Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Jesaja 23-27

Gods woorden over Tyrus en Sidon

23 Jesaja zegt: Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Tyrus.

Huil, zeelui die naar Tarsis[a] varen! Want jullie thuishaven Tyrus is verwoest. Er is geen huis meer over. Er woont niemand meer. Bij Chittim (= Cyprus) hoorden jullie het nieuws. Wees stil van schrik, bewoners van het eiland! Want jullie zijn rijk geworden dankzij de handelaren uit Sidon die over de zeeën varen. Over de Grote Zee kwam er graan uit Sichor. Jullie leefden van de oogst die uit Egypte kwam. Tyrus deed zaken met alle volken. Sidon, schaam je. Want er woont niemand meer in je. Zonder jouw bewoners voelt de zee zich kinderloos[b] en zegt: "Het is net alsof ik nooit kinderen gehad heb." Het is alsof je nooit hebt bestaan. Als de mensen horen wat er met Tyrus is gebeurd, zullen ze geschokt zijn. Net zo geschokt als toen ze het nieuws hoorden over de verwoesting van Egypte.[c]

Vlucht naar Tarsis en huil, bewoners van het eiland! Wat is er over van jullie levendige stad? Die stad die al zó lang bestond? De stad waarvan de bewoners naar verre landen gingen om daar handel te drijven? De handelaren van Tyrus hoorden bij de belangrijkste mensen op aarde! Wie heeft ervoor gezorgd dat het zó met het machtige Tyrus is afgelopen? De Heer van de hemelse legers heeft dit gedaan. Hij besloot om een einde te maken aan al die trotse rijkdom. Hij besloot om al die machtige mensen te vernederen.

10 Bewoners van Tarsis, zwerm maar uit over het land, zoals de Nijl in Egypte het land overspoelt. Er is niets meer wat jullie nog tegenhoudt. 11 De Heer heeft zijn hand uitgestrekt over de zee. Koninkrijken maakte Hij aan het beven. De Heer heeft het bevel gegeven om de burchten in Kanaän[d] te verwoesten. 12 Hij zei: "Sidon, arme stad! Je zal niet meer vrolijk en blij zijn. Vaar maar naar Chittim, maar je zal er geen rust vinden. 13 Kijk naar het land van de Babyloniërs. Dat land, en niet Assur, heeft Tyrus helemaal verwoest. Nu leven er alleen nog maar woestijndieren. Babel bestormde de muren, verwoestte de burchten. Nu zijn er alleen nog puinhopen. 14 Huil, zeelui die naar Tarsis varen, want jullie burcht Tyrus is verwoest."[e]

15 Tyrus zal 70 jaar lang worden vergeten, net zo lang als één koning regeert. Aan het eind van die 70 jaar zal het met Tyrus net zo gaan als met de hoer in het liedje. 16 Over die hoer wordt gezongen: "Maak muziek, ga rond door de stad, vergeten hoer! Speel maar mooi, zing maar veel, misschien willen de mannen je weer hebben." 17 Net zo zal de Heer er aan het eind van die 70 jaar voor zorgen dat alle koninkrijken op aarde weer handel willen drijven met Tyrus. Tyrus zal weer met allerlei steden en landen een verbond sluiten. 18 Maar alle winst die Tyrus daarmee zal maken, zal voor de Heer zijn. Het zal niet worden opgeslagen. Het zal zijn voor de mensen die dicht bij de Heer leven. Ze zullen er eten en kleren van kopen.

God straft het land Israël

24 Jesaja zegt: Let op, de Heer verwoest het land. Hij maakt het land helemaal leeg. Hij jaagt de bewoners uit elkaar. Hij zal iedereen hetzelfde behandelen: met iedereen loopt het slecht af. Met priesters en gewone mensen, heren en knechten, meesteressen en slavinnen, verkopers en kopers, mensen die lenen en mensen die uitlenen, mensen die nog geld moeten betalen en mensen die nog geld moeten krijgen. Het land zal helemaal verwoest en leeggeroofd worden. De Heer heeft het gezegd en Hij zal het ook doen.

