Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Exodus 15

Het lied van Mozes

15 Mozes en de andere Israëlieten zongen toen dit lied voor de Here:

‘Ik wil een lied voor de Here zingen, want Hij heeft een machtige overwinning behaald. De ruiters en de paarden wierp Hij in de zee.
De Here geeft mij kracht en een reden om te zingen. Hij heeft mij laten overwinnen. Hij is mijn God en ik zal Hem prijzen, Hij is mijn vaders God en ik zal Hem verheerlijken.
De Here is een oorlogsheld, zijn naam is Here.
De wagens en het leger van de farao liet Hij in de zee vergaan, de beroemde strijders verdronken.
Golven bedekten hen, terwijl zij als een steen naar de bodem zonken.
Uw rechterhand, Here, heeft een enorme kracht, uw rechterhand vernietigde onze vijand.
In uw majesteit vaagde U allen weg die tegen U durfden op te staan, uw toorn was als een vuur dat stro verbrandt.
De adem van uw neus stuwde wateren op en zij rezen op als muren langs ons pad. Het woelige water kwam midden in zee tot stilstand.
De vijand zei: “Ik achtervolg hen, versla hen en grijp de buit. Ik sla hen uiteen en dood hen met mijn zwaard.”
10 U blies met uw adem en de zee bedekte hen, zij zonken als lood in de machtige wateren.
11 Wie onder de goden is gelijk aan de Here, wie is zo heerlijk en heilig als U, bewonderenswaardig in roemrijke daden, niet te volgen in wonderlijk doen en laten?
12 U stak uw hand uit en de aarde slokte hen op.
13 In uw liefdevolle goedheid leidde U het verloste volk met uw kracht naar het heilige land.
14 Andere volken hoorden het en zij beefden van schrik, de angst sloeg de bewoners van Filistea om het hart.
15 Edoms stamhoofden schrokken, de machtigen van Moab huiverden van schrik, de bewoners van Kanaän sidderden.
16 Ontzetting en schrik overviel hen, zij versteenden, terwijl wij ongehinderd door hun land trokken. Wij—het volk dat U Zich hebt verworven—trokken veilig verder.
17 U brengt hen binnen en plant hen op de berg die U hebt beloofd, de plaats waar U thuis bent, Here, het heiligdom dat U hebt gesticht.
18 De Here zal voor altijd en eeuwig regeren.’

19 De paarden, ruiters en wagens van de farao achtervolgden ons door de zee, maar de Here liet de muren van water op hen vallen, terwijl het volk Israël over het droge pad ging.

20 Toen pakte de profetes Mirjam, de zuster van Aäron, haar tamboerijn en ging de andere vrouwen voor in een vrolijke reidans.

21 Mirjam zong dit lied:

‘Ik zing een lied voor de Here, want Hij heeft een machtige overwinning behaald, de ruiters en de paarden stortte Hij in zee.’

22 Toen liet Mozes de Israëlieten bij de Rietzee opbreken en zij trokken verder naar de woestijn Sur. Drie dagen lang trokken zij door die woestijn zonder water te vinden. 23 Zij kwamen aan in Mara, maar konden het water daar niet drinken omdat het bitter was. Daarom noemden zij die plaats ook Mara (Bitter). 24 Het volk keerde zich als één man tegen Mozes en zei: ‘Waar halen wij nu water vandaan?’ 25 Mozes vroeg hulp aan de Here en de Here wees hem een stuk hout aan, Mozes wierp het in het water en het werd zoet. Daar bij Mara legde de Here een aantal regels aan het volk op om te zien hoever hun toewijding ging. Hij zei: 26 ‘Als u naar de stem van de Here, uw God, luistert, Hem gehoorzaamt en doet wat recht is in zijn ogen, zal Ik u niet laten lijden onder de straffen die Ik de Egyptenaren heb gegeven. Want Ik, de Here, ben uw Heelmeester.’

27 Daarna kwamen zij in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen. Daar sloegen zij hun kamp op bij het water.

