Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

The Daily Audio Bible

This reading plan is provided by Brian Hardin from Daily Audio Bible.
Duration: 731 days

Today's audio is from the NLT. Switch to the NLT to read along with the audio.

Het Boek (HTB)
Version
Numeri 26:52-28:15

52,53 Toen zei de Here tegen Mozes: ‘Verdeel het land onder de stammen, in verhouding tot hun grootte. 54 De grotere stammen krijgen meer land, de kleinere minder. 55,56 Laat de vertegenwoordigers van de grote stammen loten om de grote stukken land en laat de kleine stammen hetzelfde doen om de kleinere stukken.’

57 Dit zijn de families van de Levieten die in de telling werden meegerekend: de Gersonieten, genoemd naar hun voorvader Gerson. De Kehatieten, genoemd naar hun voorvader Kehat. De Merarieten, genoemd naar hun voorvader Merari.

58,59 Dit zijn de families die voortkwamen uit de bovengenoemde families: de Libnieten, de Chebronieten, de Machlieten, de Musieten en de Korchieten.

Een van de nakomelingen van Levi was Jochebed. Zij trouwde met Amram, een nakomeling van Kehat. Zij waren de ouders van Aäron, Mozes en hun zuster Mirjam. 60 Aärons kinderen waren Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. 61 Maar Nadab en Abihu stierven toen zij onheilig vuur aan de Here offerden.

62 Het aantal Levieten bij de telling bedroeg 23.000, waarbij alle mannen van één maand en ouder werden meegerekend. Maar de Levieten telden niet mee bij het bepalen van het totaal aantal Israëlieten, want de Levieten kregen geen land.

63 Dit waren de uitkomsten van de telling die werd gehouden door Mozes en de priester Eleazar, terwijl Israël tegenover Jericho verbleef, op de vlakten van Moab bij de Jordaan. 64,65 Onder dit aantal Israëlieten was er niet één die ook was geteld bij de vroegere telling in de Sinaï-woestijn! Want de mensen die indertijd werden geteld, waren gestorven zoals de Here had bevolen toen Hij van hen zei: ‘Zij zullen sterven in de woestijn.’ De enige uitzonderingen waren Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.

Jozua als leider aangesteld

27 1,2 Op een dag kwamen de dochters van Selofchad bij de ingang van de tabernakel met een verzoek aan Mozes, de priester Eleazar, de stamleiders en de anderen die daar bijeen waren. Deze vrouwen hoorden bij de stam van Manasse, de zoon van Jozef. Hun voorvader was Machir, de zoon van Manasse. Machirs zoon Gilead was hun overgrootvader, diens zoon Chefer was hun grootvader en diens zoon Selofchad hun vader. De namen van de vrouwen waren Machla, Noa, Hogla, Milka en Tirsa. ‘Onze vader stierf in de woestijn,’ zeiden zij. ‘Hij hoorde niet bij de mannen die werden gedood wegens Korachs rebellie tegen de Here, maar hij is om zijn eigen zonden gestorven. Hij had geen zonen. Zou de naam van onze vader moeten verdwijnen, omdat hij geen zonen had? Wij vinden dat wij net zoveel recht op grond hebben als de broers van onze vader.’

Mozes ging met deze vraag naar de Here. 6,7 En de Here gaf Mozes als antwoord: ‘De dochters van Selofchad hebben gelijk, geef hun land, net zoals hun ooms hebben gekregen. Geef hun het land dat hun vader zou hebben gekregen als hij nog in leven was. En zeg tegen het volk dat als iemand sterft zonder zonen te hebben, zijn erfenis overgaat op zijn dochters. Als hij geen dochter heeft, dan zullen zijn broers van hem erven. 10 En als hij ook geen broer heeft, dan zal zijn bezit naar zijn ooms gaan. 11 Maar als hij geen ooms heeft, dan zal zijn naaste bloedverwant van hem erven.’

12 Op een dag zei de Here tegen Mozes: ‘Beklim de berg Abarim en kijk over de rivier naar het land dat Ik het volk Israël heb gegeven. 13 Nadat u het land hebt gezien, zult u net als uw broer Aäron sterven, 14 want u hebt mijn bevelen in de wind geslagen in de woestijn Sin. Toen de Israëlieten opstandig waren, hebt u Mij in hun ogen niet geheiligd door het water te bevelen uit de rots te komen.’ Hiermee doelde Hij op de gebeurtenissen bij Meriba in Kades, in de woestijn Sin.

