Add parallel Print Page Options

Ezechiël moet zich kaalscheren

De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, neem een zwaard dat zo scherp geslepen is als een scheermes. Scheer daarmee je haar en je baard af.[a] Leg het haar daarna op een weegschaal en verdeel het in drie delen. Eén derde deel van het haar moet je midden in de stad die je op de kleitegel getekend hebt verbranden. Doe dat wanneer de 390 dagen van de omsingeling van Jeruzalem voorbij zijn. Eén derde deel moet je met een mes rond de stad stukhakken. En één derde deel moet je laten wegwaaien in de wind. Dat betekent dat zij die vluchten altijd opgejaagd en in gevaar zullen zijn.[b] Maar houd een paar haren apart. Een paar daarvan moet je vastmaken in de plooien van je mantel. De andere gooi je in het vuur, zodat ze verbranden. Dat betekent dat Ik het vuur van mijn woede over het volk Israël uitstort.

Dit zegt de Heer: Zo zal het gaan met Jeruzalem. Ik had van Jeruzalem het middelpunt van vele volken en landen gemaakt. Maar de bewoners wilden mijn wetten niet gehoorzamen. Ze waren zelfs slechter dan de andere volken, en ongehoorzamer dan de landen om hen heen. Ze hebben zich niets aangetrokken van mijn wetten en leefregels. Ze hebben zich er niet aan gehouden. De Heer zegt: jullie zijn koppiger en eigenwijzer dan de volken om jullie heen. Jullie hebben je niet gehouden aan mijn wetten en leefregels. Jullie hebben je zelfs niets aangetrokken van de wetten en leefregels van de volken om jullie heen. Daarom zal Ik jullie straffen! Alle volken zullen het zien. Ik zal jullie zwaarder straffen dan Ik ooit heb gedaan of ooit nog zal doen. Want jullie hebben vreselijke dingen gedaan. 10 Er zal zó'n zware hongersnood komen, dat vaders hun kinderen opeten en kinderen hun vaders opeten. Ik zal jullie op allerlei manieren straffen. En wie er dan nog van jullie zijn overgebleven, zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen.

11 Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: omdat jullie mijn heiligdom hebben bedorven met jullie walgelijke godenbeelden, zal Ik Mij terugtrekken. Ik zal jullie vernietigen en geen genade met jullie hebben. 12 Eén derde deel van jullie zal door de pest en de honger sterven. Eén derde deel zal door het zwaard worden gedood. En één derde deel zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen. Zij zullen altijd opgejaagd en in gevaar zijn.[c] 13 Zo zal Ik jullie straffen. Ik zal mijn woede op jullie koelen. En jullie zullen beseffen dat Ik een jaloers God ben die niet wil dat jullie andere goden hebben. 14 Ik zal jullie land en stad verwoesten. Er zullen alleen puinhopen van overblijven. Jullie zullen je vreselijk schamen dat dat gebeurt. Iedereen die voorbij gaat, zal het zien. 15 Jullie zullen voor schut staan en uitgelachen worden. De volken om jullie heen zullen geschokt zijn als ze zien hoe zwaar Ik jullie straf. Ik, de Heer, heb het gezegd. 16 Ik zal de dodelijke pijlen van hongersnood op jullie afschieten. De honger zal steeds groter worden, tot er helemaal geen eten meer is. Zo zal Ik jullie doden. 17 Ik zal honger en wilde dieren op jullie afsturen. Daardoor zullen jullie kinderen sterven. Jullie zullen sterven door de pest, de honger en het zwaard. Ik, de Heer, zal doen wat Ik heb gezegd."

