Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Historical

Read the books of the Bible as they were written historically, according to the estimated date of their writing.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Handelingen 17-19

De rel in Tessalonika

17 Ze reisden via Amfipolis en Apollonia naar Tessalonika. Daar was een synagoge van de Joden. Paulus ging zoals altijd de synagoge in. Drie heilige rustdagen achter elkaar sprak hij over bepaalde delen uit de Boeken. Hij legde met behulp van deze gedeelten uit dat de Messias moest lijden en moest opstaan uit de dood. Hij legde ook uit dat Jezus die Messias is. En hij zei dat hij nu over Hem kwam vertellen. Een paar van hen geloofden hem. Ze sloten zich bij Paulus en Silas aan. Ook een groot aantal Grieken die God aanbaden en een groot aantal belangrijke vrouwen sloten zich aan.

Maar de Joden die niet wilden geloven, werden jaloers. Ze zochten een aantal kerels bij elkaar die op straat rondhingen. Ze stookten hen op om een rel te veroorzaken. De hele stad raakte in rep en roer. Ze bestormden het huis van Jason. Ze wilden Paulus en Silas naar de bestuurders van de stad slepen. Maar ze vonden hen daar niet. Daarom sleepten ze Jason met nog een paar broeders mee naar de bestuurders van de stad. En ze schreeuwden: "Die mannen die de hele wereld in rep en roer brengen, zijn ook hier gekomen! Jason heeft hen in huis gehaald! En ze zijn ongehoorzaam aan de keizer, want ze beweren dat er een andere koning is die Jezus heet!" Het werd een groot rumoer in de stad. Ook de bestuurders van de stad werden ongerust. Maar toen ze van Jason en de andere broeders losgeld hadden gekregen, lieten ze hen vrij.

Paulus en Silas vertrekken naar Berea

10 Maar de broeders lieten Paulus en Silas diezelfde nacht naar Berea vertrekken. Daar gingen ze naar de synagoge van de Joden. 11 Deze Joden reageerden veel beter dan de Joden in Tessalonika. Want ze luisterden naar Paulus en geloofden hem. Elke dag zochten ze in de Boeken op of het allemaal klopte wat hij zei. 12 Veel van hen gingen in Jezus geloven. Ook veel van de belangrijke Griekse mannen en vrouwen gingen in Jezus geloven.

13 Maar de Joden in Tessalonika merkten dat Paulus ook in Berea het woord van God bracht. Toen kwamen ze ook in Berea de mensen opstoken en onrustig maken. 14 De broeders lieten Paulus onmiddellijk vertrekken in de richting van de zee. Maar Silas en Timoteüs bleven in Berea.

15 Een aantal broeders reisde met Paulus mee tot aan Athene. Daarna gingen zij terug. Ze moesten Silas en Timoteüs vragen om zo gauw mogelijk naar Paulus in Athene te komen.

Paulus in Athene

16 Paulus wachtte in Athene op hen. Hij werd geïrriteerd door het grote aantal godenbeelden dat hij in de stad zag. 17 Daarom begon hij in de synagoge gesprekken met de Joden en met de andere mensen die God aanbaden. Ook op de markt praatte hij met de mensen die hij daar zag. 18 Hij sprak ook met een aantal filosofen. Sommigen van hen zeiden: "Wat moet die wijsneus toch?" Anderen zeiden: "Hij schijnt over andere goden te komen spreken." Want hij vertelde daar het goede nieuws van Jezus en van zijn opstanding uit de dood. 19 Ze namen Paulus mee naar de vergadering op de Areopagus-heuvel. En ze zeiden: "Zouden we ook mogen weten over wat voor nieuwe godsdienst jij het hebt? 20 Want je vertelt vreemde dingen. We willen graag weten waar het precies over gaat." 21 Want alle Atheners en alle buitenlanders die daar waren, wilden niets liever dan iets nieuws zeggen of horen.

Paulus' toespraak in Athene

22 Paulus antwoordde: "Mannen van Athene, ik zie dat jullie veel ontzag hebben voor de goden. 23 Want ik heb heel veel heiligdommen in jullie stad gezien. Ik heb zelfs een altaar gevonden waarop staat: 'Voor de onbekende god'. Over die God kom ik jullie vertellen. Jullie aanbidden Hem nu zonder dat jullie weten wie Hij is. 24 Maar Hij is de God die de wereld en alles heeft gemaakt. Hij is de Heer van hemel en aarde. Hij woont niet in tempels die door mensen zijn gemaakt. 25 Hij laat zich ook niet door mensen dienen omdat Hij Zelf iets nodig heeft. Want Hijzelf geeft aan iedereen leven en adem en alles. 26 Hij heeft uit één enkele mens alle volken gemaakt om over de hele aarde te gaan wonen. Hij heeft de grenzen vastgesteld van hun woongebieden. Hij heeft bepaald wanneer en hoelang zij zouden bestaan. 27 En Hij wil dat de mensen Hem zoeken. En als ze Hem zoeken, zullen ze Hem vinden. Want Hij is niet ver bij ons vandaan. 28 Want wij leven, bewegen en bestaan dankzij Hem. Dat hebben ook jullie eigen dichters gezegd: 'Wij lijken ook op hem.' 29 Wij lijken dus op God. Dan moeten we niet denken dat Hij een gouden of zilveren of stenen beeld is dat door mensen is gemaakt.

