Beginning
De keus tussen de zegen en de vervloeking
11 Houd daarom van je Heer God. Dien Hem alle dagen van je leven door je aan zijn wetten en leefregels te houden. 2 Ik heb het nu niet over jullie kinderen. Want zij kennen de opvoeding van de Heer God nog niet. Zij hebben zijn grootheid en macht nog niet gezien. 3 Zij hebben niet de wonderen gezien die Hij in Egypte heeft gedaan bij de koning van Egypte en in zijn hele land. 4 Of wat Hij heeft gedaan met het leger van Egypte, met de paarden en de strijdwagens. Zij hebben niet gezien hoe Hij het water van de Rietzee over hen heen liet stromen. Hoe Hij hen zo helemaal vernietigde toen ze jullie achtervolgden. 5 Zij weten niet wat Hij met jullie heeft gedaan in de woestijn, vóór jullie hier kwamen. 6 Of wat Hij heeft gedaan met Datan en Abiram, de zonen van Eliab uit de familie van Ruben. Toen scheurde de aarde open en slokte hen op, met hun gezinnen, hun tenten, hun vee en alles wat ze hadden. Heel Israël zag het.
7 Maar júllie hebben met eigen ogen gezien wat voor machtige dingen de Heer heeft gedaan. 8 Houd je daarom aan de hele wet die ik jullie nu geef. Want dan zullen jullie sterk zijn en het land veroveren. 9 En dan zullen jullie lang leven in het land waarvan de Heer aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft gezworen dat Hij het aan hun familie ná hen zou geven.
Het is een prachtig en vruchtbaar land. 10 Want het land dat jullie gaan veroveren is niet als Egypte waar jullie vandaan komen. Want in Egypte moesten jullie het land zelf water geven als jullie hadden gezaaid, zoals in een groententuin. 11 Maar het land dat jullie nu gaan veroveren, heeft bergen en dalen en krijgt water van de regen. 12 Het hele jaar door zorgt jullie Heer God voor dat land.
13 Luister goed naar de wetten die ik jullie nu geef. Houd van je Heer God. Dien Hem met je hele hart en je hele ziel. 14 Dan zal de Heer het altijd op tijd laten regenen in het land. De herfstregens en de lenteregens zullen op tijd vallen. Daardoor kunnen jullie het graan, de druiven en de olijven oogsten. 15 Hij zal ervoor zorgen dat er altijd genoeg gras groeit voor jullie vee. Zo zullen jullie altijd zoveel kunnen eten als jullie willen.
16 Maar denk erom dat jullie geen andere goden gaan aanbidden en dienen. 17 Want dan zal de Heer vreselijk boos op jullie worden. Hij zal jullie straffen en het niet meer laten regenen. Daardoor zal er niets meer groeien en zullen er geen oogsten zijn. Dan zal het heel snel met jullie afgelopen zijn in het prachtige land dat de Heer jullie gaat geven. 18 Bewaar daarom deze woorden in je hart en in je ziel. Ze moeten in je hart gebrand staan. Ze moeten zijn als een teken op je hand of op je voorhoofd. Iets wat jullie nooit zullen vergeten. 19 Leer ze aan jullie kinderen en praat er met hen over als jullie thuis zijn en als jullie onderweg zijn, als jullie naar bed gaan en als jullie opstaan. 20 Schrijf ze op de deurposten van jullie huizen en op de poorten van jullie steden. 21 Want dan zullen jullie en jullie kinderen lang leven in het land dat de Heer aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd. Jullie zullen daar leven zo lang als de hemel boven de aarde staat.
22 Houd je ijverig aan deze hele wet die ik jullie nu geef. Houd van de Heer God, gehoorzaam Hem en wees trouw aan Hem. 23 Dan zal de Heer al deze volken voor jullie uit dit land wegjagen. Dan zullen jullie het gebied kunnen veroveren van volken die groter en machtiger zijn dan jullie. 24 Elke plek waar jullie je voeten zullen neerzetten, zal van jullie zijn. Het hele gebied vanaf de woestijn in het zuiden tot aan de Libanon in het noorden, en vanaf de rivier de Eufraat in het oosten tot aan de zee in het westen zal van jullie zijn. 25 Niemand zal jullie kunnen verslaan. Want de Heer God zal ervoor zorgen dat overal waar jullie komen iedereen bang voor jullie is, zoals Hij jullie heeft beloofd.
26 Kijk, vandaag geef ik jullie de keus tussen zegen en vervloeking. 27 Zegen, als jullie gehoorzaam zijn aan de leefregels van de Heer God die ik jullie vandaag geef. 28 Maar vervloeking, als jullie daar niet naar luisteren, maar Hem ongehoorzaam zijn en andere goden gaan dienen waar jullie niets mee te maken hebben.
