Add parallel Print Page Options

De vrouw en de draak

12 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw die met de zon bekleed was, de maan onder haar voeten had en een kroon van twaalf sterren droeg. Zij was zwanger en schreeuwde van pijn omdat de geboorte van haar kind begonnen was. Er verscheen nog een indrukwekkend teken in de hemel: een grote, rode draak met zeven koppen en tien horens. Op elke kop stond een kroon en de staart van de draak veegde een derde deel van de sterren weg en slingerde die naar de aarde. De draak stond voor de vrouw om haar kind te verslinden, zodra het geboren was. De vrouw bracht een jongen ter wereld, die alle volken van de wereld met een ijzeren staf zal regeren. Maar het kind werd van haar weggerukt en naar de troon van God gebracht. De vrouw vluchtte de woestijn in, waar God een schuilplaats voor haar had. Daar zou zij twaalfhonderdzestig dagen lang verzorgd worden.

Toen brak in de hemel oorlog uit. Michaël en zijn engelen vochten tegen de draak. De draak en zijn engelen vochten terug, maar werden verslagen en uit de hemel weggejaagd. De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid. 10 Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ‘Eindelijk is het zover. God heeft de bevrijding gebracht. Hij heeft zijn macht gebruikt om zijn Koninkrijk te vestigen. Hier heeft zijn Christus nu het gezag. De aanklager die onze broeders en zusters dag en nacht voor God beschuldigd heeft, is uit de hemel gegooid. 11 Zij hebben hem overwonnen, doordat het Lam zijn bloed voor hen gegeven heeft en doordat zij daar van hebben getuigd. Zij waren bereid hun leven ervoor te geven. 12 Daarom moet de hemel en ieder die er woont, blij zijn. Maar och, wat ziet het er vreselijk uit voor de aarde en de zee. De duivel is naar beneden gekomen, buiten zichzelf van woede. Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.’

13 Toen tot de draak doordrong dat hij op de aarde was neergegooid, achtervolgde hij de vrouw uit wie het jongetje was geboren. 14 Maar zij kreeg de twee vleugels van de grote arend, zodat zij kon wegvliegen naar haar schuilplaats in de woestijn. Daar werd een bepaalde tijd voor haar gezorgd, buiten het bereik van de slang. 15 De slang spuugde de vrouw een stroom water achterna die haar, als een rivier, moest meesleuren. 16 Maar de aarde kwam haar te hulp door open te splijten en de stroom water op te slokken. 17 De draak werd woedend op de vrouw en ging weg om tegen de rest van haar kinderen te vechten. Dat zijn de mensen die zich houden aan wat God gezegd heeft en die er openlijk voor uitkomen dat zij bij Jezus horen. 18 En de draak ging op het strand bij de zee staan.

Het beest uit de zee en het beest uit de aarde

13 Ik zag een beest uit de zee opkomen dat tien horens en zeven koppen had. Op elk van zijn horens stond een kroon en op zijn koppen stonden beledigingen tegen God. Het beest dat ik zag, leek op een luipaard, maar had de poten van een beer en de muil van een leeuw. De draak gaf het beest zijn kracht en gezag, heel zijn grote macht. Het leek of een van zijn koppen dodelijk gewond was, maar de wond genas. De hele wereld liep vol verbazing achter het beest aan. Alle mensen vielen op de knieën en vereerden de draak, omdat hij het beest zoʼn grote macht had gegeven. Zij aanbaden ook het beest zelf en zeiden: ‘Wie is met het beest te vergelijken? Wie kan het tegen hem opnemen?’ Het beest mocht met hoogmoedige woorden God beledigen, tweeënveertig maanden lang. En hij deed zijn muil open en braakte de grofste beledigingen uit tegen God, tegen zijn naam, tegen zijn tempel en tegen allen die in de hemel woonden. Het beest mocht oorlog voeren tegen het volk van God en het overwinnen. Hij kreeg macht over alle landen en volken.

Alle mensen op aarde zullen hem aanbidden, behalve de mensen die al sinds het ontstaan van de wereld vermeld worden in het levensboek, het boek van het Lam, dat geslacht is.

Ieder die oren heeft, moet luisteren. 10 Wie bestemd is voor gevangenschap, zal gevangengenomen worden. Wie bestemd is om met het zwaard gedood te worden, moet door het zwaard gedood worden. Daarom moeten zij die bij God horen standvastig blijven en hun geloof bewaren.

11 Ik zag nog een beest. Dat beest kwam op uit de aarde. Het had twee horens, net als een lam, en het sprak als een draak. 12 Het trad namens het eerste beest op en oefende dezelfde macht uit. Het dwong de aarde en haar bewoners het eerste beest, dat van zijn dodelijke wond genezen was, te aanbidden. 13 Dat tweede beest deed indrukwekkende tekenen: het liet voor de ogen van de mensen zelfs vuur uit de hemel regenen. 14 Door deze indrukwekkende dingen die het tweede beest namens het eerste beest deed, werden de bewoners van de aarde misleid. Het kreeg hen zover een standbeeld te maken van het beest dat ondanks zijn dodelijke wond was blijven leven. 15 Het tweede beest kreeg zelfs macht om het standbeeld te laten leven, zodat het kon spreken en iedereen kon laten doden die het niet wilde aanbidden. 16 Het tweede beest had iedereen in zijn macht, klein en groot, rijk en arm, vrij en slaaf. Iedereen moest een merkteken op zijn rechterhand of voorhoofd hebben. 17 Wie dat teken niet had, kon niets kopen of verkopen. Dat teken moest de naam van het beest zijn of het getal dat het symbool van die naam is.

