Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Book of Common Prayer

Daily Old and New Testament readings based on the Book of Common Prayer.
Duration: 861 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 1-4

Psalm 1

Het is heerlijk
als je niet luistert naar de raad van mensen die zich niets van God aantrekken,
als je niet omgaat met slechte mensen,
als je niet meedoet met mensen die lachen om God.

Het is heerlijk als je geniet van Gods wet,
en daar dag en nacht over nadenkt.
Want daardoor zul je lijken op een boom die aan het water is geplant,
waar vruchten aan groeien als het daar de tijd voor is
en waarvan de bladeren nooit verdrogen.
Je zal succes hebben bij alles wat je doet.

Maar zo gaat het niet met de mensen die zich niets van God aantrekken.
Zij zullen lijken op stof dat door de wind wordt weggeblazen.
Als God komt rechtspreken over de mensen,
blijft er niets van hen over.
De slechte mensen worden dan gescheiden
van de mensen die leven zoals God het wil.

De Heer leidt het leven van de mensen die leven zoals Hij het wil.
Maar met de mensen die zich niets van Hem aantrekken,
loopt het uiteindelijk slecht af.

Psalm 2

Waarom gaan de volken tekeer?
Ze smeden plannen die toch niet zullen slagen.
De koningen van de aarde maken zich klaar voor de strijd.
Ze sluiten zich bij elkaar aan en komen in opstand tegen de Heer
en tegen de man die Hij tot koning heeft gezalfd.
Ze zeggen: "We willen niet dat zij over ons heersen!
We willen niet dat zij ons vertellen wat wel en niet mag!"

God in de hemel trekt zich niets van hun plannen aan.
De Heer lacht om hen.
Dan spreekt Hij woedend tegen hen.
Als ze zien hoe kwaad Hij is, worden ze doodsbang.
Hij zegt: "Deze koning heb Ik Zelf uitgekozen
als koning over mijn heilige berg Sion!"

De koning zegt:
"Ik zal jullie vertellen wat de Heer heeft besloten.
Hij heeft tegen mij gezegd: 'Jij bent mijn zoon. Vanaf vandaag ben Ik je Vader.
Je mag Mij alles vragen.
Ik zal je alle volken geven.
De hele aarde zal van jou zijn.
Je zal streng over hen regeren, als met een ijzeren staf.
Je zal hen vernietigen, zoals je een kruik stukbreekt.'

10 Wees dus verstandig, koningen en leiders!
Luister naar mij en doe wat ik zeg:
11 Dien de Heer met diep ontzag.
Wees vol eerbied blij over Hem.
12 Buig je voor de zoon, zodat hij niet boos op je wordt.
Wacht niet te lang, want straks is het te laat.
Dan zal hij iedereen vernietigen die hem niet gehoorzaamt.
Het is heerlijk voor een mens om op God te vertrouwen!"

Psalm 3

Een lied van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.[a]

Heer, wat heb ik toch veel vijanden!
Zoveel mensen zijn tégen mij!
De mensen zeggen over mij:
"God komt hem tóch niet helpen."
Maar Heer, U beschermt mij als een schild.
Mijn eer is in U. Daardoor kan ik met opgeheven hoofd lopen.

Als ik de Heer om hulp roep,
antwoordt Hij mij vanaf zijn heilige berg.
Ik kan rustig gaan slapen en weer wakker worden,
want de Heer zorgt voor mij.
Ik ben niet bang,
zelfs niet als tienduizenden mensen mij bedreigen.

Kom Heer! Red mij, mijn God!
Versla mijn vijanden voor mij!
Maak hen machteloos, zodat ze me niets kunnen doen!
Ik weet dat U mij zal redden.
Heer, wees goed voor uw volk.

Psalm 4

Een lied van David. Voor de leider van het koor. Begeleiden met een snaarinstrument.

