Read the Gospels in 40 Days
Jezus wijst nog meer leerlingen aan
10 Daarna wees de Heer Jezus nog 70 leerlingen aan. Hij stuurde hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij Zelf nog zou komen. 2 Hij zei tegen hen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen. 3 Ga nu op weg. Jullie zullen zijn als schapen tussen de wolven. 4 Neem geen geld of reistas of sandalen mee. Blijf niet staan praten onderweg. 5 Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: 'Ik wens dit huis vrede toe.' 6 Als de bewoner van dat huis jullie vrede waard is, zal jullie vrede over hem komen. Maar als hij jullie vrede niet waard is, zal jullie vrede bij jullie terugkomen. 7 Blijf in het huis waar je binnen gaat, en eet en drink wat de mensen daar aan jullie geven. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. Ga niet steeds naar een ander huis.
8 Als jullie in een stad komen waar de mensen naar jullie willen luisteren, eet dan wat de mensen jullie geven. 9 Genees er de zieken en zeg: 'Het Koninkrijk van God is bij jullie gekomen.' 10 Maar als jullie in een stad komen waar de mensen niet naar jullie willen luisteren, ga dan buiten op straat staan en zeg: 11 'Zelfs het stof van jullie stad dat aan onze voeten zit, kloppen we af, om jullie te waarschuwen voor jullie ongehoorzaamheid. Maar jullie moeten weten dat het Koninkrijk van God bij jullie is gekomen.' 12 Ik zeg jullie dat het voor Sodom en Gomorra[a] op de laatste dag minder erg zal zijn dan voor díe stad.
13 Pas maar op, Chorazin, en pas maar op, Betsaïda! Het zal slecht met jullie aflopen! Want als vroeger in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die nu in jullie zijn gebeurd, dan waren zij allang gaan leven zoals God het wil. 14 Het zal voor Tyrus en Sidon op de laatste dag minder erg zijn dan voor jullie, Chorazin en Betsaïda! 15 En jij, Kapernaüm, zul jij tot in de hemel worden opgetild? Nee, je zal in het dodenrijk neerdalen!
16 Als mensen naar jullie luisteren, dan luisteren ze eigenlijk naar Mij. En als mensen niet naar jullie willen luisteren, dan willen ze eigenlijk niet naar Mij luisteren. En als mensen niet naar Mij willen luisteren, zijn ze eigenlijk ongehoorzaam aan Hem die Mij heeft gestuurd."
De leerlingen komen bij Jezus terug
17 Na een poos kwamen de 70 leerlingen heel blij weer bij Jezus terug. En ze zeiden: "Heer, ook de duivelse geesten gehoorzamen ons in uw naam!" 18 Jezus zei: "Ik zag de duivel als een bliksem uit de hemel vallen. 19 Ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen. Ik heb jullie macht gegeven over het hele leger van de vijand. Niets zal jullie kwaad kunnen doen. 20 Maar wees er niet blij over dat de duivelse geesten jullie gehoorzamen. Wees er liever blij over dat jullie naam staat opgeschreven in de hemel."
21 Op dat moment werd Jezus vol van de blijdschap van de Heilige Geest en juichte: "Vader, Heer van de hemel en van de aarde, Ik dank U dat U aan eenvoudige mensen bekend heeft gemaakt, wat U voor wijze en verstandige mensen geheim heeft gehouden! Ja Vader, zo heeft U het willen doen. 22 De Vader heeft Mij alles gegeven. En niemand weet wie de Zoon is, behalve de Vader. En niemand weet wie de Vader is, behalve de Zoon én de mensen aan wie de Zoon het bekend heeft gemaakt."
23 Daarna zei Hij tegen de leerlingen: "Het is heerlijk voor jullie dat jullie dit allemaal mogen zien. 24 Want Ik zeg jullie: veel profeten en koningen hebben willen zien wat jullie zien, maar ze hebben het niet gezien. En ze hebben willen horen wat jullie horen, maar ze hebben het niet gehoord."