Het land treurt en verdroogt. Alles verdort. Zelfs de rijke mensen verhongeren. Want het land is door de bewoners bedorven. Dat komt doordat ze zich niet aan Gods wetten hebben gehouden. Ze hebben God niet gehoorzaamd. Ze hebben het eeuwige verbond met God verbroken. Daarom is het land vervloekt. De mensen die er wonen, zullen sterven. De bewoners zullen verbrand worden en er zullen er maar weinig overblijven.

De wijnstruiken verdrogen. De druiven verschrompelen. De mensen die eerst zo blij waren, lopen nu te zuchten. Er wordt niet meer vrolijk gedanst op muziek. Er wordt niet meer gedronken en gezongen. De wijn is bitter geworden. 10 De verwoeste stad ligt in puin, de huizen zijn onbewoonbaar. 11 In de straten jammeren de mensen omdat er geen wijn meer is. Alle vrolijkheid is verdwenen. 12 De stad is één grote berg puin. De poortdeuren zijn stukgehakt. 13 Maar in dit land, tussen deze volken, zal een klein overblijfsel blijven bestaan. Net zoals na de olijvenoogst of druivenoogst nog een paar olijven of druiven aan de boom overblijven. 14 De mensen die overblijven, zullen juichen en jubelen over de hemelse macht en majesteit van de Heer, vanaf de zeekust tot in het hele land. 15 Prijs daarom van oost tot west de Heer, de God van Israël. 16 Over de hele wereld horen we mensen de Heer met liederen prijzen: 'Prijs de Heer, de rechtvaardige God.'

Maar ik zeg nu: "Help! Het is afgelopen met me! Ik verhonger!" Want de mensen zijn slecht. Ja, ze zijn door en door slecht. 17 Pas maar op, bewoners van het land! Het zal slecht met jullie aflopen! 18 Mensen die vluchten voor het gevaar, vallen in een kuil. En wie weer uit de kuil klimmen, komen in vangnetten terecht. Het zal vreselijk gaan regenen en er zal een zware aardbeving komen. 19 De aarde zal openbarsten, schudden en beven. 20 De aarde zal waggelen als een dronken man. De aarde zal schudden als een gammele hut in het veld. De aarde zal schudden onder Gods straf voor alle slechte dingen die de mensen hebben gedaan. De aarde zal bezwijken en niet meer opstaan.

21 In die tijd zal de Heer de machten van de geestelijke wereld en de koningen op de aarde straffen. 22 Ze zullen worden verzameld, zoals gevangenen samen in een kuil worden gezet. Ze zullen worden opgesloten in een kerker. Maar pas na lange tijd zullen ze hun straf krijgen. 23 Dan zullen de maan en de zon zich schamen als ze hun licht vergelijken met dat van de Heer. Want de Heer van de hemelse legers zal Koning zijn in Jeruzalem, op de berg Sion. De leiders[f] zullen delen in zijn schitterende hemelse macht en majesteit.

Danklied voor God die bevrijdt

25 Jesaja zegt: Heer, U bent mijn God. Ik zal U eren en prijzen. Want U heeft wonderen gedaan. U doet wat U lang geleden al heeft besloten. Want U heeft de stad[g] van de mensen die ons land hadden veroverd, veranderd in een puinhoop. Hun sterke burcht heeft U in puin gelegd. Hun burcht heeft U verwoest. Er is niets van over. Hun stad zal nooit meer worden herbouwd. Daarom zal het volk dat eerst zo machtig was, U eren. De stad van de sterke, wrede volken zal diep ontzag voor U hebben. Want voor de arme en zwakke mensen bent U een burcht geweest, een veilige schuilplaats tegen de storm, een schaduw tegen de hitte. Want het geweld van de machtige, wrede heersers is als een storm die tegen een muur beukt. Maar zoals de schaduw van een dikke wolk een einde maakt aan de hitte in een droog land, zo zult U een einde maken aan het krijgsgeschreeuw en de overwinningsliederen van de machtige, wrede heersers.

