Add parallel Print Page Options

De autoriteit van Jezus

‘Spreek geen oordeel uit, dan zal er over u ook geen oordeel uitgesproken worden.

Want God zal u op dezelfde manier beoordelen als waarop u anderen beoordeelt. Waarom maakt u zich druk over een splinter in het oog van uw broeder, terwijl u niet eens merkt dat in uw eigen oog een balk zit? Hoe kunt u dan zeggen: “Kom, ik zal die splinter even uit uw oog halen”? Met die balk in uw eigen oog ziet u immers niets?

Hoe kunt u dan uw broeder helpen? Huichelaar! Zorg eerst dat die balk uit uw eigen oog weg is. Dan ziet u tenminste wat u doet, als u die splinter uit het oog van uw broeder haalt. Geef de dingen van God niet aan de vijanden van God. Geef wat heilig is niet aan de honden, want ze komen terug om u te verscheuren, en gooi geen parels voor de zwijnen, want ze zullen die vertrappen.

Bid en u zult ontvangen waarvoor u bidt. Zoek en u zult vinden wat u zoekt. Klop en de deur zal voor u worden opengedaan. Want ieder die bidt, ontvangt. Wie zoekt, vindt. En voor wie klopt, gaat de deur open. Als uw zoon u om een brood vraagt, geeft u hem dan een steen? 10 En als hij u om een vis vraagt, geeft u hem dan een slang? 11 Natuurlijk niet! Al bent u slecht, u geeft uw kinderen wat goed is. Hoeveel te meer zal uw hemelse Vader het goede geven aan wie Hem erom vragen. 12 Behandel anderen zoals u wilt dat zij u behandelen. Dat is in het kort wat Mozes en de profeten hebben gezegd.

13 Ga door de smalle poort het Koninkrijk van de hemelen binnen. De weg naar de vernietiging is breed en komt uit bij een wijde poort. En wat gaan daar veel mensen door! 14 Maar de poort naar het leven is nauw. En de weg erheen smal. Weinig mensen vinden hem. 15 Pas op voor valse profeten. Zij komen naar u toe en doen zich voor als onschuldige schapen. Maar in werkelijkheid zijn het verscheurende wolven. 16 Aan hun doen en laten kunt u zien wat zij zijn, zoals men een boom kan herkennen aan zijn vruchten. U hoeft aan doornstruiken geen druiven te zoeken en aan distels geen vijgen. 17 Als u wilt weten of een boom goed of slecht is, kijk dan naar zijn vruchten. 18 Aan een goede boom komen geen slechte vruchten en aan een slechte boom geen goede. 19 Alle bomen waar geen goede vruchten aan komen, worden omgehakt en verbrand. 20 Ik bedoel dit: aan zijn doen en laten kunt u zien hoe iemand is. 21 Niet alle mensen die Here tegen Mij zeggen, komen in het hemelse Koninkrijk. Want daar komt u alleen als u doet wat mijn hemelse Vader wil. 22 Op de dag van het grote oordeel zullen velen tegen Mij zeggen: “Here, wij hebben in uw naam geprofeteerd. Here, wij hebben uw naam gebruikt om duivelse geesten te verjagen en wonderen te doen.” 23 Maar Ik zal hun antwoorden: “Ik heb u nooit gekend. Ga weg! U bent slecht en hebt alleen maar uw eigen zin gedaan.”

24 Wie naar Mij luistert en doet wat Ik zeg, is verstandig. Hij lijkt op een man die zijn huis op een rots bouwt. 25 Het kan regenen, er kan een overstroming komen en het kan stormen. Maar het huis blijft staan, want het heeft een goede fundering. 26 Maar wie hoort wat Ik zeg en zich er niets van aantrekt, is dom. Hij lijkt op een man die zijn huis op zand bouwt. 27 Als dat huis te lijden krijgt van regen, overstroming en storm, stort het met veel lawaai in.’

28 Jezus zweeg. Ieder die Hem had gehoord, stond perplex. Want Hij sprak zo heel anders dan de bijbelgeleerden. 29 Hij wist waar Hij het over had en hoefde niet aan te halen wat anderen hadden gezegd.

Jezus geneest vele mensen

Jezus ging de berg af en vele mensen liepen met Hem mee. Er kwam een melaatse man naar Jezus toe. Die viel voor Hem op de knieën, keek naar Hem op en zei: ‘Here, als U het wilt, kunt U mij genezen.’ Jezus raakte de man aan. ‘Ik wil het,’ zei Hij. ‘Word weer gezond.’ Hij had het nog maar net gezegd of de melaatsheid was verdwenen. Daarop zei Hij tegen de man: ‘Praat er met niemand over. Ga meteen naar de priester om u te laten onderzoeken. Neem ook het offer mee dat volgens de wet van Mozes moet worden gebracht voor de genezing van melaatsheid. Dan zal iedereen weten dat u genezen bent.’

