Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

Kaïn en Abel

Adam had gemeenschap met Eva en zij raakte in verwachting. De zoon die werd geboren, noemde zij Kaïn. ‘Want,’ zei Eva, ‘met hulp van de Here heb ik een man ter wereld gebracht.’ Hun volgende kind was ook een zoon, Abel. Abel werd schaapherder en Kaïn legde zich toe op de landbouw.

Na verloop van tijd brachten Kaïn en Abel beiden een offer aan de Here. Kaïn een deel van zijn oogst, maar Abel bracht van het beste van zijn kudde, ook het vet. De Here accepteerde het offer van Abel, maar dat van Kaïn niet. Kaïn voelde zich vernederd en werd boos. Zijn gezicht vertrok van woede. ‘Waarom ben je boos?’ vroeg de Here hem. ‘Waarom trek je zʼn kwaad gezicht? Je zou vrolijk kunnen kijken als je maar doet wat goed is. Maar als je weigert te gehoorzamen, moet je oppassen. Want de zonde ligt op de loer, klaar om je leven te vernietigen. Maar als je wilt, kun je hem overwinnen.’

Op een dag stelde Kaïn Abel voor de velden in te gaan. Toen ze daar samen liepen, viel Kaïn zijn broer aan en vermoordde hem.

Maar kort daarna vroeg de Here aan Kaïn: ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Hoe weet ik dat nu?’ antwoordde Kaïn ontwijkend. ‘Moet ik dan altijd op hem passen?’

10 Maar de Here zei: ‘Wat heb je gedaan? Het bloed van je broer roept naar Mij vanaf de aarde! 11 Daarom verban Ik je van de grond waarop het bloed van je broer heeft gevloeid. 12 Hoe je ook zwoegt en ploetert, de aarde zal je nooit voldoende opleveren. Voortaan zul je een vluchteling zijn die van de ene naar de andere plaats zwerft.’ 13 ‘Deze straf is zwaarder dan ik kan dragen!’ zei Kaïn. 14 ‘U verjaagt mij van mijn grond en uit uw nabijheid. U maakt mij een dakloze zwerver en ieder die mij ziet, zal proberen mij te doden!’

15 Maar de Here antwoordde: ‘Nee, want wie jou doodt, zal Ik zevenmaal zwaarder straffen dan Ik jou heb gedaan.’ En de Here plaatste een merkteken op Kaïn als waarschuwing aan anderen dat ze hem niet mochten doden. 16 Zo verliet Kaïn de Here en vestigde zich in het land Nod, ten oosten van Eden.

17 Kaïns vrouw raakte in verwachting en kreeg een zoon, Henoch. Toen Kaïn een stad stichtte, noemde hij die stad ook Henoch, naar zijn zoon. 18 Henoch was de vader van Irad; Irad was de vader van Mechujaël; de zoon van Mechujaël was Metusaël; Metusaël was de vader van Lamech. 19 Lamech trouwde twee vrouwen: Ada en Silla. 20 Ada kreeg een zoon, Jabal. Hij werd de vader van de veehoeders en de mensen die in tenten wonen. 21 Zijn broer heette Jubal en werd vader van allen die de citer en de fluit bespelen. 22 Lamechs tweede vrouw, Silla, kreeg een zoon met de naam Tubal-Kaïn. Hij legde zich toe op de metaalbewerking en werd de vader van de smeden. Zijn zuster heette Naäma.

23 Op een dag riep Lamech zijn vrouwen bij zich en zei: ‘Luister, vrouwen! Een man die mij verwondde en een jongen die mij sloeg, doodde ik. 24 Hij die Kaïn doodt, wordt zevenmaal zo zwaar gestraft, maar de man die Lamech doodt, zal zevenenzeventig maal zo zwaar worden gestraft.’

25 Adam en Eva kregen later nog een zoon en noemden hem Set. ‘Want,’ zei Eva, ‘God heeft mij een zoon gegeven in de plaats van Abel, die door Kaïn werd vermoord.’ 26 Set groeide op en kreeg een zoon die hij Enos noemde. In die tijd begonnen de mensen de Here God voor het eerst te aanbidden.