18 Hier is wijsheid nodig. Wie verstandig is, kan erachter komen wat het getal van het beest is. Het is het getal van een mens, namelijk zeshonderdzesenzestig.

Het Lam op de berg Sion

14 Ik zag het Lam op de berg Sion staan. Er waren honderdvierenveertigduizend mensen bij Hem. Zij hadden zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd. En ik hoorde een geluid uit de hemel als van een enorme waterval of van zware donderslagen. Het leek ook wel op harpmuziek. Het waren de honderdvierenveertigduizend die een nieuw lied zongen voor de troon van God, voor de vier levende wezens en voor de ouderlingen. Zij waren de enigen die dat lied kenden. Niemand anders dan de honderdvierenveertigduizend vrijgekochten van de aarde kon het leren. Zij hebben met niemand gemeenschap gehad, maar zijn zuiver gebleven. Zij volgen het Lam waar Hij ook heengaat. Zij zijn vrijgekocht uit de mensen, de eerste oogst voor God en het Lam. Zij hebben geen leugen over hun lippen laten komen en er valt niets op hen aan te merken.

Opnieuw zag ik een engel, die hoog in de hemel vloog. Hij had een eeuwig evangelie bij zich, dat hij aan iedereen op aarde bekend moest maken: aan alle volken, stammen en taalgroepen. Hij riep: ‘Heb ontzag voor God, eer Hem, want de tijd is gekomen dat Hij recht zal spreken. Aanbid Hem die de hemel en de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’ Er kwam een tweede engel, die zei: ‘Gevallen! Gevallen is het grote Babylon, dat alle volken dronken heeft gevoerd met haar razende ontucht.’

Een derde engel volgde hen en riep luid: ‘Wie het beest en zijn beeld aanbidt en het teken op zijn voorhoofd of hand laat zetten, 10 zal de wijn van Gods woede drinken die onvermengd in de beker van zijn toorn is gegoten. Die zal door vuur en zwavel gepijnigd worden, voor de ogen van de heilige engelen en het Lam. 11 De rook van dit folterende vuur stijgt voor altijd en eeuwig op. De mensen die het beest en zijn beeld aanbidden en die het getal van zijn naam dragen, zullen geen moment rust meer hebben. 12 Daarom moeten zij die God toebehoren standvastig zijn geboden blijven gehoorzamen en in Jezus blijven geloven.’

13 Ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: Gelukkig zijn zij die van nu af aan in het vertrouwen op de Here sterven.’ ‘Inderdaad,’ zei de Geest, ‘zij zullen van hun zwoegen uitrusten en het loon krijgen dat hun toekomt voor al het werk dat zij hebben gedaan.’

14 Toen zag ik een witte wolk en op die wolk zat iemand die er uitzag als een mensenzoon. Hij had een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 Er kwam nog een engel uit de tempel en hij riep naar Hem die op de wolk zat: ‘Breng uw sikkel om de oogst binnen te halen! Het is tijd om te oogsten! De oogst van de aarde is rijp!’ 16 En Hij die op de wolk zat, zwaaide met zijn sikkel over de aarde en de oogst van de aarde werd binnengebracht.

17 Ik zag nog een engel uit de tempel in de hemel komen en hij had ook een scherpe sikkel. 18 Weer een andere engel kwam uit het altaar en hij had macht over het vuur. Hij riep naar de engel die de scherpe sikkel had: ‘Breng uw sikkel om de wijnoogst van de aarde binnen te halen, want de druiven zijn rijp!’ 19 En de engel zwaaide met zijn sikkel over de aarde en haalde de wijnoogst binnen. Hij gooide alle druiven in de grote wijnpers van Gods toorn die buiten de stad stond. 20 Toen ze uitgeperst werden, kwam er een enorme stroom bloed uit, bijna driehonderd kilometer lang en zo hoog als tot aan het hoofd van een paard.

Het lied van Mozes en het lied van het Lam

15 Ik zag nog een indrukwekkend en wonderlijk teken in de hemel: zeven engelen met de zeven laatste rampen. Na die rampen zal Gods toorn voorbij zijn.

Ik zag iets dat leek op een zee van glas dat met vuur vermengd was. Op die glazen zee stonden de mensen die als overwinnaars uit de strijd met het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam tevoorschijn waren gekomen. Zij hadden allemaal een harp van God gekregen en zongen het lied van Mozes, de dienaar van God en het lied van het Lam:

‘Almachtige Here en God, wat U hebt gedaan, is groot en wonderbaar! Heerser over de volken, rechtvaardig en betrouwbaar is alles wat u doet. Here, wie zou geen ontzag voor U hebben? Wie zou U niet eren om wie U bent? U alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en U aanbidden, omdat nu duidelijk is geworden dat U recht doet.’

Daarna zag ik de tempel in de hemel, de tempel met de verbondstent, wijd open gaan. De zeven engelen met de zeven rampen kwamen naar buiten. Zij hadden blinkend witte kleren aan en droegen een gouden band om hun borst. Een van de vier levende wezens gaf elk van de engelen een gouden schaal, vol met de wraak van God, die eeuwig leeft. Toen werd de tempel gevuld met rook, als teken van Gods heerlijkheid en macht. Niemand kon de tempel binnengaan, totdat de zeven rampen van de zeven engelen voorbij waren.

