn lied.
8 De Here geeft zijn volk kracht.
Hij is een beschermende vesting
voor hem die Hij heeft gezalfd.
9 Maak uw volk vrij en zegen wie van U zijn.
Zorg voor hen als een herder voor zijn schapen
en bescherm hen tot in eeuwigheid.
29 Door David.
Geef de Here eer, bewoners van de hemelen.
Bewijs Hem eer
en prijs zijn grootheid en zijn kracht.
2 Prijs zijn naam
en buig u neer voor zijn heilige verschijning.
3 De stem van de Here klinkt over de zee.
De Almachtige God laat de donder weergalmen.
De Here beheerst de geweldige wateren.
4 De stem van de Here is krachtig.
De stem van de Here is glorieus.
5 De stem van de Here laat de cederbomen breken,
zelfs de ceders van de Libanon.
6 De bomen van de Libanon springen op als kalveren
en de bomen van de Hermon als woudossen.
7 De stem van de Here splijt de vlammen.
8 De stem van de Here laat de woestijnen sidderen.
De woestijn van Kades beeft onder zijn stem.
9 De stem van de Here doet hertenjongen geboren worden.
De stem van de Here laat het schors van de bomen vallen.
In zijn paleis brengt iedereen Hem eer.
10 De Here was verheven boven de grote watervloed,
Hij is de verheven Koning tot in eeuwigheid.
11 De Here zal zijn volk kracht geven
en zegenen door het vrede te geven.
Respect voor God
5 Denk eerst na voor u iets zegt en doe God geen overhaaste beloften. Want Hij is in de hemel en wij slechts hier op aarde. Zeg daarom alleen het hoognodige. 2 Net zoals te veel drukte u nachtmerries bezorgt, zo gaat u door te veel gepraat verkeerde dingen zeggen. 3 Als u met God spreekt en Hem zweert dat u iets voor Hem zult doen, stel dat dan niet uit, want God heeft een hekel aan ondoordachte beloften. Kom uw belofte aan Hem na. 4 Het is veel beter niet te zeggen dat u iets zult doen, dan het wel te zeggen en het daarna toch niet te doen. 5 In dat geval zondigt u met uw mond. Probeer u niet te verdedigen door de priester van God te vertellen dat het allemaal een misverstand was. Dat zou God boos maken, Hij zou dan wel eens een eind kunnen maken aan uw voorspoed in het leven. 6 Dromen en veel gepraat zijn er al genoeg, heb liever ontzag voor God.
7 Als u ziet dat een arme door rijken wordt onderdrukt en dat overal in het land het recht geweld wordt aangedaan, wees dan niet verbaasd. Want iedere beambte houdt rekening met zijn chef en de hogere beambten luisteren ook weer naar hun superieuren. 8 En boven al die mensen staat de koning. En als die koning nu maar toegewijd is aan zijn land!
9 Iemand die van geld houdt, heeft nooit genoeg. Wat een dwaasheid om te denken dat geld gelukkig maakt. 10 Hoe meer u hebt, des te meer mensen ervan willen profiteren. Dus wat is het voordeel van rijkdom, behalve dan toekijken hoe het geld u door de vingers glipt? 11 Een man die hard werkt, slaapt goed, of hij nu veel of weinig eet, maar de rijken maken zich zorgen en lijden aan slapeloosheid. 12 Er is nog een groot kwaad dat ik gezien heb en dat veel leed met zich meebrengt, als een rijke verandert in een vrek. 13 Als die rijkdom door een ongeluk verloren gaat, is er niets om aan de zoon na te laten. 14 Zo iemand sterft net zo arm als hij op de wereld gekomen is. Hij heeft alles voor niets gedaan en laat niets na. 15 Dit alles is triest en ellendig, want zoals hij in de wereld is gekomen, zo moet hij ook heengaan. Wat heeft al die moeite opgeleverd? 16 Het was een triest bestaan, vol verdriet, ziekte en ergernis.