De nakomelingen van Adam

Hier volgt een lijst van de nakomelingen van Adam, de mens die God schiep naar zijn gelijkenis. God schiep de mens als man en vrouw en zegende hen. Hij noemde hen ‘mens’ vanaf het begin.

3-5 Adam was honderddertig jaar oud toen zijn zoon Set werd geboren, die in alle opzichten op zijn vader leek. Na Sets geboorte leefde Adam nog achthonderd jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Adam werd negenhonderddertig jaar oud. Toen stierf hij.

6-8 Set was honderdvijf jaar oud toen zijn zoon Enos werd geboren. Daarna leefde hij nog achthonderdzeven jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd negenhonderdtwaalf jaar oud. Toen stierf hij.

9-11 Enos was negentig jaar oud toen zijn zoon Kenan werd geboren. Hij leefde daarna nog achthonderdvijftien jaar en kreeg in die tijd nog meer zonen en dochters. Enos werd negenhonderdvijf jaar oud. Toen stierf hij.

12-14 Kenan was zeventig jaar oud toen zijn zoon Mahaleël werd geboren. Hij leefde daarna nog achthonderdveertig jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd negenhonderdtien jaar oud. Toen stierf hij.

15-17 Mahaleël was vijfenzestig jaar oud, toen zijn zoon Jered werd geboren. Na Jereds geboorte leefde hij nog achthonderddertig jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd achthonderdvijfennegentig jaar oud. Toen stierf hij.

18-20 Jered was honderdtweeënzestig jaar oud toen zijn zoon Henoch werd geboren. Na diens geboorte leefde Jered nog achthonderd jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd negenhonderdtweeënzestig jaar oud. Toen stierf hij.

21-24 Henoch was vijfenzestig jaar oud toen zijn zoon Metuselach werd geboren. Hij leefde daarna nog driehonderd jaar als trouwe dienaar van God. Hij kreeg nog meer zonen en dochters en toen hij driehonderdvijfenzestig jaar oud was geworden, verdween hij. God had hem van de aarde weggenomen.

25-27 Metuselach was honderdzevenentachtig jaar oud toen zijn zoon Lamech werd geboren. Hij leefde daarna nog zevenhonderdtweeëntachtig jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd negenhonderdnegenenzestig jaar oud. Toen stierf hij.

28-31 Lamech was honderdtweeëntachtig jaar oud toen zijn zoon Noach (Troost) werd geboren. ‘Want,’ zei Lamech, ‘deze zoon zal troost brengen voor het harde werk dat wij moeten doen op deze door God vervloekte grond.’ Na Noachs geboorte leefde Lamech nog vijfhonderdvijfennegentig jaar en kreeg nog meer zonen en dochters. Hij werd zevenhonderdzevenenzeventig jaar oud. Toen stierf hij.

32 Noach was vijfhonderd jaar oud en had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.

Gods belofte aan Noach

Het aantal mensen op aarde groeide gestadig. In die tijd lieten zonen van God hun oog vallen op dochters van mensen. Onder de indruk van hun schoonheid, namen zij hen tot vrouw. Toen zei de Here: ‘Ik kan mijn Geest niet voor altijd in de mens laten wonen, nu hij zich zo heeft misdragen. Hij zal voortaan niet ouder worden dan honderdtwintig jaar.’

In die tijd waren er reuzen op aarde, de kinderen van zonen van God en dochters van mensen. Ze zijn bekend als de helden uit het verre verleden. Maar de Here bekeek met afkeer het zondige gedrag van de mensen. Van al hun voornemens zag Hij dat de opzet boos was. Daarom had Hij er spijt van dat Hij hen had geschapen en Hij voelde zich diep gekwetst. Hij zei: ‘Ik zal ze uitroeien. Niet alleen de mensen, maar ook alle dieren, kruipende dieren en de vogels. Ik had ze nooit moeten maken.’ Maar aan Noach had de Here welgevallen.

Hier volgt de geschiedenis van Noach, de enige rechtvaardige en oprechte man op aarde. Hij leefde in nauwe verbondenheid met God. 10 Hij had drie zonen: Sem, Cham en Jafet.