De zeven engelen

16 Ik hoorde een stem uit de tempel die de zeven engelen het bevel gaf: ‘Ga de zeven schalen met Gods toorn uitgieten over de aarde.’

De eerste engel verliet de tempel en goot zijn schaal over de aarde uit. De mensen die het merkteken van het beest hadden en zijn beeld aanbaden, kregen vreselijke, kwaadaardige zweren. De tweede engel goot zijn schaal over de zee uit. Het zeewater veranderde in bloed als van een dode en alles wat in de zee leefde, ging dood. De derde engel goot zijn schaal uit over de rivieren en de waterbronnen en al het water werd bloed. Ik hoorde de engel van het water zeggen: ‘Rechtvaardige God, die is en die was, het is goed dat U deze oordelen over de wereld laat komen. Nu krijgen de mensen die het bloed van uw kinderen en profeten vergoten hebben, bloed te drinken. Dat is hun verdiende loon.’ En ik hoorde het altaar zeggen: ‘Ja, Here, Almachtige God, Heerser over alles, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig.’ De vierde engel goot zijn schaal uit over de zon, die de mensen met haar vuur moest verbranden. De mensen verbrandden door de grote hitte. Maar in plaats van zich te bekeren en God alle eer te geven, vervloekten zij Hem die de macht over de plagen heeft. 10 De vijfde engel goot zijn schaal uit over de troon van het beest, waardoor het in het koninkrijk van het beest vreselijk donker werd. De mensen hadden zoʼn pijn dat ze op hun tong beten. 11 Zij vervloekten de God van de hemel vanwege hun pijn en hun zweren in plaats van hun slechte leven vaarwel te zeggen en hun redding bij God te zoeken. 12 De zesde engel goot zijn schaal over de grote rivier de Eufraat uit. Het water droogde op en maakte zo de weg vrij voor de koningen uit het oosten.

13 Toen zag ik uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie boze geesten komen. Zij zagen eruit als kikkers. 14 Het waren duivelse geesten, die opmerkelijke dingen deden. Zij gingen alle koningen van de aarde langs om hen bijeen te brengen voor de oorlog op de grote dag van de Almachtige God.

15 ‘Ik kom als een dief in de nacht. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn kleren aanhoudt. Hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen.’

16 En de drie geesten brachten de koningen en hun legers bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.

17 De zevende engel goot zijn schaal in de lucht uit. Een stem riep vanaf de troon in de tempel: ‘Het heeft zich allemaal voltrokken!’ 18 Het begon te bliksemen, te rommelen en te donderen en er kwam een enorme aardbeving, zoals er nog nooit was geweest, zolang er mensen op aarde wonen. Zo hevig was de aardbeving. 19 De grote stad Babylon scheurde in drie stukken en de andere steden van de wereld veranderden in puinhopen. God was niet vergeten wat het grote Babylon allemaal had misdaan. Zij moest de beker met de wijn van de grimmige toorn van God tot op de bodem leegdrinken. 20 Alle eilanden verdwenen en van de bergen was niets meer te zien. 21 Daarna begon het vreselijk te hagelen, loodzware hagelstenen kwamen op de mensen neer. Het was een verschrikkelijke ramp en de mensen vervloekten God.

De vrouw en het beest

17 Een van de zeven engelen met de zeven schalen zei tegen mij: ‘Kom, ik zal u laten zien onder welk oordeel de grote hoer valt die aan vele waterwegen zit. De koningen van de aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar ontucht.’ De engel nam mij in de geest mee naar een woestijn. Daar zag ik een vrouw op een rood beest zitten. Het beest had zeven koppen en tien horens en zijn lijf stond vol met godslasterlijke namen. De vrouw had prachtige donkerrode kleren aan en was behangen met gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand hield zij een gouden beker vol met de gruwelijke en onreine dingen van haar ontucht. Op haar voorhoofd stond een geheime naam geschreven: ‘Het grote Babylon, de moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden in de wereld.’

Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van Gods kinderen, het bloed van hen die openlijk over Jezus hadden gesproken. Toen ik haar zo zag, was ik erg verbaasd. ‘Waarom bent u zo verbaasd?’ vroeg de engel mij. ‘Ik zal u vertellen wie die vrouw is en wat de betekenis is van het beest waarop zij zit, het beest met de zeven koppen en de tien horens. Het beest dat u zag, was er ooit maar is er nu niet meer. Het zal uit de onderwereld omhoog komen en zijn ondergang tegemoet gaan. De bewoners van de aarde die niet in het levensboek zijn ingeschreven, zullen zich erover verbazen dat het beest dat er vroeger was er nu niet meer is, maar straks weer zal komen. Het vereist wijsheid en inzicht om dit te begrijpen. De zeven koppen van het beest zijn de zeven bergen waar de vrouw op zit. Ook zijn het zeven koningen. 10 Vijf van hen zijn gevallen, de zesde is nu aan het bewind en de zevende moet nog komen, maar zijn regering zal niet lang duren. 11 Het beest dat er vroeger was, maar er nu niet meer is, is de achtste koning. Daarnaast is hij ook een van de zeven koningen. Na zijn tweede regering zal hij zijn ondergang tegemoet gaan. 12 De tien horens van het beest zijn tien koningen die nog aan de macht zullen komen. Zij zullen maar één uur regeren, samen met het beest.

