Print Page Options Listen to Reading
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the CSB. Switch to the CSB to read along with the audio.

Het Boek (HTB)
Version
1 Koningen 5-6

De voorbereidingen voor de tempel

Koning Hiram van Tyrus was altijd al een groot bewonderaar en vriend van David geweest. Toen hij hoorde dat Davids zoon Salomo de nieuwe koning van Israël was geworden, stuurde hij ambassadeurs om zijn felicitaties en de beste wensen over te brengen. 2,3 Salomo antwoordde met een voorstel over de tempel van de Here die hij wilde bouwen. ‘Mijn vader David,’ zo legde Salomo koning Hiram uit, ‘was niet in staat zoʼn tempel te bouwen wegens de talloze oorlogen die hij moest voeren en omdat hij wachtte tot de Here hem vrede gaf.’ ‘Maar nu,’ zo deelde Salomo Hiram mee, ‘heeft de Here, mijn God, mij aan alle kanten vrede gegeven, ik heb geen last van buitenlandse vijanden of binnenlandse opstanden. Daarom ben ik van plan een tempel te bouwen voor de Here, mijn God, precies zoals Hij mijn vader heeft gezegd dat ik zou doen. Want de Here zei tegen hem: “Uw zoon, die Ik op uw troon zal plaatsen, zal een tempel voor Mij bouwen.” Nu wil ik u vragen of u mij bij deze onderneming kunt helpen. Stuur uw houthakkers naar de bergen van de Libanon om cederhout voor mij te kappen, dan zal ik mijn mannen naar hen toesturen om daarbij te helpen. Ik zal uw mannen de lonen betalen die zij vragen, want u weet dat niemand in Israël zoveel verstand heeft van houthakken als de Sidoniërs!’

Hiram was erg blij met de boodschap van Salomo. ‘Geprezen zij de Here dat Hij David zoʼn wijze zoon heeft gegeven om koning te zijn van het grote volk Israël,’ zei hij. Toen stuurde hij Salomo het volgende antwoord: ‘Ik heb uw boodschap ontvangen en zal graag aan uw wens voldoen. Ik zal voor zowel cederhout als cipressenhout zorgen. Mijn mannen zullen het hout van de Libanon naar de Middellandse Zee brengen en er vlotten van bouwen. Wij zullen ze langs de kust vervoeren naar de plaats waar u ze wilt hebben. Daar aangekomen, halen wij de vlotten weer uit elkaar en leveren wij het hout af. U kunt mij betalen met voedsel voor mijn hofhouding.’ 10 Zo bezorgde Hiram Salomo zoveel cederhout en cipressenhout als hij nodig had 11 en in ruil daarvoor stuurde Salomo hem een jaarlijkse betaling van vijf miljoen liter tarwe voor zijn hofhouding en vijfduizend liter pure olijfolie.

12 Zo gaf de Here Salomo grote wijsheid, zoals Hij had beloofd. En Hiram en Salomo sloten een vriendschapsverdrag.

13 Toen riep Salomo uit heel Israël dertigduizend arbeiders op 14 en stuurde hen in groepen van tienduizend man per maand naar de Libanon. Iedere man was dus één maand in de Libanon en twee maanden thuis. Adoniram was belast met de leiding over deze grote onderneming. 15,16 Salomo had in de heuvels van de Libanon ook nog eens zeventigduizend dragers, tachtigduizend steenhouwers en drieëndertighonderd voormannen aan het werk. 17 De steenhouwers hakten grote steenblokken van een waardevolle kwaliteit uit, die moesten dienen als fundamenten voor de tempel. 18 De Giblieten hielpen de mannen van Hiram en Salomo bij het op maat hakken van de boomstammen en het pasklaar maken van de kostbare steenblokken voor de bouw van de tempel.

Salomo start met de bouw van de tempel

In de lente van het vierde regeringsjaar van koning Salomo begon deze met de eigenlijke bouw van de tempel. Dit was vierhonderdtachtig jaar nadat het volk Israël uit de slavernij in Egypte was bevrijd. De tempel was 27 meter lang, 9 meter breed en 13,5 meter hoog. Het voorportaal van de tempel was 9 meter lang en 4,5 meter diep. Overal in het gebouw werden smalle ramen aangebracht. Over de volle lengte van de tempel werd aan beide zijden, langs de buitenmuren, een aanbouw met kamers gemaakt. Deze aanbouw telde drie verdiepingen, waarvan de onderste 2,25 meter, de middelste 2,7 meter en de bovenste 3,15 meter breed was. De kamers waren aan de tempelmuren bevestigd met balken die op blokken rustten die uit de muur staken, de balken zaten dus niet in de muur vast. De stenen die voor de bouw van de tempel werden gebruikt, waren in de steengroeve pasklaar gemaakt. De hele bouw werd uitgevoerd zonder dat ook maar ergens het geluid van een hamer, bijl of ander gereedschap werd vernomen op het bouwterrein. De onderste verdieping met kamers was vanaf de rechterkant van de tempel toegankelijk en daar liep ook een wenteltrap omhoog naar de tweede verdieping. Een andere trap leidde van de tweede naar de derde verdieping. Toen de bouw van de tempel was voltooid, dekte Salomo alles, ook de balken en pilaren, af met cederhouten panelen. 10 Zoals gezegd, stond langs de zijden van de tempel een aanbouw met cederhouten balken bevestigd aan de tempelmuren. Elke verdieping van deze aanbouw was 2,25 meter hoog.