11 In de loop van de tijd werden de mensen steeds slechter en gewelddadiger in de ogen van God. 12,13 Met al die slechtheid en verdorvenheid voor ogen zei Hij tegen Noach: ‘Ik heb besloten de hele mensheid uit te roeien, want zij is de schuld van alle geweld en slechtheid. Ja, Ik zal de bewoners van de aarde vernietigen. 14 Bouw een ark van acaciahout en bestrijk het hout met pek om het waterdicht te maken. 15 Verdeel hem in dekken en onderkomens. Maak hem honderdvijftig meter lang, vijfentwintig meter breed en vijftien meter hoog. 16 Maak er een lichtsleuf in die een halve meter onder het dak rond het hele schip loopt en verdeel het schip in drie dekken, een benedendek, een middendek en een bovendek. In de zijkant van het schip moet u de ingang maken.

17 Ik zal namelijk een enorme watervloed over de aarde laten gaan die alle levende wezens zal doden. Iedereen en alles zal sterven. 18 Maar met u sluit Ik een verbond: u zult veilig in het schip zijn met uw vrouw, uw zonen en hun vrouwen. 19 Voordat de vloed komt, moet u van elk dier een mannetje en een vrouwtje aan boord nemen, zodat die de vloed overleven. 20 Van elke vogel, van elk soort vee, elk kruipend of ander dier moet een paar aan boord zijn. 21 Zorg verder voor al het voedsel dat uw familie en de dieren nodig hebben.’ 22 Noach volgde alle aanwijzingen van God op.

Kaïn en Abel

Eva ging met Adam naar bed en raakte in verwachting. Ze kreeg een zoon: Kaïn. Ze zei: "De Heer heeft mij een zoon gegeven." Daarna werd Abel geboren, de broer van Kaïn. Abel werd schaapherder, Kaïn werd boer en bewerkte de grond. Na een poosje bracht Kaïn een offer aan de Heer, van de oogst van het land. Ook Abel bracht Hem een offer. Hij offerde de eerstgeboren lammetjes: hij verbrandde het vet van de dieren als offer aan de Heer. De Heer was blij met Abel en met zijn offer. Maar Hij was niet blij met Kaïn en zijn offer. Daar was Kaïn erg kwaad over en hij liep met een somber gezicht rond. Toen zei de Heer tegen Kaïn: "Waarom ben je zo kwaad? Waarom kijk je zo boos? Als je doet wat goed is, ben Ik toch blij met je? Maar als je slechte dingen doet, loert het kwaad op je bij de deur van je hart. Het wil je grijpen, maar jij moet sterker zijn dan het kwaad." Maar Kaïn vroeg zijn broer Abel om met hem mee te gaan. Samen liepen ze het veld in. Daar vermoordde Kaïn hem.

Toen vroeg de Heer aan Kaïn: "Waar is je broer Abel?" Hij zei: "Dat weet ik niet. Moet ik soms op mijn broer passen?" 10 De Heer zei: "Wat heb je gedaan? Ik hoor uit de aarde Abels bloed roepen! Het roept naar Mij om wraak. 11 Nu ben je vervloekt. Abels bloed is hier in de grond gestroomd. Daarom zul je voortaan ver van deze grond moeten leven. 12 Want je zal niet langer voldoende van deze grond kunnen oogsten om van te leven. Je zal voortaan moeten rondzwerven." 13 Toen zei Kaïn tegen de Heer: "Wat ik gedaan heb, is te erg om vergeven te worden. Maar die straf is te zwaar! 14 U stuurt mij hier nu weg en U wil niet meer bij mij zijn. Ik zal moeten rondzwerven. Iedereen die mij tegenkomt, zal mij kunnen doden!" 15 Maar de Heer zei: "Nee, als iemand jou doodt, zal hij daarvoor zevenvoudig worden gestraft." En de Heer zorgde ervoor dat niemand hem zou durven doden. 16 Toen ging Kaïn weg van de Heer. Hij ging in het land Nod wonen, ten oosten van Eden.