30 Vroeger stond God het toe dat wij niets van Hem af wisten. Maar nu zegt God dat alle mensen in Hem moeten geloven en moeten gaan leven zoals Hij het wil. 31 Want op een dag zal Hij over alle mensen van de aarde rechtvaardig rechtspreken. Hij heeft een Man aangewezen om op die dag Rechter te zijn. Om iedereen te bewijzen dat Hij díe Man heeft aangewezen, heeft Hij Hem uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt."

32 Toen de mensen hoorden over een opstanding uit de dood, lachten sommigen hem uit. Anderen zeiden: "We komen een andere keer nog wel eens naar je luisteren." 33 Paulus vertrok. 34 Maar een paar mensen sloten zich bij hem aan en gingen in Jezus geloven. Dat waren Dionysius (een rechter van de Areopagus), een vrouw die Damaris heette, en nog een paar andere mensen.

Paulus in Korinte

18 Paulus vertrok uit Athene en kwam in Korinte. Daar ontmoette hij een Jood die in Pontus in Italië geboren was. Hij heette Aquila. Hij was net met zijn vrouw Priscilla uit Italië aangekomen. Want keizer Claudius had bevolen dat alle Joden uit Rome moesten vertrekken. Paulus ging bij hen logeren. En omdat ze hetzelfde beroep hadden, bleef hij bij hem werken. Ze waren namelijk allebei tentenmaker van beroep. En elke heilige rustdag sprak Paulus in de synagoge. Dan probeerde hij Joden en Grieken ervan te overtuigen dat ze in Jezus moesten gaan geloven.

Silas en Timoteüs kwamen uit Macedonië aan in Korinte. Toen werd Paulus nog meer door de Heilige Geest aangemoedigd om de Joden uit te leggen dat Jezus de Messias is. Maar de Joden wilden hem niet geloven. Ze begonnen Paulus tegen te werken door slechte dingen over hem rond te vertellen. Daarom schudde hij het stof van zijn kleren om hen te waarschuwen voor hun ongehoorzaamheid. En hij zei tegen hen: "Jullie zijn zelf schuldig aan jullie dood. Ik heb er geen schuld aan. Voortaan zal ik niet meer naar de Joden gaan. Ik ga alleen nog naar de mensen van andere volken." En hij vertrok daar.

Hij kwam in het huis van iemand die Justus heette. Justus aanbad God. Zijn huis stond naast de synagoge. En Krispus, de leider van de synagoge, ging in de Heer geloven, met alle mensen die in zijn huis woonden. Veel van de Korintiërs die Paulus hoorden, gingen in Jezus geloven en lieten zich dopen.

Op een nacht zei de Heer in een droom tegen Paulus: "Wees niet bang. Spreek, en zwijg niet. 10 Want Ik ben met je. Niemand zal je kwaad durven doen. Want veel mensen in deze stad horen bij Mij." 11 Paulus woonde daar 1½ jaar lang en gaf de mensen les over het woord van God.

Paulus voor rechter Gallio

12 Maar toen Gallio de nieuwe bestuurder en rechter van Achaje werd, sleepten de Joden Paulus naar hem toe. 13 Ze zeiden: "Deze man probeert de mensen over te halen om God te aanbidden op een manier die verboden is door de wetten van onze godsdienst." 14 Paulus deed zijn mond al open om te antwoorden, maar rechter Gallio was hem voor. Hij zei tegen de Joden: "Als het hier zou gaan om een misdaad of iets dergelijks, zou ik natuurlijk naar jullie luisteren. 15 Maar het gaat over verschil van mening over een woord en over namen en over de wetten van jullie godsdienst. Dat moeten jullie zelf maar uitzoeken. Daar wil ik niet over rechtspreken." 16 En hij joeg hen weg uit de rechtszaal. 17 Toen grepen ze Sostenes, de leider van de synagoge. Ze sloegen hem naar de rechter toe. Maar rechter Gallio trok zich niets van hen aan en bemoeide zich er niet mee.

