Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Beginning

Read the Bible from start to finish, from Genesis to Revelation.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Leviticus 14-15

Offers van mensen die een besmettelijke huidziekte hebben gehad

14 De Heer zei tegen Mozes: "Als iemand genezen is van een besmettelijke huidziekte en hij wil weer rein verklaard worden, dan moet hij naar de priester gaan. De priester moet naar hem toe gaan, buiten het tentenkamp. Als hij ziet dat de besmettelijke huidziekte genezen is en helemaal verdwenen, zal de priester hem zeggen dat hij weer gezond is. De priester moet de man twee levende, reine vogels laten brengen, voor een offer. Verder ook cederhout, rode wol en een bosje van de hysop-plant. De ene vogel moet worden geslacht boven een pot van gebakken klei waar vers bronwater in zit. Daarna moet de priester de levende vogel nemen, met het cederhout, de rode wol en het bosje hysop. Hij moet die alle drie, samen met de levende vogel, indopen in het bloed van de vogel die boven het verse bronwater is geslacht. Dan moet hij de man die van de besmettelijke huidziekte gereinigd moet worden, zeven keer met dat bloed besprenkelen. Daarna zal de man rein zijn. De levende vogel moet hij vrij laten wegvliegen. En de man die gereinigd moet worden, moet zijn kleren wassen, zijn haar en baard afscheren en zich in water wassen. Dan zal hij rein zijn. Daarna mag hij weer in het tentenkamp komen. Maar hij moet nog zeven dagen buiten zijn tent blijven. Op de zevende dag moet hij al zijn haar afscheren: zijn hoofdhaar, zijn baard en zijn wenkbrauwen. Hij moet zijn kleren wassen en zich helemaal in water wassen. Dan zal hij rein zijn.

10 Op de achtste dag moet hij twee gezonde mannetjes-schapen van één jaar, een gezond vrouwtjes-schaap van één jaar en 3/10 efa (6,6 liter) fijn meel offeren. Dat meel moet worden gemengd met olijf-olie. Verder moet hij nog 1 log (⅓ liter) olijf-olie offeren. 11 De priester moet hem met al deze dingen bij Mij brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. 12 De priester moet het ene schaap offeren als schuld-offer, met de olijf-olie. Hij moet ze als een beweeg-offer naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. 13 Hij moet het schaap slachten op de plek waar altijd het vergevings-offer en het brand-offer geslacht worden. Op de heilige plaats dus, want net als het vergevings-offer is ook dit schuld-offer voor de priester. Het is heel erg heilig. 14 De priester moet een deel van het bloed van het schuld-offer aan de rechter oorlel van de man smeren. Ook aan zijn rechter duim en zijn rechter grote teen. 15 Dan moet de priester een deel van de olijf-olie in zijn eigen linkerhand gieten. 16 Hij moet een vinger van zijn rechterhand in die olijf-olie dopen en zeven keer olijf-olie vóór Mij sprenkelen. 17 Van de rest van de olijf-olie in zijn hand moet de priester een beetje aan de rechter oorlel van de man smeren. Ook aan zijn rechter duim en aan zijn rechter grote teen, bovenop het bloed van het schuld-offer. 18 Wat er in zijn hand is overgebleven, moet hij op het hoofd van de man doen. Zo moet de priester aan Mij om vergeving voor hem vragen. 19 En de priester moet het andere schaap offeren als vergevings-offer. Daarmee vraagt hij om vergeving voor de man die gereinigd moet worden van zijn onreinheid. Daarna moet hij het laatste schaap slachten voor het brand-offer. 20 De priester moet het brand-offer samen met het meel-offer op het altaar verbranden. Zo moet de priester aan Mij om vergeving voor hem vragen, en hij zal rein zijn.