De familie van Kaïn

17 Kaïns vrouw raakte in verwachting en kreeg een zoon, Henoch. Daarna bouwde Kaïn een stad en noemde die stad Henoch, naar zijn zoon. 18 Henoch kreeg een zoon: Irad. Irad kreeg een zoon: Mehujaël. Mehujaël kreeg een zoon: Metusaël. Metusaël kreeg een zoon: Lamech. 19 Lamech trouwde met twee vrouwen. De ene heette Ada, de andere Zilla. 20 Ada kreeg een zoon: Jabal. Hij is de voorvader van de mensen die in tenten wonen en vee houden. 21 Zijn broer heette Jubal. Jubal is de voorvader van alle mensen die muziek maken op snaarinstrumenten en fluiten. 22 Zilla kreeg ook een zoon: Tubal-Kaïn. Hij is de voorvader van de smeden die koper en ijzer bewerken. Ze kreeg ook een dochter: Naäma.

23 Lamech zei tegen zijn vrouwen: "Ada en Zilla, luister naar me. Luister goed naar wat ik zeg. Als iemand mij slaat of verwondt, sla ik hem dood. 24 Als iemand Kaïn iets aandoet, zal hij daarvoor zevenvoudig worden gestraft. Maar als iemand míj iets aandoet, zal hij daarvoor zeven-en-zeventigvoudig gestraft worden!"

Een nieuwe zoon voor Adam en Eva

25 Adams vrouw Eva raakte opnieuw in verwachting en kreeg een zoon. Ze noemde hem Set (= 'in de plaats van'). "Want," zei ze, "mijn zoon Abel is gedood door Kaïn. Nu heeft God mij in zijn plaats een andere zoon gegeven." 26 Ook Set kreeg een zoon: Enos. Vanaf die tijd begonnen de mensen tot de Heer te bidden.

De lijst van de eerste mensen

Dit is de lijst met de namen van de mannen die uit Adam zijn ontstaan. Toen God de mens maakte, maakte Hij hem zó, dat hij heel erg op God leek. Hij maakte een man en een vrouw. Hij zegende hen en noemde hen 'mens'.

Toen Adam 130 jaar was, kreeg hij een zoon, die heel erg op hem leek. Hij noemde hem Set. Nadat Set was geboren, leefde Adam nog 800 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. Hij stierf toen hij 930 jaar was.

Toen Set 105 jaar was, kreeg hij een zoon: Enos. Nadat Enos was geboren, leefde Set nog 807 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. Hij stierf toen hij 912 jaar was.

Toen Enos 90 jaar was, kreeg hij een zoon: Kenan. 10 Nadat Kenan was geboren, leefde Enos nog 815 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 11 Hij stierf toen hij 905 jaar was.

12 Toen Kenan 70 jaar was, kreeg hij een zoon: Mahalaleël. 13 Nadat Mahalaleël was geboren, leefde Kenan nog 840 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 14 Hij stierf toen hij 910 jaar was.

15 Toen Mahalaleël 65 jaar was, kreeg hij een zoon: Jered. 16 Nadat Jered was geboren, leefde Mahalaleël nog 830 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 17 Hij stierf toen hij 895 jaar was.

18 Toen Jered 162 jaar was, kreeg hij een zoon: Henoch. 19 Nadat Henoch was geboren, leefde Jered nog 800 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 20 Hij stierf toen hij 962 jaar was.

21 Toen Henoch[a] (= 'toegewijd') 65 jaar was, kreeg hij een zoon: Metusala. 22 Nadat Metusala (= 'als hij gestorven is, zal het gebeuren')[b] was geboren, leefde Henoch nog 300 jaar lang met God. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 23 Hij werd 365 jaar. 24 Henoch leefde met God. En opeens was hij er niet meer, want God had hem meegenomen naar de hemel.

25 Toen Metusala 187 jaar was, kreeg hij een zoon: Lamech. 26 Nadat Lamech was geboren, leefde Metusala nog 782 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 27 Hij stierf toen hij 969 jaar was.

28 Toen Lamech 182 jaar was, kreeg hij een zoon. 29 Hij noemde hem Noach. Lamech zei: "Deze zoon zal een troost voor ons zijn. Want we moeten erg hard werken doordat God de grond heeft vervloekt." 30 Nadat Noach was geboren, leefde Lamech nog 595 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters. 31 Hij stierf toen hij 777 jaar was.

