Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Book of Common Prayer

Daily Old and New Testament readings based on the Book of Common Prayer.
Duration: 861 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 80

Psalm 80

Een lied van Asaf, op de wijs van: 'De lelies'. Voor de leider van het koor.

Heer, Herder van Israël, luister alstublieft!
U leidt ons zoals een herder zijn kudde leidt.
U die tussen de engelen troont,[a]
verschijn nu in uw volle pracht!
Kom zo uw volk redden.
Laat ons zien hoe machtig U bent.
God, zorg er alstublieft voor dat het weer goed gaat met ons!
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

Heer, God van de hemelse legers,
hoelang blijft U nog zó boos op uw volk,
dat U niet wil luisteren naar onze gebeden?
U geeft ons ellende te eten.
U geeft ons tranen te drinken.
Onze buurlanden maken er ruzie over
wie van hen ons land mag hebben.
Onze vijanden lachen ons uit.
God van de hemelse legers,
zorg er alstublieft voor dat het weer goed gaat met ons!
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

U groef in Egypte een wijnstruik uit: Israël.
U verjoeg allerlei volken en plantte die struik in hun land.
10 U bewerkte de grond,
zodat de struik ruimte kreeg om te wortelen.
Hij groeide en vulde het land.
11 De schaduw van de struik kwam tot aan de bergen,
zijn takken waren zo groot als cederbomen.
12 Ze groeiden tot aan de zee in het westen,
tot aan de Rivier[b] in het oosten.
13 Waarom heeft U de muren rondom uw wijnstruik afgebroken?
Nu kan iedereen die langs loopt de druiven plukken!
14 De wilde zwijnen uit het bos vertrappen hem.
De wilde dieren vreten hem kaal.

15 God van de hemelse legers,
kom alstublieft bij ons terug!
Kijk vanuit de hemel naar ons
en zorg alstublieft voor ons, uw wijnstruik!
16 Zorg alstublieft voor de stek die U Zelf heeft geplant,
die U Zelf heeft verzorgd als een zoon tot hij groot was.
17 Hij is afgehakt en in brand gestoken.
Maar U zal uw vijanden daarvoor straffen!
18 Bescherm de zoon die U heeft uitgekozen,
de zoon die U Zelf heeft grootgebracht.
19 Dan zullen we niet meer bij U weglopen.
Red ons, dan zullen we U aanbidden.
20 Heer, God van de hemelse legers,
zorg er alstublieft voor dat het weer goed met ons gaat.
Wees weer goed voor ons, dan worden we gered.

Psalmen 77

Psalm 77

Een lied van Asaf, op de manier van Jedutun. Voor de leider van het koor.

Ik roep tot God.
Ik schreeuw het uit tot God, en ik weet dat Hij zal luisteren.
Ik ben in nood en ik roep Hem om hulp.
De hele nacht roep ik zonder ophouden tot Hem.
Ik ben ontroostbaar.
Als ik aan God denk, dan kreun ik.
Ik word wanhopig als ik aan Hem denk.
Ik ben zó onrustig, dat ik er niet van kan slapen.
Ik kan niet eens praten van ellende.
Ik denk erover na hoe het lang geleden was.
Ik dacht erover hoe ik toen muziek voor U maakte.
En ik bleef me maar afvragen:
Zal de Heer ooit nog bij ons terugkomen?
Zal Hij ooit nog goed voor ons zijn?
Of is er een einde gekomen aan zijn liefde?
Houdt Hij zich niet langer aan zijn beloften?
10 Vergeet God om nog goed voor ons te zijn?
Is Hij zó boos, dat het afgelopen is met zijn liefde?
11 En ik zei bij mijzelf:
"Het maakt me heel erg verdrietig,
maar ik denk dat de Allerhoogste God niet meer met ons is."

12 Ik zal altijd blijven denken
aan de wonderen die U vroeger heeft gedaan.
13 Ik zal erover blijven spreken.
Ik zal eraan blijven denken.
14 God, alles wat U doet is zó geweldig!
Welke god is zo geweldig als U?
15 U bent de God die wonderen doet.
U heeft aan de volken uw macht laten zien.
16 U heeft uw volk, de zonen van Jakob en van Jozef,[a]
op een machtige manier gered.
17 Toen het water U zag, God,
toen het water U zag, beefde het van angst.
De zee beefde tot op de bodem.
18 De regen gutste uit de wolken.
Het onweer dreunde langs de hemel.
Bliksemflitsen schoten door de lucht.
19 De donder rolde, de bliksem flitste,
de aarde schudde en beefde.
20 U baande Zich een weg door het water,
een pad door de zee.
Uw voetstappen waren niet te zien.
21 U leidde uw volk zoals een herder zijn schapen leidt.
U gebruikte Mozes en Aäron om hen te leiden.

