Numeri 28-30
Het Boek
Offers aan de Here
28 De Here gaf Mozes de volgende instructies om aan de Israëlieten door te geven: 2 ‘De offers die u op het altaar verbrandt voor Mij, zijn mijn voedsel en doen Mij een groot genoegen. Zorg er daarom voor dat zij regelmatig worden geofferd op de manier, die Ik heb voorgeschreven. 3 Als u Mij een brandoffer brengt, moet u eenjarige lammeren zonder gebrek nemen. Elke dag moeten twee lammeren worden geofferd als een regelmatig brandoffer. 4 Het ene ʼs morgens, het andere tegen de avond. 5 Bij die lammeren moet ook een spijsoffer van 2,2 liter meelbloem gemengd met 0,9 liter olie, worden geofferd. 6 Dit is het brandoffer, dat op de berg Sinaï is ingesteld om regelmatig te worden geofferd als een aangename geur, een vuuroffer voor de Here. 7 Daarbij zal ook het drankoffer, 0,9 liter sterke wijn per lam, worden geofferd door het in het heiligdom voor de Here uit te gieten. 8 Offer het tweede lam tegen de avond met hetzelfde spijs- en drankoffer. Ook dat is een aangename geur voor de Here, een offer gebracht met vuur. 9,10 Op de sabbat moeten—naast de normale offers—twee eenjarige lammeren worden geofferd. Zij moeten vergezeld gaan van een spijsoffer van 4,4 liter fijn meel vermengd met olie en het gewone drankoffer.
11 Op de eerste dag van een nieuwe maand zal een extra brandoffer aan de Here worden gebracht. Dat offer moet bestaan uit twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken. 12 Bij elke stier moet een spijsoffer worden gebracht van 6,6 liter meelbloem, gemengd met olie. Het spijsoffer voor de ram moet bestaan uit 4,4 liter meelbloem, vermengd met olie. 13 Het spijsoffer voor elk lam zal bestaan uit 2,2 liter meelbloem, gemengd met olie. Dit brandoffer zal met vuur worden geofferd en erg aangenaam zijn voor de Here. 14 Samen met elk offer zal een drankoffer worden gebracht: 1,8 liter wijn voor elke jonge stier, 1,2 liter voor de ram en 0,9 liter voor elk lam. Dit offer zal elke maand van het jaar worden gebracht. 15 Op de eerste dag van een nieuwe maand zult u ook een bok als zondoffer aan de Here offeren. Dit offer staat apart van het dagelijkse brandoffer en het begeleidende drankoffer.
16 Op de veertiende dag van de eerste maand van elk jaar moet u Pesach, het Paasfeest, vieren. 17 De volgende dag begint een groots en blij feest van zeven dagen, waarbij uitsluitend ongezuurd brood mag worden gegeten. 18 Op de eerste dag van dit feest moet een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden en die dag mag geen zwaar werk worden verricht. 19 U zult de Here dan een brandoffer brengen van twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken. 20,21 Bij elke stier zal een spijsoffer van 6,6 liter fijn meel, gemengd met olie, worden gebracht; bij de ram 4,4 liter; en bij elk van de zeven lammeren 2,2 liter fijn meel. 22 U moet ook een bok offeren als zondoffer om verzoening voor uzelf te doen. 23 Deze offers worden naast de gewone dagelijkse morgenoffers gebracht. 24 Ditzelfde offer zal elk van de zeven dagen van het feest worden gebracht, zij zullen de Here zeer aangenaam zijn. 25 Op de zevende dag moet opnieuw een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden, ook die dag mag u geen zwaar werk verrichten.
