Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Chronological

Read the Bible in the chronological order in which its stories and events occurred.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Job 6-9

Job antwoordt Elifaz

Maar Job antwoordde hem:

Begrepen jullie maar echt hoe verdrietig ik ben!
Kon mijn verdriet maar op een weegschaal worden gewogen!
Dan zouden jullie zien dat het zwaarder is dan al het zand van de zee bij elkaar.
Ik kan er geen woorden voor vinden.
Want de Allerhoogste God heeft mij met zijn pijlen geraakt.
Het gif trekt in mijn hart.
Gods rampen staan als een leger tegenover mij.

Als een ezel groen gras te eten heeft, balkt hij dan?
Als een koe bij een volle voerbak staat, loeit hij dan?
Is iets wat nergens naar smaakt, zonder zout te eten?
Zit er smaak aan het wit van een rauw ei?
Wat heb ik aan jouw woorden?
Ze zijn als eten zonder zout! Ik hoef ze niet!
Waarom luistert God niet naar mijn gebed?
Waarom geeft Hij mij niet waar ik zo naar verlang?
Verpletterde God mij maar in één keer!
Liet Hij mij maar eindelijk los en maakte Hij er een eind aan!
10 Dat zou mij troosten en mij blij maken.
Het zou wel pijn doen, maar ik zou blij zijn.
Want ondanks alles ben ik nooit ontrouw aan Hem geweest.

11 Ik heb geen kracht meer over.
Ik heb niets meer te verwachten.
Waarom zou ik nog langer willen leven?
12 Ik ben toch niet van steen?
Mijn lichaam is toch niet van koper?
13 Ik ben helemaal hulpeloos.
Ik weet me geen raad meer.

14 Een mens die geen medelijden toont met een vriend in nood,
heeft geen ontzag voor de Almachtige God.
15 Ik kan niet vertrouwen op mijn vrienden.
Ze zijn zo onbetrouwbaar als het water in een beek.
16 Eerst bruist de beek vol van water,
als het ijs en de sneeuw op de bergen smelten.
17 Maar als het warm wordt, stroomt er steeds minder water in.
En als het zomer is, is er niets van overgebleven.
18 De beek kronkelt de berg af,
slingert de woestijn in en verdwijnt daar.
19 Karavanen uit Tema zoeken ernaar.
Reizigers uit Scheba verwachten een beek te vinden.
20 Maar ze komen bedrogen uit.
Als ze bij de beek komen, zien ze dat hij droog staat.

21 Jullie zijn net als zo'n beek: ik kan niet op jullie rekenen.
Zodra jullie zien hoe erg het met mij is, raken jullie in paniek.
Jullie geven mij niet de troost waar ik op hoopte.
22 Heb ik jullie soms gevraagd mij iets te geven?
Heb ik jullie soms om een geschenk gevraagd waarmee ik mijn vijanden kan afkopen?
23 Heb ik jullie gevraagd om mij te redden uit de macht van schurken?
Of gevraagd om losgeld voor mij te betalen aan mijn tegenstanders?
24 Vertel mij wat ik verkeerd gedaan heb.
Ik zal mijn mond houden als ik weet wat er fout was.
25 Wees eerlijk tegen mij, want daar heb ik iets aan.
Maar wat heb ik aan jullie beschuldigingen?
26 Waarom vinden jullie het verkeerd wat ik zeg?
Jullie luisteren helemaal niet naar mij.
Zien jullie dan niet dat ik wanhopig ben?
27 Jullie zouden een weeskind nog kwaad doen.
Jullie zouden je beste vriend nog in de val laten lopen.
28 Maar kijk me nu toch eens goed aan:
zie dan toch dat ik niet tegen jullie lieg!
29 Houd toch op met jullie onzin.
Luister alsjeblieft naar me.
Stop met domme dingen te zeggen, want ik heb gewoon gelijk!
30 Heb ik soms zitten overdrijven?
Ik weet toch over wat voor rampen ik praat? (lees verder)

Job antwoordt Elifaz (vervolg)

Een mens heeft een zwaar leven op aarde.
Hij moet zo lang en zo hard werken als een knecht.
Hij moet net zo hard zwoegen als een slaaf die snakt naar schaduw,
als een knecht die uitkijkt naar het moment dat hij betaald wordt, aan het eind van de dag.
Net zo zwaar zijn voor mij de afgelopen maanden geweest.
Mijn leven is zinloos, de nachten zijn vreselijk.
Als ik ga slapen, denk ik: "Was de nacht maar voorbij!"
Het wordt later en later en ik lig maar te woelen tot het ochtend wordt.
Mijn lichaam zit vol met wormen en vuil.
Mijn huid zweert en is overal kapot.
Mijn leven gaat sneller voorbij
dan een spoel door het weefgetouw van de wever.
Mijn dagen gaan voorbij zonder enige hoop.
Vóórdat ik het weet, is mijn leven over,
zo snel als één enkele zucht.
Ik zal geen gelukkige dagen meer meemaken.
Nu zien jullie mij nog, maar al heel gauw zal ik er niet meer zijn.
Als jullie mij zoeken, zal ik opeens verdwenen zijn.
Zoals een wolk wegdrijft en verdwijnt,
zo verdwijnen ook de mensen in het graf en komen niet meer terug.
10 Ze komen nooit meer terug naar huis.
Hun gezin ziet hen nooit meer.

