Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
2 Kronieken 5:1-6:11

De ark wordt de tempel ingebracht

Zo werd de laatste hand aan de tempel gelegd. Daarna gaf Salomo de geschenken die zijn vader, koning David, aan de Here had gewijd, een plaats in de tempel. Ook de andere voorwerpen en al het zilver en goud werden opgeslagen in de schatkamers van de tempel. Daarna riep Salomo alle leiders van Israël, stamhoofden en familiehoofden, naar Jeruzalem voor de plechtigheid van het overbrengen van de ark van het verbond vanuit de Stad van David (die ook wel Sion werd genoemd) naar de tempel. Dat gebeurde in de zevende maand tijdens de viering van het Loofhuttenfeest.

4,5 Onder het toeziend oog van de leiders van Israël tilden de Levieten de ark van het verbond op en namen ook de tent mee, samen met de andere heilige voorwerpen. Koning Salomo en het volk offerden zoveel schapen en ossen voor de ark dat men de tel kwijtraakte. 7,8 Daarna droegen de priesters de ark naar de binnenste kamer van de tempel, het Heilige der Heiligen, en zetten hem neer onder de vleugels van de cherubs, hun vleugels strekten zich uit over de ark en zijn draagstokken. Deze draagstokken waren zo lang dat hun uiteinden vanuit het vertrek ernaast zichtbaar waren. Vanuit de buitengang waren ze echter niet te zien. De ark staat daar nu nog steeds. 10 Er lag in de ark niets anders dan de twee stenen plaquettes die Mozes er bij de berg Horeb had ingelegd, toen de Here een verbond sloot met het volk Israël, nadat ze uit Egypte waren vertrokken.

11,12 Nadat alle priesters de reinigingsceremonieën hadden ondergaan, zonder dat werd gelet op de afdeling waartoe zij behoorden, kwamen ze naar buiten. En wat prezen de Levieten de Here toen de priesters uit het Heilige der Heiligen tevoorschijn kwamen! De zangers waren Asaf, Heman, Jeduthun en al hun zonen en broers. Zij droegen kleding van fijn linnen en stonden aan de oostkant van het altaar. Het koor werd begeleid door honderdtwintig priesters met trompetten, terwijl anderen cimbalen, citers en harpen bespeelden. 13 Het orkest en het koor prezen en dankten de Here eenstemmig. Hun lofprijzing werd begeleid door trompetgeschal, het gerinkel van cimbalen en het luide spel van de andere muzikanten, allen prezen en dankten de Here. Steeds weer herhaalden zij de woorden: ‘Hij is goed en zijn goedheid en liefde duren tot in eeuwigheid.’ 14 En op datzelfde moment vulde de glorie van de Here de tempel in de gestalte van een lichtende wolk, waardoor de priesters niet konden blijven staan en hun dienst moesten onderbreken.

Salomoʼs gebed bij de inwijding van de tempel

1,2 Dit was het gebed dat Salomo bij deze plechtigheid uitsprak: ‘De Here heeft gezegd dat Hij wilde wonen in een donkere wolk. Zo heb ik dan een huis voor U gebouwd, een woonplaats waar U voor altijd kunt verblijven.’ Daarna draaide de koning zich om naar de samengekomen Israëlieten en zegende hen met de woorden: ‘Gezegend zij de Here, de God van Israël, die rechtstreeks tegen mijn vader David sprak en nu zijn belofte aan hem is nagekomen. Want Hij zei tegen hem: 5,6 “Nooit eerder, al sinds de dag waarop Ik mijn volk uit Egypte bevrijdde, heb Ik in Israël een stad uitgekozen om mijn tempel te laten bouwen om mijn naam daar te laten eren, en nooit eerder koos Ik een koning voor mijn volk Israël. Maar nu heb Ik Jeruzalem gekozen om er te wonen en David uitgekozen als koning.” Het was de hartewens van mijn vader David deze tempel te bouwen als een woonplaats voor de Here, de God van Israël. 8,9 Maar de Here zei tegen mijn vader David: “Het is goed dat dit uw voornemen is, maar u mag dit zelf niet doen. Maar uw eigen zoon zal dit huis wel voor mijn naam bouwen.” 10 En nu heeft de Here gedaan wat Hij beloofd heeft, want Ik ben mijn vader opgevolgd als koning en ik heb de tempel gebouwd voor de naam van de Here, de God van Israël 11 en er de ark een plaats gegeven. In die ark rust het verbond tussen de Here en zijn volk Israël.’