26 Tijdens het Wekenfeest moet een heilige samenkomst voor het hele volk worden gehouden om de nieuwe oogst te vieren. Die dag moet u de eerste opbrengsten van de graanoogst als spijsoffer aan de Here offeren, niemand mag dan zwaar werk verrichten. 27 Die dag zal een speciaal brandoffer, dat zeer aangenaam is in de ogen van de Here, worden gebracht. Het moet bestaan uit twee jonge stieren, een ram en zeven eenjarige lammeren. 28,29 Deze zullen vergezeld gaan van uw spijsoffer van 6,6 liter fijn meel, gemengd met olie, bij elke stier; 4,4 liter bij de ram en 2,2 liter bij elk van de zeven lammeren. 30 Offer ook een bok om verzoening voor uzelf te doen. 31 Deze speciale offers staan los van de dagelijkse brandoffers, spijsoffer en drankoffers. Zorg ervoor dat de dieren die u offert, geen gebreken hebben.’
Jaarlijkse feesten
29 ‘Het Feest van de Trompetten moet elk jaar op de eerste dag van de zevende maand worden gevierd, er zal een heilige samenkomst ter verootmoediging voor het hele volk worden gehouden en er mag geen zwaar werk worden verricht. 2 Die dag moet u een brandoffer offeren, bestaande uit een jonge stier, een ram en zeven eenjarige lammeren, allemaal zonder gebreken. De Here zal deze offers op prijs stellen en er genoegen aan beleven. 3,4 Bij de stier zal een spijsoffer van 6,6 liter fijn meel, gemengd met olie, worden geofferd; bij de ram 4,4 liter en bij elk van de zeven lammeren 2,2 liter fijn meel. 5 Daarnaast moet nog een bok worden geofferd als zondoffer om verzoening voor u te doen. 6 Deze speciale offers staan los van de normale maandelijkse brandoffers op die dag en ook van de dagelijkse brandoffers die moeten worden geofferd met de respectievelijke spijs- en drankoffers, zoals die zijn voorgeschreven. 7 Tien dagen later moet opnieuw een bijeenkomst voor het hele volk worden gehouden. Dit zal een dag van inkeer en zelfvernedering zijn voor de Here en er mag niet worden gewerkt. 8 Die dag zult u de Here een brandoffer brengen, dat Hem aangenaam zal zijn, bestaande uit een jonge stier, een ram en zeven eenjarige lammeren: 9,10 alle zonder gebreken en de bijbehorende spijsoffers. Met de stier moet 6,6 liter fijn meel, vermengd met olie, worden geofferd, 4,4 liter met de ram en 2,2 liter met elk van de zeven lammeren. 11 U moet ook een bok als zondoffer offeren. Dat is een extra offer naast het zondoffer dat op deze Verzoendag wordt gebracht en naast de regelmatige dagelijkse brandoffers met de begeleidende spijsoffers en drankoffers.
12 Vijf dagen hierna moet opnieuw een bijeenkomst voor het hele volk worden gehouden en die dag mag geen zwaar werk worden verricht. Het is het begin van een zeven dagen durend feest voor de Here. 13 Het speciale brandoffer, dat u die dag zult brengen en dat de Here zeer aangenaam zal zijn, moet bestaan uit dertien jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken 14 en de bijbehorende spijsoffers; 6,6 liter fijn meel, vermengd met olie voor elk van de dertien jonge stieren, 4,4 liter voor elk van de twee rammen en 15 2,2 liter voor elk van de veertien lammeren. 16 Als zondoffer moet bovendien een bok worden geofferd, naast het dagelijkse brandoffer met het bijbehorende spijs- en drankoffer.
17 Op de tweede dag van dit zevendaagse feest moet u twaalf jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken, 18 met de bijbehorende spijs- en drankoffers offeren. 19 Ook deze dag moet, naast het dagelijkse brandoffer met de bijbehorende spijs- en drankoffers, een bok als zondoffer worden geofferd.
20 Op de derde dag van het feest moet u elf jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken 21 en de voorgeschreven spijs- en drankoffers daarbij offeren. 22 En naast het dagelijkse brandoffer moet u een bok als zondoffer offeren met de bijbehorende spijs- en drankoffers.
23 Op de vierde dag van het feest moet u tien jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, 24 alle zonder gebreken en de bijbehorende spijs- en drankoffers bij elk van deze dieren offeren. 25 Naast de dagelijkse offers moet u een bok als zondoffer offeren.