11,12 Toen gaf de Here Salomo de volgende boodschap over de tempel die hij aan het bouwen was: ‘Als u doet wat Ik zeg en al mijn geboden gehoorzaamt, zal Ik doen wat Ik tegen uw vader David heb gezegd: 13 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen en hen nooit in de steek laten.’

14 Daarna voltooide Salomo de bouw van de tempel. 15 Het hele interieur, van de vloer tot aan het dak, was betimmerd met cederhout en op de vloer lagen planken van cipressenhout. 16 De negen meter lange kamer aan het uiterste einde van de tempel—het Heilige der Heiligen—was eveneens van de vloer tot aan het dak met cederhout betimmerd. 17 Het overige deel van de tempel, buiten het Heilige der Heiligen, was achttien meter lang. 18 Door de hele tempel was de cederhouten betimmering versierd met houtsnijwerk van bloemknoppen en geopende bloemen. Van de stenen muur was niets meer te zien. 19 De achterste kamer was de plaats waar de ark van het verbond van de Here geplaatst zou worden. 20 Dit binnenste heiligdom was negen meter lang, breed en hoog. De muren en het plafond werden overtrokken met puur goud en Salomo maakte een cederhouten altaar voor deze kamer. 21,22 Daarna overtrok hij ook het interieur van de rest van de tempel met goud, inclusief het cederhouten altaar dat voor het Heilige der Heiligen stond. Tevens vervaardigde hij een gordijn, hangend aan gouden kettingen, dat de toegang tot het Heilige der Heiligen afsloot.

23-28 In het binnenste heiligdom plaatste Salomo twee afbeeldingen van engelen van olijfhout, elk 4,5 meter hoog. Zij werden zó neergezet dat hun uitgestrekte vleugels van muur tot muur reikten en hun andere vleugels elkaar in het midden van de kamer raakten. Elke vleugel was 2,25 meter lang, zodat iedere engel van vleugeltip tot vleugeltip 4,5 meter mat. De beide engelen werden overtrokken met goud. 29 Engelenfiguren, palmbomen en open bloemen werden uitgesneden in de muren van de beide kamers in de tempel 30 en de vloer van de beide vertrekken werd overtrokken met goud. 31 De deurposten van de ingang tot het binnenste heiligdom namen een vijfde deel van de breedte van de muur in beslag 32 en de twee olijfhouten deuren van de toegang waren ook versierd met uitgesneden figuren van cherubs, palmbomen en open bloemen, alles weer overtrokken met goud. 33 Daarna maakten zij de olijfhouten deurposten van de ingang van de tempel, die een kwart van de breedte van de muur besloegen. 34 Er waren twee vouwdeuren van cipressenhout en elke deur was zo geconstrueerd dat hij door middel van scharnieren tegen de muur kon worden geklapt. 35 Ook in deze deuren waren cherubs, palmbomen en bloemen uitgesneden die zorgvuldig met goud waren overtrokken. 36 De muur van de binnenste voorhof bestond uit drie rijen uitgehouwen stenen en één rij cederhouten stammen. 37 De fundering voor de tempel werd gelegd in de tweede maand van het vierde regeringsjaar van Salomo 38 en het hele gebouw was volledig afgebouwd in de achtste maand van zijn elfde regeringsjaar. De bouw duurde dus zeven jaar.

Handelingen 7:1-29

Stefanus voor de Hoge Raad

De hogepriester vroeg: ‘Is het waar wat zij zeggen?’ Stefanus antwoordde: ‘Broeders en vaders van ons volk, luister! Toen Abraham nog in Mesopotamië woonde, verscheen God aan hem en zei: “Verlaat uw land en uw familie en ga naar het land, dat Ik u zal wijzen.” Hij trok weg uit zijn vaderland en ging naar Charan. Daar bleef hij wonen tot zijn vader, die met hem mee was gegaan, stierf. Daarna leidde God hem naar dit land, waar u nu woont. Maar God gaf hem er niets van in eigendom, nog geen meter. God beloofde het aan Abrahams nakomelingen te geven, hoewel hij nog steeds geen kinderen had. God zei: “Uw nakomelingen zullen vierhonderd jaar in een vreemd land wonen, ze zullen daar slaven zijn en slecht behandeld worden. Maar het volk dat hen onderdrukt, zal Ik straffen. Daarna zal uw volk wegtrekken en Mij hier op deze plaats dienen en eren.” God zei tegen Abraham dat hij en al zijn nakomelingen besneden moesten worden. Dat zou het teken zijn van Gods verbond met hem. Later werd zijn zoon Isaak geboren. Toen die acht dagen oud was, werd hij besneden. Hetzelfde deed Isaak later bij zijn zoon Jakob. En Jakob deed het ook weer bij zijn twaalf zonen, die de stamvaders van ons volk zijn.