Psalmen 79

Psalm 79

Een lied van Asaf.

God, mensen van een ander volk zijn uw land binnen gedrongen.[a]
Ze hebben uw heilige tempel verwoest.
Ze hebben Jeruzalem veranderd in een puinhoop.
Ze hebben uw dienaren gedood.
Hun lijken zijn blijven liggen als voer voor de vogels en de wilde dieren.
Ze hebben rondom Jeruzalem het bloed laten stromen als water.
Niemand begroef de lijken.
De landen rondom ons lachen ons uit.
De volken die om ons heen wonen, maken grappen over ons.

Hoelang zal dit nog duren, Heer?
Wilt U voor altijd kwaad op ons blijven?
Duurt uw straf voor altijd?
Koel uw woede liever op de volken die U niet kennen,
op de koninkrijken die U niet aanbidden.
Want ze hebben het volk van Jakob vernietigd
en zijn prachtige land verwoest.
Straf ons niet voor wat onze voorouders hebben gedaan.
Heb medelijden met ons en vergeef ons!
Want we zijn er vreselijk aan toe.
Help ons, God, vanwege uw eigen eer.
Alleen U kan ons redden.
Vergeef ons en red ons, omdat U bent wie U bent.
10 Waarom zouden de andere volken zeggen:
"Waar is hun God dan?"
Laat hun zien, Heer, dat U wraak neemt
voor de dood van uw dienaren.
11 Hoor toch hoe de gevangenen[b] zuchten!
U bent machtig, Heer, red ons alstublieft!
We staan op de rand van de dood.
12 Straf onze vijanden zevenvoudig!
Want ze hebben U vreselijk beledigd, Heer.
13 Dan zullen we U voor altijd prijzen,
wij, uw volk, de schapen die U hoedt.
Door de eeuwen heen zullen we over uw heldendaden blijven vertellen.

2 Samuël 7:1-17

God belooft David een troonopvolger

De koning kon nu rustig in zijn paleis wonen, want de Heer had hem aan alle kanten rust gegeven van zijn vijanden. Toen zei de koning tegen de profeet Natan: "Kijk toch eens! Ik woon in een paleis van cederhout, maar de kist van God staat in een tent!" Toen zei Natan tegen de koning: "Doe wat u op uw hart heeft, want de Heer is met u."

Maar die nacht zei de Heer tegen Natan: "Ga naar David en zeg tegen hem: Dit zegt de Heer: Wilde jij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb toch geen huis gehad vanaf de dag dat Ik de Israëlieten uit Egypte meenam, tot nu toe? Ik heb altijd rondgereisd en in een tent gewoond. Heb Ik ooit, terwijl Ik met de Israëlieten rondreisde, tegen één van de leiders van Israël gezegd: 'Waarom bouw je geen huis van cederhout voor Mij?' Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Ik heb je bij je schapen vandaan gehaald om je koning te maken van mijn volk Israël. Ik ben met je geweest bij alles wat je deed. Ik heb al je vijanden voor je gedood. Ik heb jou net zo beroemd gemaakt als de andere machtige koningen van de aarde. 10 Ik heb mijn volk Israël een eigen gebied gegeven om te wonen. Daar heb Ik mijn volk geplant en een vaste plaats gegeven, net zoals je een boom plant en een vaste plaats geeft. Daar zal mijn volk rustig kunnen wonen. Het zal niet meer worden opgejaagd of onderdrukt door wrede volken, 11 zoals vroeger gebeurde in de tijd dat Ik steeds leiders over mijn volk Israël aanwees.[a] Ik heb je rust gegeven door al je vijanden te verslaan. Nu zal Ik voor jou een huis bouwen.[b] 12 Als jouw tijd voorbij is en je gestorven bent, zal Ik jouw eigen zoon koning maken. En Ik zal met hem zijn. 13 En híj zal voor Mij een huis bouwen. En Ik zal ervoor zorgen dat altijd één van zijn zonen koning zal zijn. 14 Ik zal zijn Vader zijn en hij zal mijn zoon zijn. Als hij slechte dingen doet, zal Ik andere mensen gebruiken om hem ook als een vader te bestraffen. 15 Maar Ik zal hem nooit verlaten, zoals Ik Saul heb verlaten. Saul heb Ik vervangen door jou. 16 Jouw familie en jouw koningschap zullen altijd blijven bestaan. Altijd zal één van jouw zonen koning zijn." 17 En Natan zei dit tegen David, precies zoals hij het van God had gehoord.