1 Johannes 4

Leven vanuit Gods liefde

Vrienden, geloof niet iedere geest, maar ga eerst na of iemand door de Geest van God bezield wordt, want er lopen nogal wat valse profeten op deze wereld rond. Hieraan kunnen wij weten of Gods Geest spreekt: ieder die erkent dat Jezus Christus een mens van vlees en bloed geworden is, zegt dat door de Geest van God. Ieder die dat ontkent, heeft de geest van de antichrist, de vijand van Christus, waarvan wij weten dat hij komen zou, maar die nu al in de wereld actief is.

Vrienden, u komt uit God voort en hebt zijn tegenstanders overwonnen, want Hij die in u woont, is machtiger dan hij die de wereld beheerst. De tegenstanders van God horen bij de wereld en maken zich dus alleen maar druk om dingen die van de wereld zijn. Daarom hebben zij in de wereld ook iets te zeggen. Omdat wij het eigendom van God zijn, zullen alleen de mensen die Hem kennen, naar ons luisteren en de anderen niet. Op die manier is het mogelijk om te onderscheiden of iets namens God gezegd wordt of niet, of het waarheid is of leugen.

Vrienden, laten wij elkaar liefhebben want de liefde komt van God. Wie liefheeft, is uit God geboren en kent God. Maar wie niet liefheeft, kent God niet, want God is Zelf liefde. God heeft ons laten zien hoe groot zijn liefde voor ons is, door zijn enige Zoon de wereld in te sturen. Door Hem wilde God ons nieuw leven geven. 10 De liefde waarover het hier gaat, is niet onze liefde voor God, maar zijn liefde voor ons. Daarom stuurde Hij zijn Zoon, die de straf voor onze zonden op Zich heeft genomen om de verhouding tussen God en ons weer goed te maken. 11 Omdat God ons zo heeft liefgehad, moeten wij elkaar ook liefhebben.

12 Niemand heeft God ooit gezien, maar als wij elkaar liefhebben, leeft God in ons, dan is zijn liefde volledig in ons aanwezig. 13 En Hij heeft ons zijn Heilige Geest gegeven, daardoor weten wij dat wij één met Hem zijn en Hij één met ons is. 14 Omdat wij het met eigen ogen hebben gezien, getuigen wij ervan dat God zijn Zoon gestuurd heeft als Redder van de wereld. 15 Ieder die dit gelooft en zegt dat Jezus de Zoon van God is, blijft één met God. 16 Wij hebben de liefde van God leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie blijft liefhebben, blijft één met God. 17 Als de liefde in ons haar doel bereikt, kunnen wij vol vertrouwen de dag van het grote oordeel tegemoet zien, omdat wij in deze wereld leven zoals Christus er leefde. 18 In de liefde is geen plaats voor angst. Integendeel, de volmaakte liefde verdrijft de angst. Angst houdt altijd verband met straf. Wie nog angst kent, kent de volmaakte liefde nog niet. 19 Dat wij Hem liefhebben, komt doordat Hij ons het eerst heeft liefgehad. 20 Als iemand zegt dat hij van God houdt, maar een hekel aan zijn broeder of zuster heeft, is hij een leugenaar. Als hij niet van de ander houdt die hij kan zien, hoe kan hij dan van God houden die hij nooit heeft gezien? 21 God heeft duidelijk gezegd dat wij niet alleen van Hem moeten houden, maar ook van onze broeders en zusters.

Nahum 3

Het lot van Ninevé

Wee Ninevé, bloedstad vol leugens, stad die uitpuilt van de buit en waar zonder ophouden geroofd wordt. Luister! Hoort u het knallen van de zweep en het geratel van de wielen? Hoort u de dreunende paardenhoeven en het gekletter van de wagens terwijl zij wild door de straten rijden? Kijk! Daar flikkeren zwaarden en flitsen speren in de hoog opgeheven handen van de cavalerie. Overal op straat liggen de doden, lijken, bergen lijken, waar u ook kijkt. U struikelt er telkens over. Waarom gebeurt dit alles? Omdat Ninevé zichzelf als hoer heeft verkocht. Deze prachtige stad, meesteres in toverkunsten, heeft de volken met haar schoonheid verleid en hun daarna geleerd haar afgoden te aanbidden. Zo betoverde zij iedereen.

‘Ik zal u straffen!’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Ik til uw rokken omhoog tot uw gezicht, zodat de hele wereld uw naaktheid en schaamte kan zien. Met vuil gooi Ik naar u, Ik maak u te schande en zet u voor de hele wereld te kijk.

Iedereen die u ziet, zal verschrikt terugdeinzen: “Ninevé ligt helemaal in puin!” Niemand zal zich uw lot aantrekken, niemand zal u troosten!