Gods woorden over de heiligdommen

De Heer zei tegen mij: "Ga met je gezicht in de richting van de bergen van Israël staan. Profeteer tegen de bergen. Zeg: Luister, bergen van Israël! Luister naar wat de Heer zegt tegen de bergen en de heuvels, de beken en de dalen. De Heer zegt: Ik zal een oorlog laten uitbreken. Daarmee zal Ik al jullie heiligdommen verwoesten. Ik zal jullie altaren laten stukbreken en jullie godenbeelden laten omgooien. En Ik zal de mensen doden en bij die walgelijke beelden laten neersmijten. Ik zal de lijken van de Israëlieten voor hun walgelijke goden neergooien. Hun botten zal Ik rond de altaren strooien. Alle plaatsen en steden waar jullie wonen, zullen worden verwoest. Jullie heiligdommen zullen een wildernis worden. Jullie altaren zullen worden verwoest. Jullie walgelijke godenbeelden zullen worden stukgeslagen en vernietigd. Alles wat jullie hebben gebouwd, zal worden omgehakt en verwoest. Overal zullen doden liggen. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben.

Maar Ik zal een klein deel van het volk laten overblijven. Een paar van jullie zal Ik in leven laten. Hen zal Ik wegjagen naar andere volken. Ze zullen gevangen meegenomen worden en in andere landen moeten wonen. Maar daar zullen ze weer aan Mij denken. Ze zullen beseffen dat ze ontrouw aan Mij geweest zijn. Ze zullen beseffen dat ze Mij diep bedroefd hebben gemaakt door te vertrouwen op walgelijke afgoden. Ze zullen walgen van zichzelf vanwege de slechte dingen die ze hebben gedaan. 10 En ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben. Ze zullen zien dat Ik doe wat Ik zeg: Ik had hen van tevoren gewaarschuwd dat Ik hen op deze manier zou straffen."[d]

11 De Heer zei tegen mij: "Sla je handen in elkaar en stamp met je voeten. Roep het uit: 'Wat verschrikkelijk!' Want het volk Israël doet afschuwelijke dingen. Daarom zullen ze door het zwaard, de honger en de pest sterven. 12 Een deel van de mensen zal sterven door de pest. Een deel van de mensen zal worden gedood door het zwaard. De mensen die dan nog over zijn, zullen sterven van de honger. Zo zal Ik hen straffen voor wat ze hebben gedaan. 13 Als ze de lijken zien liggen rond de altaren van hun afgoden, zullen ze beseffen dat Ik de Heer ben. Overal zullen de lijken liggen: op alle heuvels en bergtoppen waar ze offers hebben gebracht voor hun walgelijke afgoden. 14 Eigenhandig zal Ik het land verwoesten. Het hele land vanaf de woestijn in het zuiden tot aan Dibla in het noorden zal nog troostelozer zijn dan de woestijn. En ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben."

Binnenkort zal Israël worden vernietigd

De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, dit zegt de Heer over het land Israël: Het einde is gekomen! Het einde van het hele land! Jullie einde is gekomen. Want Ik ben woedend en Ik ga jullie straffen voor wat jullie hebben gedaan. Ik zal jullie niet vergeven. Ik zal geen genade met jullie hebben. Ik zal jullie veroordelen voor hoe jullie hebben geleefd. Ik zal jullie straffen voor alle vreselijke dingen die jullie hebben gedaan. Jullie zullen beseffen dat Ik de Heer ben.

Dit zegt de Heer: Een ramp! Een enorme ramp komt eraan! Het einde is gekomen! Ja, jullie einde komt eraan! Het gaat beginnen! Het einde komt! Bewoners van Israël, jullie noodlot komt eraan! De tijd is gekomen! Geen dag van gejuich, maar een dag van paniek in de bergen. Want Ik ben woedend. Daarom zal Ik komen en mijn straf over jullie uitstorten. Jullie zullen je straf krijgen voor alle verschrikkelijke dingen die jullie hebben gedaan. Ik zal jullie niet vergeven. Ik zal geen genade met jullie hebben. Ik zal jullie veroordelen voor hoe jullie hebben geleefd. Jullie zullen beseffen dat Ik, de Heer, jullie straf.