13 Hun enige doel zal zijn hun macht en gezag aan het beest over te dragen. 14 Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam. Maar het Lam zal overwinnen, want Hij is de Heer over alle heren en de Koning over alle koningen. En zijn volgelingen, die door Hem geroepen en uitgekozen zijn, blijven Hem trouw. 15 De waterwegen die u hebt gezien, waar de hoer aan zit, zijn alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. 16 Het beest en zijn tien horens zullen de hoer haten. Zij zullen haar alles afnemen en haar naakt laten liggen. Zij zullen haar vlees eten en haar daarna verbranden. 17 Want God heeft hun het verlangen gegeven samen te werken en hun koninkrijk aan het beest te geven, totdat de woorden van God uitkomen. Daarmee vervullen zij zonder het te weten Gods plan. 18 De vrouw die u zag, is de grote stad die de koningen van de aarde in haar macht heeft.’

De val van Babylon

18 Daarna zag ik een andere engel uit de hemel naar beneden komen. Hij had grote macht en de aarde werd door zijn glans verlicht. Hij riep met krachtige stem: ‘Gevallen! De grote stad Babylon is gevallen! Zij is een woonplaats geworden voor demonen en een gevangenis voor alle boze geesten. Binnen haar muren wonen alle onreine en verachtelijke vogels. Want alle volken zijn dronken gevoerd met haar razende ontucht. De koningen van de aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de handelaars van over de hele wereld zijn rijk geworden door haar grote welvaart.’

Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga uit die stad weg, mijn volk. Anders wordt u medeplichtig aan haar zonden en zullen u dezelfde rampen treffen als haar. God is haar misdaden niet vergeten. Haar zonden hebben zich hemelhoog opgestapeld. Zet haar dubbel en dwars betaald wat zij u heeft aangedaan. Giet een brouwsel in haar beker dat tweemaal zo sterk is als wat zij voor u heeft gebrouwen. Geef haar evenveel pijn en ellende als de luxe en overdaad waarin ze geleefd heeft. Zij zegt bij zichzelf: “Ik zit hier als een koningin op een troon. Ik ben geen weduwe, ik zal niet weten wat rouw of verdriet is.” Omdat zij dat zegt, zal zij op één dag door allerlei rampen worden overvallen: door honger, dood en ellende, en zij zal door het vuur verteerd worden. Dat is de straf die de Here, de sterke God, haar geeft.

Als de koningen van de aarde, die ontucht met haar hebben bedreven en van haar luxe hebben genoten, haar zien branden, zullen zij huilen en jammeren. 10 Uit angst voor de pijniging die zij ondergaat, blijven zij van een afstand toekijken en ze roepen: “Och Babylon! Och, grote en machtige stad, in één uur is uw vonnis voltrokken!” 11 Over de hele wereld zullen handelaars huilen en jammeren omdat er niemand meer over is om hun handelswaar te kopen. 12 Er is geen handel meer in goud en zilver, edelstenen en parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, geurig hout, ivoren en dure houten voorwerpen, 13 brons, ijzer en marmer, kaneel en andere specerijen, parfums, zalven en wierook, wijn en olie, fijn meel en graan, lastdieren en schapen, paarden en wagens, en zelfs niet in slaven, levende mensen. 14 Al die lekkere en mooie dingen waar u zo naar verlangde, krijgt u niet. Al uw pracht en praal is u voorgoed afgenomen. 15 De handelaars die haar deze dingen verkochten en er rijk van werden, zullen huilen en jammeren. Zij zullen op een afstand blijven staan, vol afschuw over de pijniging die zij ondergaat. 16 “Och, grote stad!” zullen zij zeggen. “Eerst was u gekleed in fijn linnen, purper en scharlaken en droeg u gouden sieraden, edelstenen en parels, en een uur later was u al die schitterende rijkdom kwijt!” 17 Ook alle kapiteins, stuurlui en matrozen, allen die op zee de kost verdienen, stonden vanuit de verte te kijken naar de rook die uit de brandende stad opsteeg. 18 “Zoʼn grote en machtige stad vind je nergens meer!” riepen ze. 19 Ze wierpen stof over hun hoofd, als teken van hun verdriet en rouw, en schreeuwden: “Och, grote stad! Eerst maakte zij alle scheepseigenaren rijk door haar welvaart, nu ligt zij er binnen een uur ontredderd bij.”

20 Hemel, wees blij over haar ondergang! Iedereen die bij God hoort, apostelen en profeten, verheug u! God heeft haar gestraft voor wat zij u heeft aangedaan.’ 21 Een sterke engel pakte een steen zo groot als een molensteen en gooide die in zee. ‘Zo zal de grote stad Babylon met één zwaai weggegooid worden,’ zei hij. ‘Zij zal voorgoed van de aardbodem worden weggevaagd. 22 Er zal geen muziek meer gehoord worden, geen harp en geen gezang, geen fluit en geen bazuin. Er zullen geen ambachtslui meer werken en geen molen zal meer draaien. 23 ʼs Nachts zal er geen lamp meer branden en van bruiloften zal geen sprake meer zijn. Dit alles staat haar te wachten, omdat haar zakenlui de machtigste ter wereld waren en omdat zij met haar toverij alle volken misleidde. Het bloed van de profeten en de gelovigen heeft in deze stad gevloeid. 24 Zij is schuldig aan het bloed van alle mensen die op aarde zijn vermoord.’