De Heer van de hemelse legers zal op deze berg voor alle volken een feestmaaltijd klaarmaken. Een heerlijke feestmaaltijd met het beste vlees en heerlijke, oude wijnen. En Hij zal op deze berg de sluier[h] vernietigen die over alle landen heen ligt en alle volken bedekt. Hij zal de dood voor eeuwig overwinnen en vernietigen. De Heer zal de tranen op alle gezichten afvegen. Hij zal de schande van zijn volk helemaal van de aarde wegdoen. Want de Heer heeft het gezegd en Hij zal het ook doen. In die tijd zullen de mensen zeggen: "Kijk, dit is onze God! Hij is het van wie we hulp hebben verwacht. Hij is de Heer, op Hem hebben wij vertrouwd. We zullen blij zijn en juichen, want Hij zal ons redden." 10 De Heer zal de berg Sion beschermen, maar Moab[i] zal Hij vertrappen zoals stro wordt vertrapt in het water van een mestkuil. 11 Moab zal zichzelf nog proberen te redden. Net zoals een man die in het water is gevallen wild met zijn armen maait. Maar Hij zal het trotse Moab vernederen, hoe handig het land zich ook verweert. 12 De muren van Moab die zo sterk en onoverwinnelijk lijken, zal Hij neerhalen. Ja, Hij zal ze tot de grond afbreken.

God zal zijn eigen volk weer zegenen

26 Jesaja zegt: In die tijd zal in het land van Juda het volgende lied worden gezongen:

'Wij hebben een sterke stad.
De goedheid van God zijn de muren van die stad.
Doe de poorten open!
Dan kan het rechtvaardige en trouwe volk naar binnen gaan.
U heeft het beloofd:
U zal vrede geven aan de mensen die helemaal op U vertrouwen.
Vertrouw voor altijd op de Heer,
want de Heer is een eeuwige rots waarop wij veilig zijn.
Mensen die denken dat ze veilig zijn in hun hooggelegen burcht,
gooit Hij neer.
Hij vernietigt hun burcht tot aan de grond.
De resten worden vertrapt door de arme mensen.'

Voor mensen die leven zoals U het wil, is de weg door het leven recht en vlak. U baant voor hen de weg. Ook als U rechtspreekt, vertrouwen wij op U, Heer. Wij verlangen met ons hele hart naar U en uw verbond. 's Nachts verlang ik met mijn hele hart naar U. Vanuit het diepst van mijn hart verlang ik naar U. Want als U de aarde straft, leren de mensen wat rechtvaardigheid is.

10 Zelfs als U goed bent voor mensen die zich niets van U aantrekken, gaan ze niet leven zoals U het wil. Ze blijven slechte dingen doen in een land waar de andere mensen wel goed leven. Ze zien niet hoe machtig U bent. 11 Heer, U doet machtige dingen, maar ze zien het niet. Maar op een dag zullen ze het zien en zich schamen. Ze zullen zien hoeveel U van uw volk houdt. Uw vurige liefde voor uw volk zal uw vijanden verbranden.

12 Heer, U zal ons vrede geven. In alle dingen zorgt U voor ons. 13 Heer God, andere koningen hebben over ons geheerst. Maar alleen U eren wij. 14 Als die andere koningen zijn gedood, worden ze nooit meer levend. Ze staan nooit meer op uit de dood. U heeft hen gestraft en vernietigd. Niemand denkt nog aan hen. 15 U had ons volk groot gemaakt, Heer, U had uw volk en uw land steeds groter gemaakt. U kreeg de eer. Maar U heeft uw volk over de hele aarde verspreid. 16 Heer, toen ze in nood waren, hebben ze U om hulp geroepen. Ze hebben stil tot U gebeden toen U hen strafte. 17 We krompen inéén van de pijn en schreeuwden het uit, zoals een vrouw die een kind aan het krijgen is. 18 Maar al ónze pijn leverde niets op. We konden het land niet redden. We konden het land niet vullen met nieuwe bewoners.