15 Toen zei Mozes tegen de Here: 16 Here, U bent de God die aan al wat leeft de levensadem schenkt, stelt U alstublieft een nieuwe leider aan over het volk. 17 Een man die hen in alle opzichten kan leiden, zodat uw volk niet achterblijft als schapen zonder herder.’

18 De Here antwoordde: ‘Haal Jozua, de zoon van Nun. Hij is een man die de Geest in zich heeft, leg uw hand op hem 19 en breng hem bij de priester Eleazar. Geef hem in het bijzijn van het hele volk het leiderschap en de verantwoordelijkheid voor het volk. 20 Doe dat in het openbaar zodat het hele volk hem zal gehoorzamen. 21 Hij zal namens het volk aan Eleazar vragen wat de wil van de Here is. De Here zal door de Urim, de orakelstenen, tegen Eleazar spreken en Eleazar zal de opdrachten aan Jozua doorgeven. Op die manier zal de Here hun leiding blijven geven.’

22 Mozes deed wat de Here hem had opgedragen. Hij bracht Jozua bij de priester Eleazar, in het bijzijn van het volk. 23 Mozes legde zijn handen op hem en vertelde hem wat zijn taak als leider was.

Offers aan de Here

28 De Here gaf Mozes de volgende instructies om aan de Israëlieten door te geven: ‘De offers die u op het altaar verbrandt voor Mij, zijn mijn voedsel en doen Mij een groot genoegen. Zorg er daarom voor dat zij regelmatig worden geofferd op de manier, die Ik heb voorgeschreven. Als u Mij een brandoffer brengt, moet u eenjarige lammeren zonder gebrek nemen. Elke dag moeten twee lammeren worden geofferd als een regelmatig brandoffer. Het ene ʼs morgens, het andere tegen de avond. Bij die lammeren moet ook een spijsoffer van 2,2 liter meelbloem gemengd met 0,9 liter olie, worden geofferd. Dit is het brandoffer, dat op de berg Sinaï is ingesteld om regelmatig te worden geofferd als een aangename geur, een vuuroffer voor de Here. Daarbij zal ook het drankoffer, 0,9 liter sterke wijn per lam, worden geofferd door het in het heiligdom voor de Here uit te gieten. Offer het tweede lam tegen de avond met hetzelfde spijs- en drankoffer. Ook dat is een aangename geur voor de Here, een offer gebracht met vuur. 9,10 Op de sabbat moeten—naast de normale offers—twee eenjarige lammeren worden geofferd. Zij moeten vergezeld gaan van een spijsoffer van 4,4 liter fijn meel vermengd met olie en het gewone drankoffer.

11 Op de eerste dag van een nieuwe maand zal een extra brandoffer aan de Here worden gebracht. Dat offer moet bestaan uit twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken. 12 Bij elke stier moet een spijsoffer worden gebracht van 6,6 liter meelbloem, gemengd met olie. Het spijsoffer voor de ram moet bestaan uit 4,4 liter meelbloem, vermengd met olie. 13 Het spijsoffer voor elk lam zal bestaan uit 2,2 liter meelbloem, gemengd met olie. Dit brandoffer zal met vuur worden geofferd en erg aangenaam zijn voor de Here. 14 Samen met elk offer zal een drankoffer worden gebracht: 1,8 liter wijn voor elke jonge stier, 1,2 liter voor de ram en 0,9 liter voor elk lam. Dit offer zal elke maand van het jaar worden gebracht. 15 Op de eerste dag van een nieuwe maand zult u ook een bok als zondoffer aan de Here offeren. Dit offer staat apart van het dagelijkse brandoffer en het begeleidende drankoffer.

Lukas 3:1-22

De boodschap van Johannes de Doper

Keizer Tiberius was al vijftien jaar aan het bewind. Pilatus was gouverneur van Judea, Herodes gouverneur van Galilea, zijn broer Filippus gouverneur van Iturea en Trachonitis, en Lysanias gouverneur van Abilene. Annas en Kajafas waren de hogepriesters van de Joden. Toen Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn was, hoorde hij de stem van God. Daarna trok hij de hele Jordaanvallei door en riep de mensen op zich tot God te bekeren. Door zich te laten dopen, konden zij tonen dat zij dat echt wilden. Hun zonden zouden dan ook worden vergeven. Het was met Johannes als wat de profeet Jesaja zei: ‘Luister! Ik hoor de stem van iemand die roept in de woestijn: baan een weg voor de Here, maak zijn wegen recht. Vul de dalen op en vlak de heuvels af, maak de bochtige paden recht en zorg dat alle oneffenheden vlak worden gemaakt. Dan zullen alle mensen de Redder zien die door God gestuurd wordt.’