The Woman and the Dragon

12 A great sign(A) appeared in heaven:(B) a woman clothed with the sun, with the moon under her feet and a crown of twelve stars(C) on her head. She was pregnant and cried out in pain(D) as she was about to give birth. Then another sign appeared in heaven:(E) an enormous red dragon(F) with seven heads(G) and ten horns(H) and seven crowns(I) on its heads. Its tail swept a third(J) of the stars out of the sky and flung them to the earth.(K) The dragon stood in front of the woman who was about to give birth, so that it might devour her child(L) the moment he was born. She gave birth to a son, a male child, who “will rule all the nations with an iron scepter.”[a](M) And her child was snatched up(N) to God and to his throne. The woman fled into the wilderness to a place prepared for her by God, where she might be taken care of for 1,260 days.(O)

Then war broke out in heaven. Michael(P) and his angels fought against the dragon,(Q) and the dragon and his angels(R) fought back. But he was not strong enough, and they lost their place in heaven. The great dragon was hurled down—that ancient serpent(S) called the devil,(T) or Satan,(U) who leads the whole world astray.(V) He was hurled to the earth,(W) and his angels with him.

10 Then I heard a loud voice in heaven(X) say:

“Now have come the salvation(Y) and the power
    and the kingdom of our God,
    and the authority of his Messiah.
For the accuser of our brothers and sisters,(Z)
    who accuses them before our God day and night,
    has been hurled down.
11 They triumphed over(AA) him
    by the blood of the Lamb(AB)
    and by the word of their testimony;(AC)
they did not love their lives so much
    as to shrink from death.(AD)
12 Therefore rejoice, you heavens(AE)
    and you who dwell in them!
But woe(AF) to the earth and the sea,(AG)
    because the devil has gone down to you!
He is filled with fury,
    because he knows that his time is short.”

13 When the dragon(AH) saw that he had been hurled to the earth, he pursued the woman who had given birth to the male child.(AI) 14 The woman was given the two wings of a great eagle,(AJ) so that she might fly to the place prepared for her in the wilderness, where she would be taken care of for a time, times and half a time,(AK) out of the serpent’s reach. 15 Then from his mouth the serpent(AL) spewed water like a river, to overtake the woman and sweep her away with the torrent. 16 But the earth helped the woman by opening its mouth and swallowing the river that the dragon had spewed out of his mouth. 17 Then the dragon was enraged at the woman and went off to wage war(AM) against the rest of her offspring(AN)—those who keep God’s commands(AO) and hold fast their testimony about Jesus.(AP)

The Beast out of the Sea

13 The dragon[b] stood on the shore of the sea. And I saw a beast coming out of the sea.(AQ) It had ten horns and seven heads,(AR) with ten crowns on its horns, and on each head a blasphemous name.(AS) The beast I saw resembled a leopard,(AT) but had feet like those of a bear(AU) and a mouth like that of a lion.(AV) The dragon gave the beast his power and his throne and great authority.(AW) One of the heads of the beast seemed to have had a fatal wound, but the fatal wound had been healed.(AX) The whole world was filled with wonder(AY) and followed the beast. People worshiped the dragon because he had given authority to the beast, and they also worshiped the beast and asked, “Who is like(AZ) the beast? Who can wage war against it?”

The beast was given a mouth to utter proud words and blasphemies(BA) and to exercise its authority for forty-two months.(BB) It opened its mouth to blaspheme God, and to slander his name and his dwelling place and those who live in heaven.(BC) It was given power to wage war(BD) against God’s holy people and to conquer them. And it was given authority over every tribe, people, language and nation.(BE) All inhabitants of the earth(BF) will worship the beast—all whose names have not been written in the Lamb’s book of life,(BG) the Lamb(BH) who was slain from the creation of the world.[c](BI)

Whoever has ears, let them hear.(BJ)

10 “If anyone is to go into captivity,
    into captivity they will go.
If anyone is to be killed[d] with the sword,
    with the sword they will be killed.”[e](BK)

This calls for patient endurance and faithfulness(BL) on the part of God’s people.(BM)

The Beast out of the Earth

11 Then I saw a second beast, coming out of the earth.(BN) It had two horns like a lamb, but it spoke like a dragon.(BO) 12 It exercised all the authority(BP) of the first beast on its behalf,(BQ) and made the earth and its inhabitants worship the first beast,(BR) whose fatal wound had been healed.(BS) 13 And it performed great signs,(BT) even causing fire to come down from heaven(BU) to the earth in full view of the people. 14 Because of the signs(BV) it was given power to perform on behalf of the first beast, it deceived(BW) the inhabitants of the earth.(BX) It ordered them to set up an image in honor of the beast who was wounded by the sword and yet lived.(BY) 15 The second beast was given power to give breath to the image of the first beast, so that the image could speak and cause all who refused to worship(BZ) the image to be killed.(CA) 16 It also forced all people, great and small,(CB) rich and poor, free and slave, to receive a mark on their right hands or on their foreheads,(CC) 17 so that they could not buy or sell unless they had the mark,(CD) which is the name of the beast or the number of its name.(CE)

18 This calls for wisdom.(CF) Let the person who has insight calculate the number of the beast, for it is the number of a man.[f](CG) That number is 666.