Het verhaal van de man uit Samaria
25 Er stond een wetgeleerde op die Jezus met een strikvraag in de val wilde laten lopen. Hij zei: "Meester, wat moet Ik doen om het eeuwige leven te krijgen?" 26 Jezus zei tegen hem: "Wat staat er in de wet van Mozes? Wat lees je daar?" 27 Hij antwoordde: "Houd van je Heer God met je hele hart en je hele ziel en alles wat je hebt en je hele verstand. En houd ook net zoveel van je broeders[b] als van jezelf." 28 Jezus zei tegen hem: "Je hebt een goed antwoord gegeven. Doe dat, dan zul je leven." 29 Maar hij deed alsof hij wilde uitleggen waarom hij Hem dat gevraagd had. Daarom zei hij tegen Jezus: "Maar wíe zijn dan mijn broeders?"
30 Jezus antwoordde: "Er reisde eens een man van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door rovers. Ze sloegen hem halfdood en beroofden hem van alles wat hij had. Daarna gingen ze weg en lieten hem zo liggen. 31 Er reisde toevallig ook een priester langs die weg. Hij zag de man wel liggen, maar liep met een boog om hem heen. 32 Daarna kwam er een tempeldienaar langs, maar ook hij liep met een boog om hem heen.[c] 33 Daarna kwam er een man uit Samaria langs.[d] Toen hij dichtbij was gekomen en hem zag, kreeg hij medelijden met hem. 34 Hij ging naar hem toe en verzorgde de wonden met olijf-olie en wijn. Daarna verbond hij hem, zette hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg. Daar verzorgde hij hem verder. 35 De volgende dag gaf hij de herbergier twee zilverstukken en zei tegen hem: 'Zorg voor deze man. En als zijn verzorging méér kost, dan zal ik je dat betalen wanneer ik terugkom.' 36 Wat denk je. Wie van deze drie mensen is nu een broeder geweest voor de man die door de rovers was overvallen?" 37 De wetgeleerde antwoordde: "De man die goed voor hem is geweest." Jezus zei tegen hem: "Ga, en doe hetzelfde."
Marta en Maria
38 Onderweg naar Jeruzalem kwam Jezus ergens in een dorp. Daar vroeg een vrouw, Marta, Hem om bij haar thuis te komen eten. 39 Marta had een zus, Maria. Maria ging naar Jezus zitten luisteren. 40 Maar Marta had het druk met het bedienen van Jezus. En ze ging naar Jezus toe en zei: "Heer, vindt U het dan helemaal niet erg dat mijn zus mij al het werk alleen laat doen? Zeg haar alstublieft dat ze me moet komen helpen!" 41 Maar de Heer Jezus antwoordde haar: "Marta, Marta, jij maakt je bezorgd en druk over allerlei dingen. 42 Maar eigenlijk is er maar één ding nodig. Maria heeft het goede gekozen. Dat zal haar niet worden afgenomen."
Lessen over bidden
11 Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij weer opstond, vroeg één van zijn leerlingen Hem: "Heer, leer ons bidden. Johannes leerde óók zijn leerlingen bidden." 2 Hij zei tegen hen: "Wanneer jullie bidden, zeg dan: Onze hemelse Vader, laten alle mensen diep ontzag voor U krijgen. Laat uw Koninkrijk komen. Laat op aarde worden gedaan wat Ú wil, net zoals in de hemel wordt gedaan wat U wil. 3 Geef ons elke dag het eten dat we nodig hebben. 4 Vergeef ons wat we verkeerd doen, zoals wij ook de mensen vergeven die verkeerd tegen óns doen. En stel ons niet op de proef, maar red ons van het kwaad."
5 Hij zei tegen hen: "Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat en zegt: 'Vriend, wil je mij alsjeblieft drie broden lenen. 6 Want een vriend van mij is op reis en wil nu bij mij overnachten. Maar ik heb helemaal geen eten voor hem in huis.' 7 En stel dat die vriend dan zou zeggen: 'Stoor me niet! De deur is al dicht en we liggen allemaal al in bed. Ik kan je nu geen brood geven.' 8 Ik zeg jullie: zelfs al wil hij eigenlijk niet opstaan om je die broden te geven, toch zal hij ze je geven. Hij zal je zoveel geven als je nodig hebt. Niet omdat je zijn vriend bent, maar omdat je zo brutaal bent geweest.
