Add parallel Print Page Options

Inleiding

Dit is wat de Heer zei tegen de profeet Joël, de zoon van Petuël.

Een sprinkhanenplaag en grote droogte als straf van God

Luister, leiders van het volk! Luister goed, bewoners van het land! Luister naar wat Ik nu ga zeggen. Is dit ooit eerder gebeurd in de geschiedenis van dit land? Vertel het aan je kinderen. En laten zij het weer aan hún kinderen vertellen, en ook zij weer aan hún kinderen. De sprinkhanen eten alles op: wat de knager overlaat, eet de sprinkhaan op. Wat de sprinkhaan overlaat, wordt opgevreten door de verslinder. En wat de verslinder overlaat, eet de kaalvreter op.[a]

Dronkenlappen, word wakker! Huil en klaag, zuipers, want jullie zullen geen nieuwe wijn hebben! Want een groot volk valt dit land aan. Een machtig, ontelbaar leger. Als een leeuw verslindt het alles met zijn tanden. Israël, mijn wijnstruik, wordt helemaal verwoest. Mijn vijgenboom Israël ziet wit als schuim. Het leger schilt mijn vijgenboom helemaal kaal en werpt hem weg. De takken zijn kaal en wit geworden. Huil, zoals een meisje huilt omdat de man met wie ze zou trouwen is gedood. Er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van de Heer. De priesters, de dienaren van de Heer, zijn diepbedroefd. 10 De akkers zijn kaal, het land treurt. Want het graan is vernietigd, de druiven zijn verdroogd, de olijven hebben geen olie. 11 De boeren en wijnboeren zijn wanhopig. Ze jammeren over het graan en de druiven. Want de hele oogst is vernield. 12 De wijnstruiken zijn verdroogd en de vijgenbomen hangen slap van droogte. De granaatappelbomen, de palmen, de appelbomen, alle bomen zijn verdroogd. Alle vreugde is verdwenen.

13 Priesters, doe rouwkleren aan en huil. Jammer het uit, jullie die bij het altaar dienen. Slaap in rouwkleren, dienaren van mijn God, want er kunnen geen meel-offers en wijn-offers meer worden gebracht in de tempel van jullie God. 14 Roep het volk op om niet meer te eten, om God te laten zien dat ze spijt hebben van hun ongehoorzaamheid aan Hem. Roep een vergadering bij elkaar, leiders van het volk! Kom allemaal naar de tempel van jullie Heer God. Roep het uit tot de Heer!

15 Wat een verschrikkelijke dag komt eraan! Het is de dag van Gods straf. Op die dag verwoest de Almachtige God alles. 16 Alles wat eetbaar is, verdween voor onze ogen. De vreugde is uit de tempel van onze God verdwenen. 17 Het zaad ligt verdroogd in de aarde. De voorraadschuren zijn leeg. De bakken voor het graan zijn kapot, want er is geen graan. 18 Hoor hoe het vee kreunt van de honger! De koeien zijn verzwakt doordat er geen gras is. Ook de schapen sterven van de honger.

19 Ik roep het uit tot U, Heer. Want vuur heeft de graslanden verbrand en de bomen verschroeid. 20 Zelfs de wilde dieren smeken tot U, want de beken zijn opgedroogd en de steppen zijn door het vuur verbrand.

Tweede beschrijving van een sprinkhanenplaag

Blaas op de ramshoorn in Jeruzalem! Sla alarm op mijn heilige berg Sion! Laten de bewoners van het land beven van angst, want de dag van Gods straf komt eraan! Een donkere, zwarte dag. Een dag van zware wolken en dikke duisternis. Zoals 's morgens het ochtendrood de bergen bedekt, zo worden nu de bergen bedekt door een groot volk, een machtig leger. Zoiets is nog nooit gebeurd in de geschiedenis van dit land. En zoiets zal ook nooit meer gebeuren. Voor dit leger uit laait een vuur. Achter het leger branden de vlammen. Vóór het leger is het land zo mooi als de tuin van Eden.[b] Maar achter het leger is het een woestijn geworden. Er is niet aan dat leger te ontsnappen. Het komt aanrennen als een leger van ruiters te paard. Het zal naderen over de toppen van de bergen met een geluid als van een menigte strijdwagens, een geluid als het geknetter van een groot vuur. Het is een machtig leger, klaar voor de strijd. Alle volken zullen er doodsbang voor zijn. Iedereen verbleekt van angst. Ze zullen als helden komen aanrennen. Als krijgers zullen ze de muren beklimmen. Ze gaan recht voor zich uit. Ze lopen elkaar niet in de weg en verdringen elkaar niet. Van wapens trekken ze zich niets aan. Ze gaan recht op hun doel af. Ze stormen op de stad af, lopen tegen de muur op, klimmen de huizen in. Ze komen door de ramen naar binnen, zoals dieven. 10 Iedereen is doodsbang voor ze. Zelfs de hemel beeft. De zon en de maan worden verduisterd. De sterren geven geen licht meer.[c]

11 De Heer voert zijn leger aan. Het is ontelbaar groot. Want Hij is machtig en doet wat Hij heeft gezegd. Wat vreselijk is de dag van Gods straf! Wie kan die dag overleven?

