Bible in 90 Days
Jezus wijst nog meer leerlingen aan
10 Daarna wees de Heer Jezus nog 70 leerlingen aan. Hij stuurde hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij Zelf nog zou komen. 2 Hij zei tegen hen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen. 3 Ga nu op weg. Jullie zullen zijn als schapen tussen de wolven. 4 Neem geen geld of reistas of sandalen mee. Blijf niet staan praten onderweg. 5 Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: 'Ik wens dit huis vrede toe.' 6 Als de bewoner van dat huis jullie vrede waard is, zal jullie vrede over hem komen. Maar als hij jullie vrede niet waard is, zal jullie vrede bij jullie terugkomen. 7 Blijf in het huis waar je binnen gaat, en eet en drink wat de mensen daar aan jullie geven. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. Ga niet steeds naar een ander huis.
8 Als jullie in een stad komen waar de mensen naar jullie willen luisteren, eet dan wat de mensen jullie geven. 9 Genees er de zieken en zeg: 'Het Koninkrijk van God is bij jullie gekomen.' 10 Maar als jullie in een stad komen waar de mensen niet naar jullie willen luisteren, ga dan buiten op straat staan en zeg: 11 'Zelfs het stof van jullie stad dat aan onze voeten zit, kloppen we af, om jullie te waarschuwen voor jullie ongehoorzaamheid. Maar jullie moeten weten dat het Koninkrijk van God bij jullie is gekomen.' 12 Ik zeg jullie dat het voor Sodom en Gomorra[a] op de laatste dag minder erg zal zijn dan voor díe stad.
13 Pas maar op, Chorazin, en pas maar op, Betsaïda! Het zal slecht met jullie aflopen! Want als vroeger in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die nu in jullie zijn gebeurd, dan waren zij allang gaan leven zoals God het wil. 14 Het zal voor Tyrus en Sidon op de laatste dag minder erg zijn dan voor jullie, Chorazin en Betsaïda! 15 En jij, Kapernaüm, zul jij tot in de hemel worden opgetild? Nee, je zal in het dodenrijk neerdalen!
16 Als mensen naar jullie luisteren, dan luisteren ze eigenlijk naar Mij. En als mensen niet naar jullie willen luisteren, dan willen ze eigenlijk niet naar Mij luisteren. En als mensen niet naar Mij willen luisteren, zijn ze eigenlijk ongehoorzaam aan Hem die Mij heeft gestuurd."
De leerlingen komen bij Jezus terug
17 Na een poos kwamen de 70 leerlingen heel blij weer bij Jezus terug. En ze zeiden: "Heer, ook de duivelse geesten gehoorzamen ons in uw naam!" 18 Jezus zei: "Ik zag de duivel als een bliksem uit de hemel vallen. 19 Ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen. Ik heb jullie macht gegeven over het hele leger van de vijand. Niets zal jullie kwaad kunnen doen. 20 Maar wees er niet blij over dat de duivelse geesten jullie gehoorzamen. Wees er liever blij over dat jullie naam staat opgeschreven in de hemel."
21 Op dat moment werd Jezus vol van de blijdschap van de Heilige Geest en juichte: "Vader, Heer van de hemel en van de aarde, Ik dank U dat U aan eenvoudige mensen bekend heeft gemaakt, wat U voor wijze en verstandige mensen geheim heeft gehouden! Ja Vader, zo heeft U het willen doen. 22 De Vader heeft Mij alles gegeven. En niemand weet wie de Zoon is, behalve de Vader. En niemand weet wie de Vader is, behalve de Zoon én de mensen aan wie de Zoon het bekend heeft gemaakt."
23 Daarna zei Hij tegen de leerlingen: "Het is heerlijk voor jullie dat jullie dit allemaal mogen zien. 24 Want Ik zeg jullie: veel profeten en koningen hebben willen zien wat jullie zien, maar ze hebben het niet gezien. En ze hebben willen horen wat jullie horen, maar ze hebben het niet gehoord."
Het verhaal van de man uit Samaria
25 Er stond een wetgeleerde op die Jezus met een strikvraag in de val wilde laten lopen. Hij zei: "Meester, wat moet Ik doen om het eeuwige leven te krijgen?" 26 Jezus zei tegen hem: "Wat staat er in de wet van Mozes? Wat lees je daar?" 27 Hij antwoordde: "Houd van je Heer God met je hele hart en je hele ziel en alles wat je hebt en je hele verstand. En houd ook net zoveel van je broeders[b] als van jezelf." 28 Jezus zei tegen hem: "Je hebt een goed antwoord gegeven. Doe dat, dan zul je leven." 29 Maar hij deed alsof hij wilde uitleggen waarom hij Hem dat gevraagd had. Daarom zei hij tegen Jezus: "Maar wíe zijn dan mijn broeders?"
30 Jezus antwoordde: "Er reisde eens een man van Jeruzalem naar Jericho. Onderweg werd hij overvallen door rovers. Ze sloegen hem halfdood en beroofden hem van alles wat hij had. Daarna gingen ze weg en lieten hem zo liggen. 31 Er reisde toevallig ook een priester langs die weg. Hij zag de man wel liggen, maar liep met een boog om hem heen. 32 Daarna kwam er een tempeldienaar langs, maar ook hij liep met een boog om hem heen.[c] 33 Daarna kwam er een man uit Samaria langs.[d] Toen hij dichtbij was gekomen en hem zag, kreeg hij medelijden met hem. 34 Hij ging naar hem toe en verzorgde de wonden met olijf-olie en wijn. Daarna verbond hij hem, zette hem op zijn ezel en bracht hem naar een herberg. Daar verzorgde hij hem verder. 35 De volgende dag gaf hij de herbergier twee zilverstukken en zei tegen hem: 'Zorg voor deze man. En als zijn verzorging méér kost, dan zal ik je dat betalen wanneer ik terugkom.' 36 Wat denk je. Wie van deze drie mensen is nu een broeder geweest voor de man die door de rovers was overvallen?" 37 De wetgeleerde antwoordde: "De man die goed voor hem is geweest." Jezus zei tegen hem: "Ga, en doe hetzelfde."
Marta en Maria
38 Onderweg naar Jeruzalem kwam Jezus ergens in een dorp. Daar vroeg een vrouw, Marta, Hem om bij haar thuis te komen eten. 39 Marta had een zus, Maria. Maria ging naar Jezus zitten luisteren. 40 Maar Marta had het druk met het bedienen van Jezus. En ze ging naar Jezus toe en zei: "Heer, vindt U het dan helemaal niet erg dat mijn zus mij al het werk alleen laat doen? Zeg haar alstublieft dat ze me moet komen helpen!" 41 Maar de Heer Jezus antwoordde haar: "Marta, Marta, jij maakt je bezorgd en druk over allerlei dingen. 42 Maar eigenlijk is er maar één ding nodig. Maria heeft het goede gekozen. Dat zal haar niet worden afgenomen."
Lessen over bidden
11 Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij weer opstond, vroeg één van zijn leerlingen Hem: "Heer, leer ons bidden. Johannes leerde óók zijn leerlingen bidden." 2 Hij zei tegen hen: "Wanneer jullie bidden, zeg dan: Onze hemelse Vader, laten alle mensen diep ontzag voor U krijgen. Laat uw Koninkrijk komen. Laat op aarde worden gedaan wat Ú wil, net zoals in de hemel wordt gedaan wat U wil. 3 Geef ons elke dag het eten dat we nodig hebben. 4 Vergeef ons wat we verkeerd doen, zoals wij ook de mensen vergeven die verkeerd tegen óns doen. En stel ons niet op de proef, maar red ons van het kwaad."
5 Hij zei tegen hen: "Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat en zegt: 'Vriend, wil je mij alsjeblieft drie broden lenen. 6 Want een vriend van mij is op reis en wil nu bij mij overnachten. Maar ik heb helemaal geen eten voor hem in huis.' 7 En stel dat die vriend dan zou zeggen: 'Stoor me niet! De deur is al dicht en we liggen allemaal al in bed. Ik kan je nu geen brood geven.' 8 Ik zeg jullie: zelfs al wil hij eigenlijk niet opstaan om je die broden te geven, toch zal hij ze je geven. Hij zal je zoveel geven als je nodig hebt. Niet omdat je zijn vriend bent, maar omdat je zo brutaal bent geweest.
9 Daarom zeg Ik jullie: bid, want dan zul je krijgen. Zoek, want dan zul je vinden. Klop, want dan zal er voor je worden opengedaan. 10 Want iedereen die bidt, zal krijgen. En iedereen die zoekt, zal vinden. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. 11 Geen één vader geeft toch zijn zoon een steen als hij om een brood vraagt? Of een slang als hij om een vis vraagt? 12 Of een schorpioen als hij om een ei vraagt? 13 Dus ook al zijn jullie slecht, toch kunnen jullie goede dingen aan jullie kinderen geven. Dan zal jullie hemelse Vader toch zéker de Heilige Geest geven als mensen Hem daarom bidden?"
