Add parallel Print Page Options

16 Een speciaal lied van David.

Zorg voor mij, mijn God,
ik zoek mijn bescherming bij U.
Ik zei tegen de Here:
‘U bent mijn God,
er is niets of niemand beter dan U.
Als ik kijk naar de andere mensen die U volgen,
wordt mijn hart warm van blijdschap.
Mensen die afgoden nalopen,
worden getroffen door veel ellende.
Ik zal nooit aan hun afgoden offeren,
zelfs hun namen zal ik niet noemen.
Here, U bent alles wat ik bezit en ooit begeer
U leidt mijn hele leven.
U geeft mij meer dan ik nodig heb
en alles wat ik van U ontvang,
geeft mij grote vreugde.’
Ik loof de Here,
die mij steeds de weg wees.
Zelfs wanneer ik slaap, leidt Hij mij.
Ik heb de Here altijd voor ogen,
Hij leidt mij en houdt mij overeind.
Daarom is er vreugde in mijn hart
en ben ik gelukkig.
Zelfs mijn lichaam
is veilig bij Hem.
10 U zult mij niet
in het dodenrijk laten liggen.
U zult het lichaam van uw beminde niet
laten vergaan.
11 U leert mij hoe ik leven moet,
mijn grootste vreugde is dicht bij U te zijn.
Uw liefde is er tot in eeuwigheid.

17 Een gebed van David.

Luister toch, Here,
want ik vraag uw oordeel over een eerlijke zaak.
Schenk mij uw aandacht
en luister naar mijn smeekgebed.
Ik kom bij U met een volkomen eerlijk hart
en spreek oprecht tot U.
Spreek uw oordeel over mij uit,
want U weet wat goed en rechtvaardig is.
Beoordeel mijn geweten,
U kunt dat zelfs ʼs nachts doen.
Test mij maar.
U zult niets verkeerds bij mij vinden,
waar ik ook over spreek.
Zoals U mij hebt geleerd,
ben ik ook nooit op pad gegaan met zondaars.
Daarvoor heb ik gewaakt.
Integendeel, ik heb alleen uw weg betreden
en daarop liep ik met vaste tred.
Maar nu roep ik naar U,
juist naar U, mijn God,
omdat ik weet dat U mij zult antwoorden.
Luister alstublieft!
Laat ook nu blijken
hoe genadig en liefdevol U bent.
Want U bevrijdt de mensen
die bij U schuilen.
Bescherm mij
zoals een vader zijn geliefde kind beschermt.
Laat ik mij in uw schaduw mogen verbergen.
Want de ongelovigen
willen mij de baas worden
en mijn aartsvijanden
dreigen mij in te sluiten.
10 De stem van hun geweten
leggen zij het zwijgen op
en ze spreken op arrogante toon.
11 Zij zijn overal om mij heen,
waar ik ook ben.
Hun enige bedoeling is
mij te vernietigen.
12 Mijn vijand lijkt op een leeuw,
klaar om zijn prooi te bespringen.
Of op een roofdier,
weggedoken in zijn schuilplaats.
13 Gaat U hem tegemoet, Here,
en sla hem neer.
Red mijn leven door uw zwaard.
14 Sla hen met uw eigen hand, Here,
die mannen van deze wereld,
die buiten dit leven niets meer verwachten.
Geef hun maar wat goed voor hen is.
Laat zelfs hun nageslacht er nog last van hebben.
15 Ik wil rechtvaardig blijven
en U altijd kunnen aanzien.
ʼs Morgens wil ik,
denkend aan uw goddelijke heerlijkheid,
blij en dankbaar wakker worden.