-
De zonen van Cham waren: Kush, Mizraïm, Put en Kanaän.
-
Maar Abraham zei ook tegen Abimelech dat Abimelechs herders hem een waterput hadden afgenomen. Ze hadden die put met geweld afgenomen van de herders van Abraham.
-
De knecht ontmoet Rebekka
Toen hij daar aankwam, liet hij de kamelen neerknielen bij een waterput buiten de stad. Het was bijna avond. Op die tijd komen de vrouwen van de stad bij de put water halen.
-
Ze goot snel haar kruik leeg in de drinkbak. Daarna liep ze weer naar de put om water te scheppen voor al zijn kamelen.
-
Izaäk was intussen bij de put Lachai-Roï in het Zuiderland gaan wonen.
-
Na Abrahams dood zegende God zijn zoon Izaäk, die bij de put Lachai-Roï woonde.
-
Daar groef hij de waterputten weer op die in de tijd van zijn vader Abraham waren gegraven en die na Abrahams dood door de Filistijnen waren dichtgegooid. Hij gaf die putten weer de namen die zijn vader eraan had gegeven.
-
Maar de herders van Gerar maakten ruzie met de herders van Izaäk en zeiden: "Dit water is van ons." Daarom noemde Izaäk die put Esek (= 'ruzie'), omdat ze met hem over die put hadden geruzied.
-
Toen ze een andere waterput groeven, ontstond daar óók ruzie over. Daarom noemde hij die put Sitna (= 'vijandschap').
-
Hij vertrok daar weer en groef een andere put. Daarover ontstond geen ruzie. Daarom noemde hij die put Rehobot (= 'ruimte'). Want hij zei: "Nu heeft de Heer ons ruimte gegeven. Nu kunnen we met al onze mensen en al ons vee in dit land wonen."
-
Hij noemde die put Seba (= 'eed'). Daarom heet de stad daar nu nog steeds Berseba (= 'put van de eed').
-
Op een dag zag hij een waterput in het veld, afgedekt met een heel grote steen. Er waren drie kudden schapen bij elkaar gebracht. Want de herders brachten altijd hun kudden naar die put om ze te drinken te geven.
-
Als alle herders hun kudden bij de put hadden gebracht, schoven ze samen de steen van de put af. Dan konden ze pas hun vee te drinken geven. Daarna legden ze de steen weer op de opening terug.
-
Maar ze antwoordden: "Dat kan niet. We wachten tot alle kudden bij elkaar gebracht zijn. Dan schuiven we met elkaar de steen van de opening van de put en geven het vee te drinken."
-
Zodra Jakob Rachel aan zag komen met de schapen van zijn oom Laban, liep Jakob naar de put. Hij schoof de steen van de opening en gaf de schapen van Laban te drinken.
-
Laten we hem vermoorden en in één van de putten gooien. We zullen zeggen dat een wild dier hem heeft opgegeten. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terechtkomt."
-
Jullie mogen geen bloed vergieten. Gooi hem in deze put in de woestijn, maar dood hem niet." Want hij was van plan hem te redden en naar zijn vader terug te brengen.
-
Ze grepen hem en gooiden hem in de put. Die was leeg: er stond geen water in.
-
Toen de handelaars uit Midian voorbij kwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor 20 zilverstukken aan de Ismaëlieten. Zij namen Jozef mee naar Egypte.
-
Toen Ruben bij de put kwam, zag hij dat Jozef daar niet meer was.
-
Eleazar, de zoon van Aäron, trouwde met één van de dochters van Putiël. Ze kreeg een zoon: Pinehas. Dit zijn de familiehoofden van de stam van Levi. Dat zijn ook de namen van hun families.
-
Stel dat iemand een put opent of een put graaft en de opening niet afdekt en er valt een koe of een ezel in.
-
Dan moet de eigenaar van de put een vergoeding betalen aan de eigenaar van het dier. Hij moet hem de waarde van het dier betalen. Het dode dier mag hij houden.
-
Maar een bron, of een put waarin water verzameld wordt, blijft rein. Maar als je een onrein dood dier aanraakt, word je onrein.
-
Blijf op het veld dat gemaaid wordt en verzamel daar graan. Ik zal tegen de knechten zeggen dat ze je met rust moeten laten. En als je dorst hebt, kun je water gaan drinken uit de kruiken die de knechten hebben gevuld met water uit de put."