18 Paulus bleef daar nog een paar dagen. Toen nam hij afscheid van de broeders en zusters en voer naar Syrië. Priscilla en Aquila[a] gingen met hem mee. Maar voordat hij vertrok, liet hij zijn haar afknippen. Hij had namelijk zijn haar een poos niet laten knippen omdat hij een belofte aan God had gedaan.[b]

Paulus reist verder

19 Ze kwamen in Efeze. Priscilla en Aquila bleven in de stad, maar hijzelf ging naar de synagoge. Daar sprak hij met de Joden. 20 Ze vroegen hem om langer te blijven, maar dat wilde hij niet. 21 Hij nam afscheid van hen en zei: "Ik wil het komende feest in Jeruzalem vieren. Maar als God het wil, kom ik bij jullie terug." En hij vertrok per schip uit Efeze. 22 Hij voer naar Cesarea en ging daar aan land. Hij bezocht de gemeente in Jeruzalem en reisde toen verder naar Antiochië in Syrië. 23 Toen hij daar een tijd geweest was, vertrok hij weer. Hij reisde door de streek van Galatië en Frygië om het geloof van de leerlingen daar op te bouwen.

Apollos in Efeze

24 En er kwam een Jood naar Efeze die Apollos heette. Hij was in Alexandrië geboren. Hij had de Boeken goed bestudeerd en wist erg veel. 25 Hij geloofde in Jezus. Hij was heel vurig van geloof en gaf de mensen heel nauwkeurig les over Jezus. Maar hij kende alleen de doop van Johannes. 26 Vol geloof en zonder vrees gaf hij les in de synagoge. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem mee en legden hem de weg van God preciezer uit. 27 En toen Apollos wilde oversteken naar Achaje, moedigden de broeders hem aan om dat te doen. Ze schreven aan de leerlingen daar een brief dat ze hem vriendelijk moesten ontvangen. Toen Apollos daar was aangekomen, was hij door Gods liefdevolle goedheid een grote hulp voor de mensen die geloofden. 28 Want zonder ophouden bleef hij met behulp van de Boeken aan de Joden bewijzen dat Jezus de Messias is.

Paulus in Efeze

19 Terwijl Apollos in Korinte was, reisde Paulus door de noordelijke gebieden. Zo kwam hij ook in Efeze. Daar vond hij een aantal leerlingen. Hij vroeg aan hen: "Hebben jullie de Heilige Geest ontvangen toen jullie in Jezus gingen geloven?" Ze antwoordden: "We wisten niet eens dat er een Heilige Geest is." Toen vroeg hij: "Hoe zijn jullie dan gedoopt?" Zei zeiden: "Met de doop van Johannes." Maar Paulus zei: "Johannes' doop betekende dat je wilde gaan leven zoals God het wil. En Johannes zei tegen de mensen dat ze moesten geloven in de Man die na hem kwam. Dat is dus Jezus Christus." Toen ze dat hoorden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus. En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen. Ze begonnen in nieuwe talen van de Geest te spreken en te profeteren. Het waren ongeveer twaalf mannen.

Paulus ging ook naar de synagoge en sprak daar drie maanden lang, vol geloof en zonder vrees. Hij probeerde de mensen te overtuigen dat ze in het Koninkrijk van God moesten gaan geloven. Maar sommige mensen bleven koppig en eigenwijs. Ze wilden niet gehoorzamen aan wat hij hun leerde. Tegen de mensen die naar Paulus luisterden, bleven ze slechte dingen zeggen over de weg van God. Daarom ging Paulus bij hen weg en nam de leerlingen mee. Met hen sprak hij elke dag in de zaal van Tyrannus. 10 Dat bleef hij twee jaar lang doen. Zo hoorden alle Joden en Grieken in Asia het woord van de Heer.

11 En God deed heel bijzondere wonderen door Paulus. 12 De mensen brachten zelfs Paulus' zakdoeken en hoofddoeken naar de zieken toe. Als die op de zieken werden gelegd, werden de zieken gezond en gingen duivelse geesten uit hen weg.

De zonen van Sceva

13 Er waren ook een paar rondreizende Joden die duivelse geesten uit mensen wegjoegen. Ze waren op een keer zo brutaal om daarvoor de naam van de Heer Jezus te gebruiken. Ze zeiden: "Ik beveel je bij de Jezus over wie Paulus het heeft, om uit deze man weg te gaan!" 14 Het waren de zeven zonen van Sceva die dat deden. Sceva was een Joodse leider van de priesters. 15 Maar de duivelse geest antwoordde: "Jezus ken ik. Van Paulus heb ik gehoord. Maar wie zijn jullie?" 16 En de man in wie de duivelse geest zat, sprong op hen af en gaf hun ervan langs. Hij was zóveel sterker dan zij, dat ze zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten. 17 Alle Joden en Grieken die in Efeze woonden, hoorden ervan. En ze kregen diep ontzag voor Jezus en ze prezen Hem.