32 Toen Noach 500 jaar was, kreeg hij drie zonen: Sem, Cham en Jafet.

De reuzen

Er kwamen steeds meer mensen op de aarde. En de zonen van God[c] zagen dat de dochters van de mensen erg mooi waren. Ze trouwden met hen, met wie ze maar wilden. Toen zei de Heer: "Mijn Geest zal niet voor altijd de mensen blijven waarschuwen. Ze zijn sterfelijk en krijgen nog maar 120 jaar."[d]

In die tijd en ook daarna leefden er reuzen op aarde. Dat waren de kinderen die geboren waren nadat de zonen van God getrouwd waren met de dochters van de mensen. Zij waren de grote, machtige helden uit de vroege tijd.

Noach moet een boot bouwen

De Heer zag dat de mensen op de aarde erg slecht waren. Alles wat ze bedachten en deden was slecht. Daarom had de Heer er spijt van dat Hij de mensen had gemaakt. Hij had veel verdriet over wat ze deden. Daarom besloot Hij: "Ik zal de mensen die Ik heb gemaakt allemaal doden. En niet alleen de mensen, maar ook alle dieren. Want Ik heb er spijt van dat Ik hen heb gemaakt." Maar Noach was niet slecht.[e] God zag dat en was blij met hem. Daarom wilde Hij hem redden.

Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was in die tijd de enige die leefde zoals God het wil. Hij deed geen slechte dingen, want hij leefde met God. 10 Noach kreeg drie zonen: Sem, Cham en Jafet. 11 God vond dat de aarde helemaal bedorven was. Overal was geweld. 12 Hij zag dat alle mensen slecht geworden waren.

13 Daarom zei God tegen Noach: "Ik heb besloten om alle mensen te doden. Want het is hun schuld dat er zoveel geweld op aarde is. Daarom ga Ik hen samen met de aarde vernietigen. 14 Maak van hout een dichte boot, met kamers er in. Besmeer hem van binnen en van buiten met teer om hem waterdicht te maken. 15 Hij moet 300 el (150 meter) lang, 50 el (25 meter) breed en 30 el (15 meter) hoog worden. 16 Maak een raam op 1 el (50 centimeter) van de bovenkant. Maak aan de zijkant van de boot een deur. Bouw een onderste, een tweede en een derde verdieping. 17 Want Ik zal een grote overstroming laten komen. Daarmee zal Ik alles wat leeft vernietigen. Alle mensen en dieren zullen sterven. 18 Maar met jou zal Ik een verbond sluiten. Jou wil Ik redden. Jij moet in de boot gaan met je zonen, je vrouw en de vrouwen van je zonen. 19 Breng van alle dieren één mannetje en vrouwtje in de boot. Zij zullen samen met jullie worden gered. 20 Van alle soorten vogels en van alle soorten dieren zullen één mannetje en één vrouwtje naar je toe komen om te worden gered. 21 En neem eten mee voor jou, je gezin en de dieren." 22 Noach deed precies wat God hem had bevolen.

Notas al pie

  1. Genesis 5:21 Lees ook Judas 1:14.
  2. Genesis 5:22 Wát zal er dan gebeuren? De grote overstroming! (Lees Genesis 6). Kennelijk had God al aan Henoch, die aan Hem toegewijd was, laten weten wat Hij zou gaan doen met de aarde. Metusala leefde heel erg lang. Zó lang had God nog geduld met de mensen voordat Hij de aarde verwoestte door het water.
  3. Genesis 6:2 Waarschijnlijk worden hiermee engelen bedoeld die ontrouw aan God waren geworden. Lees hierover meer in Judas 1:6.
  4. Genesis 6:3 Als je dit vers vergelijkt met 1 Petrus 3:20 lijkt dit te betekenen dat God besloot om nog 120 jaar af te wachten of de mensen zouden ophouden met de slechte dingen die ze deden. Daarna was de tijd om en zou zijn straf komen als ze niet veranderd waren.
  5. Genesis 6:8 Lees ook Ezechiël 14:14 en 2 Petrus 2:5.

Bezoekers uit het oosten en de reactie van Herodes

Jezus werd geboren in Bethlehem in de provincie Judea. Koning Herodes was toen aan het bewind. In dezelfde tijd kwamen er enkele magiërs uit het oosten naar Jeruzalem. ‘Waar kunnen wij de pasgeboren koning van de Joden vinden?’ vroegen zij. ‘Want wij hebben een ster zien opgaan die daarop duidde. Wij zijn gekomen om Hem eer te bewijzen.’

