Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Jozua 2

Rachab biedt de spionnen onderdak

Daarop stuurde Jozua twee spionnen vanuit het kamp bij Sittim de rivier over om het gebied aan de overkant van de rivier te verkennen, in het bijzonder Jericho. De spionnen vertrokken en gingen het huis binnen van Rachab, een prostituee. Zij wilden daar de nacht doorbrengen. Maar iemand lichtte de koning van Jericho in dat twee Israëlieten, vermoedelijk spionnen, die avond waren aangekomen. De koning stuurde de mannen naar het huis van Rachab met de eis hen uit te leveren. ‘Het zijn spionnen,’ legden zij uit. ‘Zij zijn er door hun leiders op uitgestuurd om te ontdekken hoe zij ons het beste kunnen aanvallen.’ Zij had de mannen echter verborgen en zei tegen de aanvoerder van de groep: ‘Die mannen zijn hier inderdaad geweest, maar ik wist niet waar ze vandaan kwamen. Toen het donker werd, vlak voordat de stadspoorten werden gesloten, hebben zij de stad verlaten en ik weet niet waar ze naartoe gingen. Als u zich haast, kunt u hen waarschijnlijk nog wel inhalen!’ In werkelijkheid had zij de mannen naar het dak gebracht en verborgen onder vlasstengels die daar lagen te drogen. De mannen gingen de vermeende vluchtelingen achterna tot aan de Jordaan. De stadspoorten gingen achter hen dicht.

Rachab ging intussen naar het dak om te praten met de mannen, voordat zij gingen slapen. Zij zei: ‘Ik weet heel goed dat uw God mijn land aan u gaat geven. Wij leven in grote angst voor u. Alle inwoners van dit land zijn verlamd door angst en radeloos. 10 Wij hebben namelijk gehoord hoe de Here voor u een pad door de Rietzee maakte na uw vertrek uit Egypte! En wij weten ook wat u deed met Sichon en Og, de twee Amoritische koningen ten oosten van de Jordaan, hoe u hun land onder de voet liep en hun hele volk uitroeide. 11 Geen wonder dat wij bang zijn! Niemand heeft nog de moed te vechten als hij dat allemaal heeft gehoord. Want uw God regeert als God boven in de hemelen en beneden op de aarde. 12,13 Ik wil u om één ding smeken: zweer mij bij de naam van uw God dat u bij de verovering van Jericho mij, mijn ouders en mijn broers en zusters met hun gezinnen in leven laat, omdat ik u heb geholpen.’ 14 De mannen antwoordden: ‘Als u ons niet verraadt, zullen wij ervoor zorgen dat u en uw familieleden niets overkomt. Wij zullen u dankbaarheid en trouw bewijzen en u met ons eigen leven beschermen.’ 15 Toen liet zij de mannen aan een touw langs de stadsmuur naar beneden zakken. Haar huis stond namelijk bovenop de muur. 16 ‘Vlucht naar de heuvels,’ raadde zij hun aan. ‘Verberg u daar drie dagen tot de mannen die u zoeken, zijn teruggekeerd. Daarna kunt u zonder gevaar teruggaan.’ 17,18 Voordat zij gingen, zeiden de mannen tegen haar: ‘Wij kunnen er niet voor instaan dat u niets overkomt als u niet bij de verovering dit rode koord uit het raam laat hangen. Zorg er ook voor dat al uw familieleden bij u in huis zijn. 19 Als zij op straat komen, zijn wij niet verantwoordelijk voor de gevolgen. Maar wij zweren u dat niemand in dit huis zal worden gedood of verwond. 20 Als u ons echter verraadt, zullen wij niet langer aan deze eed gebonden zijn.’ 21 ‘Dat beloof ik,’ antwoordde zij. En zij hing het rode koord uit het raam. 22 De spionnen trokken de heuvels in en bleven daar drie dagen, totdat de achtervolgers na een vruchteloze speuractie naar de stad waren teruggekeerd. 23 Toen kwamen de twee spionnen uit de heuvels, staken de rivier over en brachten Jozua verslag uit over wat er was gebeurd. 24 ‘De Here zal ons vast en zeker het hele land in handen geven,’ zeiden zij, ‘want alle inwoners zijn nu al vreselijk bang voor ons.’

Psalmen 123-125

123 Een bedevaartslied.

Ik kijk omhoog naar mijn God,
die in de hemel woont.
Zoals knechten wachten op het bevel van hun meester
en een dienstmeisje wacht op het teken van haar meesteres,
richten wij onze ogen op de Here, onze God,
en verwachten van Hem genade.
Geeft U ons genade, Here, en helpt U ons.
Want wij hebben al te veel minachting ontmoet.
Wij werden overladen met spot van ongelovigen
en trotse mensen hebben ons met minachting behandeld.
Meer kunnen wij niet verdragen.