Jezus en Beëlzebul
14 Op een keer joeg Jezus weer een duivelse geest uit een man weg. Door die geest kon de man niet praten. Toen de geest uit hem was weggegaan, kon de man weer praten. En de grote groepen mensen waren heel verbaasd. 15 Maar sommige mensen zeiden: "Hij jaagt de geesten weg met de hulp van Beëlzebul, de leider van de duivelse geesten." 16 Andere mensen wilden Hem uitdagen en vroegen Hem daarom om een teken van God om te bewijzen wie Hij was. 17 Maar Hij wist wat ze dachten. En Hij zei tegen hen: "Als een koninkrijk uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal dat koninkrijk zichzelf vernietigen. En als een familie uiteenvalt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal die familie zichzelf vernietigen. 18 Als ook de duivel tegen zichzelf strijdt, hoe zou zijn koninkrijk dan kunnen blijven bestaan? Want jullie zeggen dat Ik met de hulp van Beëlzebul de duivelse geesten uit mensen wegjaag. 19 En als Ik dat met de hulp van Beëlzebul doe, door wie doen jullie zonen het dan? Daarom zullen zij jullie rechters zijn. 20 Maar als Ik door de kracht van God de duivelse geesten uit mensen wegjaag, dan is het Koninkrijk van God bij jullie gekomen. 21 Als een sterke, goed bewapende man zijn huis bewaakt, zijn al zijn spullen veilig. 22 Maar stel dat er een overvaller komt die sterker is dan hij. Dan verslaat die hem, ontwapent hem en neemt de buit mee.
23 Iedereen die niet vóór Mij is, is tégen Mij. En iedereen die niet samen met Mij de mensen bij elkaar verzamelt voor mijn Koninkrijk, die jaagt ze uit elkaar.
24 Als een duivelse geest uit een mens is weggejaagd, dwaalt die geest door droge, levenloze plaatsen om rust te vinden. Maar als hij geen rust vindt, zegt hij: 'Ik ga terug naar het huis waaruit ik ben weggejaagd.' 25 Als hij daar komt, ziet hij dat het is schoongeveegd en netjes opgeruimd. 26 Dan gaat hij zeven andere geesten zoeken die nog slechter zijn dan hijzelf. Samen gaan ze naar binnen en blijven er wonen. Dan wordt het met die persoon nog erger dan eerst."
27 Toen Hij dit zei, riep een vrouw in de grote groep mensen luid: "Wat heerlijk voor een moeder om zo'n zoon te hebben!" 28 Maar Jezus zei: "Wat heerlijk is het als mensen Gods woorden horen en ze ook doen!"
De mensen vragen Jezus om een teken
29 Toen zich grote groepen mensen om Jezus heen verzamelden, zei Jezus: "Jullie zijn slecht. Jullie willen een teken zien dat bewijst wie Ik ben. Maar jullie zullen geen ander teken te zien krijgen dan het teken van de profeet Jona. 30 Want net zoals Jona[e] een teken was voor de bewoners van de stad Ninevé, zo zal ook de Mensenzoon een teken voor júllie zijn. 31 Op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zal ook de koningin van het Zuiden (= Scheba) opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zal jullie veroordelen. Want zíj is van heel ver gekomen om de wijsheid van koning Salomo te horen. Let op: Ik ben belangrijker dan Salomo, maar júllie hebben niet naar Mij willen luisteren. 32 En op de dag dat God over alle mensen zal rechtspreken, zullen ook de bewoners van Ninevé opstaan uit de dood, tegelijk met jullie. En ze zullen jullie veroordelen. Want de bewoners van Ninevé zijn gestopt met de slechte dingen die ze deden. Ze zijn gaan leven zoals God het wil toen Jona hen waarschuwde. Let op: Ik ben belangrijker dan Jona, maar júllie zijn niet beter gaan leven."
Licht en donker
33 Jezus zei: "Als je een olielamp aansteekt, zet je hem daarna niet in de kelder of onder een emmer. Nee, je zet hem ergens hoog neer, zodat de mensen die binnen komen het licht zien. 34 Je ogen zijn de lamp van je lichaam. Als je manier van kijken goed is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Maar als je manier van kijken slecht is, is je hele lichaam donker. 35 Zorg ervoor dat wat licht in jullie moet zijn, niet donker is. 36 Als je hele lichaam verlicht is en geen één deel donker is, zal je hele lichaam verlicht zijn. Net zoals wanneer een lamp met zijn licht op je schijnt."
Jezus zegt wat Hij van de Farizeeërs en wetgeleerden vindt
37 Een Farizeeër nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam binnen en ging aan tafel zitten. 38 De Farizeeër was verbaasd toen hij zag dat Jezus niet eerst zijn handen en voeten waste voor het eten.[f] 39 Maar de Heer Jezus zei tegen hem: "Maar wat doen jullie dan, Farizeeërs? Jullie wassen de buitenkant van bekers en borden schoon, maar zelf zijn jullie van binnen vol diefstal en slechtheid. 40 Wat zijn jullie toch dom! Hij die de buitenkant heeft gemaakt, heeft toch ook de binnenkant gemaakt? 41 Maar geef wat in de bekers en op de borden is aan de arme mensen, dan zullen júllie schoon zijn.
42 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie geven keurig een tiende deel[g] van de pepermuntblaadjes, de peterselie en de andere kruiden aan God. Maar jullie houden geen rekening met Gods oordeel en Gods liefde. Maar daar moeten jullie wél rekening mee houden, én ook de tienden geven.
43 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie willen graag vooraan zitten in de synagoge en op de markt worden gegroet.
44 Pas maar op, Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Jullie zijn zó schijnheilig! Want jullie zijn net als graven die onzichtbaar onder het gras liggen: de mensen lopen er overheen zonder dat ze weten wat er voor viezigheid onder hun voeten is."
45 Eén van de wetgeleerden antwoordde Hem: "Meester, daarmee beledigt U ook óns!" 46 Maar Hij zei: "Passen jullie ook maar op, wetgeleerden! Het zal ook met jullie slecht aflopen. Want jullie leggen de mensen allerlei moeilijke leefregels op, maar zelf hebben jullie geen zin om je daaraan te houden.
47 Pas maar op! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie bouwen prachtige grafmonumenten voor de profeten van vroeger die door jullie voorouders zijn vermoord. 48 Zo laten jullie zelf zien dat jullie het eens zijn met wat jullie voorouders hebben gedaan. Want zíj hebben hen vermoord, en júllie bouwen de grafmonumenten! 49 Daarom zegt God in zijn wijsheid: 'Ik zal profeten en boodschappers naar hen toe sturen. Jullie zullen sommigen van hen doden, anderen wegjagen.' 50 Jullie soort mensen zal later gestraft worden voor het bloed van al de profeten die zijn vermoord sinds God de aarde maakte. 51 Vanaf het bloed van Abel[h] tot het bloed van Zacharia[i] die werd vermoord tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg jullie dat jullie soort mensen daarvoor zal worden gestraft.
52 Pas maar op, wetgeleerden! Het zal slecht met jullie aflopen. Want jullie hebben het de mensen onmogelijk gemaakt om God te leren kennen. Jullie hebben zelf God niet leren kennen, en jullie hebben mensen die Hem wel wilden leren kennen, tegengehouden!"
53 Toen Hij dat gezegd had, begonnen de wetgeleerden en de Farizeeërs Hem heftig uit te dagen met vragen over allerlei dingen. 54 Want ze probeerden Hem in de val te laten lopen om Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Waarschuwingen
12 Intussen waren er duizenden mensen gekomen. Ze drongen dicht tegen elkaar aan. Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: "Pas op voor de gist van de Farizeeërs. Daarmee bedoel Ik hun schijnheiligheid. 2 Alles wat bedekt is, zal zichtbaar worden. En alles wat geheim is, zal bekend worden. 3 Daarom zal alles wat jullie in het donker hebben gezegd, in het licht worden gehoord. En alles wat jullie achter gesloten deuren in een oor hebben gefluisterd, zal van de daken worden geroepen. 4 Vrienden, Ik zeg jullie: wees niet bang voor hen die het lichaam kunnen doden, maar daarna niets meer kunnen doen. 5 Ik zal jullie zeggen voor wie jullie bang moeten zijn: wees bang voor Hem die, nadat Hij heeft gedood, de macht heeft om in de hel te gooien. Luister goed! Ik zeg jullie: wees bang voor Hém!
6 Jullie weten dat vijf mussen worden verkocht voor maar twee muntjes. Maar niet één van die mussen is door God vergeten. 7 Ook weet Hij precies hoeveel haren jullie op je hoofd hebben. Wees niet bang! Want jullie zijn belangrijker dan een heleboel mussen bij elkaar.