10 Het is tijd! De straf wordt voltrokken. Want zij die heersen zijn trots en doen wat ze willen. 11 Jullie hebben je straf zelf veroorzaakt. Jullie worden door je eigen geweld vernietigd. Niets kan jullie redden: jullie zelf niet, jullie rijkdom niet. En niemand zal over jullie treuren.

12 De tijd is gekomen! De dag breekt aan! Laten mensen die land gekocht hebben, daar maar niet al te blij over zijn. En de mensen die land hebben verkocht, hoeven daar niet al te bedroefd over te zijn.[e] Want mijn straf treft iedereen. 13 De verkopers zullen nooit meer terugzien wat ze verkocht hebben, al leefden ze nóg zo lang. Want alles wat Ik over al deze mensen heb gezegd, zal ook gebeuren. Niemand die slechte dingen doet, zal in leven kunnen blijven.

14 Blaas maar op de ramshoorn om alarm te slaan. Maak alles maar klaar voor de strijd. Er zal uiteindelijk toch niemand strijden. Want mijn straf treft iedereen in het hele land. 15 Buiten de stad zal het zwaard doden. In de stad sterven de mensen van de pest en de honger. 16 Slechts een paar mensen zullen naar de bergen kunnen ontsnappen. Daar zullen ze steeds in gevaar zijn, zoals droevig koerende duiven die uit de dalen naar de bergen zijn verjaagd. Ze zullen kermen en klagen, maar het is de straf voor hun slechtheid. 17 Iedereen zal doodsbang zijn.

18 De mensen zullen rouwkleren aantrekken en als teken van verdriet hun hoofd kaalscheren. Ze zullen bang en radeloos zijn. Ze zullen zich verschrikkelijk schamen voor alles wat er met hen gebeurt. 19 Ze kunnen hun zilver en goud wel op straat gooien, want ze hebben er niets meer aan. Het kan hen niet redden op de dag dat Ik hen straf. Ze kunnen het niet eten, ze kunnen er hun magen niet mee vullen. Door hun goud en zilver zijn ze Mij ongehoorzaam geworden. Daarvoor zullen ze nu veroordeeld worden. 20 Ik had kostbaarheden aan hen gegeven. Maar ze hebben die gebruikt om er walgelijke godenbeelden van te maken. Daarom zullen hun kostbaarheden meegenomen worden door vreemden. 21 Want Ik zal ze door vreemdelingen laten roven. Ik zal alles als buit meegeven aan slechte mensen die ermee doen wat ze willen. 22 Ik zal niets meer met mijn volk te maken willen hebben. Vreemdelingen zullen de heiligste plaats van mijn tempel binnendringen, zodat die niet meer heilig zal zijn.

23 Leg de boeien klaar, want het land is vol moordenaars. De stad is vol geweld. 24 Daarom zal Ik het wreedste volk laten komen. Zij zullen in de huizen gaan wonen. Ik zal een einde maken aan alles waar de machtigen en rijken zo trots op waren. En de heiligdommen van hun afgoden zullen worden vernield. 25 De mensen zullen zoeken naar een manier om gered te worden. Maar er is geen redding. 26 Ramp op ramp zal komen. Allerlei geruchten zullen de ronde doen. De mensen zullen tevergeefs naar de profeet gaan. De priesters zullen niet weten wat ze het volk moeten zeggen. De wijze mannen zullen het volk geen raad kunnen geven. 27 De koning zal treuren. De leiders zullen er verschrikkelijk aan toe zijn. Het volk zal verlamd zijn van angst. Ik zal hen straffen voor hun manier van leven. Ik zal hen veroordelen voor wat ze hebben gedaan. Dan zullen ze beseffen dat Ik de Heer ben."

