Add parallel Print Page Options

De kracht van het goede nieuws

Van: Paulus, een dienaar van Christus Jezus. Hij heeft mij uitgekozen om zijn apostel te zijn en overal het goede nieuws bekend te maken, namelijk dat God nú heeft gedaan wat Hij lang geleden door zijn profeten in de Boeken al had beloofd. Het gaat over Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here. Menselijk gezien stamt Hij van David af. Doordat Hij terugkwam uit de dood heeft de Heilige Geest met kracht bewezen dat Hij de Zoon van God is. Jezus Christus heeft mij de genade gegeven en tot apostel gemaakt om mensen van alle volken op te roepen God te gehoorzamen en in Jezus Christus te geloven. U hoort daar ook bij, ook u bent geroepen om bij Jezus Christus te horen.

Beste vrienden van God in Rome, die geroepen zijn om bij God te horen: het is mijn diepe verlangen dat u de genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus zult ervaren.

Om te beginnen dank ik God door Jezus Christus voor u allemaal. Want het nieuws dat u in Christus gelooft, gaat over de hele wereld. God weet dat ik voortdurend voor u bid. Ik dien Hem met hart en ziel en vertel de mensen het goede nieuws over zijn Zoon. 10 Telkens wanneer ik bid, vraag ik God of ik, als Hij het goed vindt, een veilige reis naar Rome mag maken om u te bezoeken. 11 Ik verlang ernaar u te zien. Ik wil u zo graag iets geestelijks geven, iets waardoor u versterkt wordt.

12 Of kan ik het beter zo zeggen: ik wil graag dat u en ik door elkaars geloof bemoedigd zullen worden. 13 U moet weten, broeders en zusters, dat ik vaak van plan ben geweest u te bezoeken om bij u, net als bij andere volken, mensen voor Christus te winnen. Maar tot nu toe was ik steeds verhinderd. 14 Het is namelijk mijn plicht om beschaafde volken en volken zonder beschaving, ontwikkelde én ongeletterde mensen het goede nieuws te brengen. 15 Daarom verlang ik er vurig naar om, voor zover dat in mijn vermogen ligt, ook u in Rome dat goede nieuws te brengen.

16 Ik schaam mij niet voor dit goede nieuws. Het is immers door de kracht van God het middel waardoor mensen die het geloven, gered worden. In de eerste plaats is dit nieuws voor de Joden, maar ook voor alle andere volken. 17 Want in dat goede nieuws wordt de rechtvaardigheid van God bekendgemaakt. Dit betekent dat iedereen volkomen op Hem moet vertrouwen. De profeet Habakuk heeft immers geschreven: ‘De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven.’

18 Vanuit de hemel straft God alle slechte, zondige mensen, die door hun slechtheid de waarheid over hem in de weg staan. 19 Want die mensen kunnen heel goed weten dat God er is. Hij heeft het hun Zelf bekendgemaakt. 20 God is wel onzichtbaar, maar uit alles wat Hij geschapen heeft, blijken zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Want sinds het ontstaan van de wereld is zijn bestaan duidelijk te herkennen uit wat Hij gemaakt heeft. Daarom hebben de mensen geen enkele verontschuldiging. 21 Hoewel de mensen in staat waren God te kennen, wilden zij Hem niet de eer geven die Hem toekomt en Hem niet eens danken voor alles wat Hij heeft gedaan. Zij hielden zich met allerlei ideeën bezig. In hun verdwazing raakten zij het spoor bijster. 22 Hoewel zij dachten dat ze alles wisten, waren zij in werkelijkheid dom.

23 In plaats van de eeuwige God te eren, maakten zij afgodsbeelden van sterfelijke mensen, vogels, zoogdieren en reptielen. 24 Daarom liet God hen een speelbal worden van hun eigen onreine begeerten en zo gingen zij elkaars lichamen misbruiken en onteren. 25 Zij ruilden Gods waarheid in voor de leugen. Zij vereerden de dingen die God gemaakt heeft in plaats van God Zelf. Hij is toch de Maker! Hem komt alle eer toe, voor altijd en eeuwig. 26 Daarom heeft God hen losgelaten en zijn hun slechte begeerten hun de baas geworden. Het is zelfs zo erg dat de vrouwen zich van een natuurlijk seksueel leven hebben afgekeerd en op tegennatuurlijke wijze met elkaar omgaan. 27 En met de mannen is het al even erg. Die willen niets meer weten van een natuurlijke seksuele omgang met vrouwen, maar branden van begeerte naar elkaar. Mannen die schandelijke dingen doen met andere mannen! Zo ondervinden zij de straf die ze verdienen voor hun afdwalen van God.