124 Een bedevaartslied van David.

Laat Israël het volgende zeggen:
was de Here niet steeds bij ons?
Was de Here niet steeds bij ons,
toen wij werden aangevallen door vreemde mensen?
Zij hadden ons wel levend kunnen verslinden,
toen zij in hun woede op ons afkwamen.
Wij hadden kunnen verdrinken in een woeste rivier.
Het kolkende water had zich dan boven ons gesloten.
Maar prijs de Here!
Hij liet dat niet toe.
Dankzij Hem kregen zij ons niet te pakken.
Wij ontkwamen,
zoals een vogel wegglipt uit het net van de vogelvanger.
De valstrik is kapot
en wij zijn ontsnapt.
Wij vinden hulp bij de Here.
Hij heeft de hemel en de aarde gemaakt.

125 Een bedevaartslied.

Wie in alles op de Here vertrouwt,
is onwankelbaar als de berg van Jeruzalem,
die er voor altijd is.
Zoals rondom Jeruzalem bergen liggen,
zo is de Here rondom zijn volk.
Niet alleen nu,
maar altijd en tot in de eeuwigheid.
Want het land van de gelovigen zal niet
onder de tirannie van de goddeloze vijand blijven zuchten.
De gelovigen zullen dan ook niet komen tot onrechtmatige daden.
Here, wilt U het goede doen
voor eerlijke, goede mensen?
Als iemand echter van de rechte weg afdwaalt,
zal hij, samen met de ongelovigen,
door de Here worden vernietigd.
Laat er vrede zijn in Israël!

Jesaja 62

Jeruzalem, de door God gezegende stad

62 Omdat ik veel van Sion houd en mijn hart naar Jeruzalem verlangt, zal ik niet ophouden voor haar te bidden, totdat het licht van haar vrijheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. De volken zullen uw gerechtigheid zien. Koningen zullen worden verblind door uw glorie en God zal u een nieuwe naam geven. Hij zal u in zijn hand omhoog houden, een prachtige kroon voor de koning der koningen. U zult nooit meer ‘het door God verlaten land’ of ‘het land dat God vergat’ worden genoemd. Uw nieuwe naam zal zijn: ‘het land waar God van houdt’ en ‘de bruid,’ want de Here beleeft vreugde aan u en zal u beschouwen als zijn eigendom. Uw kinderen zullen voor u zorgen, o Jeruzalem, met vreugde als van een jonge man die met een jonge vrouw trouwt, en God zal Zich over u verheugen als een bruidegom die in de wolken is met zijn bruid.

6,7 O Jeruzalem, ik heb wachters op uw muren geposteerd die dag en nacht tot God zullen roepen voor de vervulling van zijn beloften. Neem geen rust, u die bidt, en geef God geen rust tot Hij Jeruzalem een hecht fundament geeft en zij over de hele wereld respect en bewondering afdwingt. De Here heeft Jeruzalem in al zijn oprechtheid gezworen: ‘Ik zal u nooit meer aan uw vijanden overgeven, vreemde soldaten zullen nooit meer uw koren en wijn weghalen. U verbouwde het, u zult het ook eten, God lovend. In de voorhoven van de tempel zult u zelf de wijn drinken die u hebt geperst.’

10 Vooruit! Snel! Maak de weg klaar voor de terugkeer van mijn volk! Herstel de wegen, ruim de stenen op en hijs de vlag van Israël. 11 Kijk, de Here heeft zijn boodschappers naar elk land gestuurd en zegt: ‘Vertel mijn volk: Ik, de Here, uw God, kom eraan om u te redden en Ik zal u vele geschenken brengen.’ 12 En zij zullen ‘het heilige volk’ en ‘de verlosten van de Here’ worden genoemd. Jeruzalem zal ‘begeerde stad’ en ‘door God gezegende stad’ worden genoemd.

Mattheüs 10

Jezusʼ opdracht aan zijn leerlingen

10 Jezus riep zijn twaalf leerlingen en gaf hun macht om boze geesten te verjagen en alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van zijn twaalf apostelen: Simon (ook wel Petrus genoemd) en diens broer Andreas, Jakobus (de zoon van Zebedeüs) en zijn broer Johannes, Filippus en Bartholomeüs, Thomas en Mattheüs (de tolontvanger), Jakobus (de zoon van Alfeüs) en Thaddeüs, Simon de Zeloot en Judas Iskariot (door wie Jezus is verraden).

