Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Genesis 1

De schepping

In het begin maakte God de hemelen en de aarde. De aarde was woest en leeg en over de watermassa lag een diepe duisternis. Maar de Geest van God zweefde boven de watermassa.

Toen zei God: ‘Laat er licht zijn.’ En toen was er licht. Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker. Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: de eerste dag.

Toen zei God: ‘Laat de watermassa uit elkaar gaan, zodat de wolkenhemel en de zeeën worden gevormd.’ Zo maakte God de wolkenhemel, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde. Het werd avond en het werd weer morgen: de tweede dag.

Daarna zei God: ‘Laat het water onder de hemel samenstromen in zeeën en het droge land zichtbaar worden.’ En dat gebeurde. 10 God noemde het droge land ‘aarde’ en het samengestroomde water ‘zeeën’. God zag dat het goed was.

11,12 En God zei: ‘Laten er allerlei gewassen, zaaddragende planten en vruchtbomen met zaad in hun vruchten op aarde groeien. De zaden zullen steeds weer planten en bomen voortbrengen.’ Dat gebeurde en ook nu was het goed, zag God. 13 Het werd avond en weer morgen: de derde dag.

14,15 Toen zei God: ‘Ik wil dat er heldere lichten aan de hemel verschijnen om de aarde te verlichten en het verschil tussen dag en nacht aan te geven. Die lichten zullen de vaste tijden regelen en de dagen en jaren aangeven.’ En zo gebeurde het. 16 God maakte twee grote lichten, de zon en de maan, die de aarde moesten verlichten. Het grootste licht, de zon, beheerste de dag en het kleinere, de maan, beheerste de nacht. Tegelijkertijd maakte God de sterren. 17 Hij plaatste de lichten aan de hemel om de aarde te verlichten, 18 dag en nacht aan te geven en het donker van het licht te scheiden. God zag dat het goed was. 19 Het werd avond en het werd weer morgen: de vierde dag.

20 Vervolgens zei God: ‘Ik wil dat de zeeën wemelen van vis en ander leven en laat de lucht vol zijn met allerlei soorten vogels.’ 21 Zo maakte God de grote zeedieren, allerlei vissen en vogels, elk naar hun eigen aard. En Hij keek er met welgevallen naar 22 en zegende ze. ‘Vermenigvuldig je en bevolk de zeeën,’ zei Hij tegen hen en tegen de vogels zei Hij: ‘Zorg dat jullie aantal groeit, zodat de aarde vol wordt.’ 23 Het werd avond en het werd weer morgen: de vijfde dag.

24 God zei toen: ‘Laat de aarde dieren voortbrengen: vee, kruipende dieren en allerlei wilde dieren.’ En weer gebeurde wat Hij had gezegd. 25 God maakte alle soorten wilde dieren, vee en kruipende dieren, elk naar hun eigen soort. God zag dat ook dat goed was.

26 Toen zei God: ‘Laat Ons mensen maken die op Ons lijken en kunnen heersen over alle dieren op aarde, in de zeeën en in de lucht.’

27 God schiep daarop de mens als zijn evenbeeld. Als man en vrouw schiep Hij hen. 28 God zegende hen en zei: ‘Vermenigvuldig je, bevolk de aarde en onderwerp haar. Heers over de vissen, de vogels en alle andere dieren. 29 Kijk om je heen! Overal op aarde staan zaaddragende planten en vruchtbomen, die Ik jullie tot voedsel geef. 30 Al het gras en de planten heb Ik als voedsel aan de dieren en de vogels gegeven.’

31 Toen overzag God alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed. Het werd avond en het werd weer morgen: de zesde dag.

Mattheüs 1

De afkomst van Jezus

Stamboom van Jezus Christus, een afstammeling van David, die een afstammeling van Abraham was. Abraham was de vader van Isaak, Isaak de vader van Jakob, Jakob de vader van Juda en zijn broers, Juda was de vader van Peres en Zerah, Tamar was hun moeder. Peres was de vader van Chesron, Chesron de vader van Aram, Aram was de vader van Amminadab, Amminadab de vader van Nachson, Nachson was de vader van Salmon, Salmon de vader van Boaz, Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed, Ruth was zijn moeder. Obed was de vader van Isaï en Isaï de vader van David, de koning. David was de vader van Salomo, Salomoʼs moeder was de vrouw van Uria. Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam de vader van Abia. Abia was de vader van Asaf, Asaf de vader van Josafat, Josafat de vader van Joram, Joram was de vader van Uzzia, Uzzia de vader van Jotam, Jotam de vader van Achaz, Achaz de vader van Hizkia, 10 Hizkia was de vader van Manasse, Manasse de vader van Amos, Amos de vader van Josia, 11 Josia was de vader van Jechonja en zijn broers, die geboren werden in de tijd van de verbanning naar Babel.