28 Omdat zij niets van God wilden weten, heeft God hen overgelaten aan alles wat in hun verdorven gedachten opkomt. Zij gaan zich te buiten aan allerlei onbehoorlijke dingen. 29 Zij zitten vol onrechtvaardigheid en misdaad, vol hebzucht, kwaadaardigheid en jaloezie. Zij zijn uit op moord, ruzie, list en bedrog. 30 Gemeen als ze zijn, houden zij van roddel en kwaadsprekerij. Zij haten God. Het zijn brutale, verwaande opscheppers. Ze weten altijd wel iets slechts te bedenken en zijn hun ouders ongehoorzaam. 31 Zij zijn onverstandig en onbetrouwbaar, liefdeloos en genadeloos. 32 Zij weten dat God dit niet kan toestaan. Want wie zoiets doet, verdient de dood. Maar toch doen ze het. Erger nog: zij vinden het prachtig als anderen eraan meedoen.

De straf voor de zonde

Maar ook alle andere mensen treft dit oordeel. Want wie een ander veroordeelt, veroordeelt daarmee zichzelf. U doet immers dezelfde dingen? Wij weten dat God rechtvaardig oordeelt. Hij geeft ieder die zulke slechte dingen doet een rechtvaardige straf. Of denkt u misschien dat u, die anderen veroordeelt voor dingen die u zelf ook doet, Gods straf zult ontlopen? Bent u dan niet blij dat God zoveel liefde toont en trouw en geduldig is? Begrijpt u niet dat Hij zo lang met zijn straf wacht om u de kans te geven met de zonde te breken? Maar nee, u blijft hardnekkig weigeren uw leven te veranderen. Het is uw eigen schuld als de toorn van God u treft op de dag van het rechtvaardige oordeel. Wanneer Hij de wereld oordeelt, zal Hij ieder geven wat hij verdient. Hij geeft eeuwig leven aan hen die geduldig de wil van God doen, op zoek naar de glorie en eer en het leven dat nooit eindigt.

Anderzijds zal Hij zijn strenge straf laten neerkomen op hen die alleen maar aan zichzelf denken en die, in plaats van zich aan de waarheid te houden, onrecht doen. Wie liever kwaad doet, zal leed en ellende te verduren krijgen. Dat geldt voor iedereen: niet alleen voor de Joden, maar ook voor alle andere mensen. 10 Maar ieder die het goede doet, zal door God worden verhoogd en vrede ervaren. Ook dat geldt niet alleen voor de Joden, maar eveneens voor alle andere mensen. 11 Want God maakt geen onderscheid.

12 De mensen die de wet van God niet kennen, gaan verloren zonder dat er naar de wet verwezen wordt. En de mensen die de wet van God wel kennen, worden door de wet veroordeeld. 13 Om voor God vrijuit te gaan, moet u doen wat Hij wil, of u zijn wet nu kent of niet. 14 Hoewel er veel volken zijn die de geschreven wet van God niet hebben, doen die van nature toch wat God wil. Daaruit blijkt dat zij weten wat goed en kwaad is. 15 De wet van God staat in hun hart geschreven. Hun geweten vertelt hun wat zij moeten doen: hun gedachten klagen hen de ene keer aan en spreken hen de andere keer vrij. 16 Dit is het goede nieuws dat ik breng: er komt een dag dat Christus Jezus in opdracht van God zijn oordeel uit zal spreken over het verborgen leven van de mensen, over hun diepste gedachten. 17 En u, die er trots op bent Joden te zijn, vertrouwt op de geschreven wet van God! U bent er trots op dat u de enige, ware God kent en weet wat Hij wil. 18 Omdat u onderwijs uit de wet krijgt, kunt u onderscheiden wat goed is. 19 Daarom beschouwt u zich als mensen die blinden op de goede weg leiden, als een licht voor hen die in het duister leven. 20 Omdat in Gods wet de waarheid en de kennis onder woorden zijn gebracht, denkt u buitenstaanders en kinderen iets te kunnen leren. 21 Maar als u anderen onderwijst, waarom onderwijst u zichzelf dan niet? U beweert dat men niet mag stelen. Steelt u zelf dan niet?