26,27 Op de vijfde dag van het feest offert u negen jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken en de bijbehorende spijs- en drankoffers. 28 Offer ook een bok als zondoffer, met de bijbehorende spijs- en drankoffers, naast de gewone dagelijkse offers.
29 Op de zesde dag van het feest moet u het volgende offer brengen: acht jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken, 30 samen met de normale spijs- en drankoffers. 31 Naast de gewone dagelijkse offers moet u een bok als zondoffer offeren, samen met de bijbehorende spijs- en drankoffers.
32 Op de zevende dag van het feest moet u zeven jonge stieren, twee rammen, veertien eenjarige lammeren, alle zonder gebreken 33 en de bijbehorende spijs- en drankoffers offeren. 34 Offer bovendien een bok als zondoffer, samen met de gewone spijs- en drankoffers. Dit offer staat apart van de geregelde dagelijkse offers.
35 Op de achtste dag moet u het volk weer bijeen roepen voor een samenkomst, die dag mag u geen zwaar werk verrichten. 36 Breng een brandoffer—dat is een lieflijke reuk voor de Here—van een jonge stier, een ram en zeven eenjarige lammeren, alle zonder gebreken 37 en de gewone spijs- en drankoffers. 38 Offer ook een bok als zondoffer, samen met de bijbehorende spijs- en drankoffers. Dit offer staat apart van de dagelijkse offers. 39 Dit zijn verplichte offers die op uw jaarlijkse feesten voor de Here moeten worden gebracht. Zij staan apart van de offers en giften die u aanbiedt als inlossing van een belofte of uit vrije wil of van brandoffers, spijsoffers, drankoffers en vredeoffers.’
40 En Mozes gaf al deze instructies aan het volk Israël door, zoals de Here hem had opgedragen.
Beloftes aan de Here
30 1,2 Toen riep Mozes de leiders van de stammen bij zich en zei: ‘De Here heeft bevolen dat als iemand Hem een belofte doet of een eed aflegt, hij die niet mag verbreken. Degene die de belofte heeft gedaan of de eed heeft afgelegd, moet deze ook precies nakomen. 3 Als een jong meisje dat nog bij haar vader thuis woont, de Here iets belooft en daarmee een verplichting aangaat 4 en haar vader hoort dat, maar zegt er niets van, moet zij haar belofte nakomen. 5 Maar als haar vader haar verbiedt de belofte na te komen of als hij vindt dat de voorwaarden te zwaar zijn, vervalt daardoor haar belofte. Haar vader moet het haar verbieden op de dag, waarop hij voor het eerst van de belofte hoort, dan zal de Here haar vergeven, omdat haar vader weigerde zijn toestemming te geven. 6 Als zij een belofte doet of onnadenkend ergens haar woord aan verbindt en later trouwt 7 en haar man hoort van haar belofte en zegt er niets van op de dag dat hij het hoort, zal zij haar belofte moeten nakomen. 8 Maar als haar man haar belofte niet wil erkennen, zal zijn weigering de belofte ongedaan maken en de Here zal haar vergeven. 9 Maar als de vrouw weduwe is of gescheiden, moet zij haar belofte nakomen. 10 Als zij getrouwd is en bij haar man woont, wanneer zij de belofte aflegt 11 en haar man hoort ervan en onderneemt niets, dan moet de belofte worden nagekomen. 12 Maar als hij er niet mee instemt op de dag waarop hij voor het eerst van de belofte hoort, dan vervalt deze en zal de Here haar vergeven. 13 Haar man mag dus instemmen of weigeren, 14 maar als hij op die bewuste dag er niets van zegt, stemt hij er stilzwijgend mee in. 15 Als hij langer dan een dag wacht en dan weigert in te stemmen met de belofte, zullen de strafbepalingen voor het niet nakomen van de belofte op hem van toepassing zijn: het is dan zijn verantwoordelijkheid.’ 16 Dit zijn de voorschriften die de Here Mozes gaf over de relatie tussen een man en zijn vrouw en een vader en zijn nog thuis wonende dochter.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.