21 Maar als iemand geen drie dieren kan betalen, moet hij één mannetjes-schaap van één jaar als schuld-offer nemen om vergeving te vragen. Het dier moet als beweeg-offer geofferd worden, samen met 1/10 efa (2,2 liter) fijn meel, aangemaakt met olijf-olie. Verder moet hij 1 log (⅓ liter) olijf-olie offeren. 22 Ook moet hij twee duiven brengen: twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven – net wat hij kan betalen. De ene vogel is voor het vergevings-offer, de andere vogel voor een brand-offer. 23 Hij moet ze op de achtste dag bij de priester brengen, naar Mij, bij de ingang van de tent van ontmoeting. 24 De priester moet het schaap voor het schuld-offer en de olijf-olie nemen en die als beweeg-offer naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. 25 Hij moet het schaap voor het schuld-offer slachten. Hij moet een beetje van het bloed van het schuld-offer aan de rechter oorlel van de man smeren. Ook aan zijn rechter duim en zijn rechter grote teen. 26 Dan moet de priester een deel van de olijf-olie in zijn eigen linkerhand gieten. 27 Hij moet een vinger van zijn rechterhand in die olijf-olie dopen en zeven keer olijf-olie vóór Mij sprenkelen. 28 Van de rest van de olijf-olie in zijn hand moet de priester een beetje aan de rechter oorlel van de man smeren. Ook aan zijn rechter duim en aan zijn rechter grote teen, bovenop het bloed van het schuld-offer. 29 Wat er in zijn hand is overgebleven, moet hij op het hoofd van de man doen. Zo moet de priester aan Mij om vergeving voor hem vragen. 30 Dan moet hij de twee tortelduiven of de twee jonge gewone duiven nemen – net wat de man kon betalen. 31 De ene duif is voor een vergevings-offer en de andere voor een brand-offer. Ook het meel moet hij offeren. Zo moet de priester aan Mij om vergeving vragen voor de man die gereinigd moet worden.

32 Dit zijn de regels voor mensen die een besmettelijke huidziekte gehad hebben en die niet rijk genoeg zijn om de offers voor hun reiniging te betalen."

Schimmel in de muren van een huis

33 De Heer zei tegen Mozes en Aäron: 34 "Als jullie in het land Kanaän komen dat Ik jullie als eigendom geef, kan het gebeuren dat Ik in één van jullie huizen schimmel laat ontstaan. 35 De eigenaar van dat huis moet tegen de priester gaan zeggen: 'Ik denk dat er een besmettelijke schimmel in mijn huis zit.' 36 Dan moet de priester het bevel geven het huis leeg te halen. Anders worden alle mensen en alle dingen die in het huis zijn, onrein. Daarna moet de priester naar het huis komen kijken. 37 Als hij ziet dat de plekken op de muren van het huis bestaan uit groenachtige of roodachtige kuiltjes die dieper lijken te liggen dan de muur, 38 dan moet de priester het huis uitgaan en de deur van het huis zeven dagen afsluiten. 39 Op de zevende dag moet hij terugkomen. Als hij ziet dat de plekken op de muren van het huis groter zijn geworden, 40 dan moet hij de besmette stenen eruit laten halen en ze buiten de stad op een speciale, onreine plaats laten weggooien. 41 Het huis moet van binnen helemaal afgeschrapt worden. De afgeschrapte klei moet buiten de stad op een speciale, onreine plaats worden weggegooid. 42 Daarna moeten er andere stenen op de plaats van de weggehaalde stenen gemetseld worden. Ook moet het huis met nieuwe klei bestreken worden.

43 Toch kan het gebeuren dat er daarna opnieuw plekken in de muren komen. 44 Als dan de priester komt kijken en ziet dat de plekken in het huis groter zijn geworden, dan is het een besmettelijke schimmel: het huis is onrein. 45 Het huis moet afgebroken worden, met alle stenen, alle planken en alle klei van dat huis. Alles moet buiten de stad op een speciale, onreine plaats worden weggegooid. 46 Als iemand het huis ingaat in de tijd dat het was afgesloten, is hij tot de avond onrein. 47 En als hij in dat huis heeft geslapen, moet hij zijn kleren wassen. Ook iemand die in dat huis heeft gegeten, moet zijn kleren wassen.

48 Maar als het huis opnieuw met klei was bestreken en de priester komt kijken en ziet dat de plekken niet zijn teruggekomen, dan zal de priester beslissen dat het huis rein is. De schimmel is verdwenen. 49 Dan moet hij, om het huis te reinigen, twee vogels, cederhout, rode wol en een bosje van de hysop-plant nemen. 50 Hij moet de ene vogel slachten boven een pot van gebakken klei waar vers bronwater in zit. 51 Het cederhout, het bosje van de hysop-plant, de rode wol en de levende vogel moet hij indopen in het bloed van de geslachte vogel en in het verse bronwater. Daarmee moet hij zeven keer het huis besprenkelen. 52 Zo zal het huis rein worden door het bloed van de vogel, het verse bronwater, de levende vogel, het cederhout, het bosje van de hysop-plant en de rode wol. 53 De levende vogel moet hij buiten de stad vrij laten wegvliegen. Zo zal het huis gereinigd worden, en het zal rein zijn.