Toen koning Herodes dit hoorde, schrok hij erg en de hele stad met hem. Hij riep de leidende priesters en de bijbelgeleerden bijeen en vroeg of zij wisten waar de Christus zou worden geboren. ‘In Bethlehem,’ antwoordden zij. ‘In Judea, want de profeet Micha heeft geschreven: “Bethlehem in Juda, u bent beslist niet de kleinste onder de leiders van Juda, want u zult de geboorteplaats zijn van een leider die een herder voor mijn volk Israël zal zijn.” ’

Herodes liet de magiërs in het geheim bij zich komen. Nadat hij precies had uitgezocht wanneer zij de ster voor het eerst hadden gezien, liet hij hen gaan en zei: ‘Ga naar Bethlehem en zoek het kind. Als u het hebt gevonden, kom dan terug om mij er alles over te vertellen. Want ik wil Hem ook eer gaan bewijzen.’ Nadat ze de koning hadden aangehoord, reisden de magiërs verder. Tot hun verrassing ging de ster die zij hadden zien opgaan, voor hen uit en bleef stilstaan boven het huis waar het kind zich bevond. 10 Toen ze dat zagen, werden ze enorm blij. 11 Zij gingen naar binnen en vonden het kind en zijn moeder Maria. Vol eerbied knielden zij voor Hem neer. Zij gaven Hem kostbare geschenken: goud, wierook en mirre.

12 Maar zij gingen niet via Jeruzalem naar hun land terug. God had hen in een droom gewaarschuwd niet bij Herodes langs te gaan. Daarom kozen zij een andere weg.

13 Nadat zij waren vertrokken, verscheen aan Jozef een engel van de Here in een droom en die zei: ‘Vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte en blijf daar tot ik zeg dat u kunt terugkomen. Want Herodes zal alles doen om het kind te doden.’ 14 Jozef stond meteen op en vertrok nog diezelfde nacht met Maria en het kind naar Egypte. 15 Hij bleef daar tot Herodes gestorven was. Daarmee werden de woorden van de profeet Hosea werkelijkheid: ‘Uit Egypte haalde Ik mijn zoon.’

16 Herodes werd woedend toen hij ontdekte dat de magiërs hem misleid hadden. Hij gaf de opdracht om in Bethlehem en de hele omgeving alle jongens van twee jaar en jonger te doden. De magiërs hadden namelijk gezegd dat het ongeveer twee jaar geleden was dat zij de ster voor het eerst hadden gezien. 17 Zo gebeurde wat de profeet Jeremia al lang geleden had gezegd: 18 ‘In Rama wordt luid gehuild en gejammerd, Rachel huilt om haar kinderen en wil zich niet laten troosten, omdat ze er niet meer zijn.’

19 Na de dood van koning Herodes zag Jozef in een droom opnieuw een engel van God. 20 Hij zei: ‘Ga met het kind en zijn moeder terug naar Israël. Want de mensen die Hem wilden doden, zijn gestorven.’ 21 En Jozef ging met zijn gezin naar Israël terug. 22 Hij durfde echter niet naar Judea te gaan, omdat hij had gehoord dat Herodesʼ zoon Archelaüs daar nu de macht in handen had. In een droom zei God hem naar de provincie Galilea te gaan. 23 Daar gingen zij wonen in de stad Nazareth. Dat klopte met wat de profeten hadden voorspeld: ‘Hij zal Nazarener genoemd worden.’

De wijze mannen uit het Oosten

Jezus werd geboren in Betlehem in Judea. Toen Hij geboren was, kwamen wijze mannen uit het Oosten naar Jeruzalem. In die tijd was Herodes koning.[a] Ze vroegen: "Waar kunnen we de koning van de Joden vinden die kort geleden is geboren? We hebben in het Oosten zijn ster zien opgaan. We zijn gekomen om Hem te eren en Hem geschenken te brengen." Dit was een grote schok voor koning Herodes en de bewoners van Jeruzalem. Herodes liet de leiders van de priesters en de wetgeleerden van Jeruzalem bij zich komen. Hij wilde van hen weten waar de Messias[b] geboren zou worden. Ze antwoordden: "Hij wordt in Betlehem in Judea geboren. Want de profeet Micha heeft opgeschreven: 'En jij, Betlehem in het land van Juda, jij bent minstens zo belangrijk als de grote steden van Juda. Want in jou zal iemand geboren worden die mijn volk Israël als een herder zal leiden.' "