8 Ik zeg jullie: als je er tegen de mensen voor uit durft te komen dat je bij Mij hoort, dan zal Ik ook tegen de engelen van God ervoor uitkomen dat jij bij Mij hoort. 9 Maar als je niet tegen de mensen wil zeggen dat je bij Mij hoort, zal Ik ook van jou niet tegen de engelen van God willen zeggen dat jij bij Mij hoort. 10 Mensen die beledigende dingen zeggen over de Mensenzoon, zullen daarvoor vergeving kunnen krijgen. Maar mensen die expres de Heilige Geest beledigen, zullen daarvoor géén vergeving kunnen krijgen.
11 Wanneer de mensen jullie gevangen nemen en bij de leiding van de synagogen brengen, of bij mensen die regeren en macht hebben, maak je dan geen zorgen wat jullie tegen hen moeten zeggen. 12 Want de Heilige Geest zal jullie op het juiste moment vertellen wat jullie moeten zeggen."
Het verhaal van de rijke man
13 Iemand uit de grote groep mensen zei tegen Jezus: "Meester, zeg alstublieft tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen." 14 Maar Jezus zei tegen hem: "Wie zegt dat Ik jullie rechter of scheidsrechter ben?" 15 En Hij zei tegen de mensen: "Let goed op dat je niet hebzuchtig bent. Want ook als je alles hebt wat je hebben wil, betekent dat niet dat je ook je leven bezit. Je leven is niet van jezelf."
16 Hij legde hun dat uit met een verhaal: "Er was eens een rijke man. Zijn akkers hadden een grote oogst opgeleverd. 17 En hij dacht bij zichzelf: 'Wat zal ik doen? Want ik heb geen ruimte genoeg om de hele oogst op te bergen.' 18 Hij bedacht: 'Ik weet al iets. Ik zal mijn schuren afbreken en grotere schuren bouwen. Daar zal ik dan al mijn graan en al mijn rijkdommen in opbergen. 19 Nu heb ik heel veel. Het is genoeg voor járen. Nu kan ik rustig aan doen. Ik ga lekker eten en drinken en feestvieren.' 20 Maar God zei tegen hem: 'Jij dwaas! Vannacht nog zal je leven van je teruggevraagd worden. En voor wie heb je dan zoveel verzameld?'
21 Zó zal het gaan met de mensen die voor zichzélf schatten verzamelen, maar geen schat hebben bij God."
Niet bezorgd zijn
22 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Daarom zeg Ik tegen jullie: maak je nergens zorgen over. Niet of je wel te eten zal hebben. Ook niet of je wel kleren zal hebben om aan te trekken. 23 Het leven is toch belangrijker dan het eten? En het lichaam is toch belangrijker dan de kleding? 24 Kijk eens naar de vogels. Ze zaaien niet, ze maaien niet en ze bewaren niets in voorraadkamers of schuren. God geeft ze te eten. Jullie zijn toch veel belangrijker dan de vogels? 25 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één centimeter groeien of ook maar één dag langer leven? 26 Als jullie dan zelfs zoiets kleins niet kunnen, waarom zouden jullie je dan bezorgd maken over de rest?
27 En kijk eens naar de lelies. Ze spinnen niet en weven niet. Maar Ik zeg jullie dat zelfs koning Salomo met al zijn rijkdom er niet zo schitterend uitzag als die bloemen. 28 Het gras staat er maar één dag, want morgen wordt het in de oven gegooid. Toch kleedt God dat gras zó mooi aan met bloemen. Dan zal Hij jullie toch zeker óók aankleden? Wat is jullie geloof toch klein! 29 Jullie moeten je geen zorgen maken over wat je moet eten of drinken. Jullie hoeven nergens bezorgd over te zijn. 30 De mensen van de andere volken doen dat wél. Maar jullie hemelse Vader weet dat jullie deze dingen nodig hebben. 31 Geef het Koninkrijk van God de eerste plaats in jullie leven. Dan zullen jullie al die andere dingen ook van je Vader krijgen.
32 Wees niet bang, mijn kleine kudde! Want jullie Vader heeft besloten jullie het Koninkrijk te geven. 33 Verkoop wat je hebt en geef het geld aan de arme mensen. Zorg dat je zo in de hemel een geldbuidel maakt die niet leeg raakt, een schat die nooit opraakt. Daar kan geen dief er aankomen, en kan geen mot het opeten. 34 Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn."
De terugkomst van Jezus
35+36 Jezus zei: "Zorg ervoor dat jullie altijd klaar staan. Jullie moeten zijn als dienaren die op hun heer wachten wanneer hij terugkomt van zijn bruiloft. Ze zorgen ervoor dat de lampen aan zijn. Want zodra hij aanklopt, willen ze hem opendoen. 37 Wat is het heerlijk voor hen als ze goed wakker zijn op het moment dat hun heer terugkomt. Want Ik zeg jullie dat hij hen dan aan tafel zal uitnodigen en hen zelf zal bedienen. 38 Als hij kort voor middernacht komt, of zelfs na middernacht, en ziet dat ze wakker zijn, zal dat heerlijk voor hen zijn.
39 Onthoud goed: als de bewoner van een huis had geweten hoe laat de dief zou komen, dan zou hij opgebleven zijn. Hij zou niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Daarom moeten jullie ook goed opletten. Want de Mensenzoon zal onverwachts komen."
41 Petrus zei: "Heer, is dit verhaal alleen voor ons bedoeld, of ook voor de andere mensen?" 42 De Heer Jezus zei: "Ik heb het over de trouwe en verstandige dienaar die van zijn heer de leiding heeft gekregen over de andere dienaren. Hij moet voor hen zorgen. 43 Als de heer terugkomt en ziet dat de dienaar met zijn werk bezig is, zal dat heerlijk zijn voor die dienaar. 44 Luister goed! Ik zeg jullie dat zijn heer hem de leiding zal geven over alles wat hij bezit.
45 Maar stel dat die dienaar bij zichzelf zou zeggen: 'Mijn heer blijft nog wel een poosje weg.' En stel dat hij de dienaren en dienaressen zou gaan mishandelen en zelf een lui leventje zou gaan leiden met veel eten en drinken. 46 Dan komt zijn heer onverwachts terug, op een moment dat de dienaar hem niet verwacht. En zijn heer zal hem straffen en hem behandelen als een misdadiger. 47 Een dienaar die wist wat zijn heer wilde, maar het niet heeft gedaan, zal een zware straf krijgen. 48 Maar iemand die niet wist wat de wil van zijn heer was en verkeerde dingen heeft gedaan, zal een lichte straf krijgen. Als aan iemand veel is gegeven, zal er veel van hem worden gevraagd. En als aan iemand veel is toevertrouwd, zal er veel van hem worden geëist.
49 Ik ben gekomen om vuur op de aarde te gooien. En wat zou Ik graag willen dat het al brandde! 50 Maar Ik moet eerst nog bepaalde dingen meemaken, dingen die Ik verschrikkelijk vind! 51 Denken jullie dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op de aarde? Nee, Ik zeg jullie dat Ik juist verdeeldheid kom brengen. 52 Want vanaf nu zullen vijf mensen in één huis tegen elkaar verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. 53 Ze zullen verdeeld zijn: vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder."
54 Hij zei ook tegen de mensen: "Als jullie een wolk zien aankomen in het westen, zeggen jullie onmiddellijk: 'Er komt regen,' en dat gebeurt ook. 55 En als jullie zien dat de wind uit het zuiden waait, zeggen jullie: 'Het gaat heet worden,' en dat gebeurt ook. 56 Wat zijn jullie toch schijnheilig! Jullie weten wel precies de betekenis van wat jullie aan de lucht zien. Maar waarom begrijpen jullie dan niet de betekenis van wat jullie in deze tijd zien gebeuren?
57 En waarom bedenken jullie niet uit jezelf wat goed is om te doen? 58 Stel dat je iemand nog geld moet betalen en hij neemt je mee naar de rechter. Dan kun je maar beter proberen het onderweg met hem in orde te maken. Anders sleept hij je voor de rechter en de rechter zal je in de gevangenis laten gooien. 59 Ik zeg jullie dat je daar zal zitten totdat je de laatste cent hebt betaald."
Het verhaal van de vijgenboom zonder vijgen
13 Er kwamen een paar mensen naar Jezus toe. Ze vertelden Hem dat een aantal bewoners van Galilea door Pilatus was gedood, toen ze in de tempel offers aan het brengen waren. 2 Hij antwoordde hun: "Denken jullie dat dit met hen is gebeurd omdat ze slechter waren dan de andere bewoners van Galilea? 3 Nee dat is niet zo. Maar Ik zeg jullie dat het met jullie óók slecht zal aflopen, als jullie niet gaan leven zoals God het wil. 4 En denken jullie dat de 18 mensen die werden gedood toen de toren van Siloam instortte, slechtere dingen hadden gedaan dan de andere mensen die in Jeruzalem wonen? 5 Nee dat is niet zo. Maar Ik zeg jullie dat het met jullie óók slecht zal aflopen, als jullie niet gaan leven zoals God het wil."
