Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
2 Kronieken 25-27

Amazia, koning van Juda

25 Amazia was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Joaddan en kwam uit Jeruzalem. Hij leefde wel zoals de Heer het wil, maar deed dat niet van harte. Toen Amazia machtig was geworden, liet hij de mannen doden die zijn vader hadden vermoord. Maar hun kinderen liet hij niet doden, omdat dat zo staat in het wetboek van Mozes. Daarin heeft de Heer bevolen: 'De vaders mogen niet worden gedood voor wat hun kinderen hebben gedaan. Ook mogen de kinderen niet gedood worden voor wat hun vader heeft gedaan. Iedereen mag alleen voor zijn eigen misdaden worden gestraft.'

Daarna riep Amazia alle mannen uit Juda en Benjamin bijeen. Hij deelde hen in volgens de families waar ze bij hoorden, en wees aanvoerders van duizend mannen en van honderd mannen aan. Hij liet alle mannen van 20 jaar en ouder oproepen. Zo bleek dat hij een leger van 300.000 mannen had. Zij konden omgaan met speer en schild. Bovendien huurde hij uit Israël nog 100.000 dappere mannen voor 100 talenten (3000 kilo) zilver. Maar er kwam een profeet naar hem toe die zei: "Mijn heer de koning, u moet dat leger uit Israël niet meenemen! Want de Heer is niet met die mannen van Efraïm. Als u hen toch meeneemt bent u wel sterk, maar toch zal God ervoor zorgen dat u door uw vijanden wordt verslagen. Want het is God die bepaalt of u de strijd zal winnen of verliezen." Amazia antwoordde: "Maar dan heb ik die 100 talenten zilver voor niets uitgegeven aan de troepen uit Israël!" Maar de profeet zei: "De Heer kan u méér geven dan dat!" 10 Toen stuurde Amazia de troepen die hij uit Efraïm had gehuurd weer naar huis. Woedend gingen ze terug naar hun land.

11 Amazia verzamelde zijn leger. Daarmee trok hij naar het Zoutdal. Daar vielen ze het leger van de Edomieten aan en doodden er 10.000 mannen. 12 Ook namen ze 10.000 mannen gevangen. Ze brachten hen naar een hoge rots en gooiden hen daar naar beneden, zodat ze te pletter vielen.

13 Maar de troepen uit Israël die Amazia naar huis had terug gestuurd, vielen intussen een aantal Judeese steden aan. Vanaf Samaria tot aan Bet-Horon doodden ze 3000 bewoners. Ook namen ze een grote buit mee.

14 Toen Amazia de Edomieten had verslagen, nam hij hun godenbeelden mee. Hij zette ze neer en begon ze te aanbidden en er offers aan te brengen. 15 Daarom werd de Heer woedend op Amazia. Hij stuurde een profeet naar hem toe. De profeet zei tegen hem: "Waarom bent u de goden van dat volk gaan aanbidden? Ze hebben hun eigen volk niet eens kunnen redden!" 16 Amazia liet hem niet uitspreken maar zei tegen hem: "Heb ik jou soms om raad gevraagd? Houd je mond, anders laat ik je doden." Toen hield de profeet zijn mond en zei: "Ik merk dat God heeft besloten om u te vernietigen. Want u wil niet naar me luisteren."

De strijd tussen koning Amazia en koning Joas

17 Koning Amazia overlegde met zijn raadgevers. Op hun advies stuurde hij boodschappers naar de koning van Israël. Dat was Joas, de zoon van Joahaz, de zoon van Jehu. Ze moesten tegen hem zeggen: "Laten we kijken wie van ons het sterkste is!" 18 Maar koning Joas antwoordde hem: "De distel op de Libanon stuurde een boodschap naar de cederboom op de Libanon: 'Mijn zoon wil graag met je dochter trouwen.' Maar de wilde dieren kwamen voorbij en vertrapten de distel. 19 U heeft Edom helemaal verslagen. Dat heeft u overmoedig gemaakt. Geniet van de overwinning en blijf thuis. Waarom zou u iets doen waardoor het slecht met uzelf en met Juda zal aflopen?" 20 Maar Amazia luisterde niet. Want God wilde hem straffen omdat hij de goden van Edom was gaan aanbidden.

21 Toen trok koning Joas van Israël met zijn leger naar Bet-Semes in Juda. Daar streed hij tegen koning Amazia van Juda om te zien wie het sterkste was. 22 Juda werd door Israël verslagen en iedereen vluchtte naar huis. 23 Koning Joas van Israël nam koning Amazia van Juda bij Bet-Semes gevangen. Joas bracht hem naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, vanaf de Efraïm-poort tot aan de Hoekpoort. Dat is een stuk van 400 el (180 m). 24 Hij nam al het zilver en goud en alle voorwerpen uit de tempel van de Heer mee, die door Obed-Edom bewaakt werden. Ook haalde hij alle schatten uit het koninklijk paleis. Met deze buit en een aantal gijzelaars ging hij terug naar Samaria.

25 Koning Amazia, de zoon van koning Joas van Juda, leefde nog 15 jaar na de dood van koning Joas, de zoon van koning Joahaz van Israël. 26 De rest van wat Amazia allemaal heeft gedaan,[a] vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda en Israël. 27 Toen Amazia niet langer de Heer diende, smeedde in Jeruzalem een aantal mannen een samenzwering tegen hem. Daarom vluchtte hij naar Lachis. Maar ze achtervolgden hem en vermoordden hem in Lachis. 28 Hij werd op een paard gelegd en naar Jeruzalem gebracht. Daar werd hij bij de andere koningen begraven in de 'Stad van David'.