Lukas 18

Gelijkenissen van Jezus

18 Jezus vertelde zijn leerlingen een gelijkenis om duidelijk te maken dat men altijd moet blijven bidden, net zolang tot het antwoord komt. ‘In een stad was een rechter,’ begon Hij, ‘een goddeloze man die zich van niemand iets aantrok. Een weduwe uit die stad kwam telkens bij hem. Zij vroeg hem uitspraak te doen in een conflict tussen haar en haar tegenpartij. In het begin wilde hij lange tijd niets doen. Maar ten slotte begon ze op zijn zenuwen te werken. “Voor God ben ik niet bang,” dacht hij bij zichzelf. “En ik trek me van niemand iets aan. Maar ik heb schoon genoeg van die vrouw! Ik zal zorgen dat ze haar recht krijgt. Straks doet ze mij nog wat!” Als die onrechtvaardige rechter zoiets kan zeggen, zal God zeker recht doen aan zijn kinderen die Hem er dag en nacht om smeken! Zal Hij hen laten wachten? Nee! Hij zal hen vlug antwoorden. Maar het is de vraag of Ik, de Mensenzoon, bij de mensen geloof zal vinden als Ik terugkom.’

Daarna vertelde Hij een gelijkenis speciaal bedoeld voor degenen die opschepten over hun eigen goedheid en die op al de anderen neerkeken. 10 ‘Twee mannen gingen naar de tempel om te bidden. De ene was een Farizeeër die erg met zichzelf was ingenomen. De andere was een tolontvanger. 11 De Farizeeër stond rechtop en zei dit gebed: “Dank u, God, dat ik niet zo ben als alle zondaars. En zeker niet zoals die tolontvanger daar! Ik bedrieg niemand. Ik pleeg geen overspel. 12 Ik vast twee maal per week. En ik geef U tien procent van alles wat ik verdien.” 13 Maar de tolontvanger stond helemaal achterin de tempel. Hij durfde niet eens omhoog te kijken, terwijl hij aan het bidden was. Hij sloeg zich van berouw en verdriet op de borst en zei: “God, ik ben een zondaar. Wilt U mij in genade aannemen?” 14 Onthoud dit goed: die tolontvanger had vergeving van God ontvangen, toen hij naar huis ging. Maar die Farizeeër niet! Want wie erop uit is meer eer te krijgen dan hem toekomt, zal worden vernederd. Maar wie nederig is, zal eer ontvangen.’

Jezus zegent de kinderen

15 Op een dag brachten enkele mensen hun kleine kinderen bij Hem. Zij wilden graag dat Hij ze zou aanraken en zegenen. De leerlingen zeiden echter dat ze moesten weggaan. 16 Maar Jezus riep de kinderen bij Zich en zei tegen zijn leerlingen: ‘Laat die kinderen toch bij Mij komen! Houd ze niet tegen. Want het Koninkrijk van God is voor wie is zoals zij. 17 Het is zelfs zo dat wie niet het eenvoudige geloof van een kind heeft, niet eens in het Koninkrijk van God kan komen.’

Het eeuwige leven

18 Een vooraanstaande Jood kwam bij Hem met de vraag: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?’ 19 ‘Beseft u wel wat u zegt, als u Mij goed noemt?’ vroeg Jezus. ‘Er is toch niemand goed behalve God? 20 En wat uw vraag betreft, u weet best wat u moet doen. U mag geen overspel plegen. U mag niemand doodslaan. U mag niet stelen. U mag anderen niet vals beschuldigen. Heb eerbied voor uw vader en moeder.’ 21 De man antwoordde: ‘Van jongs af aan heb ik mij aan al die voorschriften gehouden.’ 22 ‘Toch is er iets dat u nog niet hebt gedaan,’ zei Jezus. ‘Verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen. Daardoor krijgt u een schat in de hemel. Kom daarna terug en ga met Mij mee.’ 23 Toen de man dat hoorde, ging hij heel verdrietig weg, want hij was erg rijk. 24 Jezus keek hem na en zei: ‘Wat is het voor rijke mensen moeilijk om in het Koninkrijk van God te komen! 25 Het is voor een kameel gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26 ‘Maar wie kan dan wel gered worden?’ vroegen de mensen die het hadden gehoord. 27 Hij antwoordde: ‘Wat bij de mensen niet kan, kan wel bij God.’

28 Petrus zei: ‘U weet dat wij alles hebben verlaten om U te volgen.’ 29 ‘Ja,’ antwoordde Jezus. ‘En wie huis, vrouw, broers, ouders of kinderen verlaat ter wille van het Koninkrijk van God, 30 zal nu al vele malen meer terugkrijgen. En in de toekomst krijgt hij het eeuwige leven.’