12 Na die verbanning werd Jechonja vader van een zoon, die Sealtiël heette. Sealtiël was de vader van Zerubbabel, 13 Zerubbabel de vader van Abiud, Abiud was de vader van Eljakim, Eljakim de vader van Azor, 14 Azor de vader van Sadok, Sadok de vader van Achim, Achim de vader van Eliud, 15 Eliud was de vader van Eleazar, Eleazar de vader van Mattan, Mattan was de vader van Jakob, 16 Jakob de vader van Jozef, die getrouwd was met Maria, de moeder van Jezus, die Christus genoemd wordt.

17 Van Abraham tot David zijn dus veertien generaties, van David tot de verbanning naar Babel ook veertien generaties en van de verbanning tot de geboorte van Christus nog eens veertien generaties.

De ouders van Jezus

18 De geboorte van Jezus Christus gebeurde als volgt. Toen zijn moeder Maria aan Jozef uitgehuwelijkt was maar nog niet met hem samenwoonde, bleek zij in verwachting te zijn door de Heilige Geest. 19 Omdat Jozef een rechtschapen mens was en haar de schande wilde besparen, besloot hij om in stilte van haar te scheiden.

20 Terwijl hij hierover lag na te denken, verscheen hem een engel van de Here in een droom. ‘Jozef, zoon van David,’ zei de engel, ‘u kunt gerust uw vrouw Maria bij u in huis nemen. Zij is in verwachting door de Heilige Geest.

21 Zij zal een zoon krijgen, die u Jezus moet noemen. Dat betekent “God redt”. Want Hij zal zijn volk redden van de zonden.’ 22 Daardoor zal in vervulling gaan wat God door de profeet Jesaja heeft gezegd: 23 ‘De maagd zal zwanger worden en een zoon baren! En men zal het kind Immanuël noemen, dat betekent: “God is met ons.” ’

24 Daarna werd Jozef wakker. Hij deed wat de engel had gezegd en nam zijn vrouw bij zich in huis. 25 Maar hij had geen gemeenschap met haar tot na de geboorte van het kind. En Jozef noemde Hem Jezus.

Ezra 1

De herbouw van de tempel door Kores aangekondigd

In het eerste jaar dat Kores koning van Perzië was, vervulde de Here een profetie van Jeremia. Hij bewoog koning Kores ertoe een oproep door zijn hele land te laten gaan die luidde: ‘Ik, Kores, koning van Perzië, kondig hierbij aan dat de Here, de God van Israël, die mij alle koninkrijken op aarde heeft gegeven, mij heeft opgedragen de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Allen in mijn rijk die tot het volk van God behoren, mogen terugkeren naar Jeruzalem om, met hulp van hun God, de tempel van de Here, de God van Israël, die in Jeruzalem woont, weer op te bouwen. Degenen die níet meegaan, moeten hen die wél gaan, steunen met zilver en goud, allerlei goederen en vee. Deze steun komt bij de vrijwillige gift voor de herbouw van de tempel van God in Jeruzalem.’

De Geest van God gaf de leiders van de stammen Juda en Benjamin en de priesters en Levieten het verlangen meteen naar Jeruzalem terug te keren om de tempel te herbouwen. Al hun buren hielpen hen zoveel mogelijk en gaven giften mee voor de tempel. Koning Kores schonk een aantal gouden schalen en andere kostbare voorwerpen. Die had koning Nebukadnezar meegenomen uit de tempel in Jeruzalem en neergezet in de tempels van zijn eigen goden. Koning Kores gaf Mithredath, de schatbewaarder van Perzië, opdracht deze geschenken te overhandigen aan Sesbazzar, de leider van Juda. Kores schonk dertig gouden schalen, duizend zilveren schalen, negenentwintig messen, dertig gouden bekers, 10 vierhondertien zilveren bekers en duizenden andere voorwerpen. 11 In totaal vijfduizendvierhonderd gouden en zilveren voorwerpen werden Sesbazzar overhandigd. Hij moest ervoor zorgen dat alles van Babel naar Jeruzalem werd gebracht bij de terugkeer van de ballingen.