Uzzia, koning van Juda

26 Toen Amazia dood was, kroonde het hele volk zijn zoon Uzzia[b] tot koning van Juda. Uzzia was toen 16 jaar. Hij bouwde een muur met torens rond Elat en voegde het weer toe aan het koninkrijk Juda.

Uzzia was 16 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 52 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jecholia en kwam uit Jeruzalem. Hij leefde zoals de Heer het wil, net als zijn vader Amazia. Hij diende God, zolang de profeet Zacharia leefde. En zolang Uzzia God diende, zorgde de Heer ervoor dat het in alles goed met hem ging. Hij streed tegen de Filistijnen. Hij brak de muren rond Gat, Jabne en Asdod af en versterkte het gebied bij Asdod, aan de grens met de Filistijnen. God hielp hem tegen de Filistijnen, de Arabieren die in Gur-Baäl woonden, en de Meünieten. De Ammonieten betaalden belasting aan Uzzia. Hij werd beroemd tot in Egypte, want hij werd heel erg machtig.

Uzzia bouwde in Jeruzalem torens bij de Hoekpoort, de Dalpoort en de Punt. Hij zette er een afdeling soldaten in. 10 Ook bouwde hij wachttorens in de woestijn. Verder groef hij een groot aantal waterputten, omdat hij veel vee had op de vlakte en op de velden. Hij had veel boeren en wijnboeren op de bergen en in de dalen, want hij hield van de landbouw. 11 Uzzia had een goed geoefend leger. Het werd geïnspecteerd en ingedeeld door de schrijver Jehiël en de ambtenaar Maäseja. Hananja was de aanvoerder. 12 In totaal waren 2600 familiehoofden onderaanvoerder. 13 Zij voerden samen een leger aan van 307.500 geoefende mannen om de koning te helpen tegen de vijand. 14 Uzzia zorgde ervoor dat het hele leger schilden, speren, helmen, pantsers, bogen en zelfs slingerstenen had. 15 Op de torens en de hoeken van Jeruzalem liet hij knap bedachte apparaten neerzetten. Daarmee konden pijlen en grote stenen afgeschoten worden. Hij werd beroemd in alle landen, want dankzij Gods hulp werd hij heel erg machtig.

Koning Uzzia wordt ziek

16 Maar toen hij machtig was geworden, werd hij trots. Op een dag werd hij ongehoorzaam aan zijn Heer God: hij vond dat hij zelf het wierook-offer in de tempel mocht aansteken. 17 Maar de priester Azaria ging hem met 80 priesters achterna. 18 Ze gingen vóór koning Uzzia staan en zeiden: "Mijn heer de koning, u mag geen wierook-offer brengen aan de Heer. Dat mogen alleen de priesters uit de familie van Aäron doen. Want zij zijn voor dat werk aangewezen door de Heer. U bent ongehoorzaam aan de Heer. Ga de tempel uit, anders zal de Heer God u straffen." 19 Maar Uzzia werd woedend. Hij begon tegen de priesters te schreeuwen, met de schaal met het wierook in zijn hand. En terwijl hij daar zo stond, ontstond er plotseling op zijn voorhoofd een zieke plek in zijn huid.[c] Iedereen die daar in de tempel van de Heer bij het wierook-altaar stond, zag het gebeuren. 20 De hogepriester Azarja en alle priesters zagen dat het de gevreesde besmettelijke huidziekte was. Daarom stuurden ze hem haastig de tempel uit. Zo snel hij kon ging hij daar weg, want de Heer had hem zwaar gestraft.

21 Koning Uzzia bleef ziek tot aan zijn dood. Hij moest in een huis buiten de stad wonen en mocht nooit meer in de tempel komen. Zijn zoon Jotam had de leiding over het paleis en regeerde het land.

22 De rest van wat Uzzia allemaal heeft gedaan,[d] vanaf het begin van zijn regering tot aan het einde, is opgeschreven door Jesaja, de zoon van Amoz. 23 Uzzia stierf en werd begraven in het veld naast de begraafplaats van de koningen, omdat hij een besmettelijke huidziekte had gehad. Zijn zoon Jotam werd na hem koning van Juda.

Jotam, koning van Juda

27 Jotam was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jerusa. Ze was een dochter van Zadok. Jotam leefde zoals de Heer het wil, net als zijn vader Uzzia. Maar hij ging niet zoals zijn vader de tempel binnen. Maar het volk van Juda leefde niet zoals de Heer het wil.

Jotam bouwde de Bovenpoort van de tempel van de Heer. Ook deed hij veel werk aan de stadsmuur bij de Ofel. Verder bouwde hij wachttorens in de bergen van Juda. Ook in de bossen bouwde hij burchten en wachttorens. Hij streed tegen de koning van de Ammonieten en overwon hem. Daardoor moesten de Ammonieten hem dat jaar 100 talenten (3000 kilo) zilver, 10.000 kor (220.000 liter) tarwe en 10.000 kor (220.000 liter) gerst betalen. Ook in de twee jaar daarna betaalden ze dat aan de koning.

Zo werd Jotam een machtig koning. Hij probeerde altijd te leven zoals zijn Heer God het wilde. De rest van wat Jotam allemaal heeft gedaan,[e] met alle oorlogen die hij gevoerd heeft, staat opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Hij was 25 jaar toen hij koning werd. Hij regeerde 16 jaar in Jeruzalem. Jotam stierf en werd begraven in de 'Stad van David'. Zijn zoon Achaz werd na hem koning van Juda.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016