Toen Jezus in Kafarnaüm kwam, liep een officier van het Romeinse leger op Hem toe. Hij vertelde dat zijn knecht verlamd in bed lag en verging van de pijn. Hij vroeg of Jezus er iets aan wilde doen. ‘Ja,’ zei Jezus, ‘zal Ik meegaan om hem te genezen?’ ‘Nee, nee,’ antwoordde de officier. ‘U hoeft niet bij mij thuis te komen. Daar ben ik niet goed genoeg voor. U kunt gewoon hier blijven. Als U zegt dat mijn knecht beter moet worden, wórdt hij beter. Want ik moet doen wat mijn commandant mij opdraagt, en mijn soldaten moeten doen wat ik zeg. Als ik tegen een soldaat zeg: “Ga,” dan gaat hij. Als ik tegen een ander zeg: “Kom,” dan komt hij. En als ik tegen mijn knecht zeg: “Doe dit eens,” dan doet hij het. Zo is het ook met U. Als U zegt dat de ziekte uit mijn knecht moet verdwijnen, gebeurt dat!’ 10 Jezus was verbaasd en zei tegen de mensen om Hem heen: ‘Nergens in Israël heb Ik iemand ontmoet die zoveel geloof heeft! 11 Ik zeg u dat uit alle delen van de wereld een stroom van mensen het Koninkrijk van de hemelen zal binnengaan. Zij zullen met Abraham, Isaak en Jakob aan tafel zitten. 12 Maar veel van wie recht dachten te hebben op het Koninkrijk zullen in de diepste duisternis worden gegooid. Daar zullen zij jammeren van wroeging en verdriet.’ 13 Jezus zei tegen de Romeinse officier: ‘Ga naar huis. Het gebeurt zoals u gelooft.’ Op datzelfde moment werd de knecht genezen.

14 Jezus kwam in het huis van Petrus en zag dat Petrusʼ schoonmoeder met koorts in bed lag. 15 Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. De vrouw stond op en ging voor Hem zorgen.

16 ʼs Avonds werden verscheidene mensen bij Jezus gebracht die boze geesten hadden. Hij hoefde maar één woord te spreken en de boze geesten gingen uit de mensen weg. Ieder die ziek was, werd genezen. 17 Daarmee werd werkelijkheid wat de profeet Jesaja had gezegd: ‘Hij heeft onze kwalen op zich genomen en onze ziekten gedragen.’

18 Jezus zag dat er steeds meer mensen om Hem heen kwamen staan. Hij zei tegen zijn leerlingen dat zij het meer moesten oversteken. 19 Op dat moment kwam er een bijbelgeleerde naar Hem toe en zei: ‘Meester, ik zal U volgen waar u maar heengaat.’ 20 Jezus antwoordde: ‘Vossen hebben holen en vogels nesten, maar Ik, de Mensenzoon, heb geen plaats om mijn hoofd neer te leggen.’ 21 Iemand anders, een van zijn leerlingen, vroeg: ‘Here, vindt U het goed dat ik pas weer met U meega nadat ik mijn vader heb begraven?’ 22 ‘Nee,’ antwoordde Jezus. ‘Ga met Mij mee. Laat de mensen die geestelijk dood zijn, hun eigen doden maar begraven.’

23 Hij stapte in de boot en ging met zijn leerlingen naar de overkant van het meer. 24 Terwijl zij overvoeren, stak er plotseling een hevige storm op. De golven waren zo hoog dat ze over de boot sloegen. Jezus lag te slapen. 25 De leerlingen gingen naar Hem toe en maakten Hem wakker. ‘Here,’ schreeuwden ze. ‘Red ons! Wij vergaan!’ 26 Jezus zei: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Hebben jullie zo weinig vertrouwen?’ Hij ging staan en zei tegen de wind en de golven dat zij moesten ophouden, en het werd doodstil. 27 De leerlingen wisten niet wat ze zagen. ‘Wie is Hij toch?’ vroegen zij zich af. ‘Zelfs de wind en de golven doen wat Hij zegt!’

28 Toen Jezus aan de andere kant van het meer kwam, in de streek van de Gadarenen, kwamen er twee mannen op Hem af, die beheerst werden door boze geesten. De mannen woonden in graven die in de rotsen waren uitgehouwen, en waren zo gevaarlijk dat niemand bij hen in de buurt durfde te komen. 29 ‘Wat wilt U van ons, Zoon van God?’ schreeuwden zij. ‘Komt U ons nu al kwellen!’ 30 Een eind verderop liep een grote kudde varkens eten te zoeken. 31 ‘Als U ons wegjaagt, stuur ons dan in die varkens,’ smeekten de boze geesten. 32 ‘Goed,’ zei Jezus. ‘Ga!’ De geesten verlieten de twee mannen en gingen in de varkens. Alle varkens stormden de steile helling af en verdronken in het meer. 33 De varkenshoeders vluchtten naar een nabijgelegen stad en vertelden wat er allemaal was gebeurd. Het verhaal over de twee bezetenen bracht grote opschudding teweeg. 34 De hele stad liep uit, naar Jezus toe. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij Hem dringend weg te gaan.