9 Daarom zeg Ik jullie: bid, want dan zul je krijgen. Zoek, want dan zul je vinden. Klop, want dan zal er voor je worden opengedaan. 10 Want iedereen die bidt, zal krijgen. En iedereen die zoekt, zal vinden. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. 11 Geen één vader geeft toch zijn zoon een steen als hij om een brood vraagt? Of een slang als hij om een vis vraagt? 12 Of een schorpioen als hij om een ei vraagt? 13 Dus ook al zijn jullie slecht, toch kunnen jullie goede dingen aan jullie kinderen geven. Dan zal jullie hemelse Vader toch zéker de Heilige Geest geven als mensen Hem daarom bidden?"
Jezus en Beëlzebul
14 Op een keer joeg Jezus weer een duivelse geest uit een man weg. Door die geest kon de man niet praten. Toen de geest uit hem was weggegaan, kon de man weer praten. En de grote groepen mensen waren heel verbaasd. 15 Maar sommige mensen zeiden: "Hij jaagt de geesten weg met de hulp van Beëlzebul, de leider van de duivelse geesten." 16 Andere mensen wilden Hem uitdagen en vroegen Hem daarom om een teken van God om te bewijzen wie Hij was. 17 Maar Hij wist wat ze dachten. En Hij zei tegen hen: "Als een koninkrijk uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal dat koninkrijk zichzelf vernietigen. En als een familie uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal die familie zichzelf vernietigen. 18 Als ook de duivel tegen zichzelf strijdt, hoe zou zijn koninkrijk dan kunnen blijven bestaan? Want jullie zeggen dat Ik met de hulp van Beëlzebul de duivelse geesten uit mensen wegjaag. 19 En als Ik dat met de hulp van Beëlzebul doe, door wie doen jullie zonen het dan? Daarom zullen zij jullie rechters zijn. 20 Maar als Ik door de kracht van God de duivelse geesten uit mensen wegjaag, dan is het Koninkrijk van God bij jullie gekomen. 21 Als een sterke, goed bewapende man zijn huis bewaakt, zijn al zijn spullen veilig. 22 Maar stel dat er een overvaller komt die sterker is dan hij. Dan verslaat die hem, ontwapent hem en neemt de buit mee.
23 Iedereen die niet vóór Mij is, is tégen Mij. En iedereen die niet samen met Mij de mensen bij elkaar verzamelt voor mijn Koninkrijk, die jaagt ze uit elkaar.
24 Als een duivelse geest uit een mens is weggejaagd, dwaalt die geest door droge, levenloze plaatsen om rust te vinden. Maar als hij geen rust vindt, zegt hij: 'Ik ga terug naar het huis waaruit ik ben weggejaagd.' 25 Als hij daar komt, ziet hij dat het is schoongeveegd en netjes opgeruimd. 26 Dan gaat hij zeven andere geesten zoeken die nog slechter zijn dan hijzelf. Samen gaan ze naar binnen en blijven er wonen. Dan wordt het met die persoon nog erger dan eerst."
27 Toen Hij dit zei, riep een vrouw in de grote groep mensen luid: "Wat heerlijk voor een moeder om zo'n zoon te hebben!" 28 Maar Jezus zei: "Wat heerlijk is het als mensen Gods woorden horen en ze ook doen!"
De mensen vragen Jezus om een teken
29 Toen zich grote groepen mensen om Jezus heen verzamelden, zei Jezus: "Jullie zijn slecht. Jullie willen een teken zien dat bewijst wie Ik ben. Maar jullie zullen geen ander teken te zien krijgen dan het teken van de profeet Jona. 30 Want net zoals Jona[e] een teken was voor de bewoners van de stad Ninevé, zo zal ook de Mensenzoon een teken voor júllie zijn. 31 Op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zal ook de koningin van het Zuiden (= Scheba) opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zal jullie veroordelen. Want zíj is van heel ver gekomen om de wijsheid van koning Salomo te horen. Let op: Ik ben belangrijker dan Salomo, maar júllie hebben niet naar Mij willen luisteren. 32 En op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zullen ook de bewoners van Ninevé opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zullen jullie veroordelen. Want de bewoners van Ninevé zijn gestopt met de slechte dingen die ze deden. Ze zijn gaan leven zoals God het wil toen Jona hen waarschuwde. Let op: Ik ben belangrijker dan Jona, maar júllie zijn niet beter gaan leven."
Licht en donker
33 Jezus zei: "Als je een olielamp aansteekt, zet je hem daarna niet in de kelder of onder een emmer. Nee, je zet hem ergens hoog neer, zodat de mensen die binnen komen het licht zien. 34 Je ogen zijn de lamp van je lichaam. Als je manier van kijken goed is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Maar als je manier van kijken slecht is, is je hele lichaam donker. 35 Zorg ervoor dat wat licht in jullie moet zijn, niet donker is. 36 Als je hele lichaam verlicht is en geen één deel donker is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Net zoals wanneer een lamp met zijn licht op je schijnt."
Jezus zegt wat Hij van de Farizeeërs en wetgeleerden vindt
37 Een Farizeeër nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam binnen en ging aan tafel zitten. 38 De Farizeeër was verbaasd toen hij zag dat Jezus niet eerst zijn handen en voeten waste voor het eten.[f] 39 Maar de Heer Jezus zei tegen hem: "Maar wat doen jullie dan, Farizeeërs? Jullie wassen de buitenkant van bekers en borden schoon, maar zelf zijn jullie van binnen vol diefstal en slechtheid. 40 Wat zijn jullie toch dom! Hij die de buitenkant heeft gemaakt, heeft toch ook de binnenkant gemaakt? 41 Maar geef wat in de bekers en op de borden is aan de arme mensen, dan zullen júllie schoon zijn.
42 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie geven keurig een tiende deel[g] van de pepermuntblaadjes, de peterselie en de andere kruiden aan God. Maar jullie houden geen rekening met Gods oordeel en Gods liefde. Maar daar moeten jullie wél rekening mee houden, én ook de tienden geven.
43 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie willen graag vooraan zitten in de synagoge en op de markt worden gegroet.
44 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Jullie zijn zó schijnheilig! Want jullie zijn net als graven die onzichtbaar onder het gras liggen: de mensen lopen er overheen zonder dat ze weten wat er voor viezigheid onder hun voeten is."
45 Eén van de wetgeleerden antwoordde Hem: "Meester, daarmee beledigt U ook óns!" 46 Maar Hij zei: "Passen jullie ook maar op, wetgeleerden! Het zal ook met jullie slecht aflopen. Want jullie leggen de mensen allerlei moeilijke leefregels op, maar zelf hebben jullie geen zin om je daaraan te houden.
47 Pas maar op! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie bouwen prachtige grafmonumenten voor de profeten van vroeger die door jullie voorouders zijn vermoord. 48 Zo laten jullie zelf zien dat jullie het eens zijn met wat jullie voorouders hebben gedaan. Want zíj hebben hen vermoord, en júllie bouwen de grafmonumenten! 49 Daarom zegt God in zijn wijsheid: 'Ik zal profeten en boodschappers naar hen toe sturen. Jullie zullen sommigen van hen doden, anderen wegjagen.' 50 Jullie soort mensen zal later gestraft worden voor het bloed van al de profeten die zijn vermoord sinds God de aarde maakte. 51 Vanaf het bloed van Abel[h] tot het bloed van Zacharia[i] die werd vermoord tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg jullie dat jullie soort mensen daarvoor zal worden gestraft.
52 Pas maar op, wetgeleerden! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie hebben het de mensen onmogelijk gemaakt om God te leren kennen. Jullie hebben zelf God niet leren kennen, en jullie hebben mensen die Hem wel wilden leren kennen, tegengehouden!"
53 Toen Hij dat gezegd had, begonnen de wetgeleerden en de Farizeeërs Hem heftig uit te dagen met vragen over allerlei dingen. 54 Want ze probeerden Hem in de val te laten lopen om Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Waarschuwingen
12 Intussen waren er duizenden mensen gekomen. Ze drongen dicht tegen elkaar aan. Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: "Pas op voor de gist van de Farizeeërs. Daarmee bedoel Ik hun schijnheiligheid. 2 Alles wat bedekt is, zal zichtbaar worden. En alles wat geheim is, zal bekend worden. 3 Daarom zal alles wat jullie in het donker hebben gezegd, in het licht worden gehoord. En alles wat jullie achter gesloten deuren in een oor hebben gefluisterd, zal van de daken worden geroepen. 4 Vrienden, Ik zeg jullie: wees niet bang voor hen die het lichaam kunnen doden, maar daarna niets meer kunnen doen. 5 Ik zal jullie zeggen voor wie jullie bang moeten zijn: wees bang voor Hem die, nadat Hij heeft gedood, de macht heeft om in de hel te gooien. Luister goed! Ik zeg jullie: wees bang voor Hém!
6 Jullie weten dat vijf mussen worden verkocht voor maar twee muntjes. Maar niet één van die mussen is door God vergeten. 7 Ook weet Hij precies hoeveel haren jullie op je hoofd hebben. Wees niet bang! Want jullie zijn belangrijker dan een heleboel mussen bij elkaar.
8 Ik zeg jullie: als je er tegen de mensen voor uit durft te komen dat je bij Mij hoort, dan zal Ik ook tegen de engelen van God ervoor uitkomen dat jij bij Mij hoort. 9 Maar als je niet tegen de mensen wil zeggen dat je bij Mij hoort, zal Ik ook van jou niet tegen de engelen van God willen zeggen dat jij bij Mij hoort. 10 Mensen die beledigende dingen zeggen over de Mensenzoon, zullen daarvoor vergeving kunnen krijgen. Maar mensen die expres de Heilige Geest beledigen, zullen daarvoor géén vergeving kunnen krijgen.
11 Wanneer de mensen jullie gevangen nemen en bij de leiding van de synagogen brengen, of bij mensen die regeren en macht hebben, maak je dan geen zorgen wat jullie tegen hen moeten zeggen. 12 Want de Heilige Geest zal jullie op het juiste moment vertellen wat jullie moeten zeggen."
Het verhaal van de rijke man
13 Iemand uit de grote groep mensen zei tegen Jezus: "Meester, zeg alstublieft tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen." 14 Maar Jezus zei tegen hem: "Wie zegt dat Ik jullie rechter of scheidsrechter ben?" 15 En Hij zei tegen de mensen: "Let goed op dat je niet hebzuchtig bent. Want ook als je alles hebt wat je hebben wil, betekent dat niet dat je ook je leven bezit. Je leven is niet van jezelf."
16 Hij legde hun dat uit met een verhaal: "Er was eens een rijke man. Zijn akkers hadden een grote oogst opgeleverd. 17 En hij dacht bij zichzelf: 'Wat zal ik doen? Want ik heb geen ruimte genoeg om de hele oogst op te bergen.' 18 Hij bedacht: 'Ik weet al iets. Ik zal mijn schuren afbreken en grotere schuren bouwen. Daar zal ik dan al mijn graan en al mijn rijkdommen in opbergen. 19 Nu heb ik heel veel. Het is genoeg voor járen. Nu kan ik rustig aan doen. Ik ga lekker eten en drinken en feestvieren.' 20 Maar God zei tegen hem: 'Jij dwaas! Vannacht nog zal je leven van je teruggevraagd worden. En voor wie heb je dan zoveel verzameld?'
21 Zó zal het gaan met de mensen die voor zichzélf schatten verzamelen, maar geen schat hebben bij God."
Niet bezorgd zijn
22 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Daarom zeg Ik tegen jullie: maak je nergens zorgen over. Niet of je wel te eten zal hebben. Ook niet of je wel kleren zal hebben om aan te trekken. 23 Het leven is toch belangrijker dan het eten? En het lichaam is toch belangrijker dan de kleding? 24 Kijk eens naar de vogels. Ze zaaien niet, ze maaien niet en ze bewaren niets in voorraadkamers of schuren. God geeft ze te eten. Jullie zijn toch veel belangrijker dan de vogels? 25 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één centimeter groeien of ook maar één dag langer leven? 26 Als jullie dan zelfs zoiets kleins niet kunnen, waarom zouden jullie je dan bezorgd maken over de rest?
27 En kijk eens naar de lelies. Ze spinnen niet en weven niet. Maar Ik zeg jullie dat zelfs koning Salomo met al zijn rijkdom er niet zo schitterend uitzag als die bloemen. 28 Het gras staat er maar één dag, want morgen wordt het in de oven gegooid. Toch kleedt God dat gras zó mooi aan met bloemen. Dan zal Hij jullie toch zeker óók aankleden? Wat is jullie geloof toch klein! 29 Jullie moeten je geen zorgen maken over wat je moet eten of drinken. Jullie hoeven nergens bezorgd over te zijn. 30 De mensen van de andere volken doen dat wél. Maar jullie hemelse Vader weet dat jullie deze dingen nodig hebben. 31 Geef het Koninkrijk van God de eerste plaats in jullie leven. Dan zullen jullie al die andere dingen ook van je Vader krijgen.
32 Wees niet bang, mijn kleine kudde! Want jullie Vader heeft besloten jullie het Koninkrijk te geven. 33 Verkoop wat je hebt en geef het geld aan de arme mensen. Zorg dat je zo in de hemel een geldbuidel maakt die niet leeg raakt, een schat die nooit opraakt. Daar kan geen dief er aankomen, en kan geen mot het opeten. 34 Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn."
De terugkomst van Jezus
35+36 Jezus zei: "Zorg ervoor dat jullie altijd klaar staan. Jullie moeten zijn als dienaren die op hun heer wachten wanneer hij terugkomt van zijn bruiloft. Ze zorgen ervoor dat de lampen aan zijn. Want zodra hij aanklopt, willen ze hem opendoen. 37 Wat is het heerlijk voor hen als ze goed wakker zijn op het moment dat hun heer terugkomt. Want Ik zeg jullie dat hij hen dan aan tafel zal uitnodigen en hen zelf zal bedienen. 38 Als hij kort voor middernacht komt, of zelfs na middernacht, en ziet dat ze wakker zijn, zal dat heerlijk voor hen zijn.
39 Onthoud goed: als de bewoner van een huis had geweten hoe laat de dief zou komen, dan zou hij opgebleven zijn. Hij zou niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Daarom moeten jullie ook goed opletten. Want de Mensenzoon zal onverwachts komen."
41 Petrus zei: "Heer, is dit verhaal alleen voor ons bedoeld, of ook voor de andere mensen?" 42 De Heer Jezus zei: "Ik heb het over de trouwe en verstandige dienaar die van zijn heer de leiding heeft gekregen over de andere dienaren. Hij moet voor hen zorgen. 43 Als de heer terugkomt en ziet dat de dienaar met zijn werk bezig is, zal dat heerlijk zijn voor die dienaar. 44 Luister goed! Ik zeg jullie dat zijn heer hem de leiding zal geven over alles wat hij bezit.
45 Maar stel dat die dienaar bij zichzelf zou zeggen: 'Mijn heer blijft nog wel een poosje weg.' En stel dat hij de dienaren en dienaressen zou gaan mishandelen en zelf een lui leventje zou gaan leiden met veel eten en drinken. 46 Dan komt zijn heer onverwachts terug, op een moment dat de dienaar hem niet verwacht. En zijn heer zal hem straffen en hem behandelen als een misdadiger. 47 Een dienaar die wist wat zijn heer wilde, maar het niet heeft gedaan, zal een zware straf krijgen. 48 Maar iemand die niet wist wat de wil van zijn heer was en verkeerde dingen heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als aan iemand veel is gegeven, zal er veel van hem worden gevraagd. En als aan iemand veel is toevertrouwd, zal er veel van hem worden geëist.
49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te gooien. En wat zou Ik graag willen dat het al brandde! 50 Maar Ik moet eerst nog bepaalde dingen meemaken, dingen die Ik verschrikkelijk vind! 51 Denken jullie dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op de aarde? Nee, Ik zeg jullie dat Ik juist verdeeldheid kom brengen. 52 Want vanaf nu zullen vijf mensen in één huis tegen elkaar verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. 53 Ze zullen verdeeld zijn: vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder."
54 Hij zei ook tegen de mensen: "Als jullie een wolk zien aankomen in het westen, zeggen jullie onmiddellijk: 'Er komt regen,' en dat gebeurt ook. 55 En als jullie zien dat de wind uit het zuiden waait, zeggen jullie: 'Het gaat heet worden,' en dat gebeurt ook. 56 Wat zijn jullie toch schijnheilig! Jullie weten wel precies de betekenis van wat jullie aan de lucht zien. Maar waarom begrijpen jullie dan niet de betekenis van wat jullie in deze tijd zien gebeuren?
57 En waarom bedenken jullie niet uit jezelf wat goed is om te doen? 58 Stel dat je iemand nog geld moet betalen en hij neemt je mee naar de rechter. Dan kun je maar beter proberen het onderweg met hem in orde te maken. Anders sleept hij je voor de rechter en de rechter zal je in de gevangenis laten gooien. 59 Ik zeg jullie dat je daar zal zitten totdat je de laatste cent hebt betaald."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016