6 Jezus legde hun dit uit met een verhaal: "Er was iemand die in zijn wijngaard een vijgenboom had geplant. Op een dag ging hij kijken of er al vijgen aan zaten. Maar hij vond niets. 7 Toen zei hij tegen de tuinman: 'Ik kom nu al voor het derde jaar kijken of er vijgen aan deze boom zitten, en ik vind er nooit één. Hak hem nu maar om! Waarom zou hij een stuk grond in beslag nemen als dat helemaal geen nut heeft?' 8 De tuinman antwoordde hem: 'Heer, laat hem dit jaar nog staan. Dan zal ik eerst nog eens de grond omspitten en er mest bij doen. 9 Als er dan het volgende jaar vijgen aan zitten, is het goed. Maar als hij dan nóg geen vijgen krijgt, moet u hem maar omhakken.' "
Jezus geneest een vrouw op de heilige rustdag
10 Op een keer was Jezus weer aan het lesgeven in een synagoge. 11 Er was daar ook een vrouw die al 18 jaar een geest van zwakte had. Daardoor was ze helemaal krom gegroeid. Ze kon niet meer rechtop staan. 12 Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich. En Hij zei tegen haar: "Vrouw, je bent bevrijd van je zwakte." 13 Hij legde haar de handen op. Onmiddellijk ging ze rechtop staan en ze prees God. 14 Maar de leider van de synagoge was boos omdat Jezus dit op de heilige rustdag deed. Hij zei tegen de mensen: "Er zijn zes dagen in de week om te werken. Kom dán om je te laten genezen, maar níet op de heilige rustdag!" 15 Maar de Heer Jezus zei: "Wat ben je toch schijnheilig! Jullie werken zelf óók op de heilige rustdag! Iedereen maakt toch op de heilige rustdag zijn os of zijn ezel los van de voerbak om hem mee te nemen om hem te laten drinken? 16 Deze vrouw, die een dochter van Abraham is,[j] werd al 18 jaar door de duivel gebonden gehouden. Moest ze daar dan niet van losgemaakt worden op de heilige rustdag?" 17 Toen Hij dit zei, schaamden de mensen zich die het er eerst niet mee eens waren dat Jezus de vrouw genas. En iedereen was blij over de geweldige dingen die Hij deed.
Het Koninkrijk van God
18 Toen zei Jezus: "Waar lijkt het Koninkrijk van God op? Waar zou Ik het mee kunnen vergelijken? 19 Het lijkt op een mosterdzaadje dat door iemand in zijn tuin werd gezaaid. Het groeide en groeide en werd een boom. En de vogels bouwden hun nesten tussen de takken."
20 Opnieuw zei Hij: "Waar zal Ik het Koninkrijk van God mee vergelijken? 21 Het lijkt op een beetje gist dat door een vrouw in een grote hoeveelheid meel werd gedaan. Door dat kleine beetje gist, gistte al het deeg."
22 En Hij reisde langs de steden en dorpen naar Jeruzalem en vertelde overal het goede nieuws aan de mensen.
Wie worden er gered?
23 Iemand vroeg aan Jezus: "Heer, wordt er maar een klein aantal mensen gered?" 24 Hij antwoordde: "Doe je uiterste best om het Koninkrijk binnen te gaan. Want de poort daarheen is maar smal. Ik zeg jullie dat heel veel mensen zullen proberen om naar binnen te gaan. Maar bij veel van hen zal dat niet lukken. 25 Op een dag zal de Heer van het huis opstaan en de poortdeuren dichtdoen. Dan zullen jullie buiten staan. Jullie zullen op de deur gaan kloppen en zeggen: 'Heer, doe open!' Maar Hij zal tegen jullie zeggen: 'Ik ken jullie niet.' 26 Dan zullen jullie zeggen: 'Heer, we hebben met U gegeten en gedronken! U gaf les in onze straten!' 27 Maar Hij zal tegen jullie zeggen: 'Ik ken jullie niet. Ga weg! Jullie waren altijd ongehoorzaam aan God!' 28 Dan zullen jullie huilen en met je tanden knarsen van spijt. Want jullie zullen Abraham en Izaäk en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zien, maar zelf niet naar binnen mogen. 29 Er zullen mensen uit het oosten en westen en noorden en zuiden komen, en ze zullen aan tafel gaan in het Koninkrijk van God. 30 En veel mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. En veel mensen die nu het laatst zijn, zullen straks het eerst zijn."[k]
Jezus en Jeruzalem
31 Een paar Farizeeërs kwamen Jezus waarschuwen: "U moet hier weggaan, want koning Herodes wil U doden." 32 Jezus zei tegen hen: "Zeg tegen die vos: 'Ik jaag duivelse geesten weg uit de mensen en genees zieken. Dat doe Ik vandaag en morgen en op de derde dag ben Ik klaar. 33 Maar vandaag en morgen en overmorgen moet Ik reizen. Want het is niet goed als een profeet buiten Jeruzalem wordt gedood. 34 Jeruzalem, Jeruzalem! Jij doodt de profeten. En de mensen die naar je toe gestuurd zijn, gooi jij met stenen dood! Ik heb zó vaak je bewoners bij Mij willen verzamelen, zoals een kip haar kuikens onder haar vleugels verzamelt! Maar je hebt nooit gewild. 35 Daarom zal er niemand in je overblijven! Ik zeg je dat je Mij niet meer zal zien tot het moment dat je zal zeggen: 'Gods zegen op Hem die door de Heer is gestuurd!' "
Jezus op bezoek bij een Farizeeër
14 Op een keer was Jezus door een leider van de Farizeeërs uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten. Het was op de heilige rustdag. De mensen zaten op Hem te letten. 2 En er was daar iemand die te veel vocht in zijn lichaam had en er opgezwollen uitzag. 3 Jezus zei tegen de wetgeleerden en Farizeeërs: "Mag je iemand op de heilige rustdag genezen?" 4 Maar ze zeiden niets. Toen pakte Jezus de hand van de zieke man, genas hem en liet hem gaan. 5 En Hij zei tegen hen: "Als de ezel of de os van één van jullie op de heilige rustdag in een waterput valt, wie van jullie zal hem er dan niet onmiddellijk uittrekken?" 6 Daar wisten ze niets op te antwoorden.
7 Jezus merkte dat de gasten de beste plaatsen aan tafel uitkozen, namelijk dicht bij de gastheer. Daarom vertelde Hij hun daar iets over in de vorm van een verhaal. 8 Hij zei: "Wanneer je op een bruiloft bent uitgenodigd, ga dan niet dicht bij de gastheer aan tafel zitten. Misschien komt er iemand die belangrijker is dan jij. 9 Dan zou de gastheer naar je toe komen en zeggen: 'Wil je even plaats maken voor deze man?' En je zou helemaal aan het eind van de tafel moeten gaan zitten omdat alleen daar nog plek vrij is. Dan zou je je vreselijk schamen. 10 Maar als je wordt uitgenodigd, ga dan helemaal aan het eind van de tafel zitten. Misschien zal de gastheer dan tegen je zeggen als hij binnenkomt: 'Vriend, kom wat dichter bij me zitten.' Dat zal dan een eer voor je zijn en de andere gasten zullen dat zien. 11 Iedereen die zichzelf belangrijk vindt, zal worden vernederd. Maar iemand die bescheiden is, zal worden geëerd."
12 Hij zei ook tegen de man die Hem had uitgenodigd: "Als je mensen voor een maaltijd uitnodigt, vraag dan niet je vrienden, je broers, je familieleden of je rijke buren. Want zij kunnen jou de volgende keer weer uitnodigen, en zo zou je worden beloond. 13 Maar als je mensen voor een maaltijd wil uitnodigen, nodig dan bedelaars en arme mensen uit. 14 Het zal heerlijk voor je zijn als je dat doet, want zij kunnen je er niet voor belonen. Je zal ervoor beloond worden op de dag dat de mensen die hebben geleefd zoals God het wil, uit de dood opstaan."
Het verhaal van de feestmaaltijd
15 Toen iemand van de andere mensen aan tafel dat hoorde, zei hij tegen Jezus: "Wat heerlijk als je aan tafel mag gaan in het Koninkrijk van God!" 16 Maar Jezus zei tegen hem: "Iemand ging een grote feestmaaltijd houden. Hij nodigde veel mensen uit. 17 Toen alles klaarstond, stuurde hij een dienaar naar de gasten om te zeggen: 'Kom, want de maaltijd staat klaar.' 18 Maar geen van de gasten wilde komen. De eerste man waar de dienaar kwam, zei: 'Ik heb een akker gekocht. Ik moet die nu gaan bekijken. Zeg maar tegen je heer dat het me spijt, maar dat ik niet kan komen.' 19 De volgende zei: 'Ik heb tien ossen gekocht. Ik ga nu kijken of het goede dieren zijn. Zeg maar tegen je heer dat het me spijt, maar dat ik niet kan komen.' 20 Weer een ander zei: 'Ik ben net getrouwd. Ik kan echt niet komen.'