22 U zegt dat men geen overspel mag plegen. Maar wat doet u zelf? U zegt dat u een grote afkeer van afgoden hebt. Toch profiteert u van de tempel! 23 U gaat er prat op Gods wet te kennen. Maar waarom maakt u God dan te schande door zijn wet te overtreden? 24 Er staat niet voor niets in de Boeken: ‘Het is uw schuld dat de naam van God over de hele wereld door het slijk gehaald wordt!’ 25 Uiteraard heeft uw besnijdenis naar de Joodse wet alleen waarde als u zich aan de wet houdt. 26 Maar als u dat niet doet, bent u niet beter af dan de mensen die geen Jood zijn. Als niet-Joden zich aan de wet houden, zal God hun dan ook niet alles geven wat Hij de Joden beloofd heeft? 27 Zij die niet van geboorte Jood zijn, maar wel de wet van God naleven, zullen u—die de wet kent, maar niet houdt—veroordelen. 28 Dat u als Jood geboren bent en volgens Joods gebruik besneden, wil nog niet zeggen dat u een echte Jood bent. 29 Nee, een echte Jood is iemand die zich in zijn hart met God verbonden heeft. Het gaat er niet om of u lichamelijk besneden bent, maar of uw hart en gedachten voor God geopend zijn. Dat is besnijdenis door de Geest, niet volgens de letter van de wet. Iedereen die zoʼn levensverandering heeft ondergaan, krijgt zijn eer van God, niet van mensen.

Alle mensen hebben gezondigd

Is het dan niet belangrijk om Jood te zijn? Wat heeft de besnijdenis dan voor nut? Veel! In alle opzichten! Het belangrijkste is dat God Zich juist aan de Joden heeft bekendgemaakt en hun zijn woorden heeft toevertrouwd. Als sommigen van hen ontrouw zijn geweest, zal God daardoor dan ook ontrouw worden? Nee! Ieder mens mag dan een leugenaar zijn, God is het niet, Hij spreekt altijd de waarheid. Er staat immers in de Psalmen: ‘Here, uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig. U wint al uw rechtszaken.’ Maar als onze onrechtvaardigheid de rechtvaardigheid van God bevestigt, hebben wij dán recht van spreken? Is God dus onrechtvaardig als Hij ons oordeelt? Dat is natuurlijk een menselijke gedachte! Nee, God is niet onrechtvaardig! Anders zou Hij toch geen rechter van de wereld kunnen zijn.

Maar als God meer eer ontvangt door mijn oneerlijkheid—omdat die zo schril afsteekt tegen de waarheid van God—waarom word ik dan nog als zondaar veroordeeld? Sommigen laten ons zeggen: doe het kwade dan maar, opdat het goede daaruit voortkomt. Deze mensen verdienen het oordeel.

Wil ik hiermee zeggen dat wij als Joden beter zijn dan de andere volken? Nee, absoluut niet. Ik heb al eerder gezegd dat alle mensen, Jood of niet-Jood, schuldig zijn, ze worden allen beheerst door de zonde. 10 Het staat zo in de Boeken: ‘Voor God is niemand rechtvaardig, werkelijk niemand. 11 Er is niemand verstandig. Er is niemand die echt zijn best doet om God te vinden. 12 Alle mensen hebben zich van God afgekeerd, zij zijn met elkaar de verkeerde weg opgegaan! Niemand doet wat goed is, zelfs niet één. 13 Wat uit hun mond komt, stinkt naar zonde en dood, zij gebruiken hun tong voor leugen en bedrog. Hun lippen spuwen dodelijk vergif. 14 Hun mond is vol vervloekingen en hatelijkheden. 15 Zij staan meteen klaar om te doden, 16 waar zij geweest zijn, laten zij een spoor van verwoesting en ellende achter. 17 Zij weten niet hoe zij in vrede moeten leven. 18 Zij hebben geen enkel ontzag voor God, zij houden geen rekening met Hem.’

19 Het is duidelijk dat deze woorden in het bijzonder gelden voor de Joden, die Gods wet hebben. Zo wordt iedereen de mond gesnoerd en gaat niemand vrijuit. De hele wereld is schuldig tegenover God. 20 Ook al houdt men zich aan de wet, dan nog gaat men voor God niet vrijuit. Het enige wat de wet doet, is de mens bewust maken van zijn zonde.