Toen liet Herodes in het geheim de wijze mannen bij zich komen. Hij wilde heel precies van hen weten wanneer ze de ster voor het eerst hadden gezien. Daarna stuurde hij hen naar Betlehem. En hij zei tegen hen: "Ga dat kind zoeken. Als jullie het hebben gevonden, moeten jullie het mij laten weten. Want dan ga ik ook naar Hem toe om Hem te eren en Hem geschenken te brengen." Zo vertrokken ze.

De ster die ze in het Oosten hadden gezien, ging voor hen uit. Hij bleef staan boven de plaats waar het kind was. 10 Toen ze de ster daar zagen, waren ze erg blij. 11 Ze gingen het huis binnen en vonden daar het kind met zijn moeder Maria. Ze knielden voor Hem neer en aanbaden Hem. En ze gaven Hem dure geschenken: goud, wierook en mirre. 12 En God waarschuwde hen in een droom om niet naar Herodes terug te gaan. Daarom reisden ze langs een andere weg naar hun land terug.

Herodes laat de kinderen van Betlehem doden

13 Toen ze waren vertrokken, zag Jozef in een droom een engel van de Heer God. De engel zei: "Sta onmiddellijk op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar totdat Ik je zeg dat je terug mag komen. Want Herodes zoekt naar het kind. Hij wil het doden." 14 Toen stond Jozef 's nachts op en vluchtte met het kind en Maria naar Egypte. 15 Daar bleef hij totdat Herodes was gestorven. Zo gebeurde wat de Heer God vroeger al door de profeet Hosea had gezegd: 'Ik heb mijn Zoon uit Egypte geroepen.'

16 Herodes was woedend toen hij merkte dat de wijze mannen hem hadden bedrogen. Daarom stuurde hij soldaten naar Betlehem om daar alle jongetjes van twee jaar en jonger te doden. En niet alleen in Betlehem, maar ook in de wijde omgeving daar omheen. Hij bepaalde de leeftijd van twee jaar, omdat hij van de wijze mannen wist dat het kind inmiddels hooguit twee jaar kon zijn. 17 Zo gebeurde wat de profeet Jeremia vroeger al had gezegd: 18 'Iemand huilt en jammert in Rama. Het is Rachel. Ze huilt over haar kinderen, omdat ze er niet meer zijn. Ze wil zich niet laten troosten.'

Jozef komt terug uit Egypte

19 Toen Herodes was gestorven, zag Jozef in Egypte in een droom een engel van de Heer God. 20 De engel zei: "Ga met het kind en zijn moeder terug naar Israël. Want de mensen die Hem wilden doden, zijn gestorven." 21 Jozef reisde met het kind en Maria terug naar Israël. 22 Maar hij durfde niet in Judea te gaan wonen. Want Herodes' zoon Archelaüs was de nieuwe koning van Judea geworden. En God waarschuwde Jozef in een droom ook voor hem. Daarom ging hij naar het gebied Galilea. 23 Daar ging hij in de stad Nazaret wonen. Zo gebeurde wat de profeten vroeger al hadden gezegd. Want ze hadden gezegd dat Hij een Nazarener[c] zou worden genoemd.

Notas al pie

  1. Mattheüs 2:1 Herodes de Grote was uit het volk van Edom. Edom was altijd een vijand van Israël geweest. Wel had Herodes zich tot het Jodendom bekeerd. Maar dat was waarschijnlijk alleen om politieke redenen.
  2. Mattheüs 2:4 Met de 'Messias' wordt de Redder van Israël bedoeld, die lang geleden al door God beloofd was.
  3. Mattheüs 2:23 Dit zou een woordspeling kunnen zijn op het woord 'naziréeër'. Een naziréeër was iemand die een belofte had gedaan om God voor een bepaalde tijd op een bepaalde manier te dienen. Lees Numeri 6:1 en 2.