De mensen kwamen in drommen naar Johannes om zich te laten dopen. Maar hij zei tegen hen: ‘Stelletje sluwe slangen! Wie heeft u verteld dat u aan het komende oordeel van God kunt ontsnappen? Laat eerst maar eens in uw leven zien dat u zich bekeerd heeft en denk niet dat u vrijuit gaat omdat u van Abraham afstamt. Want Ik verzeker u dat God zelfs deze stenen in kinderen van Abraham kan veranderen. De bijl van Gods oordeel ligt al aan de wortel van de bomen: elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid.’ 10 De mensen vroegen: ‘Maar wat moeten wij dan doen?’ 11 ‘Als u twee jassen hebt,’ antwoordde hij, ‘geef dan één ervan aan iemand die er geen heeft. Als u eten over hebt, geef het aan iemand die honger heeft.’ 12 Er kwamen zelfs tolontvangers, berucht om hun afzetterij, die zich wilden laten dopen. ‘Meester, hoe moeten wij nu leven?’ vroegen zij. 13 ‘Wees voortaan eerlijk,’ antwoordde Johannes, ‘en vraag niet meer tol dan voorgeschreven is.’ 14 ‘En wij?’ vroegen een paar soldaten. ‘Hoe moeten wij leven?’ Johannes antwoordde: ‘Pers niemand iets af. Gebruik geen geweld of valse beschuldigingen om meer geld te krijgen. Wees tevreden met uw soldij.’

15 In die tijd verwachtte iedereen dat de Christus gauw zou komen. Overal vroeg men zich af of Johannes het was. 16 Maar Johannes zei hierover tegen iedereen: ‘U hebt gezien dat ik in water doop. Maar na mij komt er Iemand die belangrijker is dan ik. Ik ben het niet eens waard de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. 17 Hij zal het kaf van het koren scheiden. Het koren zal Hij in zijn schuur brengen, maar het kaf zal Hij verbranden in een vuur dat nooit uitgaat.’ 18 Met vele van dergelijke waarschuwingen sprak hij de mensen toe.

19 Gouverneur Herodes, die al heel wat slechte dingen had gedaan, maakte een einde aan Johannesʼ optreden door hem gevangen te nemen. 20 Want Johannes had in het openbaar gezegd dat het niet goed was dat Herodes samenleefde met Herodias, de vrouw van zijn broer.

21 In de tijd dat Johannes nog vrij was, mengde Jezus Zich tussen de mensen om gedoopt te worden. Na zijn doop, terwijl Hij in gebed was, 22 ging de hemel open en streek de Heilige Geest als een duif op Hem neer. Een stem uit de hemel zei: ‘U bent mijn geliefde Zoon. U verheugt mijn hart.’

Psalmen 61

61 Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen bij snarenspel.

Hoort U mijn smeken wel, o God?
Luister toch naar mijn gebed.
Vanuit de verste uithoek van het land
roep ik U, ik kan niet meer!
Wilt U mij naar een plaats brengen
waar ik zelf niet kan komen?
Een plaats waar ik veilig ben?
U hebt mij immers altijd beschermd,
bij U schuilde ik altijd tegen de vijand.
Laat mij toch altijd in uw huis mogen blijven.
Laat mij bij U mogen schuilen,
veilig onder uw vleugels.
O God, U hebt mijn geloften gehoord,
al uw volgelingen ontvangen uw erfenis.
Geef de koning een lang leven
en laat zijn nageslacht altijd regeren.
Geef dat hij U ook altijd trouw zal volgen,
laten uw goedheid, liefde en trouw
hem altijd beschermen.
Dan zal ik voortdurend uw lof zingen
en elke dag mijn geloften nakomen.

Spreuken 11:16-17

16 Een vrouw krijgt eer door haar bevalligheid, een man krijgt rijkdom door zijn kracht.
17 Een zachtaardig en vriendelijk mens doet zichzelf goed, maar een wreed mens schaadt zichzelf.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.