21 De dienaar ging terug en vertelde het zijn heer. Die werd woedend en zei tegen zijn dienaar: 'Ga onmiddellijk naar de straten en stegen van de stad. Haal daar de bedelaars, de verlamden en de blinden op en breng ze hier.' 22 Toen de dienaar terugkwam, zei hij: 'Heer, ik heb gedaan wat u mij heeft bevolen. Maar er is nog steeds plaats aan tafel.' 23 De heer zei tegen hem: 'Ga dan naar de wegen en de paden buiten de stad. Zeg tegen de mensen daar dat ze naar mijn feest móeten komen. Want mijn huis moet vol worden. 24 Want ik zeg je: de gasten die het eerst waren uitgenodigd, zullen niets van mijn maaltijd krijgen.' "
Jezus volgen
25 Grote groepen mensen reisden met Jezus mee. Jezus draaide Zich naar hen om en zei: 26 "Als je bij Mij komt, moet je meer van Mij houden dan van je vader en moeder, vrouw en kinderen, broers en zussen. Je moet zelfs meer van Mij houden dan van je eigen leven. Anders kun je niet mijn leerling zijn. 27 Als je niet het kruis draagt[l] en Mij volgt, kun je geen leerling van Mij zijn.
28 Als je een toren wil gaan bouwen, ga je toch eerst rustig uitrekenen wat het zal gaan kosten? Je moet toch weten of je het werk zal kunnen afmaken? 29 Want stel dat je het werk niet kan afmaken nadat je het fundament hebt gelegd. Dan zal iedereen je uitlachen! 30 Ze zullen zeggen: 'Ha, die man begon te bouwen, maar hij kon het niet afmaken!'
31 En als een koning tegen een andere koning ten strijde trekt, zal hij eerst rustig bedenken of hij het met een leger van 10.000 man zal kunnen winnen van iemand die een leger van 20.000 man heeft. 32 En als hij denkt dat hij niet zal kunnen winnen, stuurt hij boodschappers naar de andere koning als die nog ver weg is met zijn leger. En hij vraagt hem op welke voorwaarden hij vrede met hem kan sluiten. 33 Zo kunnen jullie dus alleen maar mijn leerling zijn, als jullie alles wat jullie hebben, kunnen loslaten.
34 Zout is iets goeds, maar als zout niet meer zout is, waarmee kun je het dan nog zout maken? 35 Het is niet geschikt voor de akker en niet geschikt voor de mestkuil.[m] Het wordt gewoon weggegooid. Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren!"
Het verhaal van het weggelopen schaap
15 Alle belasting-ontvangers en andere slechte mensen[n] kwamen graag naar Jezus toe om naar Hem te luisteren. 2 De Farizeeërs en de wetgeleerden mopperden daarover. Ze zeiden: "Die Man ontvangt slechte mensen en eet met hen."
3 Toen vertelde Jezus hun iets in de vorm van een verhaal. Hij zei: 4 "Stel dat iemand van jullie 100 schapen heeft en hij raakt er één van kwijt. Dan laat hij de 99 overgebleven schapen in de wildernis achter en gaat het weggelopen schaap zoeken. En hij blijft zoeken tot hij het vindt. 5 Als hij het heeft gevonden, tilt hij het blij op zijn schouders. 6 En als hij ermee thuiskomt, roept hij zijn vrienden en buren en zegt tegen hen: 'Kom, ik geef een feest! Want ik heb mijn weggelopen schaap weer terug gevonden.' 7 Ik zeg jullie dat op dezelfde manier de hemel blij zal zijn over één slecht mens die gaat leven zoals God het wil. Ze zullen daar in de hemel blijer over zijn, dan over 99 goede mensen die het niet nodig hebben om te veranderen en weer te gaan leven zoals God het wil."
Het verhaal van de zoekgeraakte munt
8 Jezus zei: "En stel dat een vrouw tien zilveren munten heeft en er één kwijtraakt. Dan zal ze een olielamp aandoen, het hele huis vegen en overal goed zoeken tot ze hem gevonden heeft. 9 Als ze hem heeft gevonden, roept ze haar vriendinnen en buren en zegt tegen hen: 'Kom, ik geef een feest! Want de munt die ik was kwijtgeraakt, heb ik weer gevonden.' 10 Ik zeg jullie dat op dezelfde manier de engelen van God blij zullen zijn over één slecht mens die gaat leven zoals God het wil."
Het verhaal van de twee zonen
11 Verder vertelde Jezus: "Iemand had twee zonen. 12 De jongste van de twee zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij nu alvast het deel van de erfenis dat later voor mij zal zijn.' Toen verdeelde de vader alles wat hij had tussen zijn twee zonen. 13 Een paar dagen later verkocht de jongste zoon zijn deel van de erfenis en ging met het geld naar een ver land. Daar maakte hij zijn geld op door een rijk en lui leventje te leiden.
14 Toen al zijn geld op was, kwam er een zware hongersnood in dat land. Hij begon honger te lijden. 15 Hij ging er op uit en vroeg bij één van de bewoners om werk. Hij mocht zijn varkens hoeden. 16 Hij had zo'n honger, dat hij best van het varkensvoer had willen eten. Maar niemand gaf hem er iets van. 17 Toen ging hij eens goed nadenken. Hij zei bij zichzelf: 'De knechten van mijn vader hebben meer dan genoeg te eten. Maar ik ga hier dood van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan. Ik zal tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. 19 Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Mag ik alstublieft als knecht bij u komen werken.' 20 En hij ging naar zijn vader terug.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem aankomen. Hij had medelijden met hem. Hij liep hem snel tegemoet, omhelsde hem en kuste hem. 21 De zoon zei: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn.' 22 Maar de vader zei tegen zijn dienaren: 'Breng vlug de beste kleren hier en trek hem die aan. Doe een zegelring aan zijn vinger[o] en trek hem schoenen aan. 23 En haal het vetgemeste kalf en slacht het. Want we gaan feestvieren. 24 Want mijn zoon hier was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug!' En ze gingen feestvieren.
25 De oudste zoon had op het land gewerkt. Toen hij vlak bij huis kwam, hoorde hij dat er muziek werd gemaakt en werd gedanst. 26 Hij riep één van zijn knechten en vroeg hem wat er aan de hand was. 27 De knecht zei: 'Uw broer is teruggekomen. Uw vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten om te vieren dat hij hem gezond en wel terug heeft.' 28 Toen werd de oudste broer boos en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar buiten. Hij drong er bij hem op aan dat hij ook binnen zou komen. 29 Maar hij zei tegen zijn vader: 'Kijk eens, ik werk al jarenlang voor u en ben u nooit ongehoorzaam geweest. Maar u heeft mij nog nooit één geitje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw geld heeft opgemaakt bij de hoeren, heeft u voor hém het vetgemeste kalf laten slachten!' 31 Maar de vader zei tegen hem: 'Jongen, jij bent altijd bij mij. En alles wat van mij is, is van jou! 32 Maar nu moeten we feestvieren en vrolijk zijn. Want je broer was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug.' "
Het verhaal van de oneerlijke man
16 Jezus vertelde ook aan zijn leerlingen: "Er was eens een rijke man die iemand had die zijn geld beheerde. Maar de mensen kwamen hem waarschuwen dat de man het geld van zijn heer verspilde. 2 De rijke man liet hem roepen en zei tegen hem: 'Wat hoor ik daar over jou? Geef de kasboeken maar aan mij, want je mag niet langer mijn geld beheren.' 3 De man dacht bij zichzelf: 'Wat moet ik nu doen? Want mijn heer ontslaat mij. Spitten kan ik niet. Voor bedelen schaam ik me. 4 Weet je wat, ik zal ervoor zorgen dat de mensen die aan mijn heer iets schuldig zijn, voor mij willen zorgen als ik straks geen werk meer heb.' 5 En hij riep één voor één de mensen bij zich die nog iets aan zijn heer schuldig waren.
Hij zei tegen de eerste: 'Hoeveel ben je aan mijn heer schuldig?' 6 Hij antwoordde: '100 tonnen olijf-olie.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Ga vlug zitten, schrijf een nieuw papier en vul in: 50 tonnen.' 7 Daarna zei hij tegen de tweede: 'En hoeveel ben jij schuldig?' Hij antwoordde: '100 zakken graan.' Hij zei tegen hem: 'Hier is het papier waarop staat hoeveel je aan mijn heer schuldig bent. Schrijf een nieuw papier en vul in: 80 zakken.' 8 En de heer zei tegen de oneerlijke man: 'Dat heb je slim aangepakt!' Want de mensen die bij de wereld horen gaan slimmer met elkaar om dan de mensen die bij het licht horen.
9 Ik zeg jullie: maak vrienden met de hulp van de oneerlijke Mammon.[p] Als je dan op een gegeven moment niets meer hebt omdat je bent gestorven, zullen je vrienden je met open armen ontvangen in hun eeuwige hemelse huis."
