Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Mattheüs 7-8

Niet oordelen over anderen

Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Oordeel niet over andere mensen. Dan zal God ook niet over jullie oordelen. Want zo streng als jullie over iemand anders oordelen, zo streng zal er ook over jullie geoordeeld worden. Met de maat waarmee jullie iemand anders meten, zullen jullie zelf ook gemeten worden. Jullie zien wél dat er een splinter zit in het oog van iemand anders. Maar jullie merken helemaal niet dat er een hele balk in je eigen oog zit! Hoe durven jullie tegen die ander te zeggen: 'Zal ik even de splinter uit je oog halen?', als er in je eigen oog een balk zit? Dat is heel erg schijnheilig! Haal eerst de balk uit je eigen oog. Dan kun je goed scherp zien. Pas dan kun je de splinter uit het oog van de ander halen.

Maar voer geen heilige dingen aan de honden. Want ze zullen zich daarna omdraaien en jullie verscheuren. Gooi geen parels voor de zwijnen. Want ze zullen die met hun poten vertrappen."

Bidden

Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Bid, want dan zul je krijgen. Zoek, want dan zul je vinden. Klop, want dan zal er voor je worden opengedaan. Want iedereen die bidt, zal krijgen. En iedereen die zoekt, zal vinden. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. Als je zoon je om brood vraagt, geef je hem toch geen steen? 10 En als hij om een vis vraagt, geef je hem toch geen slang? 11 Dus ook al zijn jullie slecht, toch kunnen jullie goede dingen aan jullie kinderen geven. Dan zal jullie hemelse Vader toch zéker goede dingen geven als mensen Hem daarom bidden?

12 Behandel de mensen zoals jullie door hen behandeld zouden willen worden. Want dat is wat de Boeken van de Wet en de Profeten bedoelen."

De brede en de smalle weg

13 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Ga binnen door de smalle poort. Want de poort naar de dood is wijd, en de weg daar naartoe is breed. En er zijn heel veel mensen die die weg nemen en door die poort binnengaan. 14 Maar de poort naar het leven is nauw, en de weg daar naartoe is smal. Er zijn maar weinig mensen die die weg en die poort vinden."

Wie horen er bij het koninkrijk van God?

15 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Pas op voor leugen-profeten. Zij beweren dat ze namens God spreken terwijl dat helemaal niet zo is. Je kan hen vergelijken met wolven die zich vermomd hebben als schapen. Ze zien er onschuldig uit, maar van binnen zijn ze verslindende wolven. 16 Je kan zulke mensen duidelijk herkennen aan de manier waarop ze leven. Het is net als met vruchten: aan een doornplant zul je geen druiven vinden en aan een distel geen vijgen. 17 Aan een goede boom groeien goede vruchten, maar aan een slechte boom groeien slechte vruchten. 18 Aan een goede boom kunnen geen slechte vruchten groeien, en aan een slechte boom kunnen geen goede vruchten groeien. 19 Bomen waar geen goede vruchten aan groeien, worden omgehakt en in het vuur gegooid. 20 Zo kunnen jullie de mensen dus herkennen aan hun vruchten. Hun vrucht is: hun manier van leven. 21 Niet iedereen die tegen Mij zegt: 'Heer, Heer,' zal het Koninkrijk van God binnengaan. Alleen de mensen die mijn hemelse Vader willen gehoorzamen, mogen binnen komen. 22 Op de laatste dag zullen heel veel mensen tegen Mij zeggen: 'Heer, Heer, we hebben toch in uw naam geprofeteerd en in uw naam duivelse geesten uit de mensen weggejaagd en in uw naam allerlei wonderen gedaan?' 23 En dan zal Ik openlijk tegen hen zeggen: 'Ik heb jullie nooit gekend. Ga weg! Jullie wilden Mij nooit gehoorzamen!' "

Het fundament van je leven

24 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Lúister niet alleen naar wat Ik zeg, maar dóe het ook. Dan lijk je op een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde. 25 Toen het hevig begon te regenen en te stormen en er een overstroming kwam, stortte het huis niet in. Want het was op een stevige ondergrond neergezet. 26 Als je wel hoort wat Ik zeg, maar het niet doet, lijk je op een onverstandig man die zijn huis op zand bouwde. 27 Toen het hevig begon te regenen en te stormen en er een overstroming kwam, spoelde het zand weg en stortte het huis in. Er bleef helemaal niets van over."

28 Toen Jezus uitgesproken was, waren de mensen erg verbaasd. Ze waren erg onder de indruk van wat Hij hun leerde. 29 Want het was duidelijk dat Hij wist waar Hij het over had. Het was heel anders dan bij hun wetgeleerden.

Jezus geneest een man met een besmettelijke huidziekte

Toen Jezus de berg weer was afgedaald, volgden grote groepen mensen Hem. Er kwam een man naar Jezus toe die een besmettelijke huidziekte had.[a] Hij liet zich voor Jezus op zijn knieën vallen en zei: "Heer, als U het wil, kunt U mij gezond maken." Jezus stak zijn hand uit, raakte hem aan[b] en zei: "Ik wil het. Wees weer gezond!" Onmiddellijk werd zijn huid gezond. Jezus zei tegen hem: "Denk erom dat je dit aan niemand vertelt. Ga naar de priester en laat hem zien dat je weer gezond bent. Breng dan het offer dat Mozes heeft bevolen.[c] Dat zal voor de mensen het bewijs zijn dat je genezen bent."