31 Hij nam de twaalf apart en zei: ‘Zoals jullie weten, gaan we naar Jeruzalem. Alles wat de profeten over Mij, de Mensenzoon, hebben geschreven, zal in vervulling gaan. 32 Ik zal in handen van de ongelovigen vallen. Ze zullen Mij bespotten, mishandelen en in mijn gezicht spugen. 33 Ze zullen Mij afranselen en doden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’ 34 Ze konden dit niet begrijpen en hadden geen idee wat Hij ermee bedoelde.

35 Niet ver van de stad Jericho zat een blinde man langs de weg te bedelen. 36 Toen hij zoveel mensen hoorde voorbijgaan, vroeg hij wat er aan de hand was. 37 ‘Jezus van Nazareth komt eraan,’ zei men. 38 De man begon onmiddellijk te roepen: ‘Jezus! Zoon van David! Heb medelijden met mij!’ 39 De mensen die voor Jezus uit liepen, zeiden tegen hem dat hij zijn mond moest houden. Maar hij trok zich er niets van aan en begon nog harder te schreeuwen: ‘Zoon van David! Heb medelijden met mij!’ 40 Jezus bleef staan. ‘Breng die blinde man eens bij Mij,’ zei Hij. 41 Hij vroeg hem: ‘Wat wilt u van Mij?’ ‘Here,’ zei de man. ‘Ik wil zo graag weer zien.’ 42 En Jezus zei: ‘Goed. Nu kunt u weer zien. Door uw geloof bent u genezen.’ 43 De man kon op dat moment weer zien. Hij ging met Jezus mee en prees God. De mensen die het hadden gezien, begonnen ook God te prijzen.

Job 33

Elihu wijst Job terecht

33 ‘Luister alstublieft naar wat ik te zeggen heb, Job.
Laat mij uitspreken, nu ik eenmaal het woord heb genomen.
Ik zal in alle oprechtheid de waarheid spreken.
De Geest van God heeft mij namelijk gemaakt en de adem van de Almachtige geeft mij leven.
Aarzel niet mij een antwoord te geven als u dat kunt.
Voor God ben ik volkomen gelijk aan u. Ik ben ook uit de aarde gevormd, net als u.
U hoeft niet bang voor mij te zijn. Ik ben er niet de man naar u in het nauw te drijven.
Ik heb u steeds weer horen zeggen:
“Ik ben rein, ik heb niet gezondigd, ik ben onschuldig.
10 En toch heeft God aanmerkingen op mij en beschouwt mij als zijn vijand.
11 Hij legt ketens om mijn enkels en kijkt scherp naar elke beweging die ik maak.”
12 Juist hierin hebt u ongelijk, dat u op deze wijze over God spreekt. Want God is veel groter dan de mens.
13 Waarom klaagt u bij God dat Hij niet antwoordt?
14 God spreekt wel degelijk—nu op de ene, dan op de andere wijze—hoewel de mens dat misschien niet opmerkt.
15 Bijvoorbeeld in dromen en in nachtelijke visioenen als een diepe slaap komt over mensen die op bed liggen.
16 Op zulke ogenblikken opent Hij hun oren en waarschuwt Hij hen
17,18 zodat zij van gedachten veranderen en ervoor zorgen niet trots te worden. Zij worden gewaarschuwd voor de straf op de zonde en leren goed op te letten dat zij niet op een of andere manier omkomen.
19 God kan een mens echter ook terechtwijzen door een ziekte, zodat hij met voortdurende pijn in zijn botten in bed moet blijven
20 en hij zijn eetlust verliest en zelfs voor het heerlijkste gerecht zijn neus optrekt.
21,22 Hij wordt broodmager en komt steeds dichter bij de afgrond en de machten van de dood.
23,24 Maar als een boodschapper uit de hemel aanwezig is die als voorspraak dient, een uit duizend die het als een vriend voor hem opneemt, dan zal Hij Zich over hem ontfermen en zeggen: “Maak hem vrij, hij zal niet sterven. Er is voor hem een losgeld betaald.”
25 Dan zal zijn lichaam weer zo gezond worden als dat van een kind, fris en jeugdig.
26 En als hij tot God bidt, zal God naar hem luisteren en hem antwoorden. Hij zal vreugde ervaren als hij het gezicht van de Here weer ziet en zijn rechtvaardigheid weer terugkrijgt.
27 Tegen zijn vrienden zal hij later zeggen: “Ik had gezondigd, maar God gaf mij niet de straf die ik had verdiend.
28 Hij liet mij niet sterven. Ik zal voortaan leven en veel meer van het licht genieten.”
29 Ja, God doet vaak zulke dingen met de mens,
30 tweemaal, zelfs driemaal zijn ziel terughalen uit de grafkuil, zodat hij het levenslicht kan blijven genieten.
31 Let daar goed op, Job. Luister naar wat ik nog meer te zeggen heb.
32 Maar als u nu al iets wilt zeggen, ga uw gang. Want ik zou zo graag willen dat uw onschuld wordt bewezen.
33 Maar zo niet, luister dan naar mij. Houdt u stil, terwijl ik u wijsheid leer!’