54 Dit zijn de regels voor allerlei besmettelijke huidziekten, 55 uitslag in het haar, zwellingen, 56 uitslag op de huid, en lichte plekken en schimmel in kleren en huizen. 57 Zo kan beslist worden of iets rein of onrein is. Dit zijn de regels voor besmettelijke huidziekten en schimmel."

Onreinheid bij mannen en vrouwen

15 De Heer zei tegen Mozes en Aäron: "Geef de Israëlieten de volgende leefregels:

Als een man een ziekte aan zijn geslachtsdelen heeft, is hij onrein. Alles waarop hij zit of ligt, wordt onrein. Als iemand het bed van zo'n man aanraakt, moet hij zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. Als iemand op een stoel of op het bed van zo'n man gaat zitten, moet hij zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. Iemand die hem aanraakt, moet zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. Als de man die zo'n ziekte heeft op een rein mens spuugt, dan moet die ander zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. Alles wat zo'n man als zadel gebruikt, wordt onrein. 10 Iemand die iets oppakt waarop de man gezeten heeft, is onrein geworden. Hij moet zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 11 Als de zieke man met ongewassen handen iemand aanraakt, dan moet die ander zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 12 De potten, pannen en borden die door de man zijn aangeraakt, moeten worden stukgeslagen en elk houten voorwerp moet met water afgespoeld worden.

13 Als hij weer gezond is, moet hij na zeven dagen zijn kleren wassen en zich in vers bronwater wassen. Daarna is hij weer rein. 14 Op de achtste dag moet hij twee duiven bij Mij brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. Die moet hij daar aan de priester geven. 15 De priester moet ze offeren: de ene duif als vergevings-offer en de andere als brand-offer. Zo zal de priester aan Mij om vergeving voor hem vragen, vanwege zijn ziekte.

16 Als een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zich helemaal in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 17 Alles waarop zijn zaad gekomen is, moet hij in water wassen. Het is tot de avond onrein. 18 Als een man met zijn vrouw naar bed is geweest, moeten ze zich allebei in water wassen. Ze zijn allebei tot de avond onrein.

19 Als een vrouw ongesteld is, dan is ze zeven dagen onrein. Ze moet zeven dagen apart wonen. Iedereen die haar aanraakt, is tot de avond onrein. 20 Alles waarop ze in die periode zit of ligt, is onrein. 21 Als iemand haar bed aanraakt, moet hij zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 22 Als iemand iets aanraakt waarop ze gezeten of gelegen heeft, moet hij zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 23 Zelfs als iemand iets aanraakt dat ligt of staat op haar bed of op iets waarop ze zit, is hij tot de avond onrein. 24 Als haar man met haar naar bed gaat, komt haar onreinheid op hem. Dan is ook hij zeven dagen onrein. Alles waarop hij ligt of zit, wordt onrein.

25 Als een vrouw bloed verliest, terwijl het niet de tijd van haar maandelijkse ongesteldheid is, of als ze langer bloed verliest dan normaal, dan is ze al de tijd dat ze bloed verliest onrein. Net zoals wanneer ze ongesteld is. 26 Alles waarop ze ligt of zit in de tijd dat ze bloed verliest, is onrein. Net zoals wanneer ze ongesteld is. 27 Als iemand deze dingen aanraakt, wordt hij onrein. Hij moet zijn kleren wassen en zich in water wassen. Hij is tot de avond onrein. 28 Maar als haar bloeding is gestopt, is ze zeven dagen daarna weer rein. 29 Op de achtste dag moet ze met twee duiven naar de priester gaan, bij de ingang van de tent van ontmoeting. 30 En de priester moet de ene duif als vergevings-offer offeren en de andere als brand-offer. Zo zal de priester aan Mij om vergeving voor haar vragen, vanwege haar onreine bloeding.

31 Zo moeten jullie de Israëlieten rein maken van hun onreinheid. Want als ze bij mijn tent komen als ze nog onrein zijn, maken ze ook mijn tent onrein en zal Ik hen doden. 32 Dit zijn de regels voor mannen die onrein zijn geworden doordat ze een geslachtsziekte hebben of doordat ze een zaadlozing hebben gehad, 33 en voor vrouwen die ongesteld zijn of bloed verliezen en voor mannen die naar bed zijn geweest met een vrouw die ongesteld is."

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016