Bent u soms beter dan Thebe dat aan de Nijl ligt en aan alle kanten door de rivier wordt beschermd? Ethiopië en heel Egypte waren haar machtige bondgenoten waarop zij steeds een beroep kon doen. Ook Put en Libië stonden voortdurend tot haar beschikking. 10 Toch is Thebe gevallen en werden haar inwoners weggeleid als slaven. Haar zuigelingen werden verpletterd tegen de straatstenen. Er werd om geloot wie haar voorname mannen als dienaren zou krijgen en haar leiders werden in de boeien geslagen. 11 Ook Ninevé zal wankelen als een dronken man en een schuilplaats zoeken tegen de vijand. 12 Al uw vestingen zullen vallen. Zij zullen worden verslonden als vroegrijpe vijgen die regelrecht in de mond vallen van hen die aan de boom schudden. 13 Uw soldaten zijn zwak en hulpeloos als vrouwen. De poorten van uw land staan wijd open voor de vijand en alle sluitbalken zijn verbrand.

14 Maak u klaar voor de belegering! Leg watervoorraden aan en versterk uw forten. Bak nieuwe stenen om uw muren te herstellen. Kneed de klei en doe die in de bakvorm. 15 Maar midden in alle voorbereidingen zal het vuur u verteren. Het zwaard zal u neerslaan. De vijand zal u verslinden zoals jonge sprinkhanen alles opeten wat hun voor de voeten komt. Er is geen ontsnappen mogelijk, al wordt u zo talrijk als een zwerm sprinkhanen. 16 U hebt meer kooplieden dan er sterren aan de hemel staan, maar uw vijanden komen als sprinkhanen aanzwermen en nemen al uw vergaarde rijkdom mee. 17 Uw vorsten en ambtenaren kruipen bij elkaar als sprinkhanen op de muren bij kou. Maar zij zullen allemaal vluchten en verdwijnen, net als sprinkhanen doen wanneer de zon opkomt. 18 Koning van Assyrië, uw regeringsleiders liggen dood op de grond en uw volk is verspreid over de bergen, maar er is geen herder meer die hen weer bijeen kan brengen. 19 Er is geen herstel meer mogelijk voor uw breuk, ongeneeslijk is uw wond. Allen die het nieuws van uw ondergang horen, klappen van blijdschap in de handen. Want wie heeft niet te lijden gehad van uw wreedheid?’

Lukas 19

Jezus op bezoek bij Zacheüs

19 Jezus kwam in Jericho, maar bleef er niet. Hij trok meteen verder. Een zekere Zacheüs, een hoofdtolontvanger, die schatrijk was, probeerde Jezus te zien te krijgen. Maar hij kon niet over de mensen heenkijken, omdat hij klein was. Daarom liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom om Hem toch te kunnen zien. Toen Jezus daar langskwam, keek Hij omhoog. Hij riep Zacheüs bij zijn naam. ‘Zacheüs! Kom vlug uit die boom! Want Ik moet vandaag in uw huis zijn!’ Zacheüs liet zich snel uit de boom zakken en ontving Jezus gastvrij in zijn huis. Wat was hij blij! Maar dat was niet naar de zin van de andere mensen. ‘Nu is Hij nota bene bij die slechte man op bezoek gegaan,’ mopperden ze. Ondertussen was Zacheüs voor de Here gaan staan. ‘Here,’ zei hij, ‘ik zal de helft van mijn rijkdom aan de armen geven. En als ik iemand teveel belasting heb laten betalen, zal ik hem vier keer zoveel teruggeven.’ Jezus zei tegen hem: ‘Er is vandaag redding gekomen in uw huis. Nu bent u echt een zoon van Abraham. 10 Ik, de Mensenzoon, ben gekomen om afgedwaalde mensen te zoeken en te redden.’

11 Omdat Jezus niet ver meer van Jeruzalem was, dachten velen dat de bevrijding van Israël nu wel vlug zou komen. Daarom vertelde Jezus een gelijkenis. 12 ‘Een edelman werd weggeroepen naar een ver land om tot koning te worden gekroond. Na de kroning zou hij weer terugkomen. 13 Voordat hij vertrok, riep hij tien van zijn medewerkers bij zich. Hij gaf ieder van hen tien goudstukken om daarmee handel te drijven. 14 Maar er waren mensen in zijn land die een hekel aan hem hadden. Die stuurden een delegatie achter hem aan met de mededeling dat ze in opstand waren gekomen. Ze zouden hem niet als koning erkennen. 15 Nadat hij tot koning was gekroond, kwam hij in zijn land terug. Hij riep de mannen aan wie hij het geld had gegeven, bij zich. Hij wilde weten wat ze ermee hadden gedaan en hoeveel winst ze hadden gemaakt. 16 De eerste had enorme winst gemaakt. Wel tien keer het bedrag dat hij had gekregen. 17 “Fantastisch!” riep de koning uit. “Je bent een goede medewerker. Je hebt het weinige dat ik je heb toevertrouwd, goed beheerd. Ik maak je gouverneur over tien steden.” 18 De volgende man had ook veel winst gemaakt. Vijf keer het bedrag dat hij had gekregen. 19 “Prima,” zei de koning. “Jij wordt gouverneur over vijf steden.”