Handelingen 18:1-11

Paulus in Korinte

18 Paulus vertrok uit Athene en kwam in Korinte. Daar ontmoette hij een Jood die in Pontus in Italië geboren was. Hij heette Aquila. Hij was net met zijn vrouw Priscilla uit Italië aangekomen. Want keizer Claudius had bevolen dat alle Joden uit Rome moesten vertrekken. Paulus ging bij hen logeren. En omdat ze hetzelfde beroep hadden, bleef hij bij hem werken. Ze waren namelijk allebei tentenmaker van beroep. En elke heilige rustdag sprak Paulus in de synagoge. Dan probeerde hij Joden en Grieken ervan te overtuigen dat ze in Jezus moesten gaan geloven.

Silas en Timoteüs kwamen uit Macedonië aan in Korinte. Toen werd Paulus nog meer door de Heilige Geest aangemoedigd om de Joden uit te leggen dat Jezus de Messias is. Maar de Joden wilden hem niet geloven. Ze begonnen Paulus tegen te werken door slechte dingen over hem rond te vertellen. Daarom schudde hij het stof van zijn kleren om hen te waarschuwen voor hun ongehoorzaamheid. En hij zei tegen hen: "Jullie zijn zelf schuldig aan jullie dood. Ik heb er geen schuld aan. Voortaan zal ik niet meer naar de Joden gaan. Ik ga alleen nog naar de mensen van andere volken." En hij vertrok daar.

Hij kwam in het huis van iemand die Justus heette. Justus aanbad God. Zijn huis stond naast de synagoge. En Krispus, de leider van de synagoge, ging in de Heer geloven, met alle mensen die in zijn huis woonden. Veel van de Korintiërs die Paulus hoorden, gingen in Jezus geloven en lieten zich dopen.

Op een nacht zei de Heer in een droom tegen Paulus: "Wees niet bang. Spreek, en zwijg niet. 10 Want Ik ben met je. Niemand zal je kwaad durven doen. Want veel mensen in deze stad horen bij Mij." 11 Paulus woonde daar 1½ jaar lang en gaf de mensen les over het woord van God.

Markus 8:11-21

De Farizeeërs vragen Jezus om een teken

11 De Farizeeërs kwamen naar Jezus toe en begonnen ruzie met Hem te maken. Ze vroegen Hem om een teken van God te laten zien. Ze wilden dat Hij bewees wie Hij was. Dat vroegen ze om Hem uit te dagen. 12 Hij zuchtte diep en zei: "Waarom willen jullie zo graag een teken zien? Luister goed: jullie krijgen geen teken!" 13 En Hij liet hen daar staan, stapte weer in de boot en vertrok naar de overkant.

De slechte invloed van de Farizeeërs en Herodes

14 De leerlingen hadden vergeten om brood mee te nemen. Ze hadden maar één brood bij zich in de boot en verder niets. 15 Jezus waarschuwde hen: "Pas goed op voor de gist van de Farizeeërs en van Herodes." 16 De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Dat zegt Jezus vast omdat we geen brood hebben." 17 Toen Jezus dat merkte, zei Hij: "Waarom hebben jullie het er over dat jullie geen brood hebben? Zien jullie het dan nóg niet? Begrijpen jullie het nóg niet? Hebben jullie zo'n hard hart? 18 Hebben jullie ogen die niets zien en oren die niets horen? 19 Weten jullie niet meer wat er gebeurde toen Ik de vijf broden brak voor de 5000 mensen? Hoeveel manden vol brood hadden jullie toen over?" Ze antwoordden: "Twaalf." 20 "En bij de zeven broden voor de 4000 mensen? Hoeveel manden vol brood hadden jullie toen over?" 21 En ze zeiden: "Zeven." En Hij zei tegen hen: "Waarom begrijpen jullie het nog steeds niet?"

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016