11 Ik kan niet zwijgen.
Ik móet spreken over mijn ellende.
Ik móet klagen over mijn verdriet.
12 God, ben ik soms zo gevaarlijk als de zee of als een zeemonster,
dat U mij dag en nacht bewaakt?
13 Als ik denk dat ik mij in bed beter zal voelen,
dat ik minder pijn en verdriet zal hebben als ik lig,
14 maakt U mij bang met nare dromen.
Verschrikkelijke nachtmerries heb ik.
15 Ik stik nog liever, ik ben liever dood,
dan dat ik dit allemaal moet meemaken.
16 Ik heb er genoeg van, ik zou toch al niet voor altijd blijven leven!
Laat me met rust, God, want mijn leven is zinloos.

17 Wat is een mens nu eigenlijk,
dat U hem zoveel aandacht geeft?
18 Moet U nu echt elke morgen komen
en mij elke dag op de proef stellen?
19 Wanneer zult U me eindelijk met rust laten?
Ik krijg de kans niet eens om mijn speeksel in te slikken!
20 Zelfs als ik U ongehoorzaam ben geweest,
wat heeft dat Ú voor kwaad gedaan, Bewaker van de mensen?
Waarom heeft U het op mij gemunt?
Waarom maakt U het mij zo moeilijk?
21 En waarom vergeeft U mij dan niet wat ik verkeerd heb gedaan?
Waarom doet U het niet gewoon weg?
Want al heel snel zal ik in het graf komen te liggen.
Dan zult U mij zoeken, maar ik zal er niet meer zijn.

Het antwoord van Bildad

Toen zei Bildad, de vriend uit Suach, tegen Job:

Wanneer houd je eens op met die onzin?
Hoelang zul je nog tekeer gaan als een orkaan?
Wil je soms zeggen dat God onrechtvaardig is?
Zou de Almachtige God oneerlijk zijn?
Je kinderen zullen Hem wel ongehoorzaam zijn geweest,
en daarvoor heeft Hij hen gestraft.
Maar als jij nu naar God toe gaat
en Hem om genade smeekt,
als jijzelf helemaal niets verkeerds hebt gedaan,
dan zal Hij heus wel voor je opkomen.
Dan zal Hij zorgen dat het weer goed gaat met je, omdat je dat verdient.
Dan zul je zien dat het in de toekomst nog beter met je zal gaan
dan je het vroeger ooit gehad hebt.
Vraag het maar aan de oude mensen.
En ga maar na hoe het met hun voorouders is gegaan.
Maar wij leven nog maar pas en weten niets.
Wij zijn pas heel kort op deze aarde.
10 Maar de oude mensen zullen het je vertellen.
Ze zullen uit hun hart spreken.

11 Kan papyrus groeien als er geen moeras is?
Kan riet groeien zonder water?
12 Nee, het zou sneller verdrogen dan andere grassen.
Het zou verdroogd zijn voordat je het ergens voor had kunnen gebruiken.
13 Mensen die zich niets van God aantrekken, zijn als riet zonder water.
Plotseling is het afgelopen met hen.
14 Dat waar zo iemand op vertrouwt,
blijkt stuk te gaan onder zijn handen.
Het is alsof hij vertrouwt op een huis van spinrag.
15 Hij vertrouwt op dat huis, maar het stort in.
Hij probeert het overeind te houden, maar het zakt in elkaar.
16 Hij is als een sappige boom die in de volle zon staat.
Zijn takken groeien breed uit in zijn tuin.
17 Zijn wortels vinden water in de grond.
Ze boren zich tussen de stenen door.
18 Maar als de boom uit de grond wordt gerukt, mist de grond hem niet.
Net zó mist niemand zo'n mens als God hem uit het leven wegrukt.
19 Dat is alles wat het leven hem heeft gegeven.
Er komt in zijn plaats vanzelf wel iemand anders.

20 Luister: mensen die leven zoals God het wil,
zal Hij nooit in de steek laten.
Maar slechte mensen helpt Hij niet.
21 Op een dag zal Hij ervoor zorgen dat je weer kan lachen.
Hij zal ervoor zorgen dat je weer zal kunnen juichen.
22 Maar de mensen die nu je vijanden zijn,
zullen bedrogen uitkomen.
Het zal slecht aflopen met de mensen die zich niets van God aantrekken.