20 Maar de derde man bracht alleen maar het geld terug waarmee hij was begonnen. “Ik heb het in een doek gedaan en goed bewaard,” zei hij. 21 “Ik was bang dat ik mijn winst aan u zou moeten afdragen. U bent immers een hard man. U neemt wat u niet hebt verdiend. U laat anderen voor u werken.” 22 De koning antwoordde: “Ben ik hard? Nu, dat zul je dan ook merken! Je bent een slechte medewerker. 23 Als je zo goed weet hoe ik ben, waarom heb je het geld dan niet op de bank gezet? Dan zou ik het nog met rente hebben teruggekregen.” 24 Tegen de lijfwacht zei hij: “Neem hem het geld af en geef het aan de man die de meeste winst heeft gemaakt.” 25 “Maar koning,” antwoordden ze, “die heeft toch al genoeg.” 26 “Ja,” zei de koning, “zo is het nu eenmaal. Wie veel heeft, krijgt er meer bij. Wie weinig heeft, raakt ook dat beetje nog kwijt. 27 En breng nu mijn vijanden, die in opstand zijn gekomen, hier en dood hen voor mijn ogen!” ’

Jezus komt in Jeruzalem aan en bezoekt de tempel

28 Nadat Hij dit verhaal had verteld, ging Jezus met zijn leerlingen verder naar Jeruzalem. 29 Toen Hij in de buurt van de Olijfberg kwam en bijna bij de dorpen Bethfagé en Bethanië was, stuurde Hij twee van zijn leerlingen vooruit. 30 ‘Ga naar het dorp daar,’ zei Hij. ‘Als jullie er binnenkomen, zullen jullie een ezelsveulen vastgebonden zien staan waarop nog nooit iemand heeft gereden. Maak het los en breng het hier. 31 Misschien vraagt iemand waarom jullie dat doen. Zeg dan alleen maar: De Here heeft het nodig.’ 32 Zij gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. 33 Ze maakten het dier los. Daar kwamen de eigenaars al aan. ‘Wat moet dat?’ vroegen ze. ‘Waarom maken jullie ons veulen los?’ 34 ‘De Here heeft het nodig,’ antwoordden de leerlingen. 35 Ze brachten het veulen bij Jezus en legden hun jassen erover, zodat Hij erop kon zitten. 36 De anderen spreidden hun jassen voor Hem uit op de weg. 37 Toen Hij de helling van de Olijfberg opging, begonnen al zijn volgelingen te zingen en te jubelen. Zij prezen God voor de geweldige wonderen die zij Jezus hadden zien doen. 38 ‘Gezegend is de Koning, Hij die komt in de naam van de Here! Vrede in de hemel! Prijs Hem tot in de hoogste hemelen!’

39 Maar enkele Farizeeën die tussen de mensen liepen, zeiden tegen Jezus: ‘Meester, zeg toch tegen uw volgelingen dat zij hun mond houden.’ 40 ‘Als zij hun mond houden,’ antwoordde Jezus, ‘zullen de stenen gaan roepen!’ 41 Jeruzalem was nu niet ver meer. Zodra Jezus de stad zag liggen, begon Hij te huilen. 42 Hij zei: ‘Jeruzalem! Kon juist u vandaag maar inzien wat er nodig is voor vrede, maar u ziet het niet. 43 Nu is het te laat. Straks zullen uw vijanden u belegeren, u omsingelen en van alle kanten tegen u opdringen. 44 Ze zullen u en uw inwoners vertrappen. Zij zullen geen steen op de andere laten. Want God heeft u de kans gegeven, maar u hebt die laten voorbijgaan.’

45 Toen Hij in de tempel kwam, joeg Hij de handelaars eruit. 46 ‘Er is geschreven: Gods huis moet een huis van gebed zijn. Maar wat hebben jullie ervan gemaakt? Een rovershol!’

47 Daarna sprak Hij elke dag in de tempel. De mannen van de Hoge Raad wilden niets liever dan Hem uit de weg ruimen. 48 Maar zij wisten niet hoe. Want het volk hing aan zijn lippen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.