The Lamb and the 144,000

14 Then I looked, and there before me was the Lamb,(CH) standing on Mount Zion,(CI) and with him 144,000(CJ) who had his name and his Father’s name(CK) written on their foreheads.(CL) And I heard a sound from heaven like the roar of rushing waters(CM) and like a loud peal of thunder.(CN) The sound I heard was like that of harpists playing their harps.(CO) And they sang a new song(CP) before the throne and before the four living creatures(CQ) and the elders.(CR) No one could learn the song except the 144,000(CS) who had been redeemed from the earth. These are those who did not defile themselves with women, for they remained virgins.(CT) They follow the Lamb wherever he goes.(CU) They were purchased from among mankind(CV) and offered as firstfruits(CW) to God and the Lamb. No lie was found in their mouths;(CX) they are blameless.(CY)

The Three Angels

Then I saw another angel flying in midair,(CZ) and he had the eternal gospel to proclaim to those who live on the earth(DA)—to every nation, tribe, language and people.(DB) He said in a loud voice, “Fear God(DC) and give him glory,(DD) because the hour of his judgment has come. Worship him who made(DE) the heavens, the earth, the sea and the springs of water.”(DF)

A second angel followed and said, “‘Fallen! Fallen is Babylon the Great,’[g](DG) which made all the nations drink the maddening wine of her adulteries.”(DH)

A third angel followed them and said in a loud voice: “If anyone worships the beast(DI) and its image(DJ) and receives its mark on their forehead(DK) or on their hand, 10 they, too, will drink the wine of God’s fury,(DL) which has been poured full strength into the cup of his wrath.(DM) They will be tormented with burning sulfur(DN) in the presence of the holy angels and of the Lamb. 11 And the smoke of their torment will rise for ever and ever.(DO) There will be no rest day or night(DP) for those who worship the beast and its image,(DQ) or for anyone who receives the mark of its name.”(DR) 12 This calls for patient endurance(DS) on the part of the people of God(DT) who keep his commands(DU) and remain faithful to Jesus.

13 Then I heard a voice from heaven say, “Write this: Blessed are the dead who die in the Lord(DV) from now on.”

“Yes,” says the Spirit,(DW) “they will rest from their labor, for their deeds will follow them.”

Harvesting the Earth and Trampling the Winepress

14 I looked, and there before me was a white cloud,(DX) and seated on the cloud was one like a son of man[h](DY) with a crown(DZ) of gold on his head and a sharp sickle in his hand. 15 Then another angel came out of the temple(EA) and called in a loud voice to him who was sitting on the cloud, “Take your sickle(EB) and reap, because the time to reap has come, for the harvest(EC) of the earth is ripe.” 16 So he who was seated on the cloud swung his sickle over the earth, and the earth was harvested.

17 Another angel came out of the temple in heaven, and he too had a sharp sickle.(ED) 18 Still another angel, who had charge of the fire, came from the altar(EE) and called in a loud voice to him who had the sharp sickle, “Take your sharp sickle(EF) and gather the clusters of grapes from the earth’s vine, because its grapes are ripe.” 19 The angel swung his sickle on the earth, gathered its grapes and threw them into the great winepress of God’s wrath.(EG) 20 They were trampled in the winepress(EH) outside the city,(EI) and blood(EJ) flowed out of the press, rising as high as the horses’ bridles for a distance of 1,600 stadia.[i]

Seven Angels With Seven Plagues

15 I saw in heaven another great and marvelous sign:(EK) seven angels(EL) with the seven last plagues(EM)—last, because with them God’s wrath is completed. And I saw what looked like a sea of glass(EN) glowing with fire and, standing beside the sea, those who had been victorious(EO) over the beast(EP) and its image(EQ) and over the number of its name.(ER) They held harps(ES) given them by God and sang the song of God’s servant(ET) Moses(EU) and of the Lamb:(EV)

“Great and marvelous are your deeds,(EW)
    Lord God Almighty.(EX)
Just and true are your ways,(EY)
    King of the nations.[j]
Who will not fear you, Lord,(EZ)
    and bring glory to your name?(FA)
For you alone are holy.
All nations will come
    and worship before you,(FB)
for your righteous acts(FC) have been revealed.”[k]

After this I looked, and I saw in heaven the temple(FD)—that is, the tabernacle of the covenant law(FE)—and it was opened.(FF) Out of the temple(FG) came the seven angels with the seven plagues.(FH) They were dressed in clean, shining linen(FI) and wore golden sashes around their chests.(FJ) Then one of the four living creatures(FK) gave to the seven angels(FL) seven golden bowls filled with the wrath of God, who lives for ever and ever.(FM) And the temple was filled with smoke(FN) from the glory of God and from his power, and no one could enter the temple(FO) until the seven plagues of the seven angels were completed.

The Seven Bowls of God’s Wrath

16 Then I heard a loud voice from the temple(FP) saying to the seven angels,(FQ) “Go, pour out the seven bowls of God’s wrath on the earth.”(FR)

The first angel went and poured out his bowl on the land,(FS) and ugly, festering sores(FT) broke out on the people who had the mark of the beast and worshiped its image.(FU)

The second angel poured out his bowl on the sea, and it turned into blood like that of a dead person, and every living thing in the sea died.(FV)

The third angel poured out his bowl on the rivers and springs of water,(FW) and they became blood.(FX) Then I heard the angel in charge of the waters say:

“You are just in these judgments,(FY) O Holy One,(FZ)
    you who are and who were;(GA)
for they have shed the blood of your holy people and your prophets,(GB)
    and you have given them blood to drink(GC) as they deserve.”