Joël zegt dat de mensen terug moeten gaan naar God

12 Maar ook nu nog zegt de Heer: "Kom terug bij Mij! Dien Mij met je hele hart. Laat zien dat jullie werkelijk spijt hebben van alles waarin jullie Mij ongehoorzaam zijn geweest."

13 Scheur maar niet je kleren als teken van verdriet. Scheur liever je hart![d] Kom terug bij jullie Heer God. Dan zal Hij medelijden met jullie hebben. Want Hij is geduldig, liefdevol en goed. Kom terug! Dan zal Hij zijn plannen misschien wel willen veranderen. Dan zal Hij jullie misschien niet straffen met de rampen waarover Hij heeft gesproken. 14 Wie weet zal Hij in plaats daarvan zelfs wel goed voor jullie willen zijn, zodat er genoeg eten en wijn zal zijn om Hem weer meel-offers en wijn-offers te brengen.

15 Blaas op de ramshoorn in Jeruzalem. Roep de mensen op om niet meer te eten, als teken dat ze spijt hebben. 16 Laat iedereen naar Jeruzalem komen. Roep de leiders bij elkaar. Breng zelfs alle kinderen en baby’s mee. Laten zelfs bruid en bruidegom die net hun bruiloft vieren, naar Jeruzalem komen. 17 Laten de priesters, de dienaren van de Heer, huilen van spijt tussen de voorhal en het altaar. Laten ze zeggen: "Heer, heb medelijden met uw volk! Zorg ervoor dat niet een ander volk over ons zal heersen. Dat ze ons niet zullen bespotten en niet zullen zeggen: 'Waar is nu hun God?' "

Het antwoord van de Heer op spijt

18 Dan zal de Heer medelijden hebben met zijn land. Hij zal zijn volk vergeven. 19 De Heer zal antwoorden: "Ik zal jullie weer graan, wijn en olijf-olie geven. Jullie zullen weer genoeg te eten hebben. Ik zal ervoor zorgen dat jullie niet langer uitgelachen en bespot worden door de andere volken. 20 Ik zal dat leger dat uit het noorden is gekomen, wegjagen naar de woestijn. Het voorste deel van het leger zal Ik naar de zee in het oosten (= de Dode Zee) jagen en het achterste deel van het leger zal Ik wegjagen naar de zee in het westen (= de Middellandse Zee)." Ze zullen sterven en de stank zal tot op grote afstand te ruiken zijn.[e] Want de Heer heeft iets geweldigs gedaan. 21 Wees niet bang, land, maar juich en jubel. Want de Heer heeft geweldige dingen gedaan. 22 Wees niet bang, wilde dieren, want de planten in de wildernis zullen weer groen worden, er zullen weer vruchten aan de bomen komen. Er zullen weer druiven groeien aan de wijnstruiken en olijven aan de olijfbomen.

23 Bewoners van Jeruzalem, juich en wees blij over jullie Heer God. Want Ik zal jullie een leraar geven die jullie zal leren hoe jullie moeten leven. Dan zal Ik jullie weer voldoende regen geven: regen in de herfst en in de lente, net als vroeger. 24 Jullie zullen weer veel graan, druiven en olijven oogsten. 25 Ik heb dat leger van springende, knagende en kaalvretende sprinkhanen op jullie afgestuurd. Maar Ik zal jullie vergoeden wat zij in die jaren hebben opgegeten. 26 Jullie zullen meer dan genoeg te eten hebben. Jullie zullen jullie Heer God prijzen, die zulke bijzondere dingen bij jullie heeft gedaan. Mijn volk zal nooit meer voor schut staan."

De dag van de Heer

27 De Heer zegt: "Dan zullen jullie toegeven dat Ik bij mijn volk Israël woon. Jullie zullen toegeven dat Ík jullie Heer God ben, en niemand anders. En mijn volk zal nooit meer voor schut staan.

28 Daarna zal Ik mijn Geest uitstorten op alle mensen. Jullie zonen en dochters zullen profeteren. Aan oude en jonge mensen zal Ik dromen geven. 29 Ook op slaven en slavinnen zal Ik in die tijd mijn Geest uitstorten. 30 Er zullen vreemde dingen te zien zijn aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookwolken. 31 De zon zal verduisterd worden en de maan zal bloedrood worden. En dan zal de gevreesde dag van de Heer aanbreken. 32 Maar iedereen die Mij aanbidt, zal worden gered. Want op de berg Sion ben je veilig. In Jeruzalem zul je worden gered, zoals Ik heb gezegd. Er zal redding zijn bij de mensen van mijn volk die zijn overgebleven. Ik zal hen Zelf roepen.

De Heer zal Israëls vijanden straffen

De Heer zegt: Let op, in die tijd zal Ik een einde maken aan de ellende van Jeruzalem en Juda. Ik zal alle volken verzamelen en naar het dal van Josafat brengen.[f] Daar zal Ik over hen rechtspreken voor wat ze met mijn volk Israël hebben gedaan. Want zij hebben mijn volk over de andere volken verspreid en mijn land verdeeld. Ze lootten over mijn volk. Ze betaalden met een jongen als ze een hoer wilden hebben. Ze betaalden met een meisje als ze wijn wilden drinken.