21 Maar nu is aan het licht gekomen dat God de mens buiten de wet om vrijspraak wil geven. Daar is in de Boeken al op gewezen. 22 Deze rechtvaardigheid voor God wordt bereikt door op Jezus Christus te vertrouwen. Dit geldt voor alle mensen die in Hem geloven, wie zij ook zijn. 23 Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid. 24 Maar God is zo goed en vergevend hen weer aan te nemen—zonder dat het hun iets kost en zonder dat zij het hebben verdiend—omdat Jezus Christus hen uit de greep van de zonde heeft bevrijd. 25 God heeft Christus Jezus gegeven als verzoeningsoffer. Door zijn bloed zal de mens, wanneer hij gelooft, Gods rechtvaardigheid ontdekken. God gaat namelijk voorbij aan de zonden die eerder gepleegd waren, 26 om uiteindelijk, in deze tijd, te laten zien hoe rechtvaardig Hij is. Dat doet Hij door iedereen die in Jezus gelooft, vrij te spreken.

27 Waarop kunnen wij ons dan nog beroemen? Nergens op! Waarom niet? Omdat we niet met God in het reine kunnen komen door ons aan de wet te houden. 28 Wij komen met God in het reine door op Jezus te vertrouwen en niet door stipt de wet na te leven. 29 Is God alleen de God van de Joden? En niet ook de God van de andere volken? 30 Natuurlijk, er is maar één God. Hij spreekt Joden én andere mensen vrij op voorwaarde dat zij in Jezus Christus geloven. 31 Betekent het dan dat wij door ons geloof in Jezus Christus de wet buiten werking stellen? Nee, integendeel. Dan doen wij juist wat de wet zegt.

Paul, a servant of Christ Jesus, called to be an apostle(A) and set apart(B) for the gospel of God(C) the gospel he promised beforehand(D) through his prophets(E) in the Holy Scriptures(F) regarding his Son, who as to his earthly life[a](G) was a descendant of David,(H) and who through the Spirit of holiness was appointed the Son of God in power[b](I) by his resurrection from the dead:(J) Jesus Christ our Lord.(K) Through him we received grace(L) and apostleship to call all the Gentiles(M) to the obedience that comes from[c] faith(N) for his name’s sake. And you also are among those Gentiles who are called to belong to Jesus Christ.(O)

To all in Rome who are loved by God(P) and called to be his holy people:(Q)

Grace and peace to you from God our Father and from the Lord Jesus Christ.(R)

Paul’s Longing to Visit Rome

First, I thank my God through Jesus Christ for all of you,(S) because your faith is being reported all over the world.(T) God, whom I serve(U) in my spirit in preaching the gospel of his Son, is my witness(V) how constantly I remember you 10 in my prayers at all times;(W) and I pray that now at last by God’s will(X) the way may be opened for me to come to you.(Y)

11 I long to see you(Z) so that I may impart to you some spiritual gift(AA) to make you strong— 12 that is, that you and I may be mutually encouraged by each other’s faith. 13 I do not want you to be unaware,(AB) brothers and sisters,[d](AC) that I planned many times to come to you (but have been prevented from doing so until now)(AD) in order that I might have a harvest among you, just as I have had among the other Gentiles.

14 I am obligated(AE) both to Greeks and non-Greeks, both to the wise and the foolish. 15 That is why I am so eager to preach the gospel also to you who are in Rome.(AF)

16 For I am not ashamed of the gospel,(AG) because it is the power of God(AH) that brings salvation to everyone who believes:(AI) first to the Jew,(AJ) then to the Gentile.(AK) 17 For in the gospel the righteousness of God is revealed(AL)—a righteousness that is by faith(AM) from first to last,[e] just as it is written: “The righteous will live by faith.”[f](AN)

God’s Wrath Against Sinful Humanity

18 The wrath of God(AO) is being revealed from heaven against all the godlessness and wickedness of people, who suppress the truth by their wickedness, 19 since what may be known about God is plain to them, because God has made it plain to them.(AP) 20 For since the creation of the world God’s invisible qualities—his eternal power and divine nature—have been clearly seen, being understood from what has been made,(AQ) so that people are without excuse.(AR)

21 For although they knew God, they neither glorified him as God nor gave thanks to him, but their thinking became futile and their foolish hearts were darkened.(AS) 22 Although they claimed to be wise, they became fools(AT) 23 and exchanged the glory of the immortal God for images(AU) made to look like a mortal human being and birds and animals and reptiles.