And I heard the altar(GD) respond:

“Yes, Lord God Almighty,(GE)
    true and just are your judgments.”(GF)

The fourth angel(GG) poured out his bowl on the sun,(GH) and the sun was allowed to scorch people with fire.(GI) They were seared by the intense heat and they cursed the name of God,(GJ) who had control over these plagues, but they refused to repent(GK) and glorify him.(GL)

10 The fifth angel poured out his bowl on the throne of the beast,(GM) and its kingdom was plunged into darkness.(GN) People gnawed their tongues in agony 11 and cursed(GO) the God of heaven(GP) because of their pains and their sores,(GQ) but they refused to repent of what they had done.(GR)

12 The sixth angel poured out his bowl on the great river Euphrates,(GS) and its water was dried up to prepare the way(GT) for the kings from the East.(GU) 13 Then I saw three impure spirits(GV) that looked like frogs;(GW) they came out of the mouth of the dragon,(GX) out of the mouth of the beast(GY) and out of the mouth of the false prophet.(GZ) 14 They are demonic spirits(HA) that perform signs,(HB) and they go out to the kings of the whole world,(HC) to gather them for the battle(HD) on the great day(HE) of God Almighty.

15 “Look, I come like a thief!(HF) Blessed is the one who stays awake(HG) and remains clothed, so as not to go naked and be shamefully exposed.”(HH)

16 Then they gathered the kings together(HI) to the place that in Hebrew(HJ) is called Armageddon.(HK)

17 The seventh angel poured out his bowl into the air,(HL) and out of the temple(HM) came a loud voice(HN) from the throne, saying, “It is done!”(HO) 18 Then there came flashes of lightning, rumblings, peals of thunder(HP) and a severe earthquake.(HQ) No earthquake like it has ever occurred since mankind has been on earth,(HR) so tremendous was the quake. 19 The great city(HS) split into three parts, and the cities of the nations collapsed. God remembered(HT) Babylon the Great(HU) and gave her the cup filled with the wine of the fury of his wrath.(HV) 20 Every island fled away and the mountains could not be found.(HW) 21 From the sky huge hailstones,(HX) each weighing about a hundred pounds,[l] fell on people. And they cursed God(HY) on account of the plague of hail,(HZ) because the plague was so terrible.

Babylon, the Prostitute on the Beast

17 One of the seven angels(IA) who had the seven bowls(IB) came and said to me, “Come, I will show you the punishment(IC) of the great prostitute,(ID) who sits by many waters.(IE) With her the kings of the earth committed adultery, and the inhabitants of the earth were intoxicated with the wine of her adulteries.”(IF)

Then the angel carried me away in the Spirit(IG) into a wilderness.(IH) There I saw a woman sitting on a scarlet(II) beast that was covered with blasphemous names(IJ) and had seven heads and ten horns.(IK) The woman was dressed in purple and scarlet, and was glittering with gold, precious stones and pearls.(IL) She held a golden cup(IM) in her hand, filled with abominable things and the filth of her adulteries.(IN) The name written on her forehead was a mystery:(IO)

babylon the great(IP)

the mother of prostitutes(IQ)

and of the abominations of the earth.

I saw that the woman was drunk with the blood of God’s holy people,(IR) the blood of those who bore testimony to Jesus.

When I saw her, I was greatly astonished. Then the angel said to me: “Why are you astonished? I will explain to you the mystery(IS) of the woman and of the beast she rides, which has the seven heads and ten horns.(IT) The beast, which you saw, once was, now is not, and yet will come up out of the Abyss(IU) and go to its destruction.(IV) The inhabitants of the earth(IW) whose names have not been written in the book of life(IX) from the creation of the world will be astonished(IY) when they see the beast, because it once was, now is not, and yet will come.

“This calls for a mind with wisdom.(IZ) The seven heads(JA) are seven hills on which the woman sits. 10 They are also seven kings. Five have fallen, one is, the other has not yet come; but when he does come, he must remain for only a little while. 11 The beast who once was, and now is not,(JB) is an eighth king. He belongs to the seven and is going to his destruction.

12 “The ten horns(JC) you saw are ten kings who have not yet received a kingdom, but who for one hour(JD) will receive authority as kings along with the beast. 13 They have one purpose and will give their power and authority to the beast.(JE) 14 They will wage war(JF) against the Lamb, but the Lamb will triumph over(JG) them because he is Lord of lords and King of kings(JH)—and with him will be his called, chosen(JI) and faithful followers.”

15 Then the angel said to me, “The waters(JJ) you saw, where the prostitute sits, are peoples, multitudes, nations and languages.(JK) 16 The beast and the ten horns(JL) you saw will hate the prostitute.(JM) They will bring her to ruin(JN) and leave her naked;(JO) they will eat her flesh(JP) and burn her with fire.(JQ) 17 For God has put it into their hearts(JR) to accomplish his purpose by agreeing to hand over to the beast their royal authority,(JS) until God’s words are fulfilled.(JT) 18 The woman you saw is the great city(JU) that rules over the kings of the earth.”