God, antwoord mij alstublieft als ik roep!
Want U komt voor mij op!
U redt me als ik in het nauw zit.
Heb medelijden met me!
Luister naar mijn gebed!

Hoelang blijven jullie me nog uitlachen?
Hoelang blijven jullie nog verlangen
naar dingen die eigenlijk niet belangrijk zijn?
Weet dat de Heer heel veel van mij houdt.
Hij luistert als ik Hem om hulp roep.

Heb ontzag voor God en wees Hem niet ongehoorzaam.
Denk na over wat er diep in je hart is
terwijl je 's nachts in bed ligt, en zwijg.
Breng aan de Heer de offers waar Hij van genieten kan
omdat je leeft zoals Hij het wil.
En vertrouw op Hem.

Veel mensen zeggen:
"Hoe zal het ooit weer goedkomen met ons?
Heer, zorg alstublieft weer voor ons!"
Maar Heer, U heeft míj heel gelukkig gemaakt.
Ik ben gelukkiger met U,
dan zij met hun grote oogsten van graan en wijn.
Ik kan in alle rust naar bed gaan en vredig in slaap vallen.
Want U alleen, Heer, zorgt ervoor dat ik veilig ben.

Psalmen 7

Psalm 7

Een treurlied van David. Hij zong dit lied voor de Heer toen hij verdrietig was over wat de man uit de familie van Kis uit de stam van Benjamin tegen hem had gezegd.[a]

Mijn Heer God, ik vertrouw op U.
Red me van de mensen die mij achtervolgen,
zodat ze me niet als een leeuw verscheuren
en wegslepen zonder dat iemand me redt.

Het zou iets anders zijn, mijn Heer God,
als ik zelf verkeerd had gedaan.
Als ik iemand kwaad had gedaan die mij niets gedaan had. (Maar ik heb zelfs mensen gered die mij bedreigden
zonder dat ze daar een reden voor hadden!)
Maar als ik slechte dingen heb gedaan,
laat dan mijn vijanden mij maar achtervolgen en inhalen en vertrappen.
Dan mogen ze mij doden.

Kom, Heer, en straf mijn vijanden.
Help me tegen de mensen die me bedreigen.
Zie wat er gebeurt en spreek recht tussen hen en mij!
8+9 Heer, Rechter over de volken,
neem plaats op uw troon.
Laat alle landen vóór U komen
en kom voor mij op, Heer, want ik ben onschuldig.
10 Maak alstublieft een einde aan hun misdaden.
Maar steun de mensen die leven zoals U het wil.
Want U bent een rechtvaardig Rechter.
U weet wat er in de harten van de mensen is.
11 U beschermt mij als een schild.
U redt de mensen die leven zoals U het wil.
12 God is een rechtvaardig Rechter.
Hij straft altijd de mensen die Hem ongehoorzaam zijn.
13 Als iemand niet wil stoppen met de slechte dingen die hij doet,
dan slijpt Hij zijn zwaard, spant Hij zijn boog en legt er een pijl op.
14 Hij richt zijn dodelijke wapens op hem.
Hij schiet zijn pijlen op de vijand af.

15 Iemand die slechte dingen doet, wordt steeds slechter.
Hij strooit leugens en bedrog om zich heen.
16 Hij graaft voor iemand anders een valkuil,
maar valt zelf in het gat dat hij gegraven heeft.
17 Het kwaad dat hij een ander wilde aandoen,
overkomt hemzelf.
De klap die hij een ander wilde geven,
komt op zijn eigen hoofd terecht.

18 Ik prijs de Heer.
Want Hij is voor mij opgekomen omdat Hij rechtvaardig is.
Ik zing voor de Heer, de Allerhoogste God.