24 Therefore God gave them over(AV) in the sinful desires of their hearts to sexual impurity for the degrading of their bodies with one another.(AW) 25 They exchanged the truth about God for a lie,(AX) and worshiped and served created things(AY) rather than the Creator—who is forever praised.(AZ) Amen.(BA)

26 Because of this, God gave them over(BB) to shameful lusts.(BC) Even their women exchanged natural sexual relations for unnatural ones.(BD) 27 In the same way the men also abandoned natural relations with women and were inflamed with lust for one another. Men committed shameful acts with other men, and received in themselves the due penalty for their error.(BE)

28 Furthermore, just as they did not think it worthwhile to retain the knowledge of God, so God gave them over(BF) to a depraved mind, so that they do what ought not to be done. 29 They have become filled with every kind of wickedness, evil, greed and depravity. They are full of envy, murder, strife, deceit and malice. They are gossips,(BG) 30 slanderers, God-haters, insolent, arrogant and boastful; they invent ways of doing evil; they disobey their parents;(BH) 31 they have no understanding, no fidelity, no love,(BI) no mercy. 32 Although they know God’s righteous decree that those who do such things deserve death,(BJ) they not only continue to do these very things but also approve(BK) of those who practice them.

God’s Righteous Judgment

You, therefore, have no excuse,(BL) you who pass judgment on someone else, for at whatever point you judge another, you are condemning yourself, because you who pass judgment do the same things.(BM) Now we know that God’s judgment against those who do such things is based on truth. So when you, a mere human being, pass judgment on them and yet do the same things, do you think you will escape God’s judgment? Or do you show contempt for the riches(BN) of his kindness,(BO) forbearance(BP) and patience,(BQ) not realizing that God’s kindness is intended to lead you to repentance?(BR)

But because of your stubbornness and your unrepentant heart, you are storing up wrath against yourself for the day of God’s wrath(BS), when his righteous judgment(BT) will be revealed. God “will repay each person according to what they have done.”[g](BU) To those who by persistence in doing good seek glory, honor(BV) and immortality,(BW) he will give eternal life.(BX) But for those who are self-seeking and who reject the truth and follow evil,(BY) there will be wrath and anger.(BZ) There will be trouble and distress for every human being who does evil:(CA) first for the Jew, then for the Gentile;(CB) 10 but glory, honor and peace for everyone who does good: first for the Jew, then for the Gentile.(CC) 11 For God does not show favoritism.(CD)

12 All who sin apart from the law will also perish apart from the law, and all who sin under the law(CE) will be judged by the law. 13 For it is not those who hear the law who are righteous in God’s sight, but it is those who obey(CF) the law who will be declared righteous. 14 (Indeed, when Gentiles, who do not have the law, do by nature things required by the law,(CG) they are a law for themselves, even though they do not have the law. 15 They show that the requirements of the law are written on their hearts, their consciences also bearing witness, and their thoughts sometimes accusing them and at other times even defending them.) 16 This will take place on the day when God judges people’s secrets(CH) through Jesus Christ,(CI) as my gospel(CJ) declares.

The Jews and the Law

17 Now you, if you call yourself a Jew; if you rely on the law and boast in God;(CK) 18 if you know his will and approve of what is superior because you are instructed by the law; 19 if you are convinced that you are a guide for the blind, a light for those who are in the dark, 20 an instructor of the foolish, a teacher of little children, because you have in the law the embodiment of knowledge and truth— 21 you, then, who teach others, do you not teach yourself? You who preach against stealing, do you steal?(CL) 22 You who say that people should not commit adultery, do you commit adultery? You who abhor idols, do you rob temples?(CM) 23 You who boast in the law,(CN) do you dishonor God by breaking the law? 24 As it is written: “God’s name is blasphemed among the Gentiles because of you.”[h](CO)

25 Circumcision has value if you observe the law,(CP) but if you break the law, you have become as though you had not been circumcised.(CQ) 26 So then, if those who are not circumcised keep the law’s requirements,(CR) will they not be regarded as though they were circumcised?(CS) 27 The one who is not circumcised physically and yet obeys the law will condemn you(CT) who, even though you have the[i] written code and circumcision, are a lawbreaker.