Je kan maar één heer dienen
10 Jezus zei: "Als je eerlijk bent in kleine dingen, zul je ook eerlijk zijn in grote dingen. En als je oneerlijk bent in kleine dingen, zul je ook oneerlijk zijn in grote dingen. 11 Als je dus niet goed omgaat met de oneerlijke Mammon,[q] wie zal jou dan vertrouwen voor de werkelijk belangrijke dingen? 12 Als je niet eerlijk bent omgegaan met de spullen van een ander, wie zal jou dan vertrouwen voor de dingen waar je recht op hebt?[r]
13 Geen één dienaar kan twee heren dienen. Want hij zal altijd meer van de één houden dan van de ander. Je kan niet God dienen, én Mammon." 14 De Farizeeërs, die hebzuchtig zijn, hoorden wat Jezus zei. En ze lachten Hem uit. 15 Maar Hij zei tegen hen: "Jullie doen tegenover de mensen alsof jullie precies leven zoals God het wil. Maar God kent jullie hart. Wat de mensen erg bewonderen, vindt God walgelijk.
16 Totdat Johannes kwam, moesten jullie je aan de Boeken van de Wet en de profeten houden. Maar vanaf Johannes wordt het goede nieuws van het Koninkrijk van God aan de mensen verteld. En iedereen probeert op zijn eigen manier Gods Koninkrijk binnen te komen. 17 Maar het is gemakkelijker dat de hemel en de aarde zouden verdwijnen, dan dat er van de Wet ook maar één lettertje niet meer mee zou tellen.
18 Als je je vrouw wegstuurt en met een andere vrouw trouwt, ben je ontrouw aan je eerste vrouw. En als je met een vrouw trouwt die door haar man is weggestuurd, maak je haar ontrouw aan haar eerste man."[s]
Het verhaal van de rijke man en de arme bedelaar
19 Jezus zei: "Er was eens een rijke man die prachtige, dure kleren droeg en alle dagen grote feesten gaf. 20 En er was een bedelaar die Lazarus heette en onder de zweren zat. Elke dag lag hij bij de voordeur van de rijke man. 21 Hij hoopte dat hij de restjes zou krijgen van de maaltijden van de rijke man, zodat hij geen honger meer zou hebben. Zelfs kwamen de honden aan zijn zweren likken.
22 Op een dag stierf de arme man. Hij werd door de engelen naar Abraham gedragen en mocht dicht bij hem zitten. 23 Ook de rijke man stierf en hij werd begraven. Toen hij in het dodenrijk zijn ogen opendeed, had hij heel veel pijn. In de verte zag hij Abraham, met Lazarus dicht naast zich. 24 Hij riep: 'Vader Abraham, help mij! Stuur Lazarus alstublieft naar mij toe! Laat hem alstublieft zijn vinger in water dopen en mijn tong daarmee afkoelen! Want ik heb pijn in dit vuur!' 25 Maar Abraham zei: 'Zoon, weet je nog hoe goed jij het hebt gehad tijdens je leven, en hoe slecht Lazarus het had? Nu wordt híj hier getroost en heb jíj pijn. 26 Bovendien is er tussen jullie en ons een kloof die we niet kunnen oversteken. De mensen van deze kant kunnen niet naar jouw kant gaan als ze dat zouden willen. En de mensen van jouw kant kunnen niet naar onze kant komen.' 27 Toen zei de rijke man: 'Vader, stuur dan alstublieft Lazarus naar mijn huis. 28 Want ik heb vijf broers. Laat Lazarus hen waarschuwen. Ik wil niet dat zij óók in deze plaats van pijn terecht zullen komen.' 29 Maar Abraham zei: 'Ze hebben de Boeken van Mozes en van de profeten. Dáár moeten ze naar luisteren.' 30 Maar de man zei: 'Vader Abraham, dat doen ze niet. Maar als er iemand uit de dood opstaat en naar hen toe komt, dán zullen ze gaan leven zoals God het wil.' 31 Maar Abraham zei tegen hem: 'Als ze niet naar Mozes en de profeten willen luisteren, zullen ze ook niet luisteren naar iemand die uit de dood opstaat.' "
Mensen die anderen overhalen om slechte dingen te doen, zullen worden gestraft
17 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Er gebeurt altijd wel iets wat mensen verleidt om slechte dingen te doen. Maar het zal slecht aflopen met iedereen die daar de oorzaak van is! 2 Als iemand een kind overhaalt om slechte dingen te doen, zou het beter voor hem zijn geweest als hij met een molensteen om zijn nek in de zee gegooid was dan dat hij daarvoor de straf moet dragen! Pas dus goed op!"
Lessen over vergeving en over geloof
3 Jezus zei: "Als je ziet dat iemand iets verkeerds tegen je doet, spreek daar dan streng met hem over. Als hij er spijt van heeft, vergeef het hem dan. 4 Zelfs als hij zeven keer per dag iets verkeerds tegen je doet, en zeven keer bij je terug komt en zegt: 'Het spijt me,' dan moet je hem vergeven."
5 De twaalf leerlingen zeiden tegen de Heer Jezus: "Geef ons meer geloof!" 6 De Heer zei: "Je geloof hoeft maar zo groot te zijn als een mosterdzaadje. Als je dan tegen deze boom zou zeggen: 'Kom met wortels en al uit de grond en ga in de zee staan,' dan zou hij je gehoorzamen."
Een heer en zijn knecht
7 Jezus zei: "Stel dat je een knecht hebt, die voor je ploegt of je vee hoedt. Als hij van het land thuiskomt, zou je dan tegen hem zeggen: 'Kom maar gauw bij me aan tafel zitten'? 8 Nee, je zegt: 'Maak mijn eten klaar en bedien mij, tot ik klaar ben met de maaltijd. Daarna mag je zelf eten en drinken.' 9 Zul je je knecht ervoor bedanken dat hij deed wat je hem had bevolen? Nee, dat doe je niet. 10 Hetzelfde geldt voor jullie. Dus als jullie alles hebben gedaan wat jullie bevolen is, moeten jullie zeggen: 'We zijn maar knechten. We hebben gewoon gedaan wat we moesten doen.' "
Jezus geneest tien mannen met een besmettelijke huidziekte
11 Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door Samaria en Galilea. 12 Toen Hij ergens in een dorp was, kwamen daar tien mannen naar Hem toe die een besmettelijke huidziekte hadden.[t] Ze bleven op een afstand staan. 13 Daar riepen ze: "Jezus, Meester, help ons alstublieft!" 14 Jezus keek hen aan en zei tegen hen: "Ga naar de priester. Laat hem zien dat jullie weer gezond zijn."[u] Terwijl ze onderweg waren naar de priester, werden ze gezond. 15 Eén van hen kwam terug toen hij zag dat hij was genezen. Hij prees God luid. 16 Hij liet zich voor Jezus' voeten op zijn knieën vallen om Hem te bedanken. Dit was een man uit Samaria. 17 Jezus antwoordde: "Alle tien de mannen zijn toch gezond geworden? Waar zijn dan de andere negen? 18 Is er dan niemand anders terug gekomen om God te prijzen, dan alleen deze man die niet eens een Jood is?"[v] 19 En Hij zei tegen hem: "Sta op, je geloof heeft je gered."
Het eind van de tijd
20 De Farizeeërs vroegen aan Jezus wanneer het Koninkrijk van God zou komen. Jezus antwoordde: "Het Koninkrijk van God komt niet zó, dat je het kan zien. 21 Je zal niet kunnen zeggen: 'Kijk, hier is het,' of: 'Kijk, daar is het!' Want het Koninkrijk van God is binnenín jullie."
22 Tegen zijn leerlingen zei Hij: "Er komt een tijd dat jullie ernaar zullen verlangen één dag van de Mensenzoon te zien, maar jullie zullen die niet zien. 23 En de mensen zullen tegen jullie zeggen: 'Kijk, daar is het!' of: 'Kijk, hier is het!' Ga er niet heen en geloof hen niet. 24 Want zoals de bliksem van de ene kant tot de andere kant de hemel verlicht, zó zal de Mensenzoon zijn op de dag dat Hij komt. 25 Maar eerst moet Hij veel lijden, en de mensen van deze tijd zullen niets met Hem te maken willen hebben maar Hem doden.