2 Corinthiërs 3

Gods nieuwe verbond

Moeten wij onszelf bij u aanbevelen? Of moeten wij, net als sommigen dat doen, een getuigschrift voor u meebrengen? Of dat aan u vragen? De enige brief die wij hebben, bent uzelf, een brief die in ons hart gegrift is. Door de verandering in uw leven kan iedereen zien dat wij een goed werk onder u hebben gedaan. Men kan zien dat u een brief van Christus bent, die door ons geschreven is, niet een brief met pen en inkt geschreven of in steen gebeiteld, maar een brief die door de Heilige Geest in harten van mensen gegrift is. Wij durven dit alleen maar over onszelf te zeggen, omdat wij er dankzij Christus op vertrouwen dat God ons zal helpen het waar te maken. Wij denken niet zelf iets van blijvende waarde te kunnen doen. Onze kracht en de resultaten komen alleen van God. Hij heeft ons geholpen anderen over zijn nieuwe verbond te vertellen. Dit is geen verbond door de wet, maar door de Heilige Geest. Want hoe men ook probeert de wet van God te houden, het eindigt altijd met de dood. Door de Heilige Geest komt er leven.

Toch begon het oude verbond, dat tot de dood leidde, met zoʼn stralend licht, dat de Israëlieten het niet konden verdragen naar Mozes te kijken. Want terwijl hij hun de wet gaf die zij moesten gehoorzamen, straalde zijn gezicht door de aanwezigheid van God. Maar dat was van voorbijgaande aard. Moeten wij dan niet een veel grotere glans verwachten, nu de Heilige Geest leven geeft? Als het verbond dat tot veroordeling leidt al zoʼn glans gaf, hoeveel meer moet dan de glans van het verbond zijn dat de mensen bij God brengt? 10 Sterker nog: de glans die van Mozesʼ gezicht afstraalde, was een flauw schijnsel vergeleken bij de schitterende glans van het nieuwe verbond. 11 Dus, als het oude verbond, dat toch weer zou verdwijnen, al een hemelse glans had, hoeveel sterker moet dan de glans van Gods nieuwe verbond zijn, omdat dat blijvend is.

12 Omdat wij hiernaar uitzien, kunnen wij Gods boodschap met grote vrijmoedigheid brengen. 13 Dat is een groot verschil met Mozes, die een doek over zijn hoofd droeg, zodat de Israëlieten niet zouden zien dat de glans langzaam van zijn gezicht verdween. 14 Niet alleen het gezicht van Mozes was bedekt, maar ook de gedachten en het inzicht van de mensen. Zelfs nu nog ligt er een sluier over de Boeken van het oude verbond wanneer ze worden voorgelezen. Deze sluier wordt alleen weggenomen door het geloof in Jezus Christus. 15 Ja, ook in deze tijd zijn zij verblind, als zij lezen wat Mozes geschreven heeft. 16 Maar als iemand zich tot de Here bekeert, wordt die sluier weggenomen. 17 De Here is de Geest, die leven geeft en waar Hij is, is vrijheid. 18 Wij, gelovigen, hebben geen sluier over ons gezicht. Wij zijn net spiegels, die het schitterende licht van de Here weerspiegelen. Terwijl zijn Geest in ons werkt, gaan wij steeds meer op Hem lijken.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.