29 Als de Heer God jullie in het land heeft gebracht dat jullie gaan veroveren, moeten jullie de zegen uitspreken op de berg Gerizim en de vervloeking op de berg Ebal. 30 Die bergen liggen aan de andere kant van de Jordaan, achter de westelijke grote weg, in het land van de Kanaänieten die in de vlakte wonen, bij Gilgal bij de eikenbomen van Moré. 31 Jullie staan op het punt om de Jordaan over te steken. Dan gaan jullie het land veroveren dat de Heer God aan jullie gaat geven. Jullie zullen er gaan wonen en het zal van jullie zijn. 32 Blijf je dan heel precies houden aan alle wetten en leefregels die ik jullie nu geef.
Er mogen alleen offers gebracht worden in de plaats waar God wil wonen
12 Dit zijn de wetten en leefregels waar jullie je aan moeten houden in het land dat de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, voor altijd aan jullie zal geven.
2 De volken die er nu nog wonen, hebben eigen goden gediend. Dat hebben ze gedaan op allerlei bergen en heuvels en onder allerlei bomen. Wanneer jullie het land veroveren, moeten jullie al die heilige plaatsen vernietigen. 3 Breek de altaren af, sla de heilige stenen kapot, verbrand de heilige palen en hak de godenbeelden om. Vernietig alles wat met hun goden te maken had. 4 Jullie mogen je Heer God niet op hun manier dienen. 5 Maar jullie Heer God zal in het gebied van één van de stammen een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Dáár moeten jullie heen gaan om de Heer te aanbidden. 6 Dáár moeten jullie je brand-offers en vlees-offers heen brengen, het tiende deel van de oogsten,[a] jullie beweeg-offers, belofte-offers en vrijwillige offers, en de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten.[b] 7 Dáár moeten jullie samen met je gezin feestvieren bij je Heer God over het werk dat jullie hebben gedaan en dat de Heer God gezegend heeft.
8 Jullie mogen niet meer offeren waar je maar wil, zoals jullie tot nu toe hebben gedaan. 9 Tot nu toe was dat goed. Want nu zijn jullie nog niet gekomen op de plaats van de rust, het land dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. 10 Maar straks zijn jullie aan de overkant van de Jordaan. Dan zullen jullie in het land wonen dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. Dan zal Hij jullie aan alle kanten vrede en rust geven. Hij zal ervoor zorgen dat jullie daar veilig wonen. 11 Daar zal jullie Heer God een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Naar die plaats moeten jullie gaan om de Heer alles te brengen wat ik jullie beveel: jullie brand-offers en vlees-offers, het tiende deel van jullie oogsten, en jullie beweeg-offers en alle belofte-offers. 12 Daar zullen jullie feestvieren bij de Heer God, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten uit die bij jullie wonen, want zij hebben geen eigen stuk grond gekregen zoals jullie.
13 Denk erom dat jullie je brand-offers niet zomaar ergens mogen offeren. 14 Jullie moeten ze offeren in de plaats die de Heer in het gebied van één van jullie stammen zal uitkiezen. Dáár moeten jullie je brand-offers brengen op de manier die ik jullie heb bevolen. 15 Maar als jullie dieren slachten gewoon om te eten, mogen jullie overal in het land net zoveel dieren slachten als jullie zelf willen. Onreine en reine mensen mogen daarvan eten,[c] net zoals van het vlees van een hert of ander wild dier dat jullie hebben geschoten. 16 Alleen het bloed mogen jullie niet eten. Het bloed moeten jullie op de aarde uitgieten, zoals je water uitgiet.
17 Maar een tiende deel van de oogst van het graan, de druiven en de olijf-olie mogen jullie níet in jullie woonplaatsen opeten. Ook de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten niet. Ook mogen jullie je belofte-offers, vrijwillige offers en beweeg-offers daar niet opeten. 18 Die moeten jullie eten bij je Heer God, in de plaats die Hij zal uitkiezen. Jullie moeten die eten met jullie dochters, zonen, knechten en slavinnen, en met de Levieten die in jullie steden wonen. Vier feest bij je Heer God en wees blij over alles wat jullie hebben gedaan. 19 Denk erom dat jullie, als jullie eenmaal in het land wonen, de Levieten nooit aan hun lot overlaten.