28 A person is not a Jew who is one only outwardly,(CU) nor is circumcision merely outward and physical.(CV) 29 No, a person is a Jew who is one inwardly; and circumcision is circumcision of the heart,(CW) by the Spirit,(CX) not by the written code.(CY) Such a person’s praise is not from other people, but from God.(CZ)

God’s Faithfulness

What advantage, then, is there in being a Jew, or what value is there in circumcision? Much in every way!(DA) First of all, the Jews have been entrusted with the very words of God.(DB)

What if some were unfaithful?(DC) Will their unfaithfulness nullify God’s faithfulness?(DD) Not at all! Let God be true,(DE) and every human being a liar.(DF) As it is written:

“So that you may be proved right when you speak
    and prevail when you judge.”[j](DG)

But if our unrighteousness brings out God’s righteousness more clearly,(DH) what shall we say? That God is unjust in bringing his wrath on us? (I am using a human argument.)(DI) Certainly not! If that were so, how could God judge the world?(DJ) Someone might argue, “If my falsehood enhances God’s truthfulness and so increases his glory,(DK) why am I still condemned as a sinner?”(DL) Why not say—as some slanderously claim that we say—“Let us do evil that good may result”?(DM) Their condemnation is just!

No One Is Righteous

What shall we conclude then? Do we have any advantage?(DN) Not at all! For we have already made the charge that Jews and Gentiles alike are all under the power of sin.(DO) 10 As it is written:

“There is no one righteous, not even one;
11     there is no one who understands;
    there is no one who seeks God.
12 All have turned away,
    they have together become worthless;
there is no one who does good,
    not even one.”[k](DP)
13 “Their throats are open graves;
    their tongues practice deceit.”[l](DQ)
“The poison of vipers is on their lips.”[m](DR)
14     “Their mouths are full of cursing and bitterness.”[n](DS)
15 “Their feet are swift to shed blood;
16     ruin and misery mark their ways,
17 and the way of peace they do not know.”[o](DT)
18     “There is no fear of God before their eyes.”[p](DU)

19 Now we know that whatever the law says,(DV) it says to those who are under the law,(DW) so that every mouth may be silenced(DX) and the whole world held accountable to God.(DY) 20 Therefore no one will be declared righteous in God’s sight by the works of the law;(DZ) rather, through the law we become conscious of our sin.(EA)

Righteousness Through Faith

21 But now apart from the law the righteousness of God(EB) has been made known, to which the Law and the Prophets testify.(EC) 22 This righteousness(ED) is given through faith(EE) in[q] Jesus Christ(EF) to all who believe.(EG) There is no difference between Jew and Gentile,(EH) 23 for all have sinned(EI) and fall short of the glory of God, 24 and all are justified(EJ) freely by his grace(EK) through the redemption(EL) that came by Christ Jesus. 25 God presented Christ as a sacrifice of atonement,[r](EM) through the shedding of his blood(EN)—to be received by faith. He did this to demonstrate his righteousness, because in his forbearance he had left the sins committed beforehand unpunished(EO) 26 he did it to demonstrate his righteousness at the present time, so as to be just and the one who justifies those who have faith in Jesus.

27 Where, then, is boasting?(EP) It is excluded. Because of what law? The law that requires works? No, because of the law that requires faith. 28 For we maintain that a person is justified by faith apart from the works of the law.(EQ) 29 Or is God the God of Jews only? Is he not the God of Gentiles too? Yes, of Gentiles too,(ER) 30 since there is only one God, who will justify the circumcised by faith and the uncircumcised through that same faith.(ES) 31 Do we, then, nullify the law by this faith? Not at all! Rather, we uphold the law.

Footnotes

  1. Romans 1:3 Or who according to the flesh
  2. Romans 1:4 Or was declared with power to be the Son of God
  3. Romans 1:5 Or that is
  4. Romans 1:13 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family; also in 7:1, 4; 8:12, 29; 10:1; 11:25; 12:1; 15:14, 30; 16:14, 17.
  5. Romans 1:17 Or is from faith to faith
  6. Romans 1:17 Hab. 2:4
  7. Romans 2:6 Psalm 62:12; Prov. 24:12
  8. Romans 2:24 Isaiah 52:5 (see Septuagint); Ezek. 36:20,22
  9. Romans 2:27 Or who, by means of a
  10. Romans 3:4 Psalm 51:4
  11. Romans 3:12 Psalms 14:1-3; 53:1-3; Eccles. 7:20
  12. Romans 3:13 Psalm 5:9
  13. Romans 3:13 Psalm 140:3
  14. Romans 3:14 Psalm 10:7 (see Septuagint)
  15. Romans 3:17 Isaiah 59:7,8
  16. Romans 3:18 Psalm 36:1
  17. Romans 3:22 Or through the faithfulness of
  18. Romans 3:25 The Greek for sacrifice of atonement refers to the atonement cover on the ark of the covenant (see Lev. 16:15,16).