Job antwoordt Bildad

Maar Job antwoordde:

Jazeker, ik weet wel dat dat zo is.
Hoe zou een mens gelijk kunnen hebben tegenover God?
Als je met God van mening zou verschillen,
zou je Hem op nog niet één van duizend vragen antwoord kunnen geven.
God is zo wijs en machtig!
Wie zou zich tegen God kunnen verzetten en in leven blijven?

God verplaatst bergen zonder dat een mens het merkt.
Als Hij kwaad is, keert Hij ze om.
Hij laat de aarde beven op haar fundamenten.
Haar fundamenten schudt Hij.
Als Hij het beveelt, gaat de zon niet op.
Als Hij het zegt, geven de sterren geen licht.
Hij zet helemaal alleen de hemel neer boven de aarde.
Hij loopt over de hoge golven van de zee.
Hij zet de sterrenbeelden aan de hemel:
de Grote Beer en de Orion, de Plejaden en de sterrenbeelden in het zuiden.
10 Hij doet geweldige, onbegrijpelijke dingen.
Hij doet ontelbare wonderen.
11 Als Hij langs mij heen loopt, zie ik Hem niet.
Als Hij voorbij komt, merk ik er niets van.
12 Als Hij iemand wegrukt uit het leven,
wie zal Hem dan tegenhouden?
Wie zal tegen Hem zeggen: "Wat doet U daar?"
13 God verbergt zijn boosheid niet.
Zelfs de meest trotse mensen moeten Hem gehoorzamen.
14 Hoe zou ik Hem dan kunnen antwoorden?
Wat zou ik tegen Hem moeten zeggen?
15 Zelfs als ik gelijk had, zou ik niet weten wat ik Hem moest antwoorden.
Nee, ik zou mijn Rechter om genade smeken.
16 Als ik Hem om hulp zou roepen en Hij mij zou antwoorden,
zou ik niet kunnen geloven dat Hij mij werkelijk gehoord had.

17 Hij verplettert mij in de storm van zijn woede.
Hij maakt mij steeds zieker, zonder dat Hij daar een reden voor heeft.
18 Geen moment kan ik even op adem komen.
Ramp op ramp stort Hij over mij uit.
19 Als het er om zou gaan wie er het sterkste is, dan is Hij dat.
En als het er om zou gaan wie er gelijk heeft,
wie zal mij dan de kans geven om mezelf bij Hem te verdedigen?
20 Ik durf niet te beweren dat ik onschuldig ben.
Zelfs als ik onschuldig was, zou Hij toch iets vinden om mij te veroordelen.
21 Zelfs als ik denk dat ik niets verkeerds gedaan heb, durf ik dat niet hardop te zeggen.
Ik vind mezelf niets waard.
22 Maar het maakt allemaal niets uit.
Daarom zeg ik:
Hij doodt iedereen: onschuldige én schuldige mensen.
23 Hij stort rampen uit over onschuldige mensen.
Hij trekt zich niets aan van hun wanhoop.
24 Híj heeft de aarde in de macht gegeven
van mensen die zich niets van Hem aantrekken.
Híj maakt de rechters blind voor de waarheid.
Als Híj het niet is die dat doet, wie doet het dan?

25 Sneller dan een snelle ruiter te paard gaan mijn dagen voorbij.
Ze zijn voorbij gegaan zonder dat er één goede dag bij was.
26 Ze glijden voorbij als snelle schepen,
snel als een arend die neerduikt op zijn prooi.
27 Als ik probeer mijn verdriet te vergeten
en mijn best doe om weer blij te kijken,
28 dan lukt me dat niet door al mijn verdriet.
Ik weet dat U vindt dat ik schuldig ben.
29 Ik móet wel schuldig zijn.
Waarom zou ik me dan moe maken
met proberen te bewijzen dat ik ónschuldig ben?
30 Al zou ik mij met het zuiverste water wassen
en mijn handen wassen met de sterkste zeep,
31 dan nog zou U mij in een modderpoel gooien
zodat zelfs mijn kleren van mij zouden walgen.
32 Want Hij is niet zoals ik.
Hij is geen mens die ik zou kunnen antwoorden:
"Laten we samen naar de rechter gaan."
33 Was er maar een scheidsrechter tussen Hem en mij.
Die zou ons wel uit elkaar halen.
34 Dan zou Hij mij niet meer kunnen slaan
en mij niets meer doen.
35 Dan zou ik kunnen spreken zonder bang voor Hem te hoeven zijn.
Maar nu kan ik dat niet. (lees verder)

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016