En jullie, Tyrus en Sidon, wat denken jullie tegen Mij te kunnen doen? En jij, Filistéa? Willen jullie je op Mij wreken? Dan zal het slecht met jullie aflopen, want Ik zal al heel gauw Mij op júllie wreken! Want jullie hebben mijn zilver en mijn goud uit mijn tempel meegenomen. Jullie hebben mijn kostbare schatten uit mijn tempel weggehaald en in júllie tempels gezet. En jullie hebben de bewoners van Jeruzalem en Juda verkocht aan de Grieken. Zo hebben jullie hen uit hun eigen land weggehaald en naar een ver land gebracht. Let op, Ik zal hen laten terugkomen uit het land waarheen jullie hen hadden verkocht. En Ik zal jullie straffen voor wat jullie hun hebben aangedaan. Ik zal júllie zonen en dochters verkopen aan de Judeeërs. En de Judeeërs zullen hen doorverkopen aan Scheba, een volk dat ver weg woont. Ik heb het gezegd en Ik zal het ook doen.

De Heer zal weer goed zijn voor zijn eigen volk

Roep het uit onder de volken: Verzamel je leger! Roep je helden bij elkaar! Ruk op! 10 Smeed de ploegen en snoeischaren om tot zwaarden en speren! Laten ook zwakke mensen zichzelf moed inspreken en zeggen: 'Ik ben een held!' 11 Maak je allemaal klaar en kom! Laten alle volken zich verzamelen – Heer, leid uw helden! – 12 De volken zullen naar het dal van Josafat komen. Maar daar zal Ik rechtspreken over alle volken.[g] 13 Snijd de druiventrossen af! Want de oogst is rijp. Pers de druiven uit! Want de druivenpers zit vol en de bakken met druivensap stromen over.[h] Want deze volken hebben vreselijke dingen gedaan."

14 Joël zegt: Er is een enorm grote menigte mensen in het dal van beslissing. Want de Heer is daar gekomen om over hen recht te spreken. 15 De zon is verduisterd. De maan schijnt niet meer. De sterren geven geen licht meer. 16 De Heer zal als een leeuw brullen vanuit Jeruzalem, zodat de hemel en de aarde beven. Maar zijn eigen volk zal bij Hem zo veilig zijn als in een schuilplaats.

17 De Heer zegt: "Jullie zullen beseffen, dat Ik jullie Heer God ben die op de heilige berg Sion woont. Jeruzalem zal mijn heiligdom zijn. Er zullen geen vreemdelingen meer naar binnen mogen.

18 In die tijd zullen de bergen druipen van zoete wijn. De heuvels zullen stromen van melk. De beken van Juda zullen vol water zijn. Er zal een bron zijn in de tempel van de Heer.[i] Het water daarvan zal naar het Sittim-dal stromen. 19 Egypte zal verwoest worden. Edom zal veranderen in een wildernis. Dat is hun straf voor wat ze Juda hebben aangedaan. Want ze hebben in Juda onschuldige mensen gedood. 20 Maar Juda zal eeuwig blijven bestaan. Jeruzalem zal door alle eeuwen heen blijven bestaan. 21 Ik zal de bewoners onschuldig verklaren, ook al waren ze schuldig. Ik, de Heer, zal op de berg Sion wonen, in Jeruzalem.

Footnotes

  1. Joël 1:4 Dit zijn allemaal verschillende woorden voor sprinkhanen. Een zwerm sprinkhanen kan wel een gebied van 700 vierkante kilometer totaal bedekken. Als ze komen aanvliegen, verduisteren ze de zon. Ze vreten werkelijk alles op, zelfs de schors van de bomen. Na een sprinkhanenplaag is een land verwoest.
  2. Joël 2:3 De 'tuin van Eden' is het paradijs. Lees Genesis 2:8.
  3. Joël 2:10 In dit stukje lopen twee beelden door elkaar. Het is een beschrijving van een sprinkhanenplaag en tegelijk de beschrijving van de inval van een enorm leger. De boodschap van de profeet is: als jullie niet terug gaan naar God vanwege de sprinkhanenplaag, zal God nóg een 'sprinkhanenplaag' laten komen: een alles vernietigend leger van de vijand.
  4. Joël 2:13 Een uitdrukking om aan te geven dat ze werkelijk spijt moeten hebben van hun ontrouw aan God.
  5. Joël 2:20 Lees ook Ezechiël 38 en 39.
  6. Joël 3:2 Het is niet duidelijk om welk dal dit gaat. Het kan ook een symbolische naam zijn, want 'Josafat' betekent: 'de Heer spreekt recht'.
  7. Joël 3:12 Lees ook Openbaring 20:8 en 9.
  8. Joël 3:13 Met het oogsten en uitpersen van de druiven wordt Gods straf bedoeld. De mensen hebben kwaad 'gezaaid' en 'oogsten' nu hun straf daarvoor. Lees ook Openbaring 14:14-20.
  9. Joël 3:18 Lees ook Ezechiël 47:1-12.