Jezus stuurde deze twaalf erop uit met de opdracht: ‘Ga niet naar de ongelovigen of de Samaritanen, maar alleen naar de verloren schapen van het volk van Israël. Vertel hun dat het Koninkrijk van de hemelen vlakbij is. Maak zieken gezond. Laat doden weer levend worden. Genees melaatsen. Verdrijf boze geesten. Jullie mogen er niets voor vragen, omdat je het zelf ook voor niets hebt gekregen. Neem geen geld mee, 10 geen reistas met extra kleren en sandalen. Zelfs geen wandelstok. Want je zult krijgen wat je nodig hebt. 11 Wanneer jullie in een stad of dorp komen, zoek dan iemand die het waard is om bij te logeren. Blijf daar tot je weer verder gaat. 12 Groet degenen die jullie onderdak verlenen. 13 Wens zijn gezin vrede toe, als je er goed wordt ontvangen, maar niet als je er slecht wordt ontvangen. 14 Als er huizen of steden zijn waar ze niets van je willen weten, ga dan meteen verder en schud het stof van je voeten af. 15 Werkelijk, zoʼn stad zal er op de dag van het grote oordeel erger aan toe zijn dan de beruchte steden Sodom en Gomorra.

16 Ik stuur jullie erop uit als schapen onder wolven. Wees zo slim als slangen, en zo onschuldig als duiven. 17 Maar pas op! Men zal jullie voor de rechtbanken brengen en afranselen in de synagogen. 18 Jullie moeten terechtstaan voor gouverneurs en koningen, omdat jullie bij Mij horen. Dat zijn kansen om hun over Mij te vertellen en de wereld te laten weten wie Ik ben. 19 Als je wordt gearresteerd, hoef je je geen zorgen te maken over wat je moet zeggen. De juiste woorden zullen je op het juiste moment worden ingegeven. 20 Dan zijn jullie het niet die spreken. Dan is het de Geest van je hemelse Vader die door je spreekt. 21 De ene broer zal de andere ter dood laten brengen. Vaders zullen dat zelfs doen met hun eigen kinderen. Kinderen zullen de hand tegen hun ouders opheffen en hen vermoorden. 22 Iedereen zal jullie haten omdat jullie bij Mij horen. Maar wie standhoudt tot het allerlaatst, zal worden gered. 23 Wanneer je in de ene stad wordt vervolgd, vlucht dan naar de andere. Want Ik, de Mensenzoon, zal terugkomen voordat jullie alle steden van Israël hebben bereikt.

24 Een leerling is niet meer dan zijn leraar en een knecht niet meer dan zijn baas. 25 Een leerling mag blij zijn als hij zo wordt als zijn leraar, en een knecht als hij wordt als zijn baas. Ze hebben Mij, als de leider, uitgescholden voor Beëlzebul, duivel. Wat zullen zij dan wel van jullie zeggen? 26 Maar wees niet bang voor de mensen die je kwaad willen doen. Want wat verborgen is, zal ontdekt worden, en wat geheim is, zal bekend worden. 27 Wat Ik nu in het donker zeg, vertel dat rond bij daglicht. Wat Ik je in het oor fluister, schreeuw het van de daken! 28 Wees niet bang voor hen die wel je lichaam kunnen doden, maar niet je ziel. Wees alleen bang voor God die zowel je ziel als je lichaam kan vernietigen in de hel.

29 Geen enkele mus valt op de grond zonder dat je hemelse Vader ervan weet. En wat kost nu een mus? Bijna niets. 30 Zelfs de haren op je hoofd zijn allemaal geteld. 31 Maak je dus geen zorgen. Jij bent voor God veel meer waard dan een zwerm mussen. 32 Als je er bij de mensen openlijk voor uitkomt dat je bij Mij hoort, zal Ik dat ook doen bij mijn hemelse Vader. 33 Maar als je voor de mensen net doet of je Mij niet kent, zal Ik ook tegen mijn hemelse Vader net doen of Ik jou niet ken.

34 Denk niet dat Ik ben gekomen om vrede op aarde te brengen. Nee, eerder een zwaard. 35 Ik ben gekomen om verdeeldheid te brengen tussen vader en zoon, tussen moeder en dochter, tussen schoonmoeder en schoondochter. 36 Iemands ergste vijanden zullen zijn huisgenoten zijn. 37 Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van Mij, is Mij niet waard. En wie meer van zijn zoon of dochter houdt dan van Mij, is Mij niet waard. 38 Wie niet zijn kruis op zich neemt en Mij als leerling volgt, is Mij niet waard. 39 Wie zijn leven niet wil opgeven, zal het verliezen. Maar wie zijn leven opgeeft voor Mij, zal het behouden. 40 Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt God die Mij gestuurd heeft. 41 Wie een profeet ontvangt omdat hij een knecht van God is, zal dezelfde beloning krijgen als een profeet. Wie een goed man ontvangt omdat hij goed is, zal dezelfde beloning krijgen als hij. 42 En wie een van deze geringe mensen iets te drinken geeft, al is het maar een beker koel water, omdat het een leerling van Mij is, die zal zeker worden beloond.’

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.