Lament Over Fallen Babylon

18 After this I saw another angel(JV) coming down from heaven.(JW) He had great authority, and the earth was illuminated by his splendor.(JX) With a mighty voice he shouted:

“‘Fallen! Fallen is Babylon the Great!’[m](JY)
    She has become a dwelling for demons
and a haunt for every impure spirit,(JZ)
    a haunt for every unclean bird,
    a haunt for every unclean and detestable animal.(KA)
For all the nations have drunk
    the maddening wine of her adulteries.(KB)
The kings of the earth committed adultery with her,(KC)
    and the merchants of the earth grew rich(KD) from her excessive luxuries.”(KE)

Warning to Escape Babylon’s Judgment

Then I heard another voice from heaven say:

“‘Come out of her, my people,’[n](KF)
    so that you will not share in her sins,
    so that you will not receive any of her plagues;(KG)
for her sins are piled up to heaven,(KH)
    and God has remembered(KI) her crimes.
Give back to her as she has given;
    pay her back(KJ) double(KK) for what she has done.
    Pour her a double portion from her own cup.(KL)
Give her as much torment and grief
    as the glory and luxury she gave herself.(KM)
In her heart she boasts,
    ‘I sit enthroned as queen.
I am not a widow;[o]
    I will never mourn.’(KN)
Therefore in one day(KO) her plagues will overtake her:
    death, mourning and famine.
She will be consumed by fire,(KP)
    for mighty is the Lord God who judges her.

Threefold Woe Over Babylon’s Fall

“When the kings of the earth who committed adultery with her(KQ) and shared her luxury(KR) see the smoke of her burning,(KS) they will weep and mourn over her.(KT) 10 Terrified at her torment, they will stand far off(KU) and cry:

“‘Woe! Woe to you, great city,(KV)
    you mighty city of Babylon!
In one hour(KW) your doom has come!’

11 “The merchants(KX) of the earth will weep and mourn(KY) over her because no one buys their cargoes anymore(KZ) 12 cargoes of gold, silver, precious stones and pearls; fine linen, purple, silk and scarlet cloth; every sort of citron wood, and articles of every kind made of ivory, costly wood, bronze, iron and marble;(LA) 13 cargoes of cinnamon and spice, of incense, myrrh and frankincense, of wine and olive oil, of fine flour and wheat; cattle and sheep; horses and carriages; and human beings sold as slaves.(LB)

14 “They will say, ‘The fruit you longed for is gone from you. All your luxury and splendor have vanished, never to be recovered.’ 15 The merchants who sold these things and gained their wealth from her(LC) will stand far off,(LD) terrified at her torment. They will weep and mourn(LE) 16 and cry out:

“‘Woe! Woe to you, great city,(LF)
    dressed in fine linen, purple and scarlet,
    and glittering with gold, precious stones and pearls!(LG)
17 In one hour(LH) such great wealth has been brought to ruin!’(LI)

“Every sea captain, and all who travel by ship, the sailors, and all who earn their living from the sea,(LJ) will stand far off.(LK) 18 When they see the smoke of her burning,(LL) they will exclaim, ‘Was there ever a city like this great city(LM)?’(LN) 19 They will throw dust on their heads,(LO) and with weeping and mourning(LP) cry out:

“‘Woe! Woe to you, great city,(LQ)
    where all who had ships on the sea
    became rich through her wealth!
In one hour she has been brought to ruin!’(LR)

20 “Rejoice over her, you heavens!(LS)
    Rejoice, you people of God!
    Rejoice, apostles and prophets!
For God has judged her
    with the judgment she imposed on you.”(LT)

The Finality of Babylon’s Doom

21 Then a mighty angel(LU) picked up a boulder the size of a large millstone and threw it into the sea,(LV) and said:

“With such violence
    the great city(LW) of Babylon will be thrown down,
    never to be found again.
22 The music of harpists and musicians, pipers and trumpeters,
    will never be heard in you again.(LX)
No worker of any trade
    will ever be found in you again.
The sound of a millstone
    will never be heard in you again.(LY)
23 The light of a lamp
    will never shine in you again.
The voice of bridegroom and bride
    will never be heard in you again.(LZ)
Your merchants were the world’s important people.(MA)
    By your magic spell(MB) all the nations were led astray.
24 In her was found the blood of prophets and of God’s holy people,(MC)
    of all who have been slaughtered on the earth.”(MD)

Footnotes

  1. Revelation 12:5 Psalm 2:9
  2. Revelation 13:1 Some manuscripts And I
  3. Revelation 13:8 Or written from the creation of the world in the book of life belonging to the Lamb who was slain
  4. Revelation 13:10 Some manuscripts anyone kills
  5. Revelation 13:10 Jer. 15:2
  6. Revelation 13:18 Or is humanity’s number
  7. Revelation 14:8 Isaiah 21:9
  8. Revelation 14:14 See Daniel 7:13.
  9. Revelation 14:20 That is, about 180 miles or about 300 kilometers
  10. Revelation 15:3 Some manuscripts ages
  11. Revelation 15:4 Phrases in this song are drawn from Psalm 111:2,3; Deut. 32:4; Jer. 10:7; Psalms 86:9; 98:2.
  12. Revelation 16:21 Or about 45 kilograms
  13. Revelation 18:2 Isaiah 21:9
  14. Revelation 18:4 Jer. 51:45
  15. Revelation 18:7 See Isaiah 47:7,8.