20 Jullie Heer God zal jullie gebied nog veel groter maken, zoals Hij heeft beloofd. Als jullie dan zin hebben om vlees te eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. 21 Stel dat jullie dan ver weg wonen van de plaats waar jullie Heer God wil wonen. Als jullie dan vlees willen eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen. Maar jullie moeten de koeien, schapen of geiten slachten op de manier die ik jullie heb bevolen. 22 Jullie mogen dat vlees eten zoals jullie het vlees eten van een hert of ander wild dier dat je hebt geschoten: reine en onreine mensen mogen ervan eten. 23 Maar denk erom dat jullie geen vlees eten waar het bloed nog in zit. Want in het bloed is het leven. Jullie mogen niet het leven samen met het vlees opeten. 24 Eet dus geen bloed, maar giet het op de aarde uit zoals je water uitgiet. 25 Jullie mogen het niet eten. Als jullie je daaraan houden, zal het goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat de Heer wil. 26 Maar alle geschenken aan de Heer en alle belofte-offers moeten jullie meenemen naar de plaats die de Heer zal uitkiezen. 27 Jullie moeten het vlees en het bloed van jullie brand-offers offeren op het altaar van jullie Heer God. Van de vlees-offers moeten jullie het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar van jullie Heer God werpen. Maar het vlees mogen jullie opeten. 28 Luister goed naar al deze bevelen die ik jullie geef. Want dan zal het voor altijd goed gaan met jullie en met jullie kinderen. Want dan doen jullie wat je Heer God wil.
29 Jullie Heer God zal de volken vernietigen in het gebied waar jullie heen gaan. Jullie zullen straks hun gebied veroverd hebben. 30 Denk er dan om dat jullie niet hetzelfde gaan doen als zij. Denk erom dat jullie hun goden niet gaan aanbidden. Zeg niet: 'Laten we onze God op dezelfde manier aanbidden zoals deze volken hún goden aanbaden.' 31 Want jullie mogen jullie Heer God niet op die manier dienen. Want zij doen allerlei verschrikkelijke dingen voor hun goden. De Heer haat wat ze doen. Want ze verbranden zelfs hun kinderen voor hun goden.
32 Doe allemaal precies wat ik jullie heb bevolen. Jullie mogen er niets aan veranderen.
Waarschuwing tegen het aanbidden van afgoden
13 Stel dat er bij jullie een profeet is, of iemand die dromen van God krijgt. En stel dat hij tegen jullie zegt dat er een teken of een wonder gaat gebeuren. 2 Stel dat het teken of wonder dat hij heeft verteld ook gebeurt, maar dat hij óók zegt: 'Laten we andere goden gaan dienen en aanbidden.' 3 Dan moeten jullie niet naar hem luisteren. Want de Heer God test jullie. Hij wil weten of jullie wel met je hele hart en je hele ziel van Hem houden. 4 Volg alleen jullie Heer God en heb diep ontzag voor Hem. Houd je aan zijn wetten. Gehoorzaam Hem, dien Hem en wees trouw aan Hem. 5 En die profeet of dromer moet worden gedood. Want hij probeerde jullie ongehoorzaam te maken aan de Heer God, die jullie uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. Hij heeft jullie willen wegtrekken van de weg die jullie Heer God heeft gewezen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.
6 Stel dat iemand je stiekem probeert te verleiden om andere goden te gaan aanbidden. Het kan je eigen broer, je moeder, je zoon, je dochter, je eigen vrouw of je allerbeste vriend zijn die dat probeert. 7 Hij wil dat je goden gaat aanbidden van één van de volken om jullie heen, of van volken ver weg. 8 Doe dan niet wat hij zegt. Luister niet naar hem. Je mag niet doen alsof het niet erg is wat hij zegt. Nee, je mag hem zelfs niet in leven laten. Je mag hem niet verbergen. 9 Je moet hem met stenen doodgooien. Jij moet als eerste een steen naar hem gooien, en daarna de anderen. 10 Hij moet gedood worden omdat hij heeft geprobeerd om je weg te trekken van de Heer God, die jullie uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. 11 Als de andere Israëlieten ervan horen, zullen ze diep ontzag hebben en niemand zal nog een keer zoiets durven doen.
12 Stel dat je over één van de steden die de Heer jullie gaat geven, hoort zeggen: 13 'Slechte mensen van je eigen volk hebben in die stad de bewoners weggetrokken van God. Ze hebben hen opgestookt om andere goden te gaan aanbidden.' 14 Dan moeten jullie dat goed onderzoeken en nagaan of het waar is. Als blijkt dat het waar is en er inderdaad zoiets vreselijks is gebeurd, 15 dan moeten jullie de bewoners van die stad doden. Zelfs het vee in die stad moeten jullie doden. 16 Verzamel dan de hele buit op het plein en steek daarna de stad met de buit in brand, als één groot brand-offer voor jullie Heer God. En die stad moet voor altijd in puin blijven liggen. Hij mag niet meer worden herbouwd. 17 En jullie mogen niets houden van wat er in die stad was, want het is vervloekt. Dan zal de Heer God niet langer kwaad zijn en zal Hij goed voor jullie zijn. Dan zal Hij jullie tot een groot volk maken, zoals Hij aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd. 18 Wees dus gehoorzaam aan jullie Heer God en doe alles wat Hij jullie heeft bevolen. Dan leven jullie zoals Hij het wil.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016