Jezus geneest de knecht van een Romeinse legerhoofdman

Daarna kwam Jezus in Kapernaüm. Daar kwam een Romeinse hoofdman naar Hem toe. Hij zei tegen Jezus: "Heer, mijn knecht ligt ziek thuis. Hij is verlamd en heeft erge pijn." Jezus zei tegen hem: "Ik zal komen en hem genezen." Maar de hoofdman antwoordde: "Heer, ik ben het niet waard dat U in mijn huis komt. Maar U hoeft maar één woord te zeggen. Dan zal mijn knecht gezond worden. Want ik moet zelf ook gehoorzamen aan de mensen die boven mij staan en mij bevelen geven. En ik heb zelf soldaten aan wie ik bevelen geef. Als ik tegen de één zeg: 'Ga!' dan gaat hij. En als ik tegen een ander zeg: 'Kom!' dan komt hij. En als ik tegen mijn slaaf zeg: 'Doe dit!' dan doet hij het."

10 Toen Jezus dit hoorde, was Hij verbaasd. Hij zei tegen de mensen die met Hem meeliepen: "Luister goed! Ik zeg jullie dat Ik in heel Israël bij niemand zo'n groot geloof heb gevonden! 11 Ik zeg jullie dat er veel mensen vanuit de hele wereld in het Koninkrijk van God zullen komen. Daar zullen ze met Abraham en Izaäk en Jakob aan tafel zitten. 12 Maar de kinderen van het Koninkrijk[d] zullen worden weggestuurd naar de verste duisternis. Daar zullen ze huilen en met hun tanden knarsen van spijt." 13 En Jezus zei tegen de hoofdman: "Ga naar huis. Wat je gelooft, zal gebeuren." En de knecht genas, precies op dat moment.

Genezingen in het huis van Petrus

14 Jezus kwam in het huis van Petrus. Daar zag Hij dat de moeder van Petrus' vrouw met koorts in bed lag. 15 Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. Ze stond op en bediende Jezus. 16 Toen het avond werd, brachten de mensen heel veel mensen naar Hem toe in wie duivelse geesten zaten. Hij gaf de duivelse geesten het bevel uit hen weg te gaan, en ze gehoorzaamden. Hij maakte iedereen die ziek was weer gezond. 17 Zo gebeurde wat de profeet Jesaja vroeger al had gezegd: 'Hij heeft onze kwalen op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij weggedragen.'

18 Jezus zag dat er inmiddels wel heel veel mensen gekomen waren. Daarom zei Hij tegen zijn leerlingen dat ze met Hem naar de overkant van het meer moesten varen. 19 Toen kwam er een wetgeleerde naar Hem toe. Hij zei: "Meester, ik zal U volgen, waar U ook heen gaat." 20 Jezus zei tegen hem: "De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten. Maar de Mensenzoon heeft geen plek om te slapen."

21 Eén van zijn leerlingen zei tegen Hem: "Heer, ik wil U ook wel volgen. Maar mag ik wachten tot ik mijn vader heb begraven?" 22 Maar Jezus zei tegen hem: "Volg Mij! Laten de doden hun doden maar begraven."

De storm op het meer

23 Toen stapte Jezus met zijn leerlingen in de boot. 24 Het begon hevig te stormen, zodat de golven in de boot sloegen. Maar Jezus lag te slapen. 25 De leerlingen maakten Hem wakker en riepen: "Heer, red ons! We zinken!" 26 Hij zei tegen hen: "Waarom zijn jullie bang? Wat is jullie geloof toch klein!" Hij stond op en sprak streng tegen de wind en het meer. En het water en de wind werden helemaal rustig. 27 De mannen waren stomverbaasd en zeiden: "Wat is Hij toch voor iemand? Zelfs de wind en het water gehoorzamen Hem!"

Jezus jaagt duivelse geesten uit twee mannen

28 Jezus kwam aan de overkant van het meer. Dat was de streek van de Gadarénen. Er kwamen twee mensen naar Hem toe die in de macht waren van duivelse geesten. Ze woonden op de begraafplaats. Ze waren erg gevaarlijk en niemand durfde langs de begraafplaats te gaan. 29 Ze schreeuwden tegen Jezus: "Wat moet U van ons, Zoon van God? Bent U gekomen om ons pijn te doen vóórdat het de afgesproken tijd is?"

30 Daar in de buurt werd een grote kudde varkens gehoed. 31 De duivelse geesten smeekten Jezus: "Als U ons eruit jaagt, mogen we dan in die varkens gaan?" 32 Jezus zei tegen hen: "Ga!" Toen vertrokken ze uit de mannen en gingen in de varkens. En de hele kudde sloeg op hol. De varkens stortten van de steile berghelling af, het meer in. Alle dieren verdronken. 33 De herders van de varkens vluchtten weg. Toen ze in de stad kwamen, vertelden ze wat er met de varkens en met de twee mannen was gebeurd. 34 Toen kwamen alle bewoners van de stad naar Jezus toe. Ze vroegen Hem om uit hun gebied te vertrekken.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016