19 Maar de mensen die van U zijn, zullen terugkomen uit de dood. Ook ik zal opstaan uit de dood. Jullie die dood in de aarde liggen, word wakker en juich! Want de dauw die U geeft, is een dauw die doden weer levend maakt. Door uw dauw geeft de aarde de doden terug. 20 Kom, mijn volk, ga je huis binnen. Doe de deur achter je dicht. Verberg je een poosje, totdat de Heer niet meer boos is. 21 Want de Heer verlaat zijn huis om de bewoners van de aarde te straffen voor hun slechtheid. Want ze hebben onschuldige mensen gedood. Maar al hun misdaden zullen aan het licht komen.

God zal zijn volk redden van de overheersers

27 Jesaja zegt: In die tijd zal de Heer met zijn harde, grote, sterke zwaard de leviatan straffen, die kronkelende zeedraak.[j] Hij zal de draak in de zee doden. In die tijd zal Gods wijngaard (Israël) rood van de druiven zien. Zing over die wijngaard! De Heer zegt: "Ik, de Heer, zal voor mijn wijngaard zorgen. Ik zal hem elke dag water geven. Ik zal hem dag en nacht bewaken, zodat niemand hem kwaad kan doen. Ik ben niet langer woedend op mijn wijngaard. Wie zal Mij durven aanvallen? Ik zal elke vijand vernietigen, net zoals je dorens en distels uitrukt en verbrandt. Laten ze liever naar Mij toe komen om hulp. Laten ze vrede met Mij sluiten."

In de toekomst zal het volk Israël wortel schieten, zoals een jonge wijnstruik. Israël zal groeien en bloeien en de hele aarde vullen met zijn vruchten. Heeft Hij Israël net zo zwaar gestraft als hun vijanden? Heeft Hij hen gedood, zoals Hij hun vijanden heeft gedood? Nee, Hij heeft hen maar mild gestraft. Hij heeft hen alleen maar weggejaagd naar een ander land. Hij heeft hen weggejaagd als met een harde oostenwind. Dat is Israëls straf voor alles wat het heeft gedaan. Dat zal voldoende zijn. Daarna zal Israël vergeving krijgen. Dan zal Hij het kwaad bij hen wegdoen, doordat Hij hun altaren zal stukslaan. Hun heilige palen en hun godenbeelden zullen niet blijven staan. Het zullen steenhopen worden.

10 De sterke stad van de vijand zal eenzaam en verlaten liggen. Er zullen net zo weinig mensen wonen als in een woestijn. Er zullen kalveren grazen. Ze zullen er slapen en de bladeren van de takken eten. 11 De kale takken zullen verdrogen en afbreken. Vrouwen zullen ze verzamelen als brandhout. Want dit is een onverstandig volk. Ze willen niet naar hun Maker luisteren. Daarom zal Hij niet meer voor hen zorgen en zal Hij hen niet vergeven.

12 In die tijd zal de Heer zijn volk weer verzamelen van tussen de volken waar zij leven. Net zoals je de graankorrels uit de aren klopt en verzamelt. Hij zal hen overal vandaan halen, vanaf de Rivier de Eufraat tot aan de rivier van Egypte. Hij zal ze één voor één verzamelen. 13 In die tijd zal er op een grote ramshoorn worden geblazen. En alle mensen die gevangen meegenomen waren naar Assur of die gevlucht waren naar Egypte, zullen terugkomen. Ze zullen de Heer aanbidden op de heilige berg van Jeruzalem.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016