Footnotes

  1. Ezechiël 5:1 Afgeschoren haar was een teken van verdriet. En als iemands baard was afgeschoren, was dat een schande voor hem. Deze twee dingen stonden samen symbool voor het verdriet en de schande van de Israëlieten wanneer ze gevangen meegenomen zouden worden naar een ander land.
  2. Ezechiël 5:2 Eigenlijk staat er: 'En Ik zal het zwaard achter hen trekken.' Vergelijk dit met Deuteronomium 28:65 en 66.
  3. Ezechiël 5:12 Eigenlijk staat er: 'En Ik zal het zwaard achter hen trekken.' Vergelijk dit met Deuteronomium 28:65 en 66.
  4. Ezechiël 6:10 Al toen God in de woestijn een verbond sloot met het volk Israël, had Hij gezegd wat er zou gebeuren als ze zich niet aan het verbond zouden houden. Lees Deuteronomium 28:45-68. En eeuwenlang had Hij hen door de profeten gewaarschuwd dat Hij dat inderdaad zou doen. Met zijn straf hield de Heer zich dus nog steeds aan zijn verbond.
  5. Ezechiël 7:12 Het gaat hier over het verkopen van (een deel van) de eigen grond die elke familie in Israël had. Eigen grond werd alleen uit nood verkocht, en de verkoper was er bedroefd over. Maar nu hoefde niemand blij of bedroefd te zijn over gekochte of verkochte grond, want alles zou verwoest worden.

De schrijver moedigt de gelovigen aan om vol te houden

12 Er is dus een grote groep van mensen die ons door hun voorbeeld aanmoedigen. Laten we daarom alles uit ons leven wegdoen wat onze omgang met God in de weg staat, en alles waarin we God ongehoorzaam zijn. Het is alsof we een hardloopwedstrijd lopen die voor ons is uitgezet. We moeten geduldig tot aan het einde doen wat God van ons vraagt. Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon. Denk dus alleen aan Hem. Hij heeft het verdragen dat de mensen niet naar Hem wilden luisteren en Hem zelfs hebben gedood. Als jullie daaraan denken, zullen jullie niet moe worden en niet opgeven.

God voedt ons op

Maar jullie hebben nog niet op leven en dood tegen het kwaad gestreden. Jullie zijn vergeten dat God jullie als zonen en dochters toespreekt en aanmoedigt. Hij heeft gezegd: "Mijn zoon, doe er iets mee als de Heer je opvoedt en je bestraft. Verlies er niet de moed door. Want Hij doet dat omdat Hij van je houdt en omdat je zijn kind bent geworden." God behandelt jullie dus als zijn kinderen. En elk kind wordt toch door zijn vader opgevoed en bestraft? Als je niet door Hem opgevoed en bestraft wordt, ben je kennelijk niet zíjn kind, maar het kind van iemand anders. Bovendien: we hebben óók gehoorzaamd aan de opvoeding van onze aardse vaders. En we hadden respect voor hen. Dan moeten we toch nog veel méér gehoorzamen aan de opvoeding van de Vader van onze geest? Want dan zullen we leven. 10 Want onze aardse vaders hebben ons een aantal jaren zo goed mogelijk opgevoed. Maar onze hemelse Vader weet wat wérkelijk goed voor ons is. Hij voedt ons op met de bedoeling dat we net zo volmaakt zullen worden als Hij. 11 Als Hij ons bestraft, is dat op het moment zelf niet fijn, maar pijnlijk. Maar uiteindelijk levert het iets goeds op. Want als we aan de opvoeding van onze Vader gehoorzaam zijn, zal Hij blij met ons zijn. 12 Wees dus flink en pak jezelf aan. 13 Leef zoals God het wil. Dan zal je geloof niet zwakker worden, maar juist sterker. Net zoals zwakke benen die goed gebruikt worden, sterker worden.

14 Doe je best om met iedereen in vrede te leven en om een zuiver leven te leiden. Anders zul je nooit dicht bij de Heer kunnen zijn.