26 In de tijd van de Mensenzoon zal precies hetzelfde gebeuren als in de tijd van Noach. 27 De mensen gingen gewoon hun gang. Ze aten en dronken en trouwden, tot op de dag dat Noach in de boot ging. Toen kwam de grote overstroming en ze verdronken allemaal. 28 En er zal hetzelfde gebeuren als in de tijd van Lot. De mensen hadden het druk met eten, drinken, kopen en verkopen, planten en bouwen. 29 En op de dag dat Lot uit Sodom vluchtte, regende er vuur en zwavel uit de hemel en ze werden allemaal gedood. 30 Hetzelfde zal gebeuren op de dag waarop de Mensenzoon zal komen. 31 Als je die dag op het dak van je huis bent, moet je niet naar binnen gaan om spullen op te halen. En als je in het veld bent, moet je niet eerst naar huis teruggaan. 32 Denk aan wat er met de vrouw van Lot gebeurde![w] 33 Als je probeert je leven te redden, zul je het verliezen. Maar als je je leven opgeeft, zul je juist leven krijgen. 34 Ik zeg jullie dat er die nacht twee mensen in één bed zullen liggen. En de één zal plotseling worden meegenomen, de ander niet. 35 Twee vrouwen zullen samen graan aan het malen zijn. De één zal plotseling meegenomen worden, de ander niet. 36 Twee mensen zullen op het land werken. De één zal plotseling meegenomen worden, de ander niet." 37 Ze antwoordden: "Waar is dat, Heer?" Hij zei tegen hen: "Let op: Waar een dood dier ligt, daar zullen de gieren zich verzamelen."
Het verhaal van de oneerlijke rechter
18 Jezus wilde de leerlingen uitleggen dat ze altijd moesten bidden en niet moesten opgeven. Hij vertelde hun dat in de vorm van een verhaal. 2 Hij zei: "Er woonde in een stad een rechter. Het was een man die zich van niemand iets aantrok – niet van God en niet van mensen. 3 En er woonde in die stad ook een weduwe. Ze kwam steeds naar hem toe en zei: 'Spreek recht tussen mij en mijn tegenpartij, zodat ik krijg waar ik recht op heb.' 4 Eerst wilde hij niet. Maar later zei hij bij zichzelf: 'Ik trek mij van niemand iets aan. Niet van God en niet van mensen. Maar ik zal toch maar rechtspreken tussen haar en haar tegenpartij. 5 Want ze valt me aldoor lastig. En als ik niets doe, komt ze me straks nog in mijn gezicht slaan.' "
6 Jezus zei: "Luister naar wat de oneerlijke rechter zegt. 7 Dan zal God die rechtvaardig is er toch zéker voor zorgen dat de mensen die Hij heeft uitgekozen, krijgen waar ze recht op hebben? Want ze roepen dag en nacht tot Hem. Zal Hij hen laten wachten? 8 Nee, Ik zeg jullie dat Hij hen heel snel zal komen helpen. Maar als de Mensenzoon op aarde terugkomt, zal Hij dan dat geloof vinden op aarde?"
Het verhaal van de Farizeeër en de belasting-ontvanger
9 Jezus had gemerkt dat sommige mensen zichzelf heel godsdienstig vonden en op andere mensen neerkeken. Daarom vertelde Hij hun nog een verhaal. 10 Hij zei: "Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër, de ander een belasting-ontvanger. 11 De Farizeeër ging breeduit staan en bad bij zichzelf: 'God, ik dank U dat ik niet zo ben als de andere mensen. Want zij zijn hebzuchtig, oneerlijk en ontrouw, en ik niet. Dank U ook dat ik niet ben zoals die belasting-ontvanger daar. 12 Twee dagen per week sla ik het eten over. En ik geef U een tiende deel van alles wat ik heb.' 13 Maar de belasting-ontvanger bleef op een afstand van de tempel staan en wilde zelfs niet naar de hemel opkijken. Hij wrong zijn handen van spijt en zei: 'God, vergeef mij alstublieft de slechte dingen die ik heb gedaan!' 14 Ik zeg jullie: deze belasting-ontvanger had van God vergeving gekregen toen hij weer naar huis ging. Maar de Farizeeër niet. Want als iemand zichzelf heel belangrijk vindt, zal hij worden vernederd. Maar als iemand heel bescheiden over zichzelf denkt, zal hij worden geëerd."
Jezus zegent de kinderen
15 De mensen brachten ook hun kleine kinderen naar Jezus toe. Ze wilden dat Hij hun de handen op zou leggen. Toen de leerlingen dat zagen, stuurden ze hen weg. 16 Maar Jezus riep de kinderen naar Zich toe en zei: "Laat de kinderen naar Mij toe komen en houd ze niet tegen. Want het Koninkrijk van God is voor mensen die zijn zoals zij. 17 Luister goed! Ik zeg jullie: als je het Koninkrijk van God niet aanneemt zoals een kind dat doet, kun je het niet binnen gaan."
De rijke man
18 Een rijk, belangrijk man vroeg aan Jezus: "Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?" 19 Jezus zei tegen hem: "Waarom noem je Mij 'goed'? Er is er maar Eén die goed is, en dat is God. 20 Je kent de leefregels van de wet van Mozes: 'Wees trouw aan je vrouw, dood niemand, steel niet, vertel geen leugens over anderen, heb respect voor je vader en moeder en zorg voor hen.' " 21 De man zei tegen Hem: "Daar heb ik me mijn hele leven aan gehouden." 22 Toen Jezus dat hoorde, zei Hij: "Je moet nog één ding doen: verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan de arme mensen. Dan zul je een schat in de hemel hebben. Kom daarna hier en volg Mij." 23 Toen de man dat hoorde, werd hij erg verdrietig. Want hij was heel erg rijk. 24 Jezus zag dat de man verdrietig was geworden. En Hij zei: "Wat is het voor rijke mensen toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan. 25 Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijk mens om het Koninkrijk van God binnen te gaan." 26 De mensen die dit hoorden, zeiden tegen Hem: "Maar wie kan dán gered worden?" 27 Hij zei tegen hen: "Wat voor mensen niet mogelijk is, is voor God wél mogelijk."
Wat is de beloning voor het volgen van Jezus?
28 Toen zei Petrus: "Heer, wij hebben alles achtergelaten wat we hadden en zijn U gevolgd." 29 Jezus zei tegen hen: "Luister goed! Ik zeg jullie: als je je huis of vrouw of broers of ouders of kinderen verlaat voor het Koninkrijk van God, 30 zul je er heel veel andere voor terug krijgen in deze wereld. En in de wereld die nog komt krijg je het eeuwige leven."
Jezus vertelt over zijn dood
31 Jezus nam de twaalf leerlingen apart en zei tegen hen: "Luister, we zijn op weg naar Jeruzalem. Alles wat de profeten hebben opgeschreven, zal met de Mensenzoon gaan gebeuren. 32 Want Hij zal gevangen worden genomen en aan de Romeinen worden uitgeleverd. Ze zullen Hem belachelijk maken en bespugen en uitlachen. 33 Ze zullen Hem zweepslagen geven en doden. Maar op de derde dag zal Hij uit de dood opstaan." 34 Maar ze begrepen er niets van. Het waren onbegrijpelijke woorden voor hen. Ze hadden geen idee wat Hij bedoelde.
Jezus geneest een blinde man bij Jericho
35 Toen ze in de buurt van Jericho kwamen, zat er een blinde man langs de kant van de weg te bedelen. 36 Toen hij hoorde dat er een grote groep mensen voorbij kwam, vroeg hij wat er aan de hand was. 37 De mensen vertelden hem dat Jezus van Nazaret voorbij kwam. 38 Toen riep hij: "Jezus, Zoon van David,[x] help mij alstublieft!" 39 De mensen die voorbij liepen, zeiden dat hij zijn mond moest houden. Toen schreeuwde hij nog harder: "Zoon van David, help mij alstublieft!" 40 Jezus stond stil en liet hem bij Zich brengen. Hij vroeg hem: 41 "Wat wil je dat Ik voor je doe?" Hij antwoordde: "Heer, ik wil zo graag kunnen zien!" 42 Jezus zei tegen hem: "Ik wil dat je kan zien! Je geloof heeft je gered." 43 Onmiddellijk kon de man zien. Hij volgde Jezus en prees God. En alle mensen die het zagen, prezen God.
Jezus op bezoek bij Zacheüs
19 Jezus kwam Jericho binnen en liep door de stad. 2 Daar woonde Zacheüs, het hoofd van de belasting-ontvangers. Hij was heel rijk. 3 Hij probeerde te zien wie Jezus was. Maar dat lukte niet, want hij was klein en er waren te veel mensen. 4 Daarom liep hij hard vooruit en klom in een vijgenboom die op een plek stond waar Jezus voorbij zou komen. Dan zou hij Jezus kunnen zien.
5 Toen Jezus bij de boom kwam, keek Hij omhoog en zei tegen Zacheüs: "Zacheüs, kom vlug naar beneden. Want Ik moet vandaag bij jou op bezoek komen." 6 Zacheüs kwam vlug naar beneden en ontving Hem blij als gast in zijn huis. 7 Toen de mensen dat zagen, mopperden ze allemaal en zeiden: "Hij is bij een slecht mens op bezoek."[y] 8 Maar Zacheüs ging staan en zei tegen de Heer Jezus: "Heer, ik ga de helft van alles wat ik heb aan de arme mensen geven. En als ik iemand te veel belasting heb laten betalen, betaal ik hem vier keer zoveel terug." 9 Jezus zei tegen hem: "Vandaag is deze man gered, omdat ook hij een zoon van Abraham is.[z] 10 Want de Mensenzoon is gekomen om mensen die bij God weggelopen waren, te zoeken en te redden."