De tovenaars

18 Heel veel mensen die in Jezus waren gaan geloven, kwamen naar Paulus en vertelden wat ze voor verkeerde dingen hadden gedaan. 19 Een paar mannen die vroeger aan toverij hadden gedaan, brachten hun toverboeken bij elkaar en verbrandden ze. Iedereen kwam kijken. Er werd geschat dat die boeken ongeveer 50.000 zilverstukken waard waren geweest.

20 Zo groeide het woord van de Heer snel en werd steeds sterker.

21 Hierna maakte Paulus plannen om door Macedonië en Achaje naar Jeruzalem te reizen. Hij zei: "En als ik in Jeruzalem ben geweest, moet ik ook naar Rome gaan." 22 Hij stuurde twee van zijn helpers, Timoteüs en Erastus, alvast naar Macedonië. Maar zelf bleef hij nog een tijd in Asia.

De zilversmid Demetrius

23 Rond die tijd ontstond er een grote rel rond het goede nieuws. 24 Want er was een zilversmid, Demetrius, die zilveren tempeltjes maakte. Die tempeltjes waren een afbeelding van de tempel van de godin Artemis in Efeze. Veel mensen verdienden goed aan de verkoop van die tempeltjes. 25 Demetrius riep die mensen en de andere zilversmeden bij elkaar en zei: "Mannen, jullie weten dat we door dit werk rijk zijn geworden. 26 Nu zien en horen jullie wat deze Paulus doet. Hij heeft een hele grote groep mensen omgepraat om niet meer in onze godin Artemis te geloven. Dat doet hij niet alleen in Efeze, maar in heel Asia. Hij zegt dat goden die door mensen worden gemaakt geen goden zijn. 27 Nu wordt Artemis nog in heel Asia en in de hele wereld als godin aanbeden. Maar door hem lopen we het gevaar dat ons beroep straks niet meer meetelt. Door hem zal over enige tijd de tempel van de grote godin Artemis niet meer belangrijk zijn en zal Artemis niet langer beroemd zijn!"

28 Toen ze dit hoorden, werden ze woedend. Ze begonnen te schreeuwen: "De Artemis van Efeze is geweldig!" 29 De hele stad raakte in rep en roer en stormde als één man naar het plein. Ze sleurden Gajus en Aristarchus mee. Dat waren reisgenoten van Paulus uit Macedonië. 30 Paulus wilde er naartoe gaan, maar de leerlingen hielden hem tegen. 31 Hij werd zelfs door een paar bestuurders van Asia gewaarschuwd om niet naar het plein te gaan. Ze waren met Paulus bevriend en zeiden hem dat het er te gevaarlijk voor hem was.

De rel op het plein

32 Op het plein riep de één dit, de ander dat. De hele vergadering was één grote verwarring. De meeste mensen wisten niet eens waarvoor ze waren gekomen. 33 De Joden duwden Alexander naar voren om het woord te doen. Alexander wenkte met zijn hand om de mensen stil te krijgen. Hij wilde een toespraak beginnen tot het volk, om uit te leggen waarom ze naar het plein waren gekomen. 34 Maar toen de mensen merkten dat hij een Jood was, begonnen ze te schreeuwen: "De Artemis van Efeze is geweldig!" Dat deden ze twee uur lang. 35 Toen wist de schrijver van de stad de mensen weer rustig te krijgen. Hij zei namelijk: "Mannen van Efeze! De hele wereld weet dat de stad Efeze de bewaker is van de tempel van de machtige Artemis en van het beeld dat uit de hemel is gevallen. 36 Niemand twijfelt daaraan. Daarom moeten jullie je rustig houden en geen overhaaste dingen gaan doen. 37 Jullie hebben zomaar deze mannen gearresteerd. Maar ze zijn geen tempelrovers en ze hebben onze godin niet beledigd. 38 Als Demetrius en andere zilversmeden iets tegen hen hebben, moeten ze naar de rechter gaan. Jullie weten dat er rechtszittingen zijn en bestuurders. Laten ze daar dan naartoe gaan om deze mensen te beschuldigen. 39 Als jullie verder nog iets willen, moet daarover in een officiële vergadering worden beslist. 40 Want nu lopen we het gevaar dat we door de Romeinen worden beschuldigd van een opstand. Want we kunnen helemaal geen goede reden opgeven waarom er vandaag zo'n rel is." Met die woorden sloot hij de vergadering.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016