1 Samuël 15:1-3

Saul is voor de tweede keer ongehoorzaam aan de Heer

15 Samuel zei tegen Saul: "De Heer heeft u uitgekozen als koning van zijn volk Israël. Hij heeft mij gezegd dat ik u tot koning moest zalven. Luister nu naar wat de Heer zegt. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik ga de Amalekieten straffen voor wat ze Israël hebben aangedaan. Want Amalek heeft Israël aangevallen toen het volk uit Egypte kwam. Ga nu en vernietig Amalek. Dood alles en iedereen: mannen en vrouwen, kinderen en baby's, koeien en schapen, kamelen en ezels."

1 Samuël 15:7-23

En Saul versloeg Amalek vanaf Havila tot in de buurt van Sur, dat ten oosten van Egypte ligt. Koning Agag van Amalek greep hij levend. Maar het hele leger doodde hij. Maar Agag doodde hij niet. Ook de beste en op één na beste dieren van het vee liet hij leven: schapen, geiten, koeien en lammetjes. Alle waardevolle dieren liet hij in leven. Maar al het minder sterke vee werd gedood.

Samuel vertelt Saul dat de Heer een andere koning heeft uitgekozen

10 Toen zei de Heer tegen Samuel: 11 "Ik verander mijn plannen. Ik had Saul niet tot koning moeten maken. Want hij trekt zich niets meer van Mij aan. Hij heeft Mij niet gehoorzaamd." Dit vond Samuel verschrikkelijk en hij bad de hele nacht tot de Heer. 12 De volgende ochtend ging hij Saul al vroeg tegemoet. Er werd tegen Samuel gezegd: "Saul is op dit moment in Karmel. Hij heeft daar voor zichzelf een monument neergezet. Daarna is hij naar Gilgal gegaan."

13 Toen Samuel bij Saul kwam, zei Saul tegen hem: "Gods zegen, Samuel! Ik heb gedaan wat de Heer heeft bevolen." 14 Maar Samuel zei: "Hoe kan het dan dat ik schapen en geiten hoor blaten en koeien hoor loeien?" 15 Saul zei: "Die hebben ze uit Amalek meegebracht. Ze hebben de beste schapen, geiten en koeien in leven gelaten om daarvan aan uw Heer God offers te brengen. Maar de rest hebben we gedood." 16 Toen zei Samuel tegen Saul: "Zwijg, dan zal ik u zeggen wat de Heer vannacht tegen mij gezegd heeft." Saul zei: "Zeg het."

17 Samuel zei: "Toen u uzelf nog een volkomen onbelangrijk mens vond, heeft de Heer u het hoofd van alle stammen gemaakt. Hij heeft u tot koning van Israël gezalfd! 18 Nu heeft de Heer u op weg gestuurd met het bevel: 'Ga en dood die slechte mensen, de Amalekieten. Val hen aan en dood alles en iedereen.' 19 Waarom heeft u niet gedaan wat de Heer gezegd had? Waarom heeft u zich op de buit gestort en bent u Hem ongehoorzaam geweest?"

20 Toen zei Saul tegen Samuel: "Ik heb wél gedaan wat de Heer gezegd heeft. Ik heb Hem gehoorzaamd. Koning Agag heb ik meegebracht, maar de Amalekieten heb ik allemaal gedood. 21 Maar mijn mannen namen van de buit de beste schapen, geiten en koeien mee om aan uw Heer God offers te brengen in Gilgal." 22 Maar Samuel zei: "Geniet de Heer dan net zoveel van brand-offers en vlees-offers als van gehoorzaamheid? Gehoorzaamheid is beter dan vlees-offers. Doen wat Hij zegt is beter dan geofferd schapenvet. 23 Luister goed: ongehoorzaamheid is net zo erg als toverij. Eigenwijsheid is net zo erg als het aanbidden van afgoden. Omdat u het bevel van de Heer aan de kant heeft geschoven, heeft de Heer ú aan de kant geschoven. U zal niet langer koning zijn."