Het verhaal van de dienaren met het geld
11 Jezus vertelde de luisterende mensen nog iets in de vorm van een verhaal. Want Hij was nu dicht bij Jeruzalem en iedereen dacht dat dan het Koninkrijk van God zou komen.[aa] 12 Hij zei: "Er was een edelman die naar een ver land moest. Daar zou hij tot koning worden gekroond. Daarna zou hij weer terugkomen. 13 Hij riep tien van zijn dienaren bij zich en gaf hun elk één pond (= 100 daglonen). Hij zei tegen hen: 'Doe hiermee zaken voor mij, totdat ik terugkom.'
14 De mensen van zijn stad haatten hem. Ze stuurden hem boodschappers achterna die moesten zeggen: 'We willen niet dat deze man koning over ons wordt.'
15 Toen de edelman tot koning was gekroond, kwam hij weer terug. Hij riep de dienaren bij zich die hij het geld had gegeven. Hij wilde weten hoeveel ze ermee hadden verdiend. 16 De eerste kwam en zei: 'Heer, ik heb met uw pond nog tien ponden bijverdiend.' 17 De edelman zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daarmee ben je goed omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven: je krijgt het bestuur over tien steden.' 18 De tweede dienaar kwam en zei: 'Heer, met uw pond heb ik nog vijf ponden bijverdiend.' 19 De edelman zei ook tegen hem: 'Jij krijgt het bestuur over vijf steden.'
20 De volgende kwam en zei: 'Heer, hier is het pond dat u mij had gegeven. Ik heb het in een doek gestopt en zo bewaard. 21 Want ik was bang voor u omdat u zo streng bent. U neemt wat u niet heeft weggelegd en u maait waar u niet heeft gezaaid.' 22 De edelman zei tegen hem: 'Ik zal je veroordelen met de woorden van je eigen mond, jij slechte dienaar! Je zegt dat ik streng ben. Je zegt dat ik neem wat ik niet heb weggelegd en dat ik maai wat ik niet heb gezaaid. 23 Als je dat wist, waarom heb je mijn geld dan niet naar de bank gebracht? Dan had ik het nu met rente kunnen ophalen.' 24 En hij zei tegen de mensen die bij hem stonden: 'Neem hem het geld af. Geef het aan de man die tien ponden heeft.' 25 Ze antwoordden hem: 'Heer, maar hij heeft al tien ponden.' "
26 Jezus zei: "Ik zeg jullie dat iedereen die heeft, nog meer zal krijgen. Maar van iedereen die niet heeft, zal worden afgenomen ook wat hij wel heeft.
27 En de edelman zei: 'Haal nu die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd. Breng hen hier bij mij en dood hen.' "
Jezus op weg naar Jeruzalem
28 Toen Jezus dit had verteld, reisde Hij voor hen uit naar Jeruzalem. 29 Hij kwam bij Betfagé en Betanië, aan de voet van de Olijfberg. Daar stuurde Hij twee van zijn leerlingen vooruit. 30 Hij zei tegen hen: "Ga naar dat dorp daar. Als je er binnenkomt, zul je een jonge ezel vastgebonden zien staan. Er heeft nog nooit iemand op gezeten. Maak het dier los en breng het hier. 31 En als iemand zegt: 'Waarom maken jullie die ezel los?' dan moeten jullie zeggen: 'De Heer heeft hem nodig.' "
32 De twee gingen naar het dorp en alles ging zoals Jezus had gezegd. 33 Toen ze de ezel losmaakten, zeiden de eigenaars tegen hen: "Waarom maken jullie die ezel los?" 34 Ze zeiden: "De Heer heeft hem nodig." 35 Ze brachten het dier naar Jezus, legden hun mantels over de rug van de ezel en hielpen Jezus er op. 36 Zo reisde Hij verder. En ze spreidden hun mantels vóór Hem op de weg uit. 37 Toen Hij vlak bij Jeruzalem kwam, bij de helling van de Olijfberg, begon de grote groep leerlingen die achter Jezus aan kwam, luid God te prijzen. Zó blij waren ze over alle wonderen die ze hadden gezien. 38 Ze riepen: "Gods zegen op de Koning die door de Heer is gestuurd! Vrede in de hemel! Eer in de hoogste hemel!" 39 Er liepen ook Farizeeërs tussen de mensen in. Een paar van hen zeiden tegen Hem: "Meester, U moet uw leerlingen verbieden dat te roepen!" 40 Maar Hij antwoordde: "Ik zeg jullie dat als zíj zouden zwijgen, de stenen het zouden roepen!"
41 Toen Hij nog dichter bij Jeruzalem was gekomen en de stad zag, moest Hij huilen. 42 Hij zei: "Och Jeruzalem, als jij vandaag nu maar begreep wat je nodig hebt om vrede te vinden. Maar je kan het nu niet begrijpen. 43 Er zal een tijd komen waarin je vijanden je zullen aanvallen en omsingelen. Ze zullen je van alle kanten bedreigen. 44 Ze zullen je bewoners vertrappen en geen steen op de andere laten, omdat je het niet hebt opgemerkt toen God je wilde redden."
Jezus in de tempel
45 Jezus ging de tempel binnen. Daar begon hij iedereen die dieren aan het kopen of verkopen was, weg te jagen.[ab] 46 Hij zei tegen hen: "Er staat in de Boeken: 'Mijn huis zal een huis van gebed zijn, maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!' " 47 Elke dag gaf Hij les in de tempel. De leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk probeerden een plan te bedenken om Hem te doden. 48 Maar ze konden niets bedenken. Want alle mensen waren één en al aandacht voor alles wat Jezus zei.
Een strikvraag
20 Steeds gaf Jezus les in de tempel en vertelde het goede nieuws. Op één van die dagen kwamen ook de leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk erbij staan. 2 Ze zeiden tegen Hem: "Waarom denkt U dat U deze dingen mag doen? En wie heeft gezegd dat U dit moet doen?" 3 Hij antwoordde: "Ik heb ook een vraag. 4 Johannes de Doper doopte de mensen. Zeg Mij: moest hij dat van God doen, of had hij dat zelf bedacht?" 5 Ze overlegden met elkaar: "Als we zeggen dat hij dat van God moest doen, zal Hij zeggen: 'Waarom hebben jullie hem dan niet geloofd?' 6 Maar als we zeggen dat hij het zelf had bedacht, zullen de mensen ons met stenen doodgooien. Want zij geloven dat Johannes een profeet was." 7 En ze antwoordden Jezus dat ze niet wisten waarom Johannes doopte. 8 Jezus antwoordde: "Dan zeg Ik jullie ook niet waarom Ik deze dingen mag doen."
Het verhaal van de wijngaard
9 Toen vertelde Jezus de mensen iets in de vorm van een verhaal. Hij zei: "Iemand plantte een wijngaard. Daarna verhuurde hij die aan wijnboeren en ging voor lange tijd naar het buitenland. 10 Toen het tijd was voor de druivenoogst, stuurde hij een dienaar naar die wijnboeren. Hij moest het deel van de druivenoogst ophalen dat voor zijn heer was. Maar de wijnboeren sloegen de dienaar en joegen hem met lege handen weg. 11 Toen stuurde de eigenaar een andere dienaar. Ze sloegen die ook, scholden hem uit en joegen hem met lege handen weg. 12 De eigenaar stuurde een derde dienaar. Ze mishandelden ook hem en gooiden hem de wijngaard uit. 13 Toen zei de eigenaar van de wijngaard: 'Wat moet ik doen? Ik zal mijn zoon sturen van wie ik heel veel houd. Misschien zullen ze hem wel met rust laten.' 14 Maar toen de wijnboeren de zoon zagen, overlegden ze met elkaar: 'Dit is de man die later de wijngaard zal erven. Laten we hem doden, dan is de wijngaard van óns.' 15 En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen? 16 Hij zal komen en die wijnboeren doden. Daarna zal hij de wijngaard aan andere wijnboeren geven."
Toen de leiders van de priesters en de wetgeleerden dat hoorden, zeiden ze: "Dat nooit!" 17 Maar Jezus keek hen aan en zei: "Wat betekent het dan dat er in de Boeken staat: 'De steen die de bouwers niet goed genoeg vonden, is de belangrijkste bouwsteen van het gebouw geworden? 18 En iedereen die over die steen valt, zal worden verpletterd. En iedereen op wie die steen valt, zal worden verbrijzeld.' "
19 De wetgeleerden en de leiders van de priesters hadden Hem wel gelijk willen vermoorden, want ze begrepen dat dit verhaal over hén ging. Maar ze durfden niet, want ze waren bang voor de mensen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016