17 Maar er is tenminste nog één goed ding voor een mens, hij mag genieten van lekker eten en drinken en andere prettige dingen bij al het harde werken dat hij doet in de korte tijd die God hem laat leven. 18 En natuurlijk is het ook goed als een mens rijkdom heeft gekregen van God en bovendien de gezondheid bezit om ervan te kunnen genieten. Houden van je werk en je plaats in het leven te aanvaarden, dat is werkelijk een geschenk van God. 19 Iemand die dat doet, denkt er niet vaak aan dat hij maar kort leeft, want God geeft hem vreugde.
Timotheüs door Paulus bemoedigd
1 Van: Paulus, die van God de opdracht heeft gekregen overal de belofte bekend te maken dat er door het geloof in Jezus Christus eeuwig leven is. 2 Aan: Timotheüs, van wie ik houd als van mijn eigen kind. Ik wens je de genade, het medeleven en de vrede toe van God, de Vader, en van Jezus Christus, onze Here.
3 Net als mijn voorouders dien ik God met een zuiver geweten. Ik dank Hem ervoor dat ik dag en nacht voor jou kan bidden. 4 Wat zou ik het fijn vinden je weer eens te zien! Wat zou dat mij gelukkig maken! Want ik herinner mij je tranen, toen wij afscheid van elkaar namen. 5 Ik weet hoe je op de Here vertrouwde, net als je moeder Eunike en je grootmoeder Loïs, ik ben ervan overtuigd dat je geloof niet verzwakt is. 6 Daarom dring ik erop aan dat je de gave van God, die je ontving toen ik je de handen oplegde, zult ontwikkelen. 7 Want God geeft ons niet een lafhartige geest, maar een sterke geest vol liefde en bedachtzaamheid.
8 Wees nooit bang om anderen over onze Heer te vertellen of ervoor uit te komen dat je mijn vriend bent, hoewel ik ter wille van Christus in de gevangenis zit. Je moet bereid zijn met mij voor de Here te lijden, Hij zal je de kracht ervoor geven. 9 God heeft ons bevrijd en voor zijn heilig werk uitgekozen, niet omdat wij dat verdienen, maar omdat Hij dat vanaf het allereerste begin al van plan was. In Jezus Christus wilde Hij ons zijn liefde en genade laten zien. 10 En nu heeft Hij ons dit allemaal duidelijk gemaakt door de komst van onze redder, Jezus Christus, die de macht van de dood gebroken heeft en ons heeft laten zien hoe wij, door op Hem te vertrouwen, eeuwig leven kunnen krijgen.
11 God heeft mij aangesteld als apostel en leraar om zijn boodschap te verkondigen. 12 Daarom zit ik hier in de gevangenis en ik schaam mij er beslist niet voor, want ik weet op wie ik vertrouw. Ik ben er zeker van dat Hij alles wat Hij mij heeft toevertrouwd, veilig zal bewaren tot de dag waarop Hij terugkomt. 13 Houd vast aan de waarheden die ik je geleerd heb, de waarheden over het geloof en de liefde die Christus Jezus geeft. 14 Waak over de schat die de Heilige Geest die in ons woont, ons heeft gegeven.
15 Je weet dat alle christenen die vanuit Asia hier zijn gekomen, mij in de steek hebben gelaten, zelfs Fygelus en Hermogenes. 16 Ik vraag de Here of Hij Onesiforus en zijn gezin wil zegenen, omdat die mij vaak heeft bezocht om mij moed in te spreken. Zijn bezoeken waren voor mij een verfrissing, hij schaamde zich er niet voor met een gevangene bevriend te zijn. 17 Integendeel: toen hij in Rome aankwam, heeft hij overal naar mij gezocht en mij ten slotte gevonden. 18 Ik bid dat de Here hem een bijzondere zegen geeft op de grote dag waarop Christus terugkeert. En jij, Timotheüs, weet maar al te goed hoe hij mij in Efeze heeft geholpen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.