Handelingen 1

Jezus gaat naar de hemel

Beste Theofilus, in mijn eerste boek heb ik u verteld over het leven van Jezus en zijn lessen en hoe Hij naar de hemel ging, nadat Hij zijn apostelen verdere aanwijzingen door de Heilige Geest had gegeven.

Gedurende de veertig dagen na zijn kruisiging is Hij van tijd tot tijd bij de apostelen geweest en bewees hun op allerlei manieren dat Hij leefde. Telkens weer sprak Hij met hen over het Koninkrijk van God. Tijdens een van deze ontmoetingen zei Hij dat zij Jeruzalem nog niet mochten verlaten: ‘Wacht eerst op wat de Vader beloofd heeft,’ zei Hij. ‘Ik heb al verteld wat er zal gebeuren. Johannes doopte met water, maar over enkele dagen zullen jullie met de Heilige Geest gedoopt worden.’

Terwijl zij zo bij elkaar waren, vroegen zij Hem: ‘Here, gaat U nu van Israël weer een vrij land maken, met een eigen koning?’ ‘Dat hoeven jullie niet te weten,’ antwoordde Hij. ‘Mijn Vader beslist hoe en wanneer bepaalde dingen gebeuren. Maar als de Heilige Geest op jullie neerkomt, zullen jullie kracht ontvangen om de waarheid over Mij te vertellen aan de mensen in Jeruzalem en ook in Judea en Samaria, en zelfs tot in de verste uithoeken van de wereld.’

Nadat Hij dit gezegd had, zagen zij hoe Hij omhoog ging in de lucht tot een wolk hem aan het gezicht onttrok. 10 Terwijl zij nog naar de lucht tuurden, stonden er plotseling twee mannen bij hen, met witte kleren aan. 11 ‘Galileeërs,’ zeiden zij, ‘wat staat u toch naar de lucht te kijken? Jezus is in de hemel opgenomen. Maar Hij zal net zo terugkomen als u Hem hebt zien weggaan.’

12 Daarop gingen zij van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Dat was een kwartier lopen. 13 In de stad aangekomen, gingen zij meteen door naar de bovenverdieping van het huis waar zij elkaar altijd ontmoetten: Petrus, Johannes, Jakobus, Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs, Mattheüs en Jakobus (de zoon van Alfeüs), Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus.

14 Voortdurend baden zij eensgezind met elkaar, samen met de vrouwen die met Jezus waren meegekomen, zijn moeder Maria en zijn broers. 15 Op een van die dagen ging Petrus staan om te spreken. Er waren op dat moment ongeveer honderdtwintig mensen bijeen.

16 ‘Vrienden,’ zei hij. ‘Wat er over Judas in de Boeken staat, moest gebeuren. Door David heeft de Heilige Geest gezegd hoe het met hem zou aflopen. Judas heeft de mensen die Jezus gevangen wilden nemen, de weg gewezen. 17 Hij was een van ons en had dezelfde opdracht als wij. 18 Met het geld dat hij voor zijn verraad had gekregen, werd een stuk grond gekocht. Zelf viel hij languit voorover en zijn buik scheurde open en al zijn ingewanden kwamen eruit. 19 Iedereen in Jeruzalem hoorde ervan. Daarom heet dat stuk grond ook Akeldama, wat bloedgrond betekent. 20 Dit klopt precies met wat er in de Psalmen van David staat: “Verander zijn woonplaats in een woestenij en laat er nooit meer iemand wonen” en “Laat een ander zijn taak overnemen!” 21 Iemand anders moet dus de plaats van Judas innemen. Het moet iemand zijn die al de tijd dat Jezus onder ons leefde, erbij geweest is, 22 vanaf de dag dat Jezus in de Jordaan werd gedoopt tot Hij in de hemel werd opgenomen. Hij moet, net als wij, kunnen vertellen dat hij zelf gezien heeft dat Jezus weer leeft.’

23 Zij stelden twee mannen voor: Jozef, die ook wel Barsabbas of Justus werd genoemd, en Mattias. 24 Zij vroegen God in gebed: ‘Here, U kent alle mensen door en door. Wilt U aanwijzen voor wie U kiest? 25 Laat hij apostel worden in de plaats van Judas, die afgeweken is van zijn taak.’ 26 Zij gingen erom loten wie het zou worden en het lot viel op Mattias. Voortaan was hij een van de twaalf apostelen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.