15 Let er ook op dat niemand van jullie Gods liefdevolle goedheid misloopt doordat hij iemand iets niet vergeven wil. Want bitterheid is als een zaad waaruit een giftige plant opgroeit. Iedereen raakt erdoor vergiftigd en dat heeft grote gevolgen. Want door ruzie ontstaat er verdeeldheid in de gemeente.

Leer iets van de gebeurtenissen van vroeger

16 Zorg ervoor dat jullie niet ontrouw zijn aan God. Of onverschillig over alles wat Hij je heeft gegeven zoals Ezau.[a] Want Ezau gaf de rechten weg die hij als oudste zoon had, in ruil voor één enkele maaltijd. 17 Maar toen hij later toch van zijn vader de zegen wilde krijgen, kon dat niet meer, ook al huilde en smeekte hij er zelfs om.

18 De Israëlieten in de woestijn waren bij de berg Sinaï bij een groot vuur gekomen, met een donkere wolk en donder en bliksem.[b] Maar jullie niet. 19 Ook hebben jullie niet zoals zij een ramshoorn horen blazen en een stem gehoord. Maar het volk Israël in de woestijn hoorde een stem. Daar werden ze zó bang van, dat ze vroegen of Hij wilde ophouden met spreken. 20 Ze waren zo bang omdat God had gezegd: "Zelfs als een dier de berg aanraakt, moet het met stenen of met een pijl gedood worden." 21 En Mozes was zó onder de indruk van wat hij zag, dat hij zei: "Ik beef helemaal van angst."

22 Maar jullie zijn gekomen bij de berg Sion,[c] bij de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. En bij ontelbare engelen, 23 en bij de feestelijke en plechtige bijeenkomst van Gods oudste kinderen die in de hemel opgeschreven staan in het Boek van het Leven. Jullie zijn gekomen bij God, de Rechter van alle mensen. En bij de geesten van de mensen die hebben geleefd zoals God het wil en die in de hemel al volmaaktheid hebben gekregen. 24 Jullie zijn gekomen bij Jezus, door wie God een nieuw verbond heeft gesloten. En bij het bloed waarmee jullie zijn besprenkeld en dat een betere boodschap brengt dan het bloed van Abel.[d]

25 Let dan goed op dat jullie gehoorzamen aan Hem die spreekt. Vergeet niet dat het vroeger slecht afliep met de Israëlieten die ongehoorzaam waren aan God toen Hij op aarde sprak. Daarom is het zeker dat het ook met ons slecht zal aflopen, als we niet luisteren nu Hij door Jezus vanuit de hemel spreekt. 26 Toen God vanaf de berg sprak, schudde alleen de aarde van zijn stem. Maar nu heeft Hij gezegd: "Nog één keer zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel laten schudden." 27 Dit 'nog één keer' geeft aan dat alles wat kan schudden, dus alles wat is gemaakt, weggeveegd zal worden. En dat is de hele aarde. Zo zal alleen dat wat niet kan schudden, overblijven. 28 Het Koninkrijk dat we hebben gekregen, kan niet schudden. Het staat stevig en vast en zal dus blijven bestaan. Laten we daarom vast vertrouwen op Gods goedheid, en God dienen en aanbidden op een manier waar Hij blij mee is. Dat is dus: vol ontzag. 29 Want onze God is als een vuur dat alles verbrandt.

Footnotes

  1. Hebreeën 12:16 De schrijver bedoelt dat wij dus ook niet onverschillig moeten zijn over de rechten die we als kinderen van God hebben. We raken die rechten kwijt als we liever willen leven op de manier van de ongelovige mensen.
  2. Hebreeën 12:18 Lees Exodus 19.
  3. Hebreeën 12:22 Jeruzalem was gebouwd op de berg Sion. Maar hier heeft de schrijver het over het hemelse Jeruzalem.
  4. Hebreeën 12:24 Abels bloed riep om straf omdat Abel door zijn broer vermoord was (lees Genesis 4:1-11). Maar Jezus' bloed spreekt juist vrij van schuld en straf.