Handelingen 9:19-31

19 Toen hij gegeten had, voelde hij zich beter.

Saulus bleef een paar dagen bij de leerlingen in Damaskus. 20 Hij ging onmiddellijk in de synagoge staan vertellen dat Jezus de Zoon van God is. 21 Iedereen die het hoorde, was stomverbaasd. Ze zeiden: "Dat is toch die man die in Jeruzalem iedereen vermoordde die die naam aanbad? Hij is toch hierheen gekomen om mensen gevangen te nemen en naar de leiders van de priesters in Jeruzalem te brengen?" 22 Maar Saulus vertelde het goede nieuws steeds krachtiger. Hij bewees de Joden in Damaskus dat Jezus de Messias is.

Saulus gaat terug naar Jeruzalem

23 Na een paar dagen besloten de Joden om hem te vermoorden. 24 Ze lieten dag en nacht de poorten bewaken. Ze wilden hem vermoorden als hij uit de stad vertrok. Maar Saulus kwam het te weten. 25 Toen lieten de leerlingen hem 's nachts in een mand over de muur zakken.

26 Saulus ging naar Jeruzalem terug. Daar probeerde hij zich bij de leerlingen aan te sluiten. Maar ze waren bang voor hem. Ze konden niet geloven dat hij nu een leerling van Jezus was. 27 Maar Barnabas kreeg medelijden met hem en bracht hem bij de apostelen. Hij vertelde hun dat Saulus onderweg de Heer had gezien en dat de Heer tegen hem had gesproken. Ook dat Saulus in Damaskus vol geloof en zonder vrees over Jezus had verteld. 28 Toen bleef Saulus een poos met hen optrekken in Jeruzalem. 29 Hij bleef vol geloof en zonder vrees over de Heer Jezus spreken. Hij sprak en redeneerde ook met de Griekse Joden. Maar zij probeerden hem te vermoorden. 30 Toen de broeders dat te weten kwamen, brachten ze hem naar de stad Cesarea. Van daar reisde hij verder naar Tarsus.

31 Toen had de hele gemeente in Judea, Galilea en Samaria rust. De gemeente werd opgebouwd in het geloof en leefde in diep ontzag voor de Heer. En door de hulp van de Heilige Geest werd de gemeente steeds groter.

Lukas 23:44-56

44 Het was ongeveer twaalf uur 's middags. Toen werd het in het hele land donker, tot drie uur 's middags. 45 Want er kwam een zonsverduistering. En het gordijn in de tempel scheurde doormidden.[a] 46 En Jezus riep luid: "Vader, Ik vertrouw mijn geest aan U toe." Toen Hij dat had gezegd, stierf Hij. 47 De Romeinse hoofdman zag wat er gebeurde. Hij prees God en zei: "Inderdaad, deze Man was onschuldig!"

48 De grote groepen mensen die waren komen kijken, gingen naar huis terug toen alles voorbij was. Ze wrongen hun handen van verdriet. 49 Al zijn kennissen stonden op een afstand. Ook de vrouwen die Hem vanaf Galilea waren gevolgd, stonden daar te kijken en zagen alles wat er gebeurde.

Jezus' begrafenis

50 Er was een man uit Arimatea die Jozef heette. Hij was een goed mens die leefde zoals God het wil. Hij hoorde bij de Vergadering. 51 Hij was het niet eens met wat de Vergadering had gedaan. Hijzelf keek uit naar het Koninkrijk van God. 52 Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. 53 Hij haalde het lichaam van het kruis. Daarna wikkelde hij het in linnen doeken en legde Hem in een rotsgraf waarin nog nooit een dode was gelegd. 54 Het was de dag van de voorbereiding[b] en de heilige rustdag begon bijna. 55 De vrouwen die met Hem uit Galilea waren gekomen, volgden hem. Ze zagen hoe Hij in het graf werd gelegd. 56 Toen ze thuisgekomen waren, maakten ze zalf-olie klaar van mirre en specerijen om later zijn lichaam mee te zalven. En op de heilige rustdag rustten zij, zoals dat moet van de wet van Mozes.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016