Een van Jakobs zonen, Jozef, werd door zijn broers als slaaf verkocht, omdat ze jaloers waren. Jozef kwam in Egypte terecht, maar God liet hem niet aan zijn lot over. 10 Hij haalde hem telkens weer uit de moeilijkheden en gaf hem veel wijsheid. Daardoor kwam Jozef in de gunst bij de farao, de koning van Egypte, die hem aanstelde als gouverneur. Jozef kreeg het bestuur over heel Egypte en over de hofhouding van de farao. 11 In die tijd brak er in Egypte en Kanaän een zware hongersnood uit, zodat Jakob en zijn familie niets meer te eten hadden. 12 Jakob hoorde dat er in Egypte nog wel voedsel was te krijgen en stuurde zijn zonen er naar toe. Later stuurde hij hen nog eens. 13 Bij deze tweede keer vertelde Jozef dat hij hun broer was en hij stelde hen voor aan de farao.

14 Daarna liet Jozef zijn oude vader Jakob en zijn hele familie overkomen, bij elkaar vijfenzeventig mensen. 15 Jakob bleef in Egypte wonen en is daar ook gestorven. Ook zijn zonen hebben er tot hun dood gewoond. 16 Hun lichamen werden naar Sichem overgebracht en in het graf gelegd dat Abraham voor veel geld van de familie van Chamor had gekocht.

17 De tijd dat God zijn belofte aan Abraham zou waarmaken, kwam steeds dichterbij. Het volk werd in Egypte groter en groter. 18 Maar toen er een nieuwe koning kwam, die Jozef niet gekend had, zag het er niet best voor hen uit. 19 Op een sluwe manier wist die koning ons volk het leven zuur te maken. Hij verplichtte hen zelfs hun pasgeboren kinderen buiten neer te leggen, in weer en wind en aan hun lot over te laten, zodat het volk niet meer zou groeien. 20 In die tijd werd Mozes geboren. Hij was in Gods ogen een mooi kind en de eerste drie maanden werd hij door zijn ouders verzorgd. 21 Maar toen zij hem niet langer verborgen konden houden, legden zij hem te vondeling, waarna hij werd gevonden door de dochter van de farao. Zij nam hem aan en zorgde voor hem als haar eigen kind. 22 Hij kreeg een grondige opleiding in de Egyptische wetenschap en was krachtig in zijn handel en wandel.

23 Toen Mozes veertig jaar was, besloot hij te gaan kijken hoe het met de Israëlieten ging, die waren tenslotte zijn eigen volk. 24 Hij ging er naar toe en zag dat een van hen door een Egyptische opzichter mishandeld werd. Mozes nam het voor hem op en sloeg de Egyptenaar dood. 25 Hij dacht dat zijn volk wel zou begrijpen dat God hem had aangewezen om hen te bevrijden. Maar dat begrepen zij niet! 26 De volgende dag was Mozes er weer en zag twee Israëlieten met elkaar vechten. Hij probeerde hen te laten ophouden en zei: “Waarom doen jullie elkaar kwaad? Jullie zijn toch broeders!” 27 Maar de man die begonnen was, zei tegen Mozes: “Waar bemoeit u zich mee? Denkt u dat u onze leider en rechter bent? 28 Of wilt u mij soms ook doodslaan, zoals gisteren die Egyptenaar?” 29 Mozes schrok daar erg van en vluchtte het land uit. Hij ging in Midian wonen en kreeg daar twee zonen.

Psalmen 127

127 Een bedevaartslied van Salomo.

Als de Here de bouw van een huis niet zegent,
is alle moeite nutteloos.
Ook staat de wachter voor niets op wacht,
als niet de Here de werkelijke bescherming over de stad geeft.
Het is zinloos als u vroeg opstaat
en tot diep in de nacht ploetert.
God geeft zijn kinderen wat zij nodig hebben in de slaap.
Kinderen zijn een geschenk van de Here.
Hij beloont u met een nageslacht.
Zoals de pijl in zijn hand de soldaat zekerheid geeft,
beloven ook uw kinderen veel voor de toekomst.
Gelukkig is degene wiens koker vol zit met zulk soort pijlen.
Hij heeft de zekerheid ook in zijn ouderdom veilig te zijn.

Spreuken 16:28-30

28 Een slecht mens is een constante bron van ruzie en een stiekeme roddelaar weet zelfs de beste vriendschap kapot te maken.
29 Een gewelddadig mens tracht ook de ander aan te steken en leidt hem zo op de verkeerde weg.
30 Hij sluit zijn ogen om zich beter te kunnen concentreren op zijn slechte